Home

Achtste richtlijn van de Raad van 6 december 1979 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-Staten inzake omzetbelasting — Regeling voor de teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde aan niet in het binnenland gevestigde belastingplichtigen (79/1072/EEG)

Achtste richtlijn van de Raad van 6 december 1979 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-Staten inzake omzetbelasting — Regeling voor de teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde aan niet in het binnenland gevestigde belastingplichtigen (79/1072/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op de zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-Staten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag(1), inzonderheid op artikel 17, lid 4,

Gezien het voorstel van de Commissie(2),

Gezien het advies van het Europese Parlement(3),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(4),

  1. Overwegende dat de Raad krachtens artikel 17, lid 4, van Richtlijn 77/388/EEG communautaire uitvoeringsbepalingen dient aan te nemen voor de in lid 3 van genoemd artikel bedoelde teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde aan niet in het binnenland gevestigde belastingplichtigen;

  2. Overwegende dat vermeden dient te worden dat een in een Lid-Staat gevestigde belastingplichtige de hem in een andere Lid-Staat ter zake van de levering van goederen en diensten in rekening gebrachte belasting of de ter zake van invoer in die zelfde andere Lid-Staat voldane belasting definitief moet dragen, omdat hij aldus aan een dubbele belastingheffing zou zijn onderworpen;

  3. Overwegende dat een eind dient te worden gemaakt aan de verschillen tussen de thans in de Lid-Staten geldende bepalingen welke soms de oorzaak zijn van verleggingen van het handelsverkeer en verstoringen van de mededingingsverhoudingen;

  4. Overwegende dat een communautaire reglementering van deze materie een stap voorwaarts betekent op de weg naar daadwerkelijke vrijmaking van het personen-, goederen- en dienstenverkeer, en aldus bijdraagt tot verdere voortgang van het proces van economische integratie;

  5. Overwegende dat deze reglementering er niet toe mag leiden dat belastingplichtigen verschillend worden behandeld naar gelang van de Lid-Staat waar zij zijn gevestigd;

  6. Overwegende dat bepaalde vormen van belastingfraude of belastingontwijking dienen te worden voorkomen;

  7. Overwegende dat de Lid-Staten ingevolge artikel 17, lid 4, van Richtlijn 77/388/EEG teruggaaf kunnen weigeren of hiervoor bijkomende voorwaarden kunnen stellen ten aanzien van belastingplichtigen die niet op het grondgebied van de Gemeenschap zijn gevestigd; dat evenwel dient te worden voorkomen dat de voorwaarden waaronder deze belastingplichtigen teruggaaf verkrijgen gunstiger zijn dan die welke voor de belastingplichtigen uit de Gemeenschap gelden;

  8. Overwegende dat in een eerste fase dient te worden volstaan met de aanneming van de in de onderhavige richtlijn vervatte communautaire uitvoeringsbepalingen; dat in deze bepalingen met name wordt gezegd dat van de beslissingen over de verzoeken om teruggaaf mededeling moet worden gedaan binnen zes maanden na het indienen van de verzoeken en dat de teruggaaf binnen dezelfde termijn moet geschieden; dat gedurende een tijdvak van een jaar na de uiterste datum voor de invoering van deze uitvoeringsbepalingen de Italiaanse Republiek dient te worden gemachtigd voor de mededeling van de door haar bevoegde diensten te nemen beslissingen over de door niet op haar grondgebied gevestigde belastingplichtigen ingediende verzoeken en voor de teruggaaf van betaalde belasting een termijn van negen maanden aan te houden, ten einde deze Lid-Staat de gelegenheid te bieden het thans gebruikte systeem te reorganiseren met het oog op de toepassing van de communautaire regeling;

  9. Overwegende dat de Raad later nog bepalingen moet vaststellen om deze communautaire regeling aan te vullen; dat de Lid-Staten, totdat laatstgenoemde bepalingen in werking treden, de belasting die is geheven ter zake van niet onder de onderhavige richtlijn vallende handelingen, teruggeven volgens de voorschriften die zij vaststellen overeenkomstig artikel 17, lid 4, van Richtlijn 77/388/EEG,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt als een niet in het binnenland gevestigde belastingplichtige beschouwd de belastingplichtige als bedoeld in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 77/388/EEG, die gedurende de periode, bedoeld in artikel 7, lid 1, eerste alinea, eerste en tweede zin, in het betrokken land noch de zetel van zijn bedrijfsuitoefening, noch een vaste inrichting heeft gehad van waaruit de handelingen worden verricht, noch, bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting, aldaar zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft gehad, en die in de voornoemde periode geen leveringen van goederen of diensten heeft verricht waarvan de plaats geacht wordt in het betrokken land te zijn gelegen, met uitzondering van:

