NTFR 2021/436 - Lyk rjocht foar elk. Ek foar in lyts folk

NTFR 2021/436 - Lyk rjocht foar elk. Ek foar in lyts folk

pdSH
prof. dr. S.J.C. HemelsProf.dr. S.J.C. Hemels is hoogleraar Belastingrecht Erasmus Universiteit Rotterdam, visiting professor in Tax Law Lund University School of Economics and Management en PSL Counsel bij Allen & Overy LLP, Amsterdam.
Bijgewerkt tot 4 februari 2021

Lyk rjocht foar elk. Ek foar in lyts folk1

Over het gebruik van Fries door maatschappelijke organisaties

Niet-Friezen en niet-inwoners van Friesland (ik behoor tot beide categorieën)2 willen het nog weleens vergeten, maar het Fries is een officiële rijkstaal die in de provincie Friesland (officieel: Fryslân) op gelijke voet staat met het Nederlands.3 Dit is niet zonder slag of stoot gebeurd. Toch lijkt de rijksoverheid hiermee, als het maatschappelijke organisaties betreft, nog steeds moeite te hebben.

In deze Opinie vraag ik daarom aandacht voor niet alleen het toestaan, maar ook het conform de nationale en internationale verplichtingen die Nederland is aangegaan, stimuleren van het gebruik van de Friese taal door Friese maatschappelijke organisaties op anbi-websites en in de balans en de staat van baten en lasten die niet-commerciële stichtingen op grond van het wetsvoorstel Wet transparantie maatschappelijke organisaties moeten gaan publiceren. Daartoe zal ik eerst de achtergrond van deze verplichting schetsen.

Kneppelfreed

In 1951 moest een Lemster veearts zich bij het kantongerecht in Heerenveen verantwoorden voor een verkeersovertreding. Hij deed dit in het Fries, maar de rechter wenste alleen rekening te houden met datgene wat in het Nederlands werd uitgesproken. Journalisten deden hiervan verslag. Een van hen, Fedde Schurer van de Heerenveense Koerier, schreef een zodanig provocerend hoofdartikel tegen de arrogantie van de rechterlijke macht die weigerde de taal van het volk te verstaan, dat hij zelf voor de rechter moest verschijnen wegens belediging van de rechterlijke macht. De politierechter veroordeelde hem op 16 november 1951 tot twee weken gevangenisstraf voorwaardelijk met drie jaar proeftijd. Dit terwijl de substituut-officier van justitie met f 150 boete had willen volstaan. Buiten de rechtszaal ontstond een oproer en de politie sloeg met knuppels in op aanhangers van de journalist. Deze dag ging daarom de Friese annalen in als Kneppelfreed (Knuppelvrijdag)4 en markeert de doorbraak in de strijd om gelijke rechten voor het Fries. Sommige landelijke politici vreesden de afscheiding van Friesland naar aanleiding van deze gebeurtenissen, en al enkele dagen later besloot de minister van Justitie dat het Fries in zeer beperkte mate in de rechtszaal gebruikt mocht gaan worden. Er werden twee commissies gevormd en in 1955 werd het mogelijk gemaakt dat Friese scholen Fries als vak gingen aanbieden en in de aanvangsklassen tweetalig werden. In 1956 werd het gebruik van het Fries in de rechtszaal wettelijk geregeld.

In 1995 werd formeel in art. 2:7 Awb bepaald dat eenieder de Friese taal kan gebruiken in het verkeer met bestuursorganen die in de provincie Friesland zijn gevestigd. Sinds 2014 staat dit in art. 3 Wet gebruik Friese taal. Voor onderdelen van de centrale overheid waarvan het werkterrein zich uitstrekt tot de provincie Friesland of een deel daarvan, kan vanaf 1995 de minister die het aangaat regels stellen over het gebruik van de Friese taal in schriftelijke stukken. Dit was in 1995 geregeld in art. 2:9 Awb, maar met ingang van 1 januari 2014 is dit opgenomen in art. 6, lid 1, Wet gebruik Friese taal. Friezen kunnen dus niet zonder meer in al hun verkeer met de overheid het Fries gebruiken.

