Bij deze richtlijn wordt een Gemeenschapsregeling vastgesteld voor de handel in broeikasgasemissierechten, hierna „hetEU-ETS” genoemd, teneinde de emissies van broeikasgassen op een kosteneffectieve en economisch efficiënte wijze te verminderen.
Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (Voor de EER relevante tekst)
Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (Voor de EER relevante tekst)
HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Onderwerp
Deze richtlijn voorziet tevens in een sterkere verlaging van de emissies van broeikasgassen teneinde bij te dragen tot het reductieniveau dat op wetenschappelijke gronden nodig wordt geacht om een gevaarlijke klimaatverandering te voorkomen. Hij draagt bij tot de verwezenlijking van de doelstelling van de Unie inzake klimaatneutraliteit en haar klimaatdoelstellingen, zoals vastgesteld in Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad(1), en bijgevolg tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs(2).
In deze richtlijn worden tevens bepalingen vastgesteld voor de beoordeling en uitvoering van een strengere reductieverbintenis van de Unie van meer dan 20 %, die moet gelden na de goedkeuring door de Unie van een internationale overeenkomst inzake klimaatverandering die tot grotere broeikasgasemissiereducties leidt dan op grond van artikel 9 vereist is, zoals weerspiegeld in de 30 %-verbintenis die de Europese Raad van maart 2007 heeft onderschreven.
Artikel 2 Toepassingsgebied
Deze richtlijn is van toepassing op de in de bijlagen I en III genoemde activiteiten en op de in bijlage II genoemde broeikasgassen. Wanneer een installatie die als gevolg van de exploitatie van verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW onder het toepassingsgebied van het EU ETS valt, haar productieprocessen wijzigt om haar broeikasgasemissies te verminderen en niet langer aan die drempel voldoet, geeft de lidstaat waar die installatie zich bevindt, de exploitant de opties tot het einde van de huidige en volgende periode van vijf jaar, als bedoeld in artikel 11, lid 1, tweede alinea, na de wijziging van zijn productieprocessen,, binnen het toepassingsgebied van het EU-ETS te blijven vallen. De exploitant van die installatie kan besluiten dat de installatie alleen tot het einde van de huidige periode van vijf jaar of ook van de volgende periode van vijf jaar na de wijziging van de productieprocessen binnen het toepassingsgebied van het EU-ETS moet blijven vallen. De betrokken lidstaat stelt de Commissie in kennis van wijzigingen ten opzichte van de op grond van artikel 11, lid 1, bij de Commissie ingediende lijst.
Deze richtlijn is van toepassing onverminderd eventuele uit Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad(3) voortvloeiende voorschriften.
De toepassing van deze richtlijn op de luchthaven van Gibraltar laat de respectieve rechtsopvattingen van het Koninkrijk Spanje en het Verenigd Koninkrijk betreffende het geschil inzake soevereiniteit over het grondgebied waarop de luchthaven gelegen is, onverlet.
Artikel 3 Definities
In deze richtlijn wordt verstaan onder:
-
„emissierecht”: overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn overdraagbaar recht om, uitsluitend teneinde aan de eisen van deze richtlijn te voldoen, gedurende een bepaalde periode één ton kooldioxide-equivalent uit te stoten;
-
“emissies”: de uitstoot van broeikasgassen door in een installatie aanwezige bronnen, of de uitstoot door een vliegtuig dat een in bijlage I genoemde luchtvaartactiviteit uitoefent of door schepen die een in bijlage I genoemde maritieme vervoersactiviteit uitoefenen, van de met betrekking tot die activiteit gespecificeerde gassen, of de uitstoot van broeikasgassen die overeenstemt met de in bijlage III bedoelde activiteit;
-
„broeikasgassen”: de in bijlage II genoemde gassen en andere gasvormige bestanddelen van de atmosfeer, zowel natuurlijke als antropogene, die infrarode straling absorberen en weer uitstralen;
-
“vergunning voor broeikasgasemissies”: de overeenkomstig de artikelen 5, 6, en 30 ter verleende vergunning;
-
„installatie”: vaste technische eenheid waarin één of meer van de in bijlage I genoemde activiteiten plaatsvinden alsmede andere, daarmee rechtstreeks samenhangende activiteiten plaatsvinden, die technisch in verband staan met de op die plaats ten uitvoer gebrachte activiteiten en gevolgen kunnen hebben voor de emissies en de verontreiniging;
-
„exploitant”: persoon die een installatie exploiteert of beheert, indien de nationale wetgeving daarin voorziet, aan wie de economische beschikkingsmacht over de technische werking is overgedragen;
-
„persoon”: natuurlijke persoon of rechtspersoon;
-
