Vennootschapsbelasting, juridische afsplitsing; toepassing artikel 14a, derde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969
Vennootschapsbelasting, juridische afsplitsing; toepassing artikel 14a, derde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969
Besluit 2022-188692
- Voorafgaande besluiten
- 2021-5953
- Versies van huidig besluit
Opschrift
De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.
Dit besluit bevat het beleid voor de juridische afsplitsing in de vennootschapsbelasting en vervangt het besluit van 28 april 2021, nr. 2021-5953, Staatscourant 2021, 22894.
De wijziging betreft de toevoeging van standaardvoorwaarde 10a met een regeling voor voortwenteling van voorheffingen over het afsplitsingstijdstip.
1. Inleiding
De juridische afsplitsing wordt geacht een overdracht te zijn (artikel 14a, eerste lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969). In eenvoudige gevallen geldt voor de winst die daardoor wordt behaald een faciliteit direct op grond van de wet (artikel 14a, tweede lid). In andere gevallen kan ik de inspecteur toestaan onder het stellen van voorwaarden een faciliteit te verlenen (artikel 14a, derde lid).
In de paragrafen 2 tot en met 6 van dit besluit staat mijn beleid voor de toepassing van artikel 14a. Hier wordt onder andere ingegaan op de voorwaarden die in het algemeen worden gesteld bij de toepassing van artikel 14a, derde lid. Deze voorwaarden zijn opgenomen in bijlage 1 van dit besluit. Met nadruk wijs ik erop dat het algemene karakter van de voorwaarden meebrengt dat de voorwaarden worden gewijzigd of aangevuld al naar gelang de bijzondere omstandigheden van het geval.
In paragraaf 7 wordt onder andere een algemene toestemming verleend aan de inspecteur tot het afdoen van bepaalde verzoeken om toepassing van artikel 14a, derde lid. Paragraaf 7 bevat verder instructies voor de afdoening van verzoeken die wel en die niet onder de algemene toestemming vallen.
Paragraaf 8 bevat het beleid voor het meegeven van verliezen van de afsplitsende rechtspersoon aan de verkrijgende rechtspersoon, wanneer als rechtstreeks gevolg van een juridische afsplitsing de belastingplicht van de afsplitsende rechtspersoon eindigt.
In paragraaf 9 is het beleid opgenomen over te laat ingediende verzoeken om toepassing van artikel 14a, derde lid.
Paragraaf 10 bevat de intrekking van het besluit van het besluit van 28 april 2021, nr. 2021-5953. Paragraaf 11 geeft tot slot aan met ingang van welke datum dit besluit in werking treedt.
De goedkeuringen opgenomen in dit besluit zijn gebaseerd op de bevoegdheid mij verleend in artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.