Home

Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 93,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag(1) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd. Nu deze richtlijn opnieuw wordt gewijzigd, dient ter wille van de duidelijkheid van de tekst tot herschikking van deze richtlijn te worden overgegaan.

  2. Bij deze herschikking moeten de nog toepasselijke bepalingen van Richtlijn 67/227/EEG van de Raad van 11 april 1967 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting(2) worden overgenomen. De genoemde richtlijn dient bijgevolg te worden ingetrokken.

  3. Een heldere en rationele presentatie van de bepalingen, overeenkomstig het beginsel van betere regelgeving, vergt dat de structuur en de formulering van de richtlijn worden herschikt, waarbij evenwel in principe geen materiële wijzigingen in de bestaande wetgeving worden aangebracht. Niettemin moet een gering aantal materiële wijzigingen die inherent zijn aan de herschikkingsexercitie, in de tekst worden aangebracht. De wijzigingen in kwestie zijn limitatief vermeld in de bepalingen betreffende omzetting en inwerkingtreding.

  4. Het verwezenlijken van de doelstelling een interne markt in te stellen vooronderstelt dat in de lidstaten wetgevingen inzake omzetbelasting worden toegepast die de mededingingsvoorwaarden niet vervalsen en het vrije verkeer van goederen en diensten niet belemmeren. Het is derhalve noodzakelijk om door middel van een stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (BTW) een harmonisatie van de wetgevingen inzake omzetbelasting tot stand te brengen die ten doel heeft, de factoren die de mededingingsvoorwaarden op nationaal of op communautair niveau zouden kunnen vervalsen, zoveel mogelijk uit te schakelen.

  5. Een BTW-stelsel verkrijgt de grootste mate van eenvoud en neutraliteit wanneer de belasting zo algemeen mogelijk wordt geheven en het toepassingsgebied ervan alle fasen van de productie en de distributie, zomede het verrichten van diensten omvat. Het is derhalve in het belang van de interne markt en van de lidstaten een gemeenschappelijk stelsel te aanvaarden dat tevens op de kleinhandelsfase wordt toegepast.

  6. Het is noodzakelijk fasegewijs te werk te gaan, omdat de harmonisatie van de omzetbelastingen in de lidstaten tot wijzigingen in de belastingstructuur leidt en merkbare gevolgen heeft op budgettair, economisch en sociaal terrein.

  7. Het gemeenschappelijke BTW-stelsel moet — zelfs indien de tarieven en vrijstellingen niet volledig worden geharmoniseerd — uiteindelijk mededingingsneutraal zijn in die zin dat op het grondgebied van elke lidstaat op soortgelijke goederen en diensten dezelfde belastingdruk rust, ongeacht de lengte van de productie- en distributieketen.

  8. Krachtens Besluit 2000/597/EG, Euratom van de Raad van 29 september 2000 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen(3) wordt de begroting van de Gemeenschappen, onverminderd de andere ontvangsten, in haar geheel gefinancierd uit de eigen middelen van de Gemeenschappen. Deze middelen omvatten onder meer de ontvangsten uit de BTW, verkregen door toepassing van een gemeenschappelijk percentage op een grondslag die op uniforme wijze volgens communautaire voorschriften wordt vastgesteld.

  9. Een overgangsperiode is noodzakelijk om de nationale wetgevingen op bepaalde terreinen geleidelijk te kunnen aanpassen.

  10. Gedurende deze overgangsperiode moeten de intracommunautaire handelingen die worden verricht door andere belastingplichtigen dan vrijgestelde belastingplichtigen, in de lidstaten van bestemming worden belast op basis van de tarieven en voorwaarden van die lidstaten.

  11. Gedurende deze overgangsperiode moet in de lidstaten van bestemming eveneens belasting worden geheven, op basis van de tarieven en voorwaarden van die lidstaten, op de intracommunautaire verwervingen die voor een bepaald bedrag worden verricht door vrijgestelde belastingplichtigen of door niet-belastingplichtige rechtspersonen, alsmede op bepaalde intracommunautaire afstandsverkopen en leveringen van nieuwe vervoermiddelen aan particulieren of aan vrijgestelde of niet-belastingplichtige lichamen, voor zover deze handelingen bij ontstentenis van bijzondere bepalingen de mededinging tussen de lidstaten ernstig zouden kunnen verstoren.

  12. Bepaalde grondgebieden dienen, om redenen die verband houden met hun geografische, economische en sociale positie, van de werkingssfeer van deze richtlijn te worden uitgesloten.

  13. Het begrip „belastingplichtige” moet zodanig worden gedefinieerd, dat de lidstaten, teneinde een betere belastingneutraliteit te waarborgen, in staat worden gesteld hieronder personen te laten vallen die incidenteel handelingen verrichten.

  14. Het begrip „belastbare handeling” kan leiden tot moeilijkheden, met name wat betreft de met belastbare handelingen gelijkgestelde handelingen. Het is derhalve noodzakelijk deze begrippen nader te omschrijven.

  15. Ter vergemakkelijking van het intracommunautaire verkeer op het terrein van bewerkingen van roerende lichamelijke zaken is het dienstig belastingregels terzake vast te stellen wanneer die bewerkingen worden verricht voor afnemers die voor BTW-doeleinden geïdentificeerd zijn in een andere lidstaat dan die waar de dienst daadwerkelijk wordt verricht.

  16. Het is dienstig vervoer dat op het grondgebied van een lidstaat wordt verricht, wanneer het rechtstreeks verband houdt met tussen lidstaten verricht vervoer, gelijk te stellen aan intracommunautair goederenvervoer, teneinde niet alleen de belastingbeginselen en -regels voor deze binnenlandse vervoerdiensten te vereenvoudigen, maar ook die welke van toepassing zijn op de daarmee samenhangende diensten alsmede op de diensten welke worden verricht door tussenpersonen die bij het verrichten van deze verschillende diensten bemiddelen.