In dit kader is echter van belang dat Nederland in 1996 het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden heeft geratificeerd. Dit Handvest is in 1998 in Nederland in werking getreden en beschermt het Fries als minderheidstaal in Nederland. In art. 13 Handvest verplichten partijen bij het Handvest (daaronder dus begrepen Nederland) zich er onder meer toe uit hun wetgeving alle bepalingen te verwijderen waardoor zonder gerechtvaardigde redenen het gebruik van een minderheidstaal wordt verboden of beperkt in documenten met betrekking tot het economische of sociale leven en zich te verzetten tegen praktijken gericht op ontmoediging van het gebruik van een dergelijke taal in verband met economische of sociale activiteiten.

Anbi-websites in het Fries

Diverse Friese algemeen nut beogende instellingen (anbi’s) communiceren met hun donateurs en andere belangstellenden in het Fries en hebben daarom een Friese website. In 2016 ontstond echter beroering toen bleek dat de Belastingdienst een Friese website niet accepteerde. De Stichting Fryske Oekumenyske Tsjerketsjinsten yn Súdwest-Fryslân (FOET) dreigde haar anbi-status te verliezen omdat de Belastingdienst eiste dat de stichting in het Nederlands aan de publicatieplicht voldeed.

Naar aanleiding van berichtgeving hierover stelden Tweede Kamerleden van de VVD op 21 december 2016 vragen aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Deze antwoordde op 28 augustus 2017 dat het onder de richtlijnen van de Belastingdienst voor Friese anbi’s niet mogelijk was om zich uitsluitend in het Fries te verantwoorden zonder dat zij daarbij hun anbi-status verloren.5 De minister gaf in zijn antwoord aan dat het Fries in de provincie Friesland, op grond van de erkenning onder het Europees Handvest, een gelijke status heeft als het Nederlands. Hij meldde dat in overleg met de staatssecretaris van Financiën was besloten om de richtlijnen op dit punt aan te passen. Volgens hem mochten Friese anbi’s zich voortaan ook in het Fries verantwoorden. Overigens lijkt hier vervolgens nog wat tijd overheen te zijn gegaan, want pas op 15 januari 2018 berichtte de Leeuwarder Courant dat FOET uitsluitsel had gekregen dat ze met haar Friese website de anbi-status kon behouden.6

De mogelijkheid voor iedere Friese anbi om haar website in het Fries op te stellen is vervolgens vastgelegd in de Bestuursafspraak Friese taal en cultuur 2019-2023, een op 18 december 2018 in de Staatscourant gepubliceerd tweetalig convenant dat periodiek wordt gesloten tussen de Staat en de provincie Fryslân.7 Het is de uitwerking van de door Nederland geratificeerde maatregelen in het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden. In de bestuursafspraak staat dat het Rijk en de provincie vanuit hun gezamenlijke verantwoordelijkheid en zorgplicht de visie delen dat het gebruik van de Friese taal in het economische en sociale domein in faciliterende zin door het Rijk en de provincie actief gestimuleerd wordt.8 Dit gaat dus eerder in de richting van het bevorderen dat Friese anbi’s in het Fries communiceren op hun website, dan van het tegengaan daarvan. Onder het kopje ‘Gebruik Friese Taal’ staat dan ook in deze bestuursafspraak: ‘In de provincie Fryslân gevestigde ANBI-instellingen mogen in de Friese taal aan de Belastingdienst verantwoording afleggen, zonder dat het van invloed is op hun ANBI-status. De in Fryslân gevestigde instellingen met ANBI-status zullen van dit recht schriftelijk door de provincie op de hoogte gesteld worden.’9

