Home

Partnerschapsfictie bij de inkomensafhankelijke combinatiekorting

Partnerschapsfictie bij de inkomensafhankelijke combinatiekorting

Gegevens

Kenmerk
KG:202:2024:16
Publicatiedatum
15 mei 2024
Bron
Kennisgroepen Standpunten
Status
Geldig

Aanleiding

A is alleenstaand zonder kinderen en staat ingeschreven op een woonadres in de Basisregistratie Personen (hierna: BRP). B komt tijdelijk samen met kind C bij A wonen. Zij wonen in een kalenderjaar gedurende ten minste zes maanden samen, maar B en C schrijven zich niet in op hetzelfde woonadres als A in de BRP. B en C staan in het geheel niet ingeschreven op een woonadres in de BRP. A heeft een lager arbeidsinkomen dan B. A en B zijn vrienden van elkaar, maar hebben verder geen relatie (gehad). Het kind heeft bij aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van 12 jaar niet bereikt en zowel A als B hebben voldoende arbeidsinkomen.

In het Besluit heffingskortingen is in onderdeel 4.5 goedkeurend beleid opgenomen voor de situatie waarin de belastingplichtige en een kind niet ten minste zes maanden op hetzelfde woonadres staan ingeschreven in de BRP, maar zij wel gedurende ten minste zes maanden in het kalenderjaar een gezamenlijke huishouding voeren. Voor deze goedkeuring geldt dat met een partner wordt gelijkgesteld degene die ten minste zes maanden op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige verblijft en uitsluitend door het ontbreken van een inschrijving op hetzelfde woonadres in de BRP niet als partner in de zin van artikel 1.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) wordt aangemerkt (hierna aangeduid als: partnerschapsfictie).

NB: deze partnerschapsfictie wordt met ingang van 1 januari 2025 gecodificeerd in artikel 8.14a, vijfde lid, onderdeel b, Wet IB 2001. Dit standpunt geldt ook met betrekking tot deze toekomstige wetgeving.

Vragen

  1. Is de partnerschapsfictie voor de inkomensafhankelijke combinatiekorting van toepassing wanneer een kind en de belastingplichtige (ouder van het kind) niet staan ingeschreven op een woonadres in de BRP?

  2. Wie heeft in bovenstaande situatie recht op de inkomensafhankelijke combinatiekorting?

Antwoorden

  1. Ja, de partnerschapsfictie moet zo worden uitgelegd dat met een partner wordt gelijkgesteld degene die ten minste zes maanden op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige verblijft en uitsluitend door het ontbreken van een inschrijving op hetzelfde woonadres van hemzelf en/of zijn kind in de BRP niet als partner in de zin van artikel 1.2 Wet IB 2001 wordt aangemerkt.

  2. A heeft in bovengenoemde situatie recht op de inkomensafhankelijke combinatiekorting.

Beschouwing

Inschrijving op een woonadres

Op grond van artikel 8.14a, eerste lid, onderdeel b, Wet IB 2001 is een vereiste voor de toekenning van de inkomensafhankelijke combinatiekorting dat een kind in het kalenderjaar gedurende ten minste zes maanden staat ingeschreven op hetzelfde woonadres in de BRP als de belastingplichtige. Op basis van deze voorwaarde hebben zowel A als B geen recht op de inkomensafhankelijke combinatiekorting, aangezien het kind C (evenals B) niet staat ingeschreven in de BRP.

Goedkeurend beleid

Partnerschapsfictie

Overige voorwaarden

Ten overvloede