„nieuwkomer”: een installatie die een of meer van de in bijlage I vermelde activiteiten uitvoert, en waaraan voor het eerst een vergunning voor broeikasgasemissies is verleend in de periode die begint 3 maanden vóór de indiening van de lijst op grond van artikel 11, lid 1, en die afloopt 3 maanden vóór de datum van indiening van de volgende lijst uit hoofde van dat artikel;
-
„het publiek”: een of meer personen en, overeenkomstig de nationale wetgeving of het gebruik, verenigingen, organisaties of groepen personen;
-
„ton kooldioxide-equivalent”: een metrische ton kooldioxide (CO2) of een hoeveelheid van een van de andere in bijlage II genoemde broeikasgassen met een gelijkwaardig aardopwarmingsvermogen;
-
„partij van bijlage I”: een in bijlage I van het UNFCCC opgenomen partij die het Protocol van Kyoto heeft bekrachtigd, zoals gespecificeerd in artikel 1, punt 7, van het Protocol van Kyoto;
-
„projectactiviteit”: een projectactiviteit die door één of meer partijen van bijlage I is goedgekeurd in overeenstemming met artikel 6 of artikel 12 van het Protocol van Kyoto en de overeenkomstig het UNFCCC of het Protocol van Kyoto genomen besluiten;
-
„emissiereductie-eenheid” (ERU): een eenheid die is verleend overeenkomstig artikel 6 van het Protocol van Kyoto en de overeenkomstig het UNFCCC of het Protocol van Kyoto genomen besluiten;
-
„gecertificeerde emissiereductie” (CER): een eenheid die is verleend overeenkomstig artikel 12 van het Protocol van Kyoto en de overeenkomstig het UNFCCC of het Protocol van Kyoto genomen besluiten;
-
„vliegtuigexploitant”: persoon die een luchtvaartuig exploiteert op het moment dat dit een in bijlage I genoemde luchtvaartactiviteit uitoefent of, wanneer die persoon niet bekend is of niet is geïdentificeerd door de eigenaar van het vliegtuig, de eigenaar van het vliegtuig;
-
„commerciële luchtvervoersonderneming”: een exploitant die voor het publiek tegen vergoeding, geregelde of niet-geregelde luchtdiensten uitvoert voor het vervoer van passagiers, vracht of post;
-
„administrerende lidstaat”: lidstaat die verantwoordelijk is voor de administratie van hetEU-ETS met betrekking tot een vliegtuigexploitant, overeenkomstig artikel 18 bis;
-
„aan de luchtvaart toegewezen emissies”: emissies van alle vluchten die onder de in bijlage I genoemde luchtvaartactiviteiten vallen, die vertrekken vanuit een op het grondgebied van een lidstaat gelegen luchtvaartterrein of aldaar vanuit een derde land aankomen;
-
„historische luchtvaartemissies”: het rekenkundige gemiddelde van de jaarlijkse emissies in de kalenderjaren 2004, 2005 en 2006 door vliegtuigen die in bijlage I genoemde luchtvaartactiviteiten uitoefenen;
-
„verbranden”: het oxideren van brandstoffen, ongeacht de wijze waarop de warmte, de elektrische of de mechanische energie die tijdens dit proces vrijkomt wordt gebruikt, en andere rechtstreeks daarmee verband houdende activiteiten, met inbegrip van rookgasreiniging;
-
“niet-CO2-effecten van de luchtvaart”: de effecten op het klimaat van het vrijkomen, bij de verbranding van brandstof, van stikstofoxiden (NOx), roetdeeltjes, geoxideerde zwavelsoorten en effecten van waterdamp, met inbegrip van contrails, uit een vliegtuig dat een in bijlage I opgenomen luchtvaartactiviteit uitvoert;
-
“de scheepvaartmaatschappij”: de scheepseigenaar of een andere organisatie of persoon, zoals de manager of de rompbevrachter, die de verantwoordelijkheid voor de exploitatie van het schip van de scheepseigenaar heeft overgenomen en die er, bij het aangaan van die verantwoordelijkheid, mee heeft ingestemd alle door de Internationale Veiligheidsmanagementcode voor de veilige exploitatie van schepen en voor verontreinigingspreventie voorgeschreven taken en verantwoordelijkheden die zijn vastgesteld in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 336/2006 van het Europees Parlement en de Raad(4), over te nemen;
-
“reis”: een reis als gedefinieerd in artikel 3, punt c), van Verordening (EU) 2015/757 van het Europees Parlement en de Raad(5);
-
“administrerende autoriteit ten aanzien van een scheepvaartmaatschappij”: de autoriteit die verantwoordelijk is voor het beheer van het EU-ETS ten aanzien van een scheepvaartmaatschappij overeenkomstig artikel 3 octies septies;
-