Ik vond het indertijd al opmerkelijk dat het de provincie en niet de Belastingdienst was die de instellingen op de hoogte bracht van dit recht. De provincie heeft immers geen enkele zeggenschap over bij de anbi-status behorende verplichtingen. Bovendien zou de Belastingdienst als onderdeel van de rijksoverheid, in overeenstemming met het Handvest en de uitwerking daarvan in de bestuursafspraak, actief moeten stimuleren dat Friese anbi’s in het Fries communiceren op hun website. Dat is echter niet het geval. Op de zeer uitgebreide en voor het overige ook zeer informatieve anbi-website van de Belastingdienst10 staat niet dat het Friese anbi’s is toegestaan in het Fries aan hun publicatieverplichtingen te voldoen. Gezien het doel van de publicatieplicht, het vergroten van transparantie en verantwoording in de filantropische sector in het publieksbelang, lijkt het echter juist voor de hand te liggen om te stimuleren dat anbi-websites van op Friesland en zijn inwoners gerichte anbi’s in het Fries zijn.

Opmerkelijk is dan ook dat ook op het anbi-aanvraagformulier niet is vermeld dat Friese anbi’s hun website ook in het Fries mogen opstellen. Dit terwijl er wel heel nadrukkelijk en servicegericht in de toelichting op vraag 1h van het formulier staat: ‘Let op! De gegevens die u op internet publiceert over de instelling mogen ook in het Engels, Duits of Frans zijn.’11 Naar mijn mening zou de Belastingdienst hier, gezien de verplichtingen uit het Handvest en de uitwerking daarvan in de bestuursafspraak, het Fries voor in Friesland gevestigde instellingen aan moeten toevoegen.

Wetsvoorstel transparantie maatschappelijke organisaties en Friese jaarstukken

Het is niet alleen de Belastingdienst die moeite lijkt te hebben met de opdracht om het gebruik van het Fries in het sociale en economische verkeer te stimuleren. In november 2020 stuurde de minister voor Rechtsbescherming het wetsvoorstel Wet transparantie maatschappelijke organisaties naar de Tweede Kamer.12 Op grond van art. 7 van dit wetsvoorstel wordt in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) een nieuw art. 299b ingevoegd op grond waarvan een stichting die niet bij of krachtens de wet verplicht is een financiële verantwoording op te stellen die gelijkwaardig is aan een jaarrekening, een balans en een staat van baten en lasten moet deponeren bij het Handelsregister. Deze balans en staat van baten en lasten moeten op grond van het voorgestelde wetsartikel luiden ‘in de Nederlandse taal of, als die niet zijn vervaardigd, in het Frans, Duits of Engels’. De memorie van toelichting (hierna: MvT) bij dit wetsvoorstel besteedt geen aandacht aan de taaleis.13

Deze taaleis komt overeen met de eis die art. 2:394, art. 2:403, lid 1, onderdeel d en art. 2:408, lid 1, onderdeel d, BW stelt aan de taal waarin onder meer nv’s, bv’s en stichtingen en verenigingen die een of meer ondernemingen in stand houden die ingevolge de wet in het Handelsregister moeten worden ingeschreven (art. 2:360 BW) hun jaarrekening openbaar moeten maken.

De aansluiting bij de in die artikelen genoemde talen is wellicht logisch gedacht vanuit het BW, maar moeilijk te begrijpen vanuit het Handvest en de bestuursafspraak. Het Handvest verplicht Nederland immers om uit de wetgeving alle bepalingen te verwijderen waardoor zonder gerechtvaardigde reden het gebruik van het Fries wordt verboden in documenten met betrekking tot het economische en sociale leven. Nu het nieuwe art. 2:299b BW het gebruik van het Fries niet toestaat, zou de wetgever in de MvT minimaal met een gedegen rechtvaardiging moeten komen waarom dit niet is toegestaan. Een eventuele rechtvaardiging voor de reeds in het BW opgenomen bepalingen is naar mijn mening geen ‘gerechtvaardigde reden’ voor de nieuwe bepaling, omdat hier juist kleinere Friese stichtingen zonder commerciële activiteiten verplicht worden om hun balans en staat van baten en lasten niet in het Fries op te stellen. Overigens roept de bepaling in art. 2:394 BW de vraag op hoe zich dit verhoudt tot afspraak 6.1(2) in de bestuursafspraak: ‘Bedrijven in de provincie Fryslân zullen gestimuleerd worden het Fries te gebruiken en het daarmee zichtbaarder te maken.’

