Home

Postuum loon lijfrentetermijnen

Postuum loon lijfrentetermijnen

Gegevens

Kenmerk
KG:204:2025:4
Publicatiedatum
21 maart 2025
Bron
Kennisgroepen Standpunten
Status
Geldig

Aanleiding

Een bank keert lijfrentetermijnen uit aan een rekeninghouder. De rekeninghouder overlijdt vóór de uitkering van de laatste lijfrentetermijn. Het recht op de nog niet uitgekeerde lijfrentetermijnen gaat ingevolge artikel 3.126a, zesde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) over op diens erfgenamen of legatarissen. Zolang de bank geen melding van overlijden ontvangt, is de bank echter niet op de hoogte van het overlijden van de rekeninghouder. De uitkeringen lopen in dat geval door op de bankrekening van de overledene onder inhouding van loonbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: loonheffing) en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw). In voorkomende gevallen kan dit jaren duren.

Vraag

Mag de bank de lijfrentetermijnen vanaf het moment van overlijden tot de overlijdensmelding als loon uit vroegere dienstbetrekking van de overledene blijven behandelen?

Antwoord

Ja. De bank kan gedurende deze periode de goedkeuring uit het besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 21 juni 2022, paragraaf 2.1 (Stcrt. 2022, 18970) toepassen.

Beschouwing

Heffing loonbelasting lijfrentetermijnen

Artikel 34 van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB 1964) geeft de bevoegdheid om ‘ter vergemakkelijking van de heffing van de inkomstenbelasting’ bij algemene maatregel van bestuur nadere regels te stellen om loonbelasting te heffen van natuurlijke personen die bepaalde lijfrentetermijnen en periodieke uitkeringen genieten. Aan deze delegatiebevoegdheid is uitvoering gegeven in artikel 11 van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (hierna: UBLB 1965). Op grond van artikel 11, eerste lid, onderdeel a, UBLB 1965 zijn onder meer lijfrentetermijnen die tot het belastbare inkomen uit werk en woning in de zin van de Wet IB 2001 behoren (box 1), onder de heffing van de loonbelasting gebracht. Artikel 11 UBLB 1965 geldt ook voor het geval artikel 3.126a, zesde lid, Wet IB 2001 van toepassing is. Artikel 11, tweede lid, UBLB 1965 bepaalt dat deze inkomsten worden aangemerkt als loon uit vroegere arbeid (de wetgever gebruikt de termen (tegenwoordige c.q. vroegere) ‘arbeid’ en ‘dienstbetrekking’ door elkaar; de begrippen hebben dezelfde betekenis).

Loonheffingen over lijfrentetermijnen genoten door de rekeninghouder bij leven

Loonheffingen over lijfrentetermijnen genoten door de erfgenamen

Goedkeuring voor de loonheffingen voor de periode vanaf datum overlijden rekeninghouder tot overlijdensmelding