Vennootschapsbelasting; art. 14c; geruisloze terugkeer
Vennootschapsbelasting; art. 14c; geruisloze terugkeer
Besluit 2018/99281
- Voorafgaande besluiten
- CPP2002/3267M, CPP2005/2573M
- Versies van huidig besluit
Opschrift
De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.
Dit besluit bevat beleid met betrekking tot artikel 14c van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Het bevat zowel de standaardvoorwaarden, de toelichting daarop als (overig) beleid. Het besluit is een geactualiseerde samenvoeging van twee eerdere besluiten, te weten het besluit van 20 februari 2003, nr. CPP2002/3267M en het besluit van 27 december 2005, nr. CPP2005/2573M. De wijzigingen zijn hoofdzakelijk redactionele aanpassing aan gewijzigde wetgeving.
Daar waar het besluit inhoudelijke is gewijzigd worden dat steeds uitdrukkelijk vermeld. De inhoudelijke wijzigingen zijn de volgende:
Onderdeel 3.5.2. (oud E 4 van het besluit van 27 december 2005, nr. CPP2005/2573M)
Alle verliezen die in de “terugkerende onderneming” zijn geleden kunnen worden meegegeven, ongeacht of ze zijn ontstaan voor of na het overgangstijdstip van de onderneming.
Negende standaardvoorwaarde
Verliesneming was slechts verplicht als de waarde van de onderneming als geheel lager was dan de boekwaarde. De gewijzigde voorwaarde verplicht verliesneming als de bedrijfswaarde van een vermogensbestanddeel waarmee de onderneming van de vennootschap door de aandeelhouder wordt voortgezet, lager is dan de boekwaarde van dit vermogensbestanddeel.
Twaalfde standaardvoorwaarde
De oude voorwaarde zag op de waardering van de schulden van de vennootschap aan de voortzettende aandeelhouder. Het is echter mogelijk dat de vennootschap een vordering op de voortzettende aandeelhouder heeft. De gewijzigde voorwaarde regelt nu ook de waardering van deze vordering.
Voorts is nu ook toegevoegd onder welke omstandigheden de aandeelhouder na het overgangstijdstip een vordering niet ten laste van de winst van de onderneming mag afwaarderen dan wel ten laste van het resultaat uit overige werkzaamheden.
Dit besluit is gewijzigd bij besluit van 6 juli 2023, nr. 2023-14295. De wijziging betreft het in onderdeel 3.5.5. van dit besluit opnemen van een goedkeuring voor het jaar 2023 vooruitlopend op een voorgenomen wijziging met terugwerkende kracht van artikel 14c, derde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. In verband met de voorgenomen wijziging is ook het in de onderdelen 3.5.1 en 6 van dit besluit opgenomen verhoudingsgetal aangepast.
1.1. Gebruikte begrippen en afkortingen
Wet Vpb: de Wet op de vennootschapsbelasting 1969
Wet IB 2001: Wet op de inkomstenbelasting 2001
Wet IB 1964: Wet op de inkomstenbelasting 1964
Wet LB 1964: Wet op de loonbelasting 1964
vennootschap: de vennootschap die met toepassing van artikel 14c Wet Vpb wordt ontbonden
aandelen: aandelen en winstbewijzen die recht geven op liquidatie-uitkeringen
aandeelhouder: de bezitter van een aandeel in een vennootschap
voortzettende aandeelhouder: de natuurlijke persoon die de onderneming voortzet van een vennootschap waarin hij aandelen houdt, in het kader van de ontbinding van deze vennootschap met toepassing van artikel 14c Wet Vpb
overgangstijdstip: het tijdstip vanaf wanneer de overgedragen onderneming voor de heffing van inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting geacht wordt rechtstreeks voor rekening en risico van de voortzettende aandeelhouder te zijn uitgeoefend
geruisloze terugkeer: de overdracht van een onderneming met toepassing van artikel 14c Wet Vpb
a.b.: aanmerkelijk belang