In dit kader is bovendien van belang om te vermelden dat sinds 1 oktober 1999 art. 42 Wet op het notarisambt expliciet toestaat dat indien partijen zulks verlangen, een akte mag worden verleden ‘in een vreemde of de Friese taal, mits de notaris die taal voldoende verstaat, tenzij de wet anders bepaalt’. Omdat statuten van stichtingen en verenigingen op dat moment nog niet in het Fries mochten luiden, werd in het bijzonder voor Friese verenigingen en stichtingen met een Fries-cultureel doel bepleit om dit mogelijk te maken.14 Dit is vervolgens met ingang van 2002 mogelijk gemaakt.15 Art. 2:27, lid 2, BW en art. 2:286, lid 2, BW bepalen sindsdien dat als een vereniging of stichting haar zetel in de provincie Fryslân heeft, de akte in de Friese taal kan worden verleden. Het wetsvoorstel waarmee dit mogelijk werd gemaakt, moest volgens de minister van Justitie worden beschouwd als een voortzetting van bestendig beleid van diverse opeenvolgende kabinetten om de positie van de Friese taal in het rechtsverkeer te versterken. Het wetsvoorstel was in het bijzonder bedoeld voor verenigingen en stichtingen met een Fries-cultureel, charitatief of sociaal doel omdat gebleken was dat er juist bij dergelijke rechtspersonen behoefte aan bestond de verbondenheid met Fryslân tot uitdrukking te brengen in statuten in de Friese taal.16 Het lijkt mij dat dit argument ook geldt voor de taal waarin deze organisaties hun financiële verantwoording opstellen.

De taaleis voor de financiële verantwoording van maatschappelijke organisaties kan in voorkomende gevallen betekenen dat zij deze uit het Fries moeten vertalen, hetgeen een aanzienlijke administratieve last betekent waarvan niet direct duidelijk is dat deze wordt gerechtvaardigd door het doel van bestrijding van terrorismefinanciering en witwassen. Van het actief stimuleren van het gebruik van de Friese taal in het economische en sociale domein is al helemaal geen sprake. Bovendien zou het betekenen dat anbi’s die nu op grond van de bestuursafspraak in het Fries aan hun anbi-publicatieverplichtingen mogen voldoen, voor deze nieuwe verplichting opeens toch weer richting het Nederlands worden gedwongen.

Ik vermoed dat hier geen sprake is geweest van kwade wil, maar van onvoldoende bewustheid bij de wetgevingsjuristen en de minister voor Rechtsbescherming van de status van het Fries in Friesland en de verplichtingen die het Rijk zich in dit kader heeft opgelegd om het gebruik van het Fries niet te verbieden, maar juist te stimuleren. Het is echter nog niet te laat om ten halve te keren en het gebruik van het Fries door in Friesland gevestigde stichtingen alsnog en expliciet mogelijk te maken.

Conclusie

Het Fries heeft een bijzondere status in Nederland. Ambtenaren van buiten de provincie lijken zich hier niet altijd van bewust. Nu de rijksoverheid zich heeft verplicht om het gebruik van het Fries in het sociale en economische leven te stimuleren, zou de Belastingdienst actief bekendheid moeten geven aan het feit dat Friese anbi’s in het Fries aan hun publicatieverplichtingen mogen voldoen. Ook het wetsvoorstel Wet transparantie maatschappelijke organisaties zou expliciet moeten toestaan dat niet-commerciële Friese stichtingen hun balans en staat van baten en lasten in het Fries deponeren. Ook een klein volk heeft het recht om in zijn eigen taal (financieel) verantwoording af te leggen; dat zou zonder een nieuwe Kneppelfreed geregeld moeten kunnen worden.