  17. De vaststelling van de plaats van de belastbare handelingen kan leiden tot bevoegdheidsconflicten tussen de lidstaten, met name met betrekking tot de levering inclusief montage van een goed en met betrekking tot diensten. Hoewel de plaats van een dienst in beginsel moet worden vastgesteld op de plaats waar de dienstverrichter de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd, moet die plaats in bepaalde gevallen toch worden vastgesteld in de lidstaat van de afnemer van de dienst, met name voor sommige diensten tussen belastingplichtigen waarvan de kosten in de prijs van de goederen worden opgenomen.

  18. De definitie van de plaats van belastingheffing voor bepaalde handelingen aan boord van een schip, vliegtuig of trein bij vervoer van passagiers binnen de Gemeenschap, dient te worden gepreciseerd.

  19. Gas en elektriciteit worden voor BTW-doeleinden als goederen beschouwd. Het is evenwel bijzonder moeilijk de plaats van levering te bepalen. Teneinde dubbele heffing of niet-heffing van de belasting te voorkomen en een echte interne markt tot stand te brengen, dient als plaats van levering van gas via het aardgasdistributiesysteem en van elektriciteit, voordat de goederen het stadium van het eindverbruik bereiken, derhalve te worden aangemerkt de plaats waar de afnemer de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd. De levering van gas en elektriciteit in het stadium van het eindverbruik, door de handelaar en de distributeur aan de eindverbruiker, moet worden belast op de plaats waar de afnemer daadwerkelijk het gebruik en verbruik van de goederen heeft.

  20. Wanneer de algemene regel dat diensten worden belast in de lidstaat waar de dienstverrichter gevestigd is, wordt toegepast op de verhuur van roerende lichamelijke zaken, kan dit tot aanzienlijke verstoringen van de mededinging leiden wanneer de verhuurder en de huurder gevestigd zijn in verschillende lidstaten en de belastingtarieven in die lidstaten verschillen. Er dient derhalve te worden bepaald dat de plaats van een dienst de plaats is waar de huurder de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting heeft gevestigd waarvoor de dienst is verricht, of bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting, zijn woonplaats of zijn gebruikelijke verblijfplaats.

  21. Wat de verhuur van vervoermiddelen betreft, dient de algemene regel echter, om redenen van controletechnische aard, strikt te worden toegepast door als plaats van deze dienst de plaats aan te merken waar de dienstverrichter gevestigd is.

  22. Alle telecommunicatiediensten waarvan in de Gemeenschap gebruik wordt gemaakt, dienen te worden belast, teneinde verstoringen van de mededinging op dat gebied te voorkomen. Telecommunicatiediensten verricht voor in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen of voor in een derde land gevestigde afnemers moeten te dien einde in beginsel worden belast op de plaats waar de afnemer van de diensten gevestigd is. Teneinde een uniforme belastingheffing te garanderen van telecommunicatiediensten die door in derdelandsgebieden of in derde landen gevestigde belastingplichtigen worden verricht voor in de Gemeenschap gevestigde niet-belastingplichtigen en waarvan het werkelijke gebruik en de werkelijke exploitatie in de Gemeenschap geschieden, zouden de lidstaten evenwel in beginsel moeten bepalen dat de plaats van de dienst binnen de Gemeenschap gelegen is.

  23. Mede om verstoringen van de mededinging te voorkomen, moeten radio- en televisieomroepdiensten en diensten die langs elektronische weg worden verricht vanuit derdelandsgebieden of derde landen voor in de Gemeenschap gevestigde personen of vanuit de Gemeenschap voor in derdelandsgebieden of derde landen gevestigde afnemers, worden belast op de plaats van vestiging van de afnemer van de dienst.

  24. De begrippen „belastbaar feit” en „verschuldigheid van de belasting” moeten worden geharmoniseerd, opdat de toepassing en de latere wijzigingen van het gemeenschappelijk BTW-stelsel in alle lidstaten op hetzelfde tijdstip ingaan.

  25. De maatstaf van heffing moet worden geharmoniseerd, opdat de toepassing van de BTW op de belastbare handelingen in alle lidstaten tot vergelijkbare resultaten leidt.

  26. De lidstaten moeten zich in bepaalde welomschreven omstandigheden kunnen uitspreken over de waarde van goederenleveringen, diensten en intracommunautaire verwervingen, teneinde te voorkomen dat zij, doordat via het inschakelen van verbonden partijen een belastingvoordeel wordt behaald, belastinginkomsten derven.

  27. Teneinde fraude of belastingontwijking te bestrijden, moeten de lidstaten in de maatstaf van heffing voor een handeling waarbij door een afnemer ter beschikking gesteld beleggingsgoud wordt verwerkt, de waarde van dat beleggingsgoud kunnen opnemen wanneer dit goud ingevolge de verwerking niet meer als beleggingsgoud kan worden aangemerkt. De lidstaten dient een zekere beoordelingsruimte te worden gelaten bij de toepassing van deze maatregelen.

  28. De afschaffing van de belastinggrenzen impliceert, wil men verstoringen van de mededinging voorkomen, niet alleen een uniforme BTW-grondslag, doch tevens een aantal tarieven en tariefhoogten in de lidstaten die elkaar voldoende benaderen.

  29. Het normale BTW-tarief dat in de diverse lidstaten van kracht is, zorgt er in combinatie met voorschriften van de overgangsregeling voor dat dit stelsel in aanvaardbare mate functioneert. Om te voorkomen dat de verschillen in het normale BTW-tarief dat de lidstaten toepassen, tot structurele onevenwichtigheden in de Gemeenschap en tot verstoringen van de mededinging in bepaalde bedrijfssectoren leiden, dient de ondergrens van het normale tarief op 15 % te worden bepaald, welk cijfer opnieuw kan worden bezien.

  30. Om de BTW-neutraliteit te waarborgen, zouden de door de lidstaten toegepaste tarieven de normale aftrek van de voorbelasting mogelijk moeten maken.

  31. Tijdens de overgangsperiode moeten bepaalde afwijkingen inzake aantal en hoogte van de tarieven mogelijk zijn.

  32. Voor een beter begrip van het effect van de verlaagde tarieven is een evaluatierapport van de Commissie over het effect van de verlaagde tarieven op lokale diensten, met name wat het scheppen van werkgelegenheid, de economische groei en de goede werking van de interne markt betreft, noodzakelijk.

