Home

Richtlijn 2003/49/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende een gemeenschappelijke belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty's tussen verbonden ondernemingen van verschillende lidstaten

Richtlijn 2003/49/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende een gemeenschappelijke belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty's tussen verbonden ondernemingen van verschillende lidstaten

Artikel 1 Werkingssfeer en procedure

1.

Uitkeringen van interest of royalty's die ontstaan in een lidstaat, worden vrijgesteld van alle belastingen in die bronstaat (door inhouding dan wel door aanslag), op voorwaarde dat een onderneming van een andere lidstaat, of een in een andere lidstaat gelegen vaste inrichting van een onderneming van een lidstaat, de uiteindelijk gerechtigde tot de interest of de royalty's is.

2.

Uitkeringen die worden uitbetaald door een onderneming van een lidstaat of een in die lidstaat gelegen vaste inrichting van een onderneming van een andere lidstaat, worden geacht in die lidstaat te ontstaan (hierna: „bronstaat”).

3.

Een vaste inrichting wordt alleen als uitbetaler van interest of royalty's behandeld voorzover de betrokken uitkeringen voor die vaste inrichting in de lidstaat waar zij gelegen is, een aftrekbare bedrijfsuitgave vormen.

4.

Een onderneming van een lidstaat wordt alleen als uiteindelijk gerechtigde tot interest of royalty's behandeld indien zij de betrokken uitkeringen te eigen gunste ontvangt, en niet als bemiddelende instantie, bijvoorbeeld als tussenpersoon, trustee of gemachtigde van een derde.

5.

Een vaste inrichting wordt behandeld als uiteindelijk gerechtigde tot interest of royalty's:

  1. voorzover de schuldvordering, het recht, het gebruik of de informatie ten aanzien waarvan uitkeringen van interest of royalty's ontstaan, daadwerkelijk verband houdt met die vaste inrichting, en

  2. voorzover de uitkeringen van interest of royalty's inkomsten zijn ten aanzien waarvan zij in de lidstaat waarin zij gelegen is, onderworpen is aan één van de in artikel 3, onder a), punt iii), genoemde belastingen of, in het geval van België, aan de belasting der niet-verblijfhouders/impôt des non-résidents, en in het geval van Spanje aan de Impuesto sobre la Renta de no Residentes, dan wel aan ongeacht welke gelijke of in wezen gelijksoortige belasting die na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn in aanvulling op of in de plaats van die bestaande belastingen wordt geheven.

6.

Indien een vaste inrichting van een onderneming van een lidstaat als betaler van of als uiteindelijk gerechtigde tot interest of royalty's wordt behandeld, wordt geen ander deel van de onderneming voor de toepassing van dit artikel als betaler van of als uiteindelijk gerechtigde tot de betrokken interest of royalty's behandeld.

7.

Dit artikel vindt alleen toepassing indien de onderneming die de betaler van interest of royalty's is, of de onderneming waarvan de vaste inrichting als zodanig wordt behandeld, een verbonden onderneming is van de onderneming die de uiteindelijk gerechtigde is of waarvan de vaste inrichting wordt behandeld als de uiteindelijk gerechtigde tot de betrokken interest of royalty's.

8.

Dit artikel vindt geen toepassing wanneer interest of royalty's wordt respectievelijk worden uitbetaald door of aan een in een derde land gelegen vaste bedrijfsvestiging van een onderneming van een lidstaat en de onderneming haar bedrijf geheel of gedeeltelijk uitoefent door middel van die vaste bedrijfsvestiging.

9.

Dit artikel belet niet dat een lidstaat bij de toepassing van zijn belastingrecht interest of royalty's in aanmerking neemt die zijn ontvangen door zijn ondernemingen, vaste inrichtingen van zijn ondernemingen of door in die staat gelegen vaste inrichtingen.

10.

Een lidstaat heeft de mogelijkheid om deze richtlijn niet toe te passen op een onderneming van een andere lidstaat of op een vaste inrichting van een onderneming van een andere lidstaat indien de in artikel 3, onder b), genoemde voorwaarden niet vervuld waren gedurende een ononderbroken periode van ten minste twee jaar.

11.

De bronstaat kan eisen dat op het tijdstip van uitbetaling van de interest of royalty's door middel van een attest wordt aangetoond dat de voorwaarden van dit artikel en van artikel 3 vervuld zijn. Indien op het tijdstip van uitbetaling niet is aangetoond dat de voorwaarden van dit artikel vervuld zijn, staat het de lidstaat vrij inhouding van bronbelasting op te leggen.

12.

