Home

Reikwijdte van artikel 8.13, vierde lid, onderdeel b, Wmb 2024 (Kwalificerende binnenlandse bijheffing veiligehavenregel)

Reikwijdte van artikel 8.13, vierde lid, onderdeel b, Wmb 2024 (Kwalificerende binnenlandse bijheffing veiligehavenregel)

Gegevens

Kenmerk
KG:911:2025:1
Publicatiedatum
17 januari 2025
Bron
Kennisgroepen Standpunten
Status
Geldig

Aanleiding

Een in Nederland gevestigde groepsentiteit voldoet aan de voorwaarden van artikel 8.13, derde lid, van de Wet minimumbelasting 2024 (hierna: Wmb 2024) en berekent haar binnenlandse bijheffing op basis van de lokale financiële verslaggeving. Het voornemen bestaat om de in Nederland gevestigde groepsentiteit gedurende het verslagjaar juridisch te fuseren of te liquideren, waardoor zij in de loop van het verslagjaar ophoudt te bestaan en haar verslagjaar in dat betreffende jaar incidenteel zal afwijken van het verslagjaar van de geconsolideerde jaarrekening van haar uiteindelijkemoederentiteit. Op basis van artikel 8.13, vierde lid, aanhef en onderdeel b, Wmb 2024 moet de kwalificerende binnenlandse bijheffing alsnog berekend worden op basis van de financiële verslaggevingsstandaard van de geconsolideerde jaarrekening van de uiteindelijkemoederentiteit (of een andere geaccepteerde of geautoriseerde verslaggevingsstandaard overeenkomstig artikel 6.1, tweede lid, Wmb 2024), indien het verslagjaar van de lokale financiële verslaggeving afwijkt van het verslagjaar van de geconsolideerde jaarrekening van de groep.

Vraag

De vraag komt op of de in Nederland gevestigde groepsentiteit in het jaar van de juridische fusie of liquidatie kan voldoen aan de voorwaarden van de kwalificerende binnenlandse bijheffing veiligehavenregel uit artikel 8.13 Wmb 2024. Specifiek is de vraag of de in Nederland gevestigde groepsentiteit de binnenlandse bijheffing dient te blijven berekenen op basis van de lokale financiële verslaggevingsregels wanneer - als gevolg van de voltooiing van een juridische fusie of de liquidatie gedurende dit verslagjaar - haar verslagjaar incidenteel afwijkt van het verslagjaar dat in geconsolideerde jaarrekening van de multinationale groep is toegepast. Deze vraag zou ook kunnen opkomen wanneer ten gevolge van oprichting van een in Nederland gevestigde groepsentiteit een incidenteel afwijkend eerste verslagjaar ontstaat ten opzichte van het verslagjaar van de geconsolideerde jaarrekening van de uiteindelijkemoederentiteit.

Antwoord

Ja. Als het verslagjaar van een Nederlandse groepsentiteit - als gevolg van bijvoorbeeld oprichting, fusie of liquidatie - incidenteel afwijkt van het verslagjaar in de geconsolideerde jaarrekening van de groep, dan blijft voor de berekening van de kwalificerende binnenlandse bijheffing in dat verslagjaar gebruik gemaakt worden van de lokale financiële verslaggevingsregels. Er is in dat geval geen sprake van een afwijkend verslagjaar als bedoeld in dat artikel 8.13, vierde lid, onderdeel b, Wmb 2024.

Beschouwing

Wettelijk kader

In artikel 8.13 Wmb 2024 is de kwalificerende binnenlandse bijheffing veiligehavenregel opgenomen. In wezen bewerkstelligt deze veiligehavenregel dat de bijheffing voor de toepassing van de inkomen-inclusiemaatregel en de  onderbelastewinstmaatregel onder voorwaarden op nihil wordt gesteld. De multinationale groep hoeft dan geen berekening voor deze bijheffingsmaatregelen te maken.   

In artikel 8.13, vierde lid, Wmb 2024 is geregeld onder welke omstandigheden de kwalificerende binnenlandse bijheffing niet wordt berekend op basis van de lokale financiële verslaggevingsstandaard ook al wordt dat in een land voorgeschreven (op grond van artikel 8.13, derde lid, Wmb 2024). Dat is het geval als:

  • niet alle in de staat gevestigde groepsentiteiten voldoen aan de voorwaarden van artikel 8.13, derde lid, Wmb 2024 (onderdeel a); of

  • het verslagjaar van de financiële verslaggeving die is opgesteld op basis van de lokale financiële verslaggevingsstandaard afwijkt van het verslagjaar van de geconsolideerde jaarrekening van de multinationale groep (onderdeel b).

Parlementaire geschiedenis

OESO-commentaar en administratieve richtsnoeren

Conclusie