  33. Ter bestrijding van het werkloosheidsprobleem dienen de lidstaten desgewenst in de gelegenheid te worden gesteld met de toepassing en de effecten van een gerichte BTW-verlaging voor arbeidsintensieve diensten te experimenteren. Deze verlaging zou ook de verleiding voor de betrokken ondernemingen om in „het zwarte circuit” te verdwijnen, respectievelijk in dat circuit te blijven, minder groot kunnen maken.

  34. Een dergelijke tariefverlaging is echter voor de goede werking van de interne markt en voor de neutraliteit van de belasting niet zonder gevaar. Het is derhalve zaak in een machtigingsprocedure te voorzien waarbij een dergelijke tariefverlaging wordt toegestaan voor een periode die lang genoeg is om het effect van de verlaagde tarieven op lokale diensten te kunnen beoordelen. Ook is het nodig om het toepassingsgebied van een dergelijke maatregel strikt te definiëren, opdat het controleerbare en beperkte kader ervan behouden blijft.

  35. Met het oog op een vergelijkbare inning van de eigen middelen in alle lidstaten dient een gemeenschappelijke lijst van vrijstellingen te worden vastgesteld.

  36. Ten voordele van zowel de tot voldoening van de belasting gehouden personen als de bevoegde overheidsdiensten zouden de regels voor de heffing van de BTW op bepaalde intracommunautaire leveringen en verwervingen van accijnsproducten moeten worden afgestemd op de aangifteprocedures en -verplichtingen voor verzendingen van deze producten naar een andere lidstaat voorgeschreven bij Richtlijn 92/12/EEG van de Raad van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop(4).

  37. De levering van gas via het aardgasdistributiesysteem of van elektriciteit wordt belast op de plaats waar de afnemer gevestigd is. Teneinde dubbele heffing te voorkomen, dient de invoer van dergelijke producten derhalve van BTW te worden vrijgesteld.

  38. Voor de in het binnenlandse verkeer belastbare handelingen in verband met intracommunautair handelsverkeer van goederen dat in de overgangsperiode wordt verricht door belastingplichtigen die niet zijn gevestigd op het grondgebied van de lidstaat van de intracommunautaire verwerving van de goederen, kettingtransacties daaronder begrepen, moeten vereenvoudigingsmaatregelen worden genomen ter waarborging van een gelijkwaardige behandeling in alle lidstaten. Daartoe dienen de bepalingen betreffende de regeling van de belastingheffing en betreffende degene die tot voldoening van de belasting uit hoofde van deze handelingen gehouden is, te worden geharmoniseerd. Goederen die bestemd zijn om in het kleinhandelsstadium te worden geleverd, dienen evenwel in beginsel van deze regelingen te worden uitgesloten.

  39. De aftrekregelingen moeten worden geharmoniseerd voor zover hiervan invloed uitgaat op het werkelijke niveau van inning, en de berekening van het pro rata voor de toepassing van de aftrek moet in alle lidstaten op overeenkomstige wijze geschieden.

  40. De regeling die voorziet in de herziening van de aftrek voor investeringsgoederen gedurende de levensduur van dat goed, rekening houdende met het werkelijke gebruik, dient ook te kunnen worden toegepast op bepaalde diensten die het karakter van een investeringsgoed hebben.

  41. Nader dient te worden bepaald wie tot voldoening van de belasting gehouden is, met name voor bepaalde diensten verricht door niet in de lidstaat waar de belasting verschuldigd is gevestigde dienstverrichters.

  42. De lidstaten moeten in specifieke gevallen de afnemer van goederen of diensten kunnen aanwijzen als de tot voldoening van de BTW gehouden persoon. Dit moet de lidstaten helpen in bepaalde sectoren en bij bepaalde soorten handelingen de regelgeving te vereenvoudigen en belastingfraude en -ontwijking aan te pakken.

  43. De lidstaten moeten vrijelijk kunnen blijven bepalen wie tot voldoening van de belasting bij invoer gehouden is.

  44. De lidstaten moeten kunnen bepalen dat een ander dan de tot voldoening van de belasting gehouden persoon hoofdelijk verplicht is de belasting te voldoen.

  45. De verplichtingen van de belastingplichtigen moeten zoveel mogelijk worden geharmoniseerd teneinde de nodige waarborgen te verkrijgen met betrekking tot de gelijkheid van de belastingheffing in alle lidstaten.

  46. Elektronische facturering moet zodanig zijn opgezet dat de belastingdiensten hun controlerende taak kunnen verrichten. Voor een goede werking van de interne markt dient een geharmoniseerde lijst te worden vastgesteld van verplichte vermeldingen die een factuur moet bevatten, alsmede een aantal gemeenschappelijke voorwaarden voor elektronische facturering, elektronische bewaring van facturen, eigenhandige facturering en uitbesteding van factureringswerkzaamheden.

  47. De lidstaten moeten onder de voorwaarden die zij vaststellen, toestaan en verplicht kunnen stellen dat bepaalde aangiften langs elektronische weg worden verricht.

  48. Het noodzakelijke streven naar een verlichting van de administratieve en statistische formaliteiten van de ondernemingen, met name de kleine en middelgrote ondernemingen, moet worden verzoend met de toepassing van efficiënte controlemaatregelen en met de zowel om economische als om fiscale redenen onontbeerlijke handhaving van de kwaliteit van de communautaire statistische instrumenten.

  49. Ten aanzien van kleine ondernemingen moeten de lidstaten hun bijzondere regelingen kunnen behouden, zulks overeenkomstig gemeenschappelijke voorschriften en met het oog op een verdergaande harmonisatie.

  50. Ten aanzien van landbouwers moeten de lidstaten de mogelijkheid behouden een bijzondere regeling toe te passen met een forfaitaire compensatie van de BTW-voordruk voor de landbouwers die niet onder de normale regeling vallen. De belangrijkste beginselen van deze regeling en een gemeenschappelijke methode voor de berekening van de door deze landbouwers tot stand gebrachte toegevoegde waarde, moeten worden vastgesteld met het oog op de inning van de eigen middelen.