De bronstaat mag aan vrijstelling uit hoofde van deze richtlijn de voorwaarde verbinden dat hij ingevolge een attest dat de voorwaarden van dit artikel en van artikel 3 zijn vervuld, een besluit heeft genomen op grond waarvan op dat ogenblik vrijstelling kan worden verleend. Het vrijstellingsbesluit moet uiterlijk drie maanden na de afgifte van het attest en de verstrekking van de bewijsstukken waarom de bronstaat redelijkerwijze kan verzoeken, worden genomen en heeft vervolgens een geldigheidsduur van ten minste een jaar.

13.

Voor de toepassing van de leden 11 en 12 heeft het attest voor elke overeenkomst die aan de uitkering ten grondslag ligt, een geldigheidsduur van ten minste een jaar tot ten hoogste drie jaar vanaf de datum van afgifte; het behelst de volgende gegevens:

  1. een bewijs van de fiscale woonplaats van de ontvangende onderneming en, in voorkomend geval, van het bestaan van een vaste inrichting, afgegeven door de belastingautoriteit van de lidstaat waar de ontvangende onderneming haar fiscale woonplaats heeft of waar de vaste inrichting gelegen is;

  2. een verklaring dat de ontvangende onderneming de uiteindelijk gerechtigde is zoals bedoeld in lid 4, dan wel dat de voorwaarden van lid 5 vervuld zijn indien de ontvanger van de uitkering een vaste inrichting is;

  3. een verklaring dat de voorwaarden van artikel 3, onder a), punt iii), voor de ontvangende onderneming vervuld zijn;

  4. een verklaring dat de ontvangende onderneming houdster is van een minimumdeelneming dan wel van een minimumpercentage van de stemrechten overeenkomstig artikel 3, onder b);

  5. de vermelding hoelang die deelneming of stemrechten bestaan.

Daarnaast kunnen de lidstaten verzoeken om de rechtsgrond voor de uitkering uit hoofde van de overeenkomst (bijvoorbeeld de lenings- of licentieovereenkomst).

14.

Indien de voorwaarden voor vrijstelling niet langer vervuld zijn, meldt de ontvangende onderneming of vaste inrichting dit onverwijld aan de uitbetalende onderneming of vaste inrichting en, indien de bronstaat dit eist, aan de bevoegde autoriteit van die staat.

15.

Indien de uitbetalende onderneming of vaste inrichting bronbelasting waarvoor op grond van dit artikel vrijstelling moet worden verleend, heeft ingehouden, kan een vordering tot teruggave van die bronbelasting worden ingesteld. De lidstaat kan de in lid 13 genoemde gegevens opeisen. Het verzoek om teruggave moet binnen de gestelde termijn worden ingediend. Die termijn bedraagt ten minste twee jaar en gaat in op de datum waarop de interest of royalty's uitgekeerd zijn.

16.

De bronstaat gaat binnen een jaar na ontvangst van het verzoek en van de bewijsstukken waarom hij redelijkerwijze kan verzoeken, over tot teruggave van de ten onrechte ingehouden bronbelasting. Indien de bronbelasting niet binnen die termijn is teruggegeven, heeft de ontvangende onderneming of vaste inrichting bij het verstrijken van dat jaar recht op rente over de terug te geven belasting tegen de nationale rentevoet die in vergelijkbare gevallen krachtens het nationaal recht van de bronstaat wordt toegepast.

Artikel 2 Definitie van interest en royalty's

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

  1. „interest”: inkomsten uit schuldvorderingen van welke aard dan ook, al dan niet verzekerd door hypotheek en al dan niet aanspraak gevend op een aandeel in de winst van de schuldenaar, en in het bijzonder inkomsten uit leningen en inkomsten uit obligaties of schuldbewijzen, daaronder begrepen de aan zodanige leningen, obligaties of schuldbewijzen verbonden premies en prijzen. In rekening gebrachte boete voor te late betaling wordt niet als interest aangemerkt;

  2. „royalty's”: vergoedingen van welke aard dan ook voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, een auteursrecht op een werk op het gebied van letterkunde, kunst of wetenschap — daaronder begrepen bioscoopfilms en software — van een octrooi, een fabrieks- of handelsmerk, een tekening of model, een plan, een geheim recept of een geheime werkwijze, of voor inlichtingen omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap; vergoedingen voor het gebruik van of voor het recht van gebruik van industriële, commerciële of wetenschappelijke uitrusting worden als royalty's aangemerkt.

