Toerekening van de schuld ter betaling van de financieringskosten
Toerekening van de schuld ter betaling van de financieringskosten
Gegevens
- Kenmerk
- KG:051:2024:12
- Publicatiedatum
- 19 september 2024
- Bron
- Kennisgroepen Standpunten
- Status
- Geldig
Aanleiding
Volgens artikel 3.119a, tweede lid, aanhef en onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) wordt onder de schulden die zijn aangegaan in verband met de eigen woning mede verstaan de schulden die zijn aangegaan ter betaling van de kosten ter verkrijging van de schulden, bedoeld in de onderdelen a en b. Dit wordt ook wel het meefinancieren van de financieringskosten genoemd. Door de verwijzing in onderdeel c naar slechts de onderdelen a en b komt de vraag op of de schuld die betrekking heeft op onderdeel c zelve wel als eigenwoningschuld kan worden aangemerkt. Het voorbeeld in de wetsgeschiedenis (Kamerstukken II 2009/10, 32130, nr. 3, p. 43) en de daarna gegeven voorbeelden in het besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 26 augustus 2010 (Stcrt. 2010, 13576) bieden daarnaast onvoldoende duidelijkheid over de te hanteren evenredigheidsbreuk als een deel van de financieringskosten betrekking heeft op een box 3-schuld.
Vraag
Op welke wijze moet worden bepaald of de schuld die is aangegaan ter betaling van de kosten ter verkrijging van de schuld in de zin van artikel 3.119a, tweede lid, onderdeel c, Wet IB 2001 als eigenwoningschuld wordt aangemerkt?
Antwoord
De schuld die is aangegaan ter betaling van de kosten ter verkrijging van de schulden, bedoeld in de onderdelen a en b, moet niet daarnaast ook worden toegerekend aan onderdeel c, de schuld ter betaling van de financieringskosten, zelve. Als noemer van de evenredigheidsbreuk moet worden uitgegaan van de schuld zonder de schuld voor de betaling van de financieringskosten.
Beschouwing
Wettekst
Artikel 3.119a, tweede lid, aanhef en onderdeel c, Wet IB 2001 bepaalt dat onder schulden die zijn aangegaan in verband met de eigen woning (mede) worden verstaan de schulden die zijn aangegaan ter betaling van de kosten ter verkrijging van de schulden, bedoeld in de onderdelen a en b. In onderdeel a zijn dat de schulden voor de verwerving van de eigen woning en in onderdeel b zijn dat de schulden voor verbetering of onderhoud en de kosten voor de afkoop van de rechten van erfpacht, opstal of beklemming.