  51. Er dient een communautaire belastingregeling te worden vastgesteld die van toepassing is op het gebied van gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, antiquiteiten en voorwerpen voor verzamelingen, en die erop gericht is dubbele heffing van de belasting en verstoring van de mededinging tussen belastingplichtigen te vermijden.

  52. De toepassing van de normale belastingregeling op goud hindert in ernstige mate het gebruik van goud voor beleggingsdoeleinden, zodat de toepassing van een bijzondere belastingregeling te rechtvaardigen is, ook ter versterking van de internationale concurrentiepositie van de communautaire goudmarkt.

  53. Leveringen van goud voor beleggingsdoeleinden stemmen naar hun aard overeen met andere financiële beleggingen die BTW-vrijstelling genieten. Belastingvrijstelling blijkt derhalve de meest aangewezen fiscale behandeling voor goudleveringen te zijn.

  54. Gouden munten waarvan de waarde in hoofdzaak overeenkomt met de prijs van het daarin vervatte goud dienen ook onder de definitie van beleggingsgoud te vallen. Uit overwegingen van transparantie en rechtszekerheid moet jaarlijks een lijst worden opgesteld van de munten die onder de regeling voor beleggingsgoud vallen, zodat handelaren in gouden munten zekerheid wordt geboden. Onverminderd deze lijst kan de vrijstelling ook gelden voor munten die niet op deze lijst zijn vermeld, maar die aan de criteria van deze richtlijn voldoen.

  55. Teneinde belastingfraude te voorkomen en tevens de lasten in verband met de financiering van de levering van goud met ten minste een bepaalde zuiverheid te verlichten, is het gerechtvaardigd de lidstaten toe te staan de afnemer aan te wijzen als degene die tot voldoening van de belasting is gehouden.

  56. Om het voor ondernemers die langs elektronische weg diensten verrichten en die noch in de Gemeenschap gevestigd zijn noch in de Gemeenschap voor BTW-doeleinden moeten zijn geïdentificeerd, eenvoudiger te maken om aan de belastingverplichtingen te voldoen, moet een bijzondere regeling worden vastgesteld. Door toepassing van deze regeling kan een ondernemer die dergelijke diensten langs elektronische weg in de Gemeenschap aanbiedt aan niet-belastingplichtigen, indien hij niet anderszins voor BTW-doeleinden in de Gemeenschap is geïdentificeerd, kiezen voor identificatie in slechts één lidstaat.

  57. Het is wenselijk dat de bepalingen betreffende radio- en televisieomroepdiensten en bepaalde langs elektronische weg verrichte diensten slechts voor een tijdelijke periode worden aangenomen en binnen afzienbare tijd opnieuw worden bezien in het licht van de opgedane ervaring.

  58. Het is van belang de gecoördineerde toepassing van de bepalingen van deze richtlijn te bevorderen en het is te dien einde onontbeerlijk een raadgevend BTW-Comité in te stellen dat de mogelijkheid verschaft op dit gebied een nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie tot stand te brengen.

  59. De lidstaten moeten, met inachtneming van bepaalde beperkingen en voorwaarden, bijzondere van deze richtlijn afwijkende maatregelen kunnen treffen of handhaven, teneinde de belastingheffing te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of belastingontwijking te voorkomen.

  60. Om te voorkomen dat een lidstaat in het ongewisse blijft over het gevolg dat de Commissie aan zijn verzoek om een afwijking wenst te geven, dient een termijn te worden vastgesteld waarbinnen de Commissie de Raad een voorstel tot machtiging moet voorleggen dan wel een mededeling waarin zij haar eventuele bezwaren toelicht.

  61. Het is van wezenlijk belang bij de toepassing van het BTW-stelsel uniformiteit te garanderen. Ter verwezenlijking van dat doel dienen uitvoeringsmaatregelen te worden vastgesteld.

  62. Deze maatregelen moeten met name een oplossing bieden voor het probleem van de dubbele belastingheffing op grensoverschrijdende handelingen die kan voortvloeien uit een niet eenvormige toepassing door de lidstaten van de regels inzake de plaats van belastbare handelingen.

  63. Hoewel het toepassingsgebied van de uitvoeringsmaatregelen beperkt zou zijn, zouden de budgettaire gevolgen ervan voor een of meer lidstaten aanzienlijk kunnen zijn. De mogelijke gevolgen voor de begrotingen van de lidstaten rechtvaardigen dat de Raad zich het recht voorbehoudt de bevoegdheid tot uitvoering uit te oefenen.

  64. Gelet op het beperkte toepassingsgebied van de uitvoeringsmaatregelen dient te worden bepaald dat deze maatregelen door de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen worden vastgesteld.

  65. Daar de doelstellingen van deze richtlijn om bovengenoemde redenen niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

  66. De verplichting tot omzetting van deze richtlijn in nationaal recht dient te worden beperkt tot de bepalingen die ten opzichte van de vorige richtlijnen materieel zijn gewijzigd. De verplichting tot omzetting van de ongewijzigde bepalingen vloeit voort uit de eerdere richtlijnen.

  67. Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage XI, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

TITEL I VOORWERP EN TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 1

1.

Bij deze richtlijn wordt het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (BTW) vastgesteld.

2.

Het gemeenschappelijke BTW-stelsel berust op het beginsel dat op goederen en diensten een algemene verbruiksbelasting wordt geheven die strikt evenredig is aan de prijs van de goederen en diensten, zulks ongeacht het aantal handelingen dat tijdens het productie- en distributieproces vóór de fase van heffing plaatsvond.

Bij elke handeling is de BTW, berekend over de prijs van het goed of van de dienst volgens het tarief dat voor dat goed of voor die dienst geldt, verschuldigd onder aftrek van het bedrag van de BTW waarmede de onderscheiden elementen van de prijs rechtstreeks zijn belast.

Het gemeenschappelijke BTW-stelsel wordt toegepast tot en met de kleinhandelsfase.

Artikel 2

1.