“aanloophaven”: de haven waar een schip stopt om vracht te laden of te lossen of om passagiers te laten in- of ontschepen, of de haven waar een offshoreschip stopt om de bemanning af te lossen; zijn uitgesloten stops die uitsluitend bedoeld zijn voor het tanken, het inslaan van voorraden, het aflossen van de bemanning van een ander schip dan een offshoreschip, het indokken of het verrichten van herstellingen aan het schip en/of de uitrusting ervan, stops in een haven omdat het schip bijstand nodig heeft of in nood is, buiten een haven verrichte schip-tot-schiptransfers, stops die uitsluitend bedoeld zijn voor het schuilen bij noodweer of die noodzakelijk zijn voor opsporings- en reddingsactiviteiten en stops van containerschepen in een naburige containeroverslaghaven die is opgenomen in de lijst van de uit hoofde van artikel 3 octies bis, lid 2, vastgestelde uitvoeringshandeling;
-
“cruiseschip”: een passagiersschip zonder vrachtdek, dat uitsluitend is ontworpen voor commercieel vervoer van passagiers met mogelijkheid tot overnachting op een zeereis;
-
“contract for Difference” of “CD”: een contract tussen de Commissie en de producent, die is geselecteerd via een mechanisme voor openbare inschrijving zoals een veiling, van een koolstofarm of koolstofvrij product, en op grond waarvan de producent steun wordt geboden uit het innovatiefonds ter dekking van het verschil tussen de winnende prijs, ook gekend als de uitoefenprijs, enerzijds en een referentieprijs, zoals afgeleid van de prijs van het geproduceerde koolstofarme of koolstofvrije product, de marktprijs van een nauw substituut of een combinatie van deze twee producten anderzijds;
-
“carbon contract for difference” of “CCD”: een contract tussen de Commissie en de producent, die is geselecteerd via een mechanisme voor openbare inschrijving zoals een veiling, van een koolstofarm of koolstofvrij product, en op grond waarvan de producent steun wordt geboden uit het innovatiefonds ter dekking van het verschil tussen de winnende prijs, ook gekend als de uitoefenprijs, enerzijds en een referentieprijs, zoals afgeleid van de gemiddelde prijs van emissierechten anderzijds;
-
“contract met vaste premies”: een contract tussen de Commissie en de producent, die is geselecteerd via een mechanisme voor openbare inschrijving zoals een veiling, van een koolstofarm of koolstofvrij product, en op grond waarvan de producent steun wordt geboden in de vorm van een vast bedrag per eenheid van het geproduceerde product;
-
“gereglementeerde entiteit” voor de toepassing van hoofdstuk IV bis: elk van de hieronder genoemde natuurlijke of rechtspersonen, met uitzondering van de eindverbruiker van de brandstoffen, die de in bijlage III bedoelde activiteit uitoefent:
-
wanneer de brandstof door een belastingentrepot als omschreven in artikel 3, punt 11, van Richtlijn (EU) 2020/262 van de Raad(6) passeert, de erkende entrepothouder als omschreven in artikel 3, punt 1, van die richtlijn, die tot voldoening van de accijns is gehouden op grond van artikel 7 van die richtlijn;
-
indien punt i) van dit punt niet van toepassing is, elke andere persoon die tot voldoening is gehouden van de accijns die op grond van artikel 7 van Richtlijn (EU) 2020/262 of artikel 21, lid 5, eerste alinea, van Richtlijn 2003/96/EG van de Raad(7) voor de onder hoofdstuk IV bis van deze richtlijn vallende brandstoffen verschuldigd is geworden;
-
indien de punten i) en ii) van dit punt niet van toepassing zijn, elke andere persoon die door de relevante bevoegde autoriteiten van de lidstaat moet worden geregistreerd om tot voldoening van de accijns te worden gehouden, met inbegrip van personen die vrijgesteld zijn van de betaling van de accijns, als bedoeld in artikel 21, lid 5, vierde alinea, van Richtlijn 2003/96/EG van de Raad;
-
indien de punten i), ii) en iii) van dit punt niet van toepassing zijn of indien meerdere personen hoofdelijk gehouden zijn tot de betaling van dezelfde accijns, elke andere door een lidstaat aangewezen persoon;
-
-
“brandstof” voor de toepassing van hoofdstuk IV bis van deze richtlijn: elk energieproduct zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, van Richtlijn 2003/96/EG, met inbegrip van de brandstoffen die zijn vermeld in tabel A en tabel C van bijlage I bij die richtlijn, alsmede elk ander product dat voor gebruik bedoeld is, te koop wordt aangeboden of wordt gebruikt als motor- of verwarmingsbrandstof als bedoeld in artikel 2, lid 3, van die richtlijn, ook voor de productie van elektriciteit;
-
“uitslag tot verbruik” voor de toepassing van hoofdstuk IV bis van deze richtlijn: uitslag tot verbruik zoals omschreven in artikel 6, lid 3, van Richtlijn (EU) 2020/262;
-
“TTF-gasprijs” voor de toepassing van hoofdstuk IV bis: de prijs van het maandvooruitcontract voor gasfutures dat wordt verhandeld op het virtuele handelspunt Title Transfer Facility (TTF), dat wordt geëxploiteerd door Gasunie Transport Services B.V.;
-
“prijs van ruwe Brentolie” voor de toepassing van hoofdstuk IV bis: de maandvooruitprijs van futures voor ruwe olie die wordt gebruikt als referentieprijs voor de aankoop van olie.