Hierbij wordt een Europese Organisatie opgericht, „Europees Ruimte-Agentschap” genaamd, hierna te noemen „het Agentschap”.
Verdrag tot oprichting van een Europees Ruimte-Agentschap
Verdrag tot oprichting van een Europees Ruimte-Agentschap
Opschrift
Verdrag tot oprichting van een Europees Ruimte-Agentschap
Verdrag tot oprichting van een Europees Ruimte-Agentschap
Preambule
De Staten die partij zijn bij dit Verdrag,
Overwegende dat de omvang van de voor werkzaamheden op het gebied van de ruimtevaart benodigde menselijke, technische en financiële hulpbronnen, zodanig is, dat deze de middelen van ieder Europees land afzonderlijk te boven gaan;
Overwegende de Resolutie, aangenomen door de Europese Ruimteconferentie op 20 december 1972, en bevestigd door de Europese Ruimteconferentie op 31 juli 1973, waarbij besloten is dat een nieuwe organisatie, het „Europees Ruimte-Agentschap” genaamd, zal worden gevormd uit de Europese Organisatie voor Ruimte-onderzoek en de Europese Organisatie voor de ontwikkeling en de vervaardiging van dragers van ruimtevoertuigen, en dat het doel zal zijn in zoverre en zo spoedig als dit redelijkerwijs mogelijk is de nationale Europese ruimteprogramma’s te integreren in een Europees ruimteprogramma;
Verlangende de Europese samenwerking op het gebied van het ruimteonderzoek en de ruimtetechnologie en de toepassing hiervan in de ruimte, uitsluitend voor vreedzame doeleinden voort te zetten en te versterken, met het oog op hun gebruik voor wetenschappelijke doeleinden en voor operationele ruimtesystemen bestemd voor praktische toepassing;
Verlangende voor de verwezenlijking van deze doelstellingen één Europese ruimte-organisatie op te richten om de doeltreffendheid van alle Europese inspanningen op het gebied van de ruimtevaart te verhogen door een beter gebruik van de hulpbronnen die thans ten behoeve van de ruimte worden aangewend en om een gemeenschappelijk Europees ruimteprogramma tot stand te brengen, uitsluitend voor vreedzame doeleinden,
Zijn overeengekomen als volgt:
Artikel I. Oprichting van het Agentschap
De leden van het Agentschap, hierna te noemen „Lid-Staten”, zijn de Staten die partij bij dit Verdrag zijn overeenkomstig de artikelen XX en XXII.