De volgende handelingen zijn aan de BTW onderworpen:

  1. de leveringen van goederen, die binnen het grondgebied van een lidstaat door een als zodanig handelende belastingplichtige onder bezwarende titel worden verricht;

  2. de intracommunautaire verwervingen van goederen die binnen het grondgebied van een lidstaat onder bezwarende titel worden verricht:

    1. door een als zodanig handelende belastingplichtige of door een niet-belastingplichtige rechtspersoon, wanneer de verkoper een als zodanig handelende belastingplichtige is die noch onder de in de artikelen 282 tot en met 292 bedoelde vrijstellingsregeling voor kleine ondernemingen, noch onder artikel 33 of artikel 36 valt;

    2. wanneer het nieuwe vervoermiddelen betreft, door een belastingplichtige of door een niet-belastingplichtige rechtspersoon van wie de andere verwervingen uit hoofde van artikel 3, lid 1, niet aan de BTW zijn onderworpen, of door enige andere niet-belastingplichtige;

    3. wanneer het accijnsproducten betreft uit hoofde waarvan de accijnsrechten binnen het grondgebied van de lidstaat verschuldigd zijn krachtens Richtlijn 92/12/EEG, door een belastingplichtige of door een niet-belastingplichtige rechtspersoon van wie de andere verwervingen uit hoofde van artikel 3, lid 1, niet aan de BTW zijn onderworpen;

  3. de diensten die binnen het grondgebied van een lidstaat door een als zodanig handelende belastingplichtige onder bezwarende titel worden verricht;

  4. de invoer van goederen.

2.

  1. Voor de toepassing van lid 1, onder b), punt ii), worden als „vervoermiddelen” beschouwd, de volgende voor het personen- of goederenvervoer bestemde vervoermiddelen:

    1. landvoertuigen die zijn uitgerust met een motor van meer dan 48 cc cilinderinhoud of met een vermogen van meer dan 7,2 kilowatt;

    2. schepen met een lengte van meer dan 7,5 meter, met uitzondering van schepen voor de vaart op volle zee waarmee personenvervoer tegen betaling plaatsvindt of die voor de uitoefening van enigerlei industriële, handels- of visserijactiviteit worden gebruikt, van reddingsboten en schepen voor hulpverlening op zee en van schepen voor de kustvisserij;

    3. luchtvaartuigen met een totaal opstijggewicht van meer dan 1 550 kg, met uitzondering van luchtvaartuigen welke door luchtvaartmaatschappijen worden gebruikt die zich hoofdzakelijk toeleggen op het betaalde internationale vervoer.

  2. Deze vervoermiddelen worden in de volgende gevallen beschouwd als „nieuw”:

    1. voor gemotoriseerde landvoertuigen, wanneer de levering binnen zes maanden na de eerste ingebruikneming plaatsvindt of wanneer het voertuig niet meer dan 6 000 km heeft afgelegd;

    2. voor schepen, wanneer de levering binnen drie maanden na de eerste ingebruikneming plaatsvindt of wanneer het schip niet meer dan 100 uur heeft gevaren;

    3. voor luchtvaartuigen, wanneer de levering binnen drie maanden na de eerste ingebruikneming plaatsvindt of wanneer het luchtvaartuig niet meer dan 40 uur heeft gevlogen.

  3. De lidstaten stellen de voorwaarden vast waaronder de in punt b) bedoelde gegevens kunnen worden aangetoond.

3.

„Als accijnsproducten” worden beschouwd energieproducten, alcohol en alcoholhoudende dranken en tabaksfabrikaten zoals omschreven in de vigerende communautaire bepalingen, met uitsluiting van gas dat geleverd wordt via een op het grondgebied van de Gemeenschap gesitueerd aardgassysteem of eender welk op een dergelijk systeem aangesloten net.

Artikel 3

1.

In afwijking van artikel 2, lid 1, onder b), punt i), zijn de volgende handelingen niet aan BTW onderworpen:

  1. de intracommunautaire verwervingen van goederen die worden verricht door een belastingplichtige of een niet-belastingplichtige rechtspersoon waarvan de levering krachtens de artikelen 148 en 151 binnen het grondgebied van de lidstaat van verwerving zou worden vrijgesteld;

  2. de intracommunautaire verwervingen van andere goederen dan die bedoeld in punt a) en in artikel 4, en dan de verwervingen van vervoermiddelen en van accijnsproducten, die worden verricht door een belastingplichtige ten behoeve van zijn landbouw-, bosbouw- of visserijbedrijf dat onder de gemeenschappelijke forfaitaire regeling voor landbouwproducenten valt, door een belastingplichtige die uitsluitend goederenleveringen of diensten verricht waarvoor geen recht op aftrek bestaat, of door een niet-belastingplichtige rechtspersoon.

2.

Het bepaalde in lid 1, onder b), is alleen van toepassing indien de volgende voorwaarden vervuld zijn:

  1. het totale bedrag van de intracommunautaire verwervingen van goederen is in het lopende kalenderjaar niet hoger dan een door de lidstaten te bepalen maximumwaarde die niet lager mag zijn dan EUR 10 000 of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid;

  2. het totale bedrag van de intracommunautaire verwervingen van goederen heeft in het voorafgaande kalenderjaar de onder a) bepaalde maximumwaarde niet overschreden.

De maximumwaarde die als referentiepunt dient, is het totale bedrag van de intracommunautaire verwervingen van goederen als bedoeld in lid 1, onder b), de BTW die is verschuldigd of voldaan in de lidstaat van vertrek van de verzending of het vervoer van de goederen niet inbegrepen.

3.

De lidstaten verlenen de belastingplichtigen en de niet-belastingplichtige rechtspersonen die voor de toepassing van lid 1, onder b), in aanmerking komen, het recht voor de in artikel 2, lid 1, onder b), punt i), omschreven algemene regeling te kiezen.

De lidstaten stellen de nadere regels vast voor de uitoefening van het in de eerste alinea bedoelde keuzerecht, dat in ieder geval voor een periode van twee kalenderjaren geldt.

