Schuldigerkenning bij onderhandse akte, opeisbaar bij opname verzorgingshuis
Schuldigerkenning bij onderhandse akte, opeisbaar bij opname verzorgingshuis
Gegevens
- Kenmerk
- KG:063:2023:30
- Publicatiedatum
- 8 augustus 2023
- Bron
- Kennisgroepen Standpunten
- Status
- Geldig
Aanleiding
A schenkt bij onderhandse akte een vordering op zichzelf aan kind B (schuldigerkenning uit vrijgevigheid). De hoofdsom is (uiterlijk) opeisbaar bij het overlijden van A, maar ook als A wordt opgenomen in een verzorgingshuis.
Vraag
Is sprake van een schenking ter zake des doods indien de begiftigde een bij een schuldigerkenning uit vrijgevigheid geschonken bedrag, zowel kan opeisen bij overlijden van schenker als bij opname van schenker in een verzorgingshuis?
Antwoord
Ja, er is sprake van een schenking ter zake des doods als deze de strekking heeft pas uitgevoerd te worden na het overlijden van de schenker (artikel 7:177 Burgerlijk Wetboek; hierna: BW). Deze strekking verandert niet door een vangnet-bepaling, zoals een aanvullende opeisbaarheidsgrond bij opname in een verzorgingshuis, in de onderhandse akte op te nemen.
Beschouwing
Wettelijk kader
Bij een zogenoemde schuldigerkenning uit vrijgevigheid (ook wel: ‘papieren schenking’) wordt tijdens leven een bedrag geschonken dat tegelijkertijd wordt schuldig gebleven. De schenking vindt plaats op het moment van sluiten van de overeenkomst. De vordering is vaak pas opeisbaar bij overlijden van de schenker. In de praktijk worden vaak daarnaast ook eerdere opeisbaarheidsgronden overeengekomen, zoals bij opname in een verzorgingshuis.
Als de bedoeling van de schenker -op moment van de schenking- is dat de schuldigerkenning pas wordt uitgevoerd bij zijn overlijden, dan vervalt de schuld bij het overlijden van de schenker als deze niet is vastgelegd in een notariële akte (zie artikel 7:177, eerste lid, BW). Zo’n schenking wordt een schenking ter zake des doods genoemd. Is niet aan het vormvereiste voldaan dan behoort er geen schuld als bedoeld in artikel 20, derde lid, Successiewet 1956 (hierna: SW 1956) tot de nalatenschap van de schenker. Dat de schenker aan de begiftigde rente heeft betaald over de schuld doet hier niet aan af.