Wet bankenbelasting
Wet bankenbelasting
Opschrift
Aanhef
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in aanvulling op andere maatregelen ter versterking van de financiële stabiliteit in Nederland te voorzien in een bankenbelasting;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
§ 1. Algemene bepalingen
Artikel 1
Onder de naam bankenbelasting wordt een belasting geheven van de in paragraaf 2 vermelde belastingplichtigen.
Artikel 2
Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
balans: balans die is opgemaakt als onderdeel van de enkelvoudige jaarrekening, bedoeld in titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, of van een naar aard en strekking vergelijkbare enkelvoudige jaarrekening volgens het recht van een andere staat;
bank: bank als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;
bijkantoor: bijkantoor als bedoeld in onderdeel a van de definitie van bijkantoor in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;
deposito: deposito als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht of een naar aard en strekking vergelijkbaar deposito volgens het recht van een andere staat;
depositogarantiestelsel: stelsel als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;
geconsolideerde balans: balans die is opgemaakt als onderdeel van de geconsolideerde jaarrekening, bedoeld in titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek of in artikel 4 van de IAS-verordening, dan wel van een naar aard en strekking vergelijkbare geconsolideerde jaarrekening volgens het recht van een andere staat;
IAS-verordening: Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (PbEG 2002, L 243);
lidstaat: lidstaat als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;
Nederlandsche Bank: De Nederlandsche Bank N.V.;
toetsingsvermogen: vermogen dat wordt berekend overeenkomstig de bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels, bedoeld in artikel 3:57, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht, of naar aard en strekking vergelijkbare regels volgens het recht van een andere staat;
variabele beloning: beloningsbestanddeel waarvan de toekenning afhankelijk is gesteld van het bereiken van bepaalde doelen of van het zich voordoen van bepaalde omstandigheden;
vaste beloning: beloningsbestanddeel dat niet kan worden aangemerkt als variabele beloning;
verzekeraar: verzekeraar als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;
zetel: zetel als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.