Op de balans worden onder het eigen vermogen afzonderlijk opgenomen fiscale herinvesteringsreserves als bedoeld in artikel 3.54 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001.
Besluit fiscale waarderingsgrondslagen
Besluit fiscale waarderingsgrondslagen
Opschrift
Aanhef
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 28 juli 2008, Directie Wetgeving, nr. 5555616/08/6;
Gelet op artikel 396 lid 6 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
De Raad van State gehoord (advies van 13 augustus 2008, nr. W03.08.0355/II);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 22 augustus 2008, nr. 5560791/08/6;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
In het boekjaar waarin de rechtspersoon voor het eerst de fiscale waarderingsgrondslagen toepast in de jaarrekening, behandelt de rechtspersoon een uit de overgang naar deze grondslagen volgend vermogensverschil als een rechtstreekse wijziging van het eigen vermogen per begin van het boekjaar. Het bedrag van het voorafgaande boekjaar, genoemd in artikel 363 lid 5 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, kan zonder herziening van dat bedrag worden vermeld.
Artikel 2
Op de winst- en verliesrekening worden opgenomen:
kosten die fiscaal niet of slechts voor een een deel in aftrek komen;
afzonderlijk, de vennootschapsbelasting en andere belastingen naar de winst die fiscaal niet in aftrek komen, gebaseerd op een berekening van het vermoedelijk over het boekjaar verschuldigde bedrag aan belastingen naar de winst. Deze post volgt op de post winst voor belastingen.
Artikel 3
In de toelichting wordt vermeld voor welke posten het gebruik van fiscale waarderingsgrondslagen leidt tot een afwijking van de waardering volgens afdeling 6, titel 9, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, die van belang is voor het inzicht in het vermogen. Deze toelichting maakt deel uit van de jaarrekening die ingevolge artikel 394 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt gepubliceerd.
Dit artikel is niet van toepassing op een rechtspersoon als bedoeld in artikel 395a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.