Artikel 3 Definitie van onderneming, verbonden onderneming en vaste inrichting

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

  1. „onderneming van een lidstaat”, elke onderneming:

    1. die een van de op de lijst in de bijlage genoemde rechtsvormen heeft en

    2. die volgens de belastingwetgeving van een lidstaat wordt geacht in die lidstaat haar fiscale woonplaats te hebben en die niet volgens een met een derde land gesloten overeenkomst ter vermijding van dubbele inkomstenbelasting wordt geacht haar fiscale woonplaats buiten de Gemeenschap te hebben, en

    3. die onderworpen is aan een van de volgende belastingen of aan ongeacht welke gelijke of in wezen gelijksoortige belasting die na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn in aanvulling op of in de plaats van die bestaande belastingen wordt geheven:

      • vennootschapsbelasting/impôt des sociétés in België;

      • selskabsskat in Denemarken;

      • Körperschaftsteuer in Duitsland;

      • Φόρος εισοδήματος νομικών προσώπων in Griekenland;

      • impuesto sobre sociedades in Spanje;

      • impôt sur les sociétés in Frankrijk;

      • „porez na dobit” in Kroatië;

      • corporation tax in Ierland;

      • imposta sul reddito delle persone giuridiche in Italië;

      • impôt sur le revenu des collectivités in Luxemburg;

      • vennootschapsbelasting in Nederland;

      • Körperschaftsteuer in Oostenrijk;

      • imposto sobre o rendimento das pessoas colectivas in Portugal;

      • yhteisöjen tulovero/inkomstskatten för samfund in Finland;

      • statlig inkomstskatt in Zweden;

      • corporation tax in het Verenigd Koninkrijk;

      • Daň z příjmů právnických osob in Tsjechië;

      • Tulumaks in Estland;

      • φόρος εισοδήματος in Cyprus;

      • Uzņēmumu ienākuma nodoklis in Letland;

      • Pelno mokestis in Litouwen;

      • Társasági adó in Hongarije;

      • Taxxa fuq l-income in Malta;

      • Podatek dochodowy od osób prawnych in Polen;

      • Davek od dobička pravnih oseb in Slovenië;

      • Daň z príjmov právnických osôb in Slowakije;

      • корпоративен данък in Bulgarije;

      • impozit pe profit, impozitul pe veniturile obținute din România de nerezidenți in Roemenië;

  2. iedere onderneming die ten minste daardoor met een tweede onderneming verbonden is doordat:

    1. de eerste onderneming rechtstreeks een deelneming van ten minste 25 % in het kapitaal van de tweede onderneming heeft, dan wel

    2. de tweede onderneming rechtstreeks een deelneming van ten minste 25 % in het kapitaal van de eerste onderneming heeft, dan wel

    3. een derde onderneming rechtstreeks een deelneming van ten minste 25 % in het kapitaal van zowel de eerste onderneming als de tweede onderneming heeft.

    De deelnemingen mogen enkel ondernemingen betreffen die binnen de Gemeenschap gevestigd zijn.

    De lidstaten hebben echter de mogelijkheid om het criterium van een minimumdeelneming in het kapitaal te vervangen door dat van een minimumpercentage van de stemrechten;

  3. „vaste inrichting”

    : een in een lidstaat gelegen vaste bedrijfsvestiging door middel waarvan een onderneming van een andere lidstaat haar bedrijf geheel of gedeeltelijk uitoefent.

Artikel 4 Uitsluiting van niet als interest of royalty's aan te merken uitkeringen

1.

In de volgende gevallen behoeft de bronstaat de voordelen van deze richtlijn niet toe te kennen:

  1. uitkeringen die volgens het recht van de bronstaat als winstuitkering of terugbetaling van kapitaal worden behandeld;

  2. uitkeringen uit schuldvorderingen die het recht geven deel te nemen in de winst van de schuldenaar;

  3. uitkeringen uit schuldvorderingen die de schuldeiser het recht verlenen zijn recht op interest in te ruilen tegen het recht deel te nemen in de winst van de schuldenaar;

  4. uitkeringen uit schuldvorderingen die geen bepalingen betreffende terugbetaling van de hoofdsom bevatten of waarvan de terugbetaling meer dan 50 jaar na de uitgiftedatum verschuldigd is.

2.

Wanneer, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de uitbetaler en de uiteindelijk gerechtigde van de interest of royalty's of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de interest of royalty's hoger is dan het bedrag dat zonder een dergelijke verhouding door de uitbetaler en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, vindt deze richtlijn slechts toepassing op dit eventuele laatstgenoemde bedrag.

Artikel 5 Fraude en misbruiken

1.

Deze richtlijn vormt geen beletsel voor de toepassing van nationale of verdragsrechtelijke voorschriften ter bestrijding van fraude en misbruiken.

2.

Een lidstaat kan het genot van deze richtlijn ontzeggen of weigeren de richtlijn toe te passen in het geval van transacties met als voornaamste beweegreden of een van de voornaamste beweegredenen belastingfraude, belastingontwijking of misbruik.

Artikel 6 Overgangsregels voor Tsjechië, Griekenland, Spanje, Letland, Litouwen, Polen, Portugal en Slowakije

Artikel 7 Uitvoering

Artikel 8 Herziening

Artikel 9 Vrijwaringsclausule

Artikel 10 Inwerkingtreding

Artikel 11 Adressaten

BIJLAGELijst van ondernemingen die onder artikel 3, onder a), van de richtlijn vallen