Artikel 4

TITEL II GEOGRAFISCH TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

TITEL III BELASTINGPLICHTIGEN

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 13

TITEL IV BELASTBARE HANDELINGEN

HOOFDSTUK 1 Levering van goederen

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 16

Artikel 17

Artikel 18

Artikel 19

HOOFDSTUK 2 Intracommunautaire verwerving van goederen

Artikel 20

Artikel 21

Artikel 22

Artikel 23

HOOFDSTUK 3 Diensten

Artikel 24

Artikel 25

Artikel 26

Artikel 27

Artikel 28

Artikel 29

HOOFDSTUK 4 Invoer van goederen

Artikel 30

TITEL V PLAATS VAN DE BELASTBARE HANDELINGEN

HOOFDSTUK 1 Plaats van levering van goederen

Afdeling 1 Levering van goederen zonder vervoer

Artikel 31

Afdeling 2 Levering van goederen met vervoer

Artikel 32
Artikel 33
Artikel 34
Artikel 35
Artikel 36

Afdeling 3 Levering van goederen aan boord van een schip, vliegtuig of trein

Artikel 37

Afdeling 4 Leveringen van gas via een aardgassysteem, van elektriciteit en van warmte of koude via warmte- of koudenetten

Artikel 38
Artikel 39

HOOFDSTUK 2 Plaats van een intracommunautaire verwerving van goederen

Artikel 40

Artikel 41

Artikel 42

HOOFDSTUK 3 Plaats van een dienst

Afdeling 1 Definities

Artikel 43

Afdeling 2 Algemene bepalingen

Artikel 44
Artikel 45

Afdeling 3 Bijzondere bepalingen

Onderafdeling 1 Diensten van tussenpersonen
Artikel 46
Onderafdeling 2 Diensten met betrekking tot onroerende goederen
Artikel 47
Onderafdeling 3 Vervoerdiensten
Artikel 48
Artikel 49
Artikel 50
Artikel 51
Artikel 52
Onderafdeling 4 Diensten in verband met culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, educatieve, vermakelijkheids- en soortgelijke activiteiten, met vervoer samenhangende activiteiten, en expertises en werkzaamheden met betrekking tot roerende zaken
Artikel 53
Artikel 54
Onderafdeling 5 Restaurant- en cateringdiensten
Artikel 55
Onderafdeling 6 Verhuur van vervoermiddelen
Artikel 56
Onderafdeling 7 Restaurant- en cateringdiensten voor verbruik aan boord van een schip, vliegtuig of trein
Artikel 57
Onderafdeling 8 Langs elektronische weg voor niet-belastingplichtigen verrichte diensten
Artikel 58
Onderafdeling 9 Diensten voor niet-belastingplichtigen buiten de Gemeenschap
Artikel 59
Onderafdeling 10 Voorkomen van dubbele heffing of niet-heffing van belasting
Artikel 59 bis
Artikel 59 ter

HOOFDSTUK 4 Plaats van invoer van goederen

Artikel 60

Artikel 61

TITEL VI BELASTBAAR FEIT EN VERSCHULDIGDHEID VAN DE BELASTING

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 62

HOOFDSTUK 2 Goederenleveringen en diensten

Artikel 63

Artikel 64

Artikel 65

Artikel 66

Artikel 67

HOOFDSTUK 3 Intracommunautaire verwerving van goederen

Artikel 68

Artikel 69

HOOFDSTUK 4 Invoer van goederen

Artikel 70

Artikel 71

TITEL VII MAATSTAF VAN HEFFING

HOOFDSTUK 1 Definitie

Artikel 72

HOOFDSTUK 2 Goederenleveringen en diensten

Artikel 73

Artikel 74

Artikel 75

Artikel 76

Artikel 77

Artikel 78

Artikel 79

Artikel 80

Artikel 81

Artikel 82

HOOFDSTUK 3 Intracommunautaire verwerving van goederen

Artikel 83

Artikel 84

HOOFDSTUK 4 Invoer van goederen

Artikel 85

Artikel 86

Artikel 87

Artikel 88

Artikel 89

HOOFDSTUK 5 Diverse bepalingen

Artikel 90

Artikel 91

Artikel 92

TITEL VIII TARIEVEN

HOOFDSTUK 1 Toepassing van de tarieven

Artikel 93

Artikel 94

Artikel 95

HOOFDSTUK 2 Structuur en hoogte van de tarieven

Afdeling 1 Normaal tarief

Artikel 96
Artikel 97

Afdeling 2 Verlaagde tarieven

Artikel 98
Artikel 99
Artikel 100
Artikel 101

Afdeling 3 Bijzondere bepalingen

Artikel 102
Artikel 103
Artikel 104
Artikel 104 bis
Artikel 105

HOOFDSTUK 4 Bijzondere bepalingen van toepassing tot de invoering van de definitieve regeling

Artikel 109

Artikel 110

Artikel 111

Artikel 112

Artikel 113

Artikel 114

Artikel 115

Artikel 117

Artikel 118

Artikel 119

Artikel 120

Artikel 121

Artikel 122

HOOFDSTUK 5 Tijdelijke bepalingen

Artikel 123

Artikel 125

Artikel 127

Artikel 128

Artikel 129

TITEL IX VRIJSTELLINGEN

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 131

HOOFDSTUK 2 Vrijstellingen voor bepaalde activiteiten van algemeen belang

Artikel 132

Artikel 133

Artikel 134

HOOFDSTUK 3 Vrijstellingen ten gunste van andere activiteiten

Artikel 135

Artikel 136

Artikel 137

HOOFDSTUK 4 Vrijstellingen met betrekking tot intracommunautaire handelingen

Afdeling 1 Vrijstellingen voor levering van goederen

Artikel 138
Artikel 139

Afdeling 2 Vrijstellingen voor intracommunautaire verwervingen van goederen

Artikel 140
Artikel 141

Afdeling 3 Vrijstellingen voor bepaalde vervoerdiensten

Artikel 142

HOOFDSTUK 5 Vrijstellingen bij invoer

Artikel 143

Artikel 144

Artikel 145

HOOFDSTUK 6 Vrijstellingen bij uitvoer

Artikel 146

Artikel 147

HOOFDSTUK 7 Vrijstellingen met betrekking tot internationaal vervoer

Artikel 148

Artikel 149

Artikel 150

HOOFDSTUK 8 Vrijstellingen voor bepaalde met uitvoer gelijkgestelde handelingen

Artikel 151

Artikel 152

HOOFDSTUK 9 Vrijstellingen voor door tussenpersonen verrichte diensten

Artikel 153

HOOFDSTUK 10 Vrijstellingen voor handelingen met betrekking tot het internationale goederenverkeer