  1. vervoerdiensten en daarmee samenhangende diensten, die zijn vrijgesteld uit hoofde van artikel 14, lid 1, sub i), artikel 15 of artikel 16, lid 1, sub B, C en D, van Richtlijn 77/388/EEG,

  2. dienstverrichtingen in de gevallen waarin de belasting uitsluitend verschuldigd is door de ontvanger overeenkomstig artikel 21, lid 1, sub b), van Richtlijn 77/388/EEG.

Artikel 2

Elke Lid-Staat geeft aan iedere niet in het binnenland maar in een andere Lid-Staat gevestigde belastingplichtige, onder de in de hierna volgende artikelen gestelde voorwaarden, de belasting over de toegevoegde waarde terug welke is geheven ter zake van de hem door andere belastingplichtigen in het binnenland verleende diensten of geleverde roerende goederen, dan wel ter zake van de invoer van goederen in het betrokken land, een en ander voor zover deze goederen en diensten worden gebruikt voor de handelingen bedoeld in artikel 17, lid 3, sub a) en b), van Richtlijn 77/388/EEG of de dienstverrichtingen bedoeld in artikel 1, sub b).

Artikel 3

Een belastingplichtige als bedoeld in artikel 2, die geen leveringen van goederen of diensten heeft verricht waarvan de plaats geacht wordt in het binnenland te zijn gelegen, moet, om teruggaaf te verkrijgen:

  1. bij de in artikel 9, eerste alinea, bedoelde bevoegde dienst een verzoek indienen, opgemaakt overeenkomstig het in bijlage A opgenomen model en vergezeld van de originele facturen of invoerdocumenten. De Lid-Staten stellen een toelichting ter beschikking van de aanvrager, die in elk geval de in bijlage C aangegeven minimaal te verstrekken informatie moet bevatten;

  2. door middel van een verklaring, afgegeven door de overheid van de Staat waar hij gevestigd is, aantonen dat hij in die Staat onderworpen is aan de belasting over de toegevoegde waarde. Wanneer de in artikel 9, eerste alinea, bedoelde bevoegde dienst reeds over een dergelijke verklaring beschikt, behoeft de belastingplichtige gedurende een jaar te rekenen vanaf de datum van afgifte van de eerste verklaring door de overheid van de Staat waar hij is gevestigd, geen nieuwe verklaring te verstrekken. De Lid-Staten geven geen verklaring af aan belastingplichtigen die krachtens artikel 24, lid 2, van Richtlijn 77/388/EEG vrijstelling van belasting genieten;

  3. schriftelijk verklaren dat hij gedurende de periode, bedoeld in artikel 7, lid 1, eerste alinea, eerste en tweede zin, geen leveringen van goederen of diensten heeft verricht waarvan de plaats geacht wordt in het binnenland te zijn gelegen;

  4. zich ertoe verplichten alle ten onrechte ontvangen bedragen terug te betalen.

Artikel 4

Een belastingplichtige als bedoeld in artikel 2, die in het binnenland geen leveringen van goederen of diensten heeft verricht waarvan de plaats geacht wordt in het betrokken land te zijn gelegen, met uitzondering van diensten als bedoeld in artikel 1, sub a) en b), moet, om teruggaaf te verkrijgen:

  1. voldoen aan de in artikel 3, sub a), b) en d), bedoelde verplichtingen;

  2. schriftelijk verklaren dat hij gedurende de periode, bedoeld in artikel 7, lid 1, eerste alinea, eerste en tweede zin, geen leveringen van goederen of diensten heeft verricht waarvan de plaats geacht wordt in het betrokken land te zijn gelegen, met uitzondering van diensten als bedoeld in artikel 1, sub a) en b).

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 13

BIJLAGE AMODEL

BIJLAGE BMODELVERKLARING OMTRENT DE HOEDANIGHEID VAN BELASTINGPLICHTIGE

BIJLAGE CIn de toelichting minimaal te verstrekken informatie