Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde
Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde
02006L0112 — NL — 12.12.2020 — 024.001
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
RICHTLIJN 2006/112/EG VAN DE RAAD van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1) |
Gewijzigd bij:
Publicatieblad | ||||
nr. | blz. | datum | ||
L 384 | 92 | 29.12.2006 | ||
L 346 | 13 | 29.12.2007 | ||
L 44 | 11 | 20.2.2008 | ||
L 14 | 7 | 20.1.2009 | ||
L 116 | 18 | 9.5.2009 | ||
L 175 | 12 | 4.7.2009 | ||
L 10 | 14 | 15.1.2010 | ||
L 72 | 1 | 20.3.2010 | ||
L 189 | 1 | 22.7.2010 | ||
L 326 | 1 | 10.12.2010 | ||
L 201 | 1 | 26.7.2013 | ||
L 201 | 4 | 26.7.2013 | ||
L 353 | 5 | 28.12.2013 | ||
L 142 | 12 | 31.5.2016 | ||
L 177 | 9 | 1.7.2016 | ||
L 348 | 7 | 29.12.2017 | ||
L 162 | 1 | 27.6.2018 | ||
L 282 | 5 | 12.11.2018 | ||
L 286 | 20 | 14.11.2018 | ||
L 311 | 3 | 7.12.2018 | ||
L 329 | 3 | 27.12.2018 | ||
L 83 | 42 | 25.3.2019 | ||
L 396 | 1 | 25.11.2020 | ||
L 419 | 1 | 11.12.2020 |
Gewijzigd bij:
L 112 | 21 | 24.4.2012 |
Gerectificeerd bij:
RICHTLIJN 2006/112/EG VAN DE RAAD
van 28 november 2006
betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde
INHOUDSTAFEL | |
TITEL I - | VOORWERP EN TOEPASSINGSGEBIED |
TITEL II - | GEOGRAFISCH TOEPASSINGSGEBIED |
TITEL III - | BELASTINGPLICHTIGEN |
TITEL IV - | BELASTBARE HANDELINGEN |
Hoofdstuk 1 - | Levering van goederen |
Hoofdstuk 2 - | Intracommunautaire verwerving van goederen |
Hoofdstuk 3 - | Diensten |
Hoofdstuk 4 - | Invoer van goederen |
Hoofdstuk 5 - | Gemeenschappelijke bepalingen voor de hoofdstukken 1 en 3 |
TITEL V - | PLAATS VAN DE BELASTBARE HANDELINGEN |
Hoofdstuk 1 - | Plaats van levering van goederen |
Afdeling 1 - | Levering van goederen zonder vervoer |
Afdeling 2 - | Levering van goederen met vervoer |
Afdeling 3 - | Levering van goederen aan boord van een schip, vliegtuig of trein |
Afdeling 4 - | Levering van goederen via distributiesystemen |
Hoofdstuk 2 - | Plaats van een intracommunautaire verwerving van goederen |
Hoofdstuk 3 - | Plaats van een dienst |
Afdeling 1 - | Definities |
Afdeling 2 - | Algemene bepalingen |
Afdeling 3 - | Bijzondere bepalingen |
Onderafdeling 1 - | Diensten van tussenpersonen |
Onderafdeling 2 - | Diensten met betrekking tot onroerende goederen |
Onderafdeling 3 - | Vervoerdiensten |
Onderafdeling 4 - | Diensten in verband met culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, educatieve, vermakelijkheids- en soortgelijke activiteiten, met vervoer samenhangende activiteiten, en expertises en werkzaamheden met betrekking tot roerende zaken |
Onderafdeling 5 - | Restaurantdiensten, restauratie en cateringdiensten |
Onderafdeling 6 - | Verhuur van vervoermiddelen |
Onderafdeling 7 - | Restaurantdiensten, restauratie en cateringdiensten voor verbruik aan boord van een schip, vliegtuig of trein |
Onderafdeling 8 - | Telecommunicatiediensten, omroepdiensten en langs elektronische weg verrichte diensten voor niet-belastingplichtigen |
Onderafdeling 9 - | Diensten voor niet-belastingplichtigen buiten de Gemeenschap |
Onderafdeling 10 - | Voorkomen van dubbele heffing of niet-heffing van belasting |
Hoofdstuk 4 - | Plaats van invoer van goederen |
TITEL VI - | BELASTBAAR FEIT EN VERSCHULDIGDHEID VAN DE BELASTING |
Hoofdstuk 1 - | Algemene bepalingen |
Hoofdstuk 2 - | Goederenleveringen en diensten |
Hoofdstuk 3 - | Intracommunautaire verwerving van goederen |
Hoofdstuk 4 - | Invoer van goederen |
TITEL VII - | MAATSTAF VAN HEFFING |
Hoofdstuk 1 - | Definitie |
Hoofdstuk 2 - | Goederenleveringen en diensten |
Hoofdstuk 3 - | Intracommunautaire verwerving van goederen |
Hoofdstuk 4 - | Invoer van goederen |
Hoofdstuk 5 - | Diverse bepalingen |
TITEL VIII - | TARIEVEN |
Hoofdstuk 1 - | Toepassing van de tarieven |
Hoofdstuk 2 - | Structuur en hoogte van de tarieven |
