Home

Vennootschapsbelasting, dividendbelasting; fiscale beleggingsinstelling; toepassing artikel 28 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969

Geldig vanaf 11 juni 2024
Geldig vanaf 11 juni 2024

Vennootschapsbelasting, dividendbelasting; fiscale beleggingsinstelling; toepassing artikel 28 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969

Besluit 2024-11642

Voorafgaande besluiten
2022-219522, BLKB2014/15M
Versies van huidig besluit

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 11-06-2024]

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Dit besluit bevat mijn beleid voor de beleggingsinstelling bedoeld in artikel 28 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Gewijzigd ten opzichte van het ingetrokken besluit van 14 oktober 2022, nr. 2022-219522 (Stcrt. 2022, 28063), is het volgende.

Er is een goedkeuring opgenomen met betrekking tot de financieringslimiet en tijdelijke overschrijding door vergissing (onderdeel 2.3.).

Verduidelijkt is dat het voor de aandeelhoudersvereisten buiten aanmerking laten van de juridische eigenaar zonder enig economisch belang ook geldt voor de bestuurdersvereisten (onderdeel 3.6.2.).

Verduidelijkt is ook dat voor de goedkeuring voor door een dochtermaatschappij behaalde vervreemdingswinst op onroerend goed, het in een bepaalde situatie aanvaardbaar is om aan te sluiten bij de vervreemdingswinst volgens haar commerciële jaarrekening (onderdeel 5.1.2., laatste alinea).

Vervallen is onderdeel 6.3. over de spoedreparatie fiscale eenheid en de berekening voor uitdeling beschikbare winst. De daarin gegeven goedkeuring is intussen opgenomen in artikel 2 van het Besluit beleggingsinstellingen.

Vervallen is ook onderdeel 7.1. over de keuze om per 1 januari 2001 geen herbeleggingsreserve te vormen. Gezien het tijdsverloop en het beschrijvende karakter van dit onderdeel heeft het niet langer voldoende belang.

Tenslotte zijn ook enkele beperkte redactionele wijzigingen toegepast.

1. Inleiding

De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 bevat twee bijzondere regelingen voor beleggingsinstellingen. Deze zijn opgenomen in respectievelijk artikel 6a en artikel 28. Beide regelingen kennen verschillende vereisten en gevolgen. Artikel 6a geeft een volledige (subjectieve) vrijstelling en stelt vooral eisen op het gebied van de beleggingen. Artikel 28 biedt de mogelijkheid van een tarief van nul percent en stelt vooral eisen op het gebied van aandeelhouders en dividendpolitiek. Dit besluit bevat het beleid ten aanzien van de beleggingsinstelling die gebruik maakt van artikel 28 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Wat in het besluit wordt vermeld met betrekking tot naamloze en besloten vennootschapen en de aandelen in deze vennootschappen geldt op gelijke wijze voor fondsen voor gemene rekening en bewijzen van deelgerechtigdheid in deze fondsen, tenzij uitdrukkelijk anders vermeld. Alle in dit besluit opgenomen goedkeuringen zijn gebaseerd op de ministeriële afwijkingsbevoegdheid van artikel 28, vijfde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.

1.1. Gebruikte begrippen en afkortingen

2. Financieringslimiet ( artikel 28, tweede lid, onderdeel a )

2.1. Financieringslimiet en oprichtingsfase

2.2. Financieringslimiet en tijdelijke leenfinanciering in afwachting van aanvullend eigen vermogen

2.3. Financieringslimiet en tijdelijke overschrijding door vergissing

3. Aandeelhoudersvereisten ( Artikel 28, tweede lid, onderdelen c en volgende )

3.1. Aandeelhoudersvereisten en stapelstructuren

3.2. Aandeelhoudersvereisten en opstartfase

3.3. Ontheffing van de bestuurdersvereisten als voldaan wordt aan de verzwaarde aandeelhoudersvereisten

3.4. Aandeelhoudersvereisten en het onderworpenheidscriterium

3.5. Aandeelhoudersvereisten en door aandeelhouderswisseling korte tijd niet voldoen

3.5.1. Onderworpen aandeelhouder met beperkt economisch belang

3.5.2. Aandeelhouderschap zonder enig economisch belang en bestuurdersvereisten

4. Aanvang status

5. Winstbepaling beleggingsinstelling

5.1.1. Dividend ontvangen uit een belang in een beleggingsinstelling

5.1.2. Ontvangen dividend dat al eerder tot uitdeling heeft geleid

5.1.3. Ontwikkelingsdochter; (on)aanvaardbaarheid cost-plus

5.2. Herbeleggingsreserve ( artikel 4 BBI )

5.2.1. Effecten: inschrijvingen in schuldregisters

5.2.2. Interimdividend ten laste van de herbeleggingsreserve

5.2.3. Positief saldo van koers- en vervreemdingsresultaten en uitdelingstekort

5.3. Plafond van de afrondingsreserve

6. Uitdelingsverplichting ( artikel 28, tweede lid, onderdeel b )

6.1. Ontheffing van de uitdelingsverplichting

6.1.1. Te late bekendheid met op grond van artikel 3 BBI in aanmerking te nemen bedragen

6.1.2. Te lage uitdeling in verband met afwezigheid vrije reserves

6.1.3. Goedkeuring voor situaties vermeld in 6.1.1. en 6.1.2.

6.1.4. Uitkering wel mogelijk, maar (commerciële) winst ontbreekt

6.2. Ontheffing van de eis van gelijke winstverdeling

6.2.1. Reorganisatie subfondsen (aandelenklassen)

6.2.1.1. Toestemming aan de inspecteur
6.2.1.2. Goedkeuring
6.2.1.3. Voorbeeld toepassing goedkeuring met betrekking tot de artikel 11a van de Wet DB

7. Dividendbelasting; herbeleggingsreserve

7.1. Vrij van dividendbelasting uitkeren van de herbeleggingsreserve

7.2. Interimdividend en herbeleggingsreserve

7.a. Dividendbelasting; Afdrachtvermindering en subfondsen (of aandelenklassen) 9

8. Statusverlies van de beleggingsinstelling

9. Ingetrokken regelingen

10. Inwerkingtreding