Afdeling 1 Douane- en andere entrepots en soortgelijke regelingen

Artikel 154
Artikel 155
Artikel 156
Artikel 157
Artikel 158
Artikel 159
Artikel 160
Artikel 161
Artikel 162
Artikel 163

Afdeling 2 Handelingen die worden vrijgesteld met het oog op de uitvoer en in het kader van het handelsverkeer tussen de lidstaten

Artikel 164
Artikel 165

Afdeling 3 Gemeenschappelijke bepaling met betrekking tot de afdelingen 1 en 2

Artikel 166

TITEL X AFTREK

HOOFDSTUK 1 Ontstaan en omvang van het recht op aftrek

Artikel 167

Artikel 168

Artikel 168 bis

Artikel 169

Artikel 170

Artikel 171

Artikel 171 bis

Artikel 172

HOOFDSTUK 2 Evenredige aftrek

Artikel 173

Artikel 174

Artikel 175

HOOFDSTUK 3 Beperkingen van het recht op aftrek

Artikel 170

Artikel 177

HOOFDSTUK 4 Wijze van uitoefening van het recht op aftrek

Artikel 178

Artikel 179

Artikel 180

Artikel 181

Artikel 182

Artikel 183

HOOFDSTUK 5 Herziening van de aftrek

Artikel 184

Artikel 185

Artikel 186

Artikel 187

Artikel 188

Artikel 189

Artikel 190

Artikel 191

Artikel 192

TITEL XI VERPLICHTINGEN VAN DE BELASTINGPLICHTIGEN EN VAN BEPAALDE NIET–BELASTINGPLICHTIGE PERSONEN

HOOFDSTUK 1 Verplichting tot betaling

Afdeling 1 Tegenover de schatkist tot voldoening van de belasting gehouden personen

Artikel 192 bis
Artikel 193
Artikel 194
Artikel 195
Artikel 196
Artikel 197
Artikel 198
Artikel 199
Artikel 199 bis
Artikel 200
Artikel 201
Artikel 202
Artikel 203
Artikel 204
Artikel 205

Afdeling 2 Wijze van betaling

Artikel 206
Artikel 207
Artikel 208
Artikel 209
Artikel 210
Artikel 211
Artikel 212

HOOFDSTUK 2 Identificatie

Artikel 213

Artikel 214

Artikel 215

Artikel 216

HOOFDSTUK 3 Facturering

Afdeling 1 Definitie

Artikel 217

Afdeling 2 Het begrip factuur

Artikel 218
Artikel 219

Afdeling 3 Uitreiking van facturen

Artikel 220
Artikel 221
Artikel 222
Artikel 223
Artikel 224
Artikel 225

Afdeling 4 Inhoud van de facturen

Artikel 226
Artikel 227
Artikel 228
Artikel 229
Artikel 230
Artikel 231

Afdeling 5 Verzenden van facturen langs elektronische weg

Artikel 232
Artikel 233
Artikel 234
Artikel 235
Artikel 236
Artikel 237

Afdeling 6 Vereenvoudigingsmaatregelen

Artikel 238
Artikel 239
Artikel 240

HOOFDSTUK 4 Boekhouding

Afdeling 1 Definitie

Artikel 241

Afdeling 2 Algemene verplichtingen

Artikel 242
Artikel 243

Afdeling 3 Specifieke verplichtingen ten aanzien van het bewaren van facturen

Artikel 244
Artikel 245
Artikel 246
Artikel 247
Artikel 248

Afdeling 4 Recht van toegang tot elektronisch bewaarde facturen in een andere lidstaat

Artikel 249

HOOFDSTUK 5 Aangiften

Artikel 250

Artikel 251

Artikel 252

Artikel 253

Artikel 254

Artikel 255

Artikel 256

Artikel 257

Artikel 258

Artikel 259

Artikel 260

Artikel 261

HOOFDSTUK 6 Lijsten

Artikel 262

Artikel 263

Artikel 264

Artikel 265

Artikel 266

Artikel 267

Artikel 268

Artikel 269

Artikel 270

Artikel 271

HOOFDSTUK 7 Diverse bepalingen

Artikel 272

Artikel 273

HOOFDSTUK 8 Verplichtingen ter zake van bepaalde invoer- en uitvoerhandelingen

Afdeling 1 Invoerhandelingen

Artikel 274
Artikel 275
Artikel 276
Artikel 277

Afdeling 2 Uitvoerhandelingen

Artikel 278
Artikel 279
Artikel 280

TITEL XII BIJZONDERE REGELINGEN

HOOFDSTUK 1 Bijzondere regeling voor kleine ondernemingen

Afdeling 1 Vereenvoudigde bepalingen inzake belastingheffing en belastinginning

Artikel 281

Afdeling 2 Vrijstellingen of degressieve verminderingen

Artikel 282
Artikel 283
Artikel 284
Artikel 285
Artikel 286
Artikel 287
Artikel 288
Artikel 289
Artikel 290
Artikel 291
Artikel 292

Afdeling 3 Verslag en herziening

Artikel 293
Artikel 294

HOOFDSTUK 2 Gemeenschappelijke forfaitaire regeling voor landbouwproducenten

Artikel 295

Artikel 296

Artikel 297

Artikel 298

Artikel 299

Artikel 300

Artikel 301

Artikel 302

Artikel 303

Artikel 304

Artikel 305

HOOFDSTUK 3 Bijzondere regeling voor reisbureaus

Artikel 306

Artikel 307

Artikel 308

Artikel 309

Artikel 310

HOOFDSTUK 4 Bijzondere regelingen voor gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten

Afdeling 1 Definities

Artikel 311

Afdeling 2 Bijzondere regeling voor belastingplichtige wederverkopers

Onderafdeling 1 Winstmargeregeling
Artikel 312
Artikel 313
Artikel 314
Artikel 315
Artikel 316
Artikel 317
Artikel 318
Artikel 319
Artikel 320
Artikel 321
Artikel 322
Artikel 323
Artikel 324
Artikel 325
Onderafdeling 2 Overgangsregeling voor gebruikte vervoermiddelen
Artikel 326
Artikel 327
Artikel 328
Artikel 329
Artikel 330
Artikel 331
Artikel 332

Afdeling 3 Bijzondere regeling voor verkoop op openbare veilingen

Artikel 333
Artikel 334
Artikel 335
Artikel 336
Artikel 337
Artikel 338
Artikel 339
Artikel 340
Artikel 341

Afdeling 4 Maatregelen ter voorkoming van verstoring van de mededinging en fraude

Artikel 342
Artikel 343

HOOFDSTUK 5 Bijzondere regeling voor beleggingsgoud

Afdeling 1 Algemene bepalingen

Artikel 344
Artikel 345

Afdeling 2 Vrijstelling van de belasting

Artikel 346
Artikel 347

Afdeling 3 Recht om voor belastingheffing te kiezen

Artikel 348
Artikel 349
Artikel 350
Artikel 351

Afdeling 4 Handelingen op een gereglementeerde goudmarkt

Artikel 352
Artikel 353

Afdeling 5 Bijzondere rechten en verplichtingen van handelaren in beleggingsgoud

Artikel 354
Artikel 355
Artikel 356

HOOFDSTUK 6 Bijzondere regeling voor niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen die langs elektronische weg diensten verrichten voor niet-belastingplichtigen

Afdeling 1 Algemene bepalingen

Artikel 357
Artikel 358

Afdeling 2 Bijzondere regeling voor langs elektronische weg verrichte diensten

Artikel 359
Artikel 360
Artikel 361
Artikel 362
Artikel 363
Artikel 364
Artikel 365
Artikel 366
Artikel 367
Artikel 368
Artikel 369

TITEL XIII AFWIJKINGEN

HOOFDSTUK 1 Afwijkingen van toepassing tot de invoering van de definitieve regeling

Afdeling 1 Afwijkingen voor de staten die op 1 januari 1978 lid waren van de Gemeenschap

Artikel 370
Artikel 371
Artikel 372
Artikel 373
Artikel 374

Afdeling 2 Afwijkingen voor de staten die na 1 januari 1978 tot de Gemeenschap zijn toegetreden

Artikel 375
Artikel 376
Artikel 377
Artikel 378
Artikel 379
Artikel 380
Artikel 381
Artikel 382
Artikel 383
Artikel 384
Artikel 385
Artikel 386
Artikel 387
Artikel 388
Artikel 389
Artikel 390
Artikel 390 bis
Artikel 390 ter

Afdeling 3 Gemeenschappelijke bepalingen met betrekking tot de afdelingen 1 en 2

Artikel 391
Artikel 392
Artikel 393

HOOFDSTUK 2 Afwijkingen waarvoor machtiging is verleend

Afdeling 1 Vereenvoudigingsmaatregelen en maatregelen ter voorkoming van belastingfraude en -ontwijking

Artikel 394
Artikel 395

Afdeling 2 Internationale overeenkomsten

Artikel 396

TITEL XIV DIVERSE BEPALINGEN

HOOFDSTUK 1 Uitvoeringsmaatregelen

Artikel 397

HOOFDSTUK 2 BTW-Comité

Artikel 398

HOOFDSTUK 3 Omrekeningskoers

Artikel 399

Artikel 400

HOOFDSTUK 4 Andere belastingen, rechten en heffingen

Artikel 401

TITEL XV SLOTBEPALINGEN

HOOFDSTUK 1 Overgangsregeling voor de belastingheffing in het handelsverkeer tussen de lidstaten

Artikel 402

Artikel 403

Artikel 404

HOOFDSTUK 2 Overgangsmaatregelen in het kader van de toetreding tot de Europese Unie

Artikel 405

Artikel 406

Artikel 407

Artikel 408

Artikel 409

Artikel 410

HOOFDSTUK 3 Omzetting en inwerkingtreding

Artikel 411

Artikel 412

Artikel 413

Artikel 414

BIJLAGE ILIJST VAN WERKZAAMHEDEN BEDOELD IN ARTIKEL 13, LID 1, DERDE ALINEA

BIJLAGE IIINDICATIEVE LIJST VAN DE IN ARTIKEL 58 EN ARTIKEL 59, LID 1, PUNT K), BEDOELDE LANGS ELEKTRONISCHE WEG VERRICHTE DIENSTEN

BIJLAGE IIILIJST VAN DE GOEDERENLEVERINGEN EN DE DIENSTEN WAAROP DE IN ARTIKEL 98 BEDOELDE VERLAAGDE TARIEVEN MOGEN WORDEN TOEGEPAST

BIJLAGE VCATEGORIEËN GOEDEREN DIE VOLGENS ARTIKEL 160, LID 2, ONDER EEN ANDER STELSEL VAN ENTREPOTS DAN DOUANE-ENTREPOTS KUNNEN VALLEN

BIJLAGE VILIJST VAN GOEDERENLEVERINGEN EN DIENSTEN ALS BEDOELD IN PUNT D) VAN ARTIKEL 199, LID 1

BIJLAGE VIILIJST VAN LANDBOUWPRODUCTIEWERKZAAMHEDEN BEDOELD IN ARTIKEL 295, LID 1, PUNT 4)

BIJLAGE VIIIINDICATIEVE LIJST VAN AGRARISCHE DIENSTEN BEDOELD IN ARTIKEL 295, LID 1, PUNT 5)

BIJLAGE IXKUNSTVOORWERPEN, VOORWERPEN VOOR VERZAMELINGEN EN ANTIQUITEITEN BEDOELD IN ARTIKEL 311, LID 1, PUNTEN 2), 3) EN 4)

BIJLAGE XLIJST VAN HANDELINGEN WAARVOOR DE IN DE ARTIKELEN 370 EN 371 EN DE ARTIKELEN 375 TOT EN MET 390 TER BEDOELDE AFWIJKINGEN GELDEN

BIJLAGE XI

BIJLAGE XIICONCORDANTIETABEL