Home

Wet op de loonbelasting 1964

Geldig van 1 januari 2010 tot 1 augustus 2010
Geldig van 1 januari 2010 tot 1 augustus 2010

Wet op de loonbelasting 1964

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-01-2010 tot 01-08-2010]

Aanhef

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het Besluit op de Loonbelasting 1940 door een meer overzichtelijke en op verschillende punten herziene wettelijke regeling te vervangen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Belastingplicht

Artikel 1

Onder de naam 'loonbelasting' wordt van werknemers of hun inhoudingsplichtige, van artiesten, van beroepssporters, van buitenlandse gezelschappen en van bij of krachtens deze wet aan te wijzen andere personen een directe belasting geheven.

Artikel 2

1.

Werknemer is de natuurlijke persoon die tot een inhoudingsplichtige in privaatrechtelijke of in publiekrechtelijke dienstbetrekking staat of van een inhoudingsplichtige loon geniet uit een vroegere privaatrechtelijke of publiekrechtelijke dienstbetrekking van hemzelf of van een ander, dan wel uit een bestaande privaatrechtelijke of publiekrechtelijke dienstbetrekking van een ander.

2.

Degene die van een Nederlandse publiekrechtelijke rechtspersoon loon geniet uit een dienstbetrekking tot een niet-inhoudingsplichtige dan wel loon in de vorm van premies voor werkaanvaarding ten behoeve van uitkeringsgerechtigden, wordt geacht tot die rechtspersoon in dienstbetrekking te staan.

3.

Tenzij werkzaamheden zijn of worden verricht in een functie van bestuurder of commissaris van een in Nederland gevestigd lichaam, dan wel in dienstbetrekking bij de Staat der Nederlanden of in het kader van een uitzending op grond van een verdrag waarbij de Staat der Nederlanden partij is, is het eerste lid niet van toepassing op personen die niet in Nederland wonen, met betrekking tot een geheel buiten Nederland vervulde dienstbetrekking. Voor werkzaamheden die zijn of worden verricht aan boord van schepen of luchtvaartuigen in het internationale verkeer van een onderneming waarvan de leiding in Nederland is gevestigd, is de eerste volzin slechts van toepassing indien wordt voldaan aan de in het vierde lid gestelde voorwaarden.

4.

Het eerste lid is eveneens niet van toepassing op personen die niet in Nederland wonen, met betrekking tot een nagenoeg geheel buiten Nederland vervulde dienstbetrekking, anders dan de dienstbetrekkingen die in het derde lid, eerste volzin, zijn genoemd, indien:

  1. het loon is onderworpen aan een belasting naar het inkomen die door of vanwege de Nederlandse Antillen, Aruba of een andere mogendheid wordt geheven, en

  2. het loon niet op grond van een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting of op grond van enige andere regel van interregionaal of internationaal recht in feite slechts in Nederland aan een belasting naar het inkomen is onderworpen.

5.

Het eerste lid is eveneens niet van toepassing op personen die niet in Nederland wonen, met betrekking tot een gedeeltelijk, maar niet nagenoeg geheel buiten Nederland vervulde dienstbetrekking, anders dan de dienstbetrekkingen die in het derde lid, eerste volzin, zijn genoemd, voorzover het loon uit die dienstbetrekking met inachtneming van verdragen waarbij de Staat der Nederlanden partij is, feitelijk is onderworpen aan een belasting naar het inkomen die door of vanwege de Nederlandse Antillen, Aruba of een andere mogendheid wordt geheven.

6.

Het eerste lid is eveneens niet van toepassing op personen die als vrijwilliger uitsluitend vergoedingen of verstrekkingen ontvangen met een gezamenlijke waarde van ten hoogste € 150 per maand en € 1 500 per kalenderjaar. Hierbij wordt onder vrijwilliger verstaan degene die niet bij wijze van beroep arbeid verricht voor een privaatrechtelijk of publiekrechtelijk lichaam dat niet is onderworpen aan de vennootschapsbelasting dan wel voor een sportorganisatie. Het desbetreffende lichaam is gehouden volgens ministeriële regeling te stellen regels opgave te doen van gegevens waarvan de kennisneming voor de uitvoering van de Wet werk en bijstand of de Wet investeren in jongeren, van belang is.

7.

Krachtens wettelijk vruchtgenot aan een kind ontleend loon wordt geacht door het kind te zijn genoten.

8.

Loon in de vorm van periodieke uitkeringen welke van publiekrechtelijke aard zijn, kan in het kalenderjaar waarin de verstrekking van die uitkeringen aanvangt dan wel eindigt volgens bij ministeriële regeling te stellen regels worden geacht niet te zijn genoten door de werknemer doch door zijn partner in de zin van artikel 1.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 5a

Artikel 5b

Artikel 6

Artikel 6a

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 8a

Hoofdstuk II. Voorwerp van de belasting

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 10a

Artikel 11

Artikel 11a

Artikel 11b

Artikel 11c

Artikel 11d

Artikel 12

Artikel 12a

Artikel 13

Artikel 13bis

Artikel 13a

Artikel 14 [Vervallen per 01-01-2007]

Hoofdstuk IIA. Vrije vergoedingen en verstrekkingen

Artikel 15

Artikel 15a

Artikel 15b

Artikel 15c

Artikel 15d

Artikel 16 [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 16a

Artikel 16b [Vervallen per 01-01-2004]

Artikel 16c [Vervallen per 01-01-2007]

Artikel 17

Artikel 17a

Hoofdstuk IIB. Pensioenregelingen

Artikel 18

Artikel 18a

Artikel 18b

Artikel 18c

Artikel 18d

Artikel 18e

Artikel 18f

Artikel 18g

Artikel 18h

Artikel 18i [Vervallen per 01-01-2005]

Artikel 19

Artikel 19a

Artikel 19b

Artikel 19c

Artikel 19d

Artikel 19e [Vervallen per 01-01-2007]

Artikel 19f

Hoofdstuk IIC. Levensloopregeling

Artikel 19g

Hoofdstuk III. Tarief

Artikel 20

Artikel 20a

Artikel 20b

Artikel 21

Artikel 21a

Artikel 21b

Artikel 21c

Artikel 22

Artikel 22a

Artikel 22aa

Artikel 22b

Artikel 22c

Artikel 22ca

Artikel 22d

Artikel 23

Artikel 24

Artikel 25

Artikel 26

Artikel 26a [Vervallen per 01-01-2001]

Artikel 26b

Artikel 26c [Vervallen per 01-01-2001]

Hoofdstuk IV. Wijze van heffing

Artikel 27

Artikel 27bis

Artikel 27a

Artikel 27b

Artikel 27c

Artikel 27d

Artikel 27da

Artikel 27e

Artikel 28

Artikel 28bis

Artikel 28a

Artikel 28b

Artikel 28c

Artikel 29

Artikel 30

Artikel 30a

Hoofdstuk V. Heffing van de inhoudingsplichtige

Afdeling 1. Eindheffing

Artikel 31

Artikel 31a [Vervallen per 01-01-2003]

Artikel 32

Artikel 32a

Artikel 32ab

Artikel 32b

Afdeling 2. Pseudo-eindheffing

Artikel 32ba

Artikel 32bb

Artikel 32bc

Hoofdstuk VA. Belastingheffing bij verrekening van sociale uitkeringen

Artikel 32c

Hoofdstuk VB. Belastingheffing bij uit hoofde van een dienstbetrekking af te staan loon

Artikel 32d

Hoofdstuk VI. Aanvullende regelingen

Artikel 33

Artikel 34

Artikel 34a [Vervallen per 01-01-1997]

Hoofdstuk VIA

Artikel 34b [Vervallen per 01-01-1996]

Artikel 34c [Vervallen per 01-01-1996]

Artikel 34d [Vervallen per 01-01-1996]

Hoofdstuk VII. Belastingheffing van artiesten en beroepssporters

Artikel 35

Artikel 35a

Artikel 35b

Artikel 35c [Vervallen per 01-01-2007]

Artikel 35d

Artikel 35e

Artikel 35f

Hoofdstuk VIIA. Belastingheffing van buitenlandse gezelschappen

Artikel 35g

Artikel 35h

Artikel 35i

Artikel 35j [Vervallen per 01-01-2007]

Artikel 35k

Artikel 35l

Artikel 35m

Artikel 35n

Hoofdstuk VIII. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 36

Artikel 36a

Artikel 36b

Artikel 36c

Artikel 37

Artikel 38 [Vervallen per 01-01-2010]

Artikel 38a [Vervallen per 01-01-2005]

Artikel 38b

Artikel 38c

Artikel 38d

Artikel 38e

Artikel 38f

Artikel 38g

Artikel 38h

Artikel 38i

Artikel 38j

Artikel 38k

Artikel 39

Artikel 39a

Artikel 39b

Artikel 39c [Nog niet in werking]

Artikel 40