Afdeling 1 - | Normaal tarief |
Afdeling 2 - | Verlaagde tarieven |
Afdeling 3 - | Bijzondere bepalingen |
Hoofdstuk 3 - | Tijdelijke bepalingen voor bepaalde arbeidsintensieve diensten |
Hoofdstuk 4 - | Bijzondere bepalingen van toepassing tot de invoering van de definitieve regeling |
Hoofdstuk 5 - | Tijdelijke bepalingen |
TITEL IX - | VRIJSTELLINGEN |
Hoofdstuk 1 - | Algemene bepalingen |
Hoofdstuk 2 - | Vrijstellingen voor bepaalde activiteiten van algemeen belang |
Hoofdstuk 3 - | Vrijstellingen ten gunste van andere activiteiten |
Hoofdstuk 4 - | Vrijstellingen met betrekking tot intracommunautaire handelingen |
Afdeling 1 - | Vrijstellingen voor levering van goederen |
Afdeling 2 - | Vrijstellingen voor intracommunautaire verwervingen van goederen |
Afdeling 3 - | Vrijstellingen voor bepaalde vervoerdiensten |
Hoofdstuk 5 - | Vrijstellingen bij invoer |
Hoofdstuk 6 - | Vrijstellingen bij uitvoer |
Hoofdstuk 7 - | Vrijstellingen met betrekking tot internationaal vervoer |
Hoofdstuk 8 - | Vrijstellingen voor bepaalde met uitvoer gelijkgestelde handelingen |
Hoofdstuk 9 - | Vrijstellingen voor door tussenpersonen verrichte diensten |
Hoofdstuk 10 - | Vrijstellingen voor handelingen met betrekking tot het internationale goederenverkeer |
Afdeling 1 - | Douane- en andere entrepots en soortgelijke regelingen |
Afdeling 2 - | Handelingen die worden vrijgesteld met het oog op de uitvoer en in het kader van het handelsverkeer tussen de lidstaten |
Afdeling 3 - | Gemeenschappelijke bepalingen met betrekking tot de Afdelingen 1 en 2 |
TITEL X - | AFTREK |
Hoofdstuk 1 - | Ontstaan en omvang van het recht op aftrek |
Hoofdstuk 2 - | Evenredige aftrek |
Hoofdstuk 3 - | Beperkingen van het recht op aftrek |
Hoofdstuk 4 - | Wijze van uitoefening van het recht op aftrek |
Hoofdstuk 5 - | Herziening van de aftrek |
TITEL XI - | VERPLICHTINGEN VAN DE BELASTINGPLICHTIGEN EN VAN BEPAALDE NIET-BELASTINGPLICHTIGE PERSONEN |
Hoofdstuk 1 - | Verplichting tot betaling |
Afdeling 1 - | Tegenover de schatkist tot voldoening van de belasting gehouden personen |
Afdeling 2 - | Wijze van betaling |
Hoofdstuk 2 - | Identificatie |
Hoofdstuk 3 - | Facturering |
Afdeling 1 - | Definitie |
Afdeling 2 - | Het begrip factuur |
Afdeling 3 - | Uitreiking van facturen |
Afdeling 4 - | Inhoud van de facturen |
Afdeling 5 - | Verzenden van facturen langs elektronische weg |
Afdeling 6 - | Vereenvoudigingsmaatregelen |
Hoofdstuk 4 - | Boekhouding |
Afdeling 1 - | Definitie |
Afdeling 2 - | Algemene verplichtingen |
Afdeling 3 - | Specifieke verplichtingen ten aanzien van het bewaren van facturen |
Afdeling 4 - | Recht van toegang tot elektronisch bewaarde facturen in een andere lidstaat |
Hoofdstuk 5 - | Aangiften |
Hoofdstuk 6 - | Lijsten |
Hoofdstuk 7 - | Diverse bepalingen |
Hoofdstuk 8 - | Verplichtingen ter zake van bepaalde invoer- en uitvoerhandelingen |
Afdeling 1 - | Invoerhandelingen |
Afdeling 2 - | Uitvoerhandelingen |
TITEL XII - | BIJZONDERE REGELINGEN |
Hoofdstuk 1 - | Bijzondere regeling voor kleine ondernemingen |
Afdeling 1 - | Vereenvoudigde bepalingen inzake belastingheffing en belastinginning |
Afdeling 2 - | Vrijstellingen of degressieve verminderingen |
Afdeling 3 - | Verslag en herziening |
Hoofdstuk 2 - | Gemeenschappelijke forfaitaire regeling voor landbouwproducenten |
Hoofdstuk 3 - | Bijzondere regeling voor reisbureaus |
Hoofdstuk 4 - | Bijzondere regelingen voor gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten |
Afdeling 1 - | Definities |
Afdeling 2 - | Bijzondere regeling voor belastingplichtige wederverkopers |
Onderafdeling 1 - | Winstmargeregeling |
Onderafdeling 2 - | Overgangsregeling voor gebruikte vervoermiddelen |
Afdeling 3 - | Bijzondere regeling voor verkoop op openbare veilingen |
Afdeling 4 - | Maatregelen ter voorkoming van verstoring van de mededinging en fraude |
Hