Dit besluit geeft uitvoering aan de artikelen 8, vierde en vijfde lid, en 10h, elfde lid, van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen.
Uitvoeringsbesluit internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen
Uitvoeringsbesluit internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen
Opschrift
Aanhef
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 1 november 2011, nr. DB 2011/370M;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 12 december 2011, nr. W06.11.0485/III);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 15 december 2011, nr. DB2011/458;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
Dit besluit verstaat onder:
wet: de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen;
FATCA-verdrag: het op 18 december 2013 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika tot verbetering van de internationale naleving van de belastingplicht en tenuitvoerlegging van de FATCA (Trb. 2014, 22).
Artikel 2
Als administratieplichtigen als bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de wet worden voor de verstrekking van de gegevens en inlichtingen, bedoeld in het tweede lid, aangewezen: banken, beheerders, beleggingsinstellingen, beleggingsondernemingen, betaaldienstverleners, elektronischgeldinstellingen, financiële instellingen, levensverzekeraars en schadeverzekeraars in de zin van de Wet op het financieel toezicht.
Als gegevens en inlichtingen als bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de wet worden aangewezen de gegevens en inlichtingen, bedoeld in artikel 22, tweede en derde lid, van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001. Artikel 22, vierde lid, van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 is hierbij van overeenkomstige toepassing.
De administratieplichtigen, bedoeld in het eerste lid, zijn gehouden bij de gegevens en inlichtingen, bedoeld in het tweede lid, de naam, het adres en, indien dat bekend is, het door de fiscale woonstaat toegekende fiscaal identificatienummer van degene op wie de gegevens en inlichtingen betrekking hebben, te verstrekken. Indien het fiscaal identificatienummer niet bekend is, worden de naam en het adres van degene op wie de gegevens en inlichtingen betrekking hebben, aangevuld met de vermelding van diens geboorteplaats en geboortedatum, zoals vermeld in het paspoort of op een officiële identiteitskaart.
Een administratieplichtige kan de verstrekking van gegevens en inlichtingen achterwege laten indien:
naar het oordeel van Onze Minister het belang van ontvangst van de gegevens en inlichtingen niet opweegt tegen de inspanning tot verstrekking daarvan door de administratieplichtige;
naar het oordeel van Onze Minister de administratieplichtige tijdelijk niet in staat is de gegevens en inlichtingen te verstrekken of niet in de gelegenheid is tijdig de gegevens en inlichtingen te verstrekken en de administratieplichtige met Onze Minister een tijdstip is overeengekomen waarop hij geacht wordt daartoe wel weer in staat onderscheidenlijk in de gelegenheid te zijn;
de gegevens of inlichtingen door Onze Minister zijn aangewezen als van verstrekking vrijgestelde gegevens en inlichtingen en aan de voor die vrijstelling verbonden voorwaarden is voldaan; of
zulks overigens naar het oordeel van Onze Minister niet nodig is.
Artikel 2a
Als administratieplichtigen als bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de wet worden voor de verstrekking van de gegevens en inlichtingen, bedoeld in het tweede lid, aangewezen: Nederlandse financiële instellingen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel l, van het FATCA-verdrag, met uitzondering van de niet-rapporterende Nederlandse financiële instellingen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel q, van het FATCA-verdrag.
Als gegevens en inlichtingen als bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de wet worden aangewezen: de gegevens en inlichtingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, onder (1) tot en met (7), van het FATCA-verdrag, ter zake van Amerikaanse te rapporteren rekeningen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel cc, van het FATCA-verdrag, te bepalen met inachtneming van artikel 3, eerste en tweede lid, van het FATCA-verdrag en de bepalingen in de bijlagen I en II van het FATCA-verdrag.
Voor de toepassing van het eerste en tweede lid is het een financiële instelling, met inachtneming van artikel 4, zevende lid, van het FATCA-verdrag, toegestaan om in plaats van gebruik te maken van de begripsomschrijvingen in artikel 1 van het FATCA-verdrag en in de bijlagen van het FATCA-verdrag, gebruik te maken van dienovereenkomstige begripsomschrijvingen in de voorschriften van het Amerikaanse Ministerie van Financiën, bedoeld in artikel 4, zevende lid, van het FATCA-verdrag.
Een administratieplichtige volgt de procedures die zijn opgenomen in bijlage I van het FATCA-verdrag teneinde Amerikaanse te rapporteren rekeningen te identificeren. Een administratieplichtige mag zich, met inachtneming van bijlage I, sectie VI, onderdeel F, van het FATCA-verdrag, bij de toepassing van de eerste volzin baseren op door derden uitgevoerde procedures voor zover voorzien in de daarop betrekking hebbende voorschriften van het Amerikaanse Ministerie van Financiën, bedoeld in bijlage I, sectie VI, onderdeel F, van het FATCA-verdrag.
In afwijking van het vierde lid, eerste volzin, is het een administratieplichtige, met inachtneming van bijlage I, sectie I, onderdeel C, van het FATCA-verdrag, toegestaan om voor het identificeren van Amerikaanse te rapporteren rekeningen de procedures toe te passen die zijn opgenomen in de daarop betrekking hebbende voorschriften van het Amerikaanse Ministerie van Financiën, bedoeld in bijlage I, sectie I, onderdeel C, van het FATCA-verdrag. Van de mogelijkheid, bedoeld in de eerste volzin, kan gebruik worden gemaakt per sectie van bijlage I afzonderlijk, hetzij voor alle relevante financiële rekeningen, hetzij voor elke duidelijk omschreven groep van dergelijke rekeningen afzonderlijk. Het vierde lid, tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing.
Een administratieplichtige mag gebruikmaken van de keuzemogelijkheden, bedoeld in bijlage I, sectie II, onderdeel A, sectie III, onderdeel A, sectie IV, onderdeel A, en sectie V, onderdeel A, van het FATCA-verdrag. Een administratieplichtige die gebruikmaakt van een keuzemogelijkheid als bedoeld in de eerste volzin, is, afhankelijk van de gemaakte keuze, ter zake van Amerikaanse te rapporteren rekeningen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel cc, van het FATCA-verdrag, verplicht om met inachtneming van de bepalingen van het FATCA-verdrag, gegevens en inlichtingen te verstrekken over:
de rekeningen, bedoeld in bijlage I, sectie II, onderdeel A, onder 1 tot en met 4, van het FATCA-verdrag, hetzij voor al deze rekeningen, hetzij voor elke duidelijk omschreven groep van dergelijke rekeningen afzonderlijk;
de rekeningen, bedoeld in bijlage I, sectie III, onderdeel A, onder 1 en 2, van het FATCA-verdrag, hetzij voor al deze rekeningen, hetzij voor elke duidelijk omschreven groep van dergelijke rekeningen afzonderlijk;
de rekeningen, bedoeld in bijlage I, sectie IV, onderdeel A, van het FATCA-verdrag, hetzij voor al deze rekeningen, hetzij voor elke duidelijk omschreven groep van dergelijke rekeningen afzonderlijk;
de rekeningen, bedoeld in bijlage I, sectie V, onderdeel A, van het FATCA-verdrag, hetzij voor al deze rekeningen, hetzij voor elke duidelijk omschreven groep van dergelijke rekeningen afzonderlijk.
Ingeval ingevolge artikel 7 van het FATCA-verdrag gunstigere bepalingen van toepassing zijn dan ingevolge artikel 4 van het FATCA-verdrag en bijlage I van het FATCA-verdrag, mag een administratieplichtige deze gunstigere bepalingen toepassen. Onze Minister maakt de gunstigere bepalingen, bedoeld in de eerste volzin, op een daartoe geschikte wijze publiek bekend.