Met betrekking tot een beschikking tot aansprakelijkstelling waaromtrent reeds is overgegaan tot dagvaarding voor de burgerlijke rechter overeenkomstig artikel 49, vierde lid, van de Invorderingswet 1990 zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van deze wet, blijft het recht gelden zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaande aan die datum.
Wijzigingswet Invorderingswet 1990 (Herziening procesrecht inzake aansprakelijkstelling)
Wijzigingswet Invorderingswet 1990 (Herziening procesrecht inzake aansprakelijkstelling)
Opschrift
Aanhef
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de dubbele rechtsgang in de Invorderingswet 1990 met betrekking tot aansprakelijkstelling te vervangen door een enkelvoudige rechtsgang ten overstaan van de belastingrechter, alsmede de reikwijdte van de rechtsgang uit te breiden;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel I
Artikel II
Met betrekking tot een beschikking tot aansprakelijkstelling die is genomen vóór de datum van inwerkingtreding van deze wet waarop het eerste lid niet van toepassing is, wordt een tijdige betwisting overeenkomstig artikel 49, derde lid, van de Invorderingswet 1990 zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van deze wet, en welke niet heeft geleid tot intrekking van de beschikking, aangemerkt als een tijdig tegen die beschikking gemaakt bezwaar als bedoeld in artikel 49, derde lid, van de Invorderingswet 1990 zoals dat luidt na de datum van inwerkingtreding van deze wet. Indien in verband met die beschikking eveneens tijdig bezwaar is gemaakt op de voet van artikel 50, eerste of tweede lid, van de Invorderingswet 1990 zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van deze wet, wordt dat bezwaar geacht deel uit te maken van het in de eerste volzin bedoelde bezwaar.
Indien de in het tweede lid bedoelde betwisting niet, of niet tijdig, heeft plaatsgevonden, doch wel tijdig bezwaar op de voet van artikel 50, eerste of tweede lid, van de Invorderingswet 1990 zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van deze wet, is gemaakt, wordt, tenzij op dat bezwaar reeds uitspraak is gedaan en die uitspraak onherroepelijk is geworden of tegen die uitspraak reeds beroep is ingesteld, dat bezwaar geacht een bezwaar te zijn als bedoeld in het tweede lid, eerste volzin.