Uitvoeringsregeling bronbelasting 2021
Uitvoeringsregeling bronbelasting 2021
Opschrift
Aanhef
Artikel 1. Reikwijdte
Deze regeling geeft uitvoering aan artikel 2.1, zesde lid, van de Wet bronbelasting 2021.
Artikel 2. Voorwaarden inzake substance-eisen
Voor de toepassing van artikel 2.1, eerste lid, onderdeel c, en zesde lid, van de Wet bronbelasting 2021 wordt, tenzij de inspecteur het tegendeel aannemelijk maakt, de voordeelgerechtigde, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet bronbelasting 2021, geacht niet gerechtigd te zijn tot de voordelen met als hoofddoel of een van de hoofddoelen om de heffing van belasting bij een ander te ontgaan en wordt geacht sprake te zijn van geldige zakelijke redenen die de economische realiteit weerspiegelen indien:
ten minste de helft van het totale aantal statutaire en beslissingsbevoegde bestuursleden van de voordeelgerechtigde woont of feitelijk is gevestigd in de staat waarin de voordeelgerechtigde is gevestigd;
de in de staat, bedoeld in onderdeel a, wonende of gevestigde bestuursleden beschikken over de benodigde professionele kennis om hun taken naar behoren uit te voeren, tot welke taken ten minste behoort de besluitvorming, op grond van de eigen verantwoordelijkheid van de voordeelgerechtigde en binnen het kader van de normale concernbemoeienis, over door de voordeelgerechtigde af te sluiten transacties in het kader waarvan de voordelen in de vorm van renten of royalty’s worden genoten, alsmede het zorg dragen voor een goede afhandeling van de afgesloten transacties;
de voordeelgerechtigde beschikt over gekwalificeerd personeel voor de adequate uitvoering en registratie van de door de voordeelgerechtigde af te sluiten transacties;
in de staat, bedoeld in onderdeel a, de bestuursbesluiten van de voordeelgerechtigde worden genomen;
in de staat, bedoeld in onderdeel a, de belangrijkste bankrekeningen van de voordeelgerechtigde worden aangehouden;
in de staat, bedoeld in onderdeel a, de boekhouding van de voordeelgerechtigde wordt gevoerd;
de voordeelgerechtigde een bedrag aan loonkosten heeft dat een vergoeding vormt voor de werkzaamheden in het kader waarvan de voordelen in de vorm van renten of royalty’s worden genoten en dat ten minste gelijk is aan € 100.000 vermenigvuldigd met de woonlandfactor die ingevolge de bijlage geldt voor de staat waarin de voordeelgerechtigde is gevestigd; en
de voordeelgerechtigde gedurende een periode van ten minste 24 maanden een in de staat, bedoeld in onderdeel a, gelegen onroerende zaak of deel van een onroerende zaak ter beschikking heeft waarbij zich in die onroerende zaak, onderscheidenlijk dat deel, een kantoor bevindt dat is voorzien van gebruikelijke faciliteiten voor de uitoefening van de werkzaamheden, bedoeld in onderdeel g, en die werkzaamheden ook daadwerkelijk in dat kantoor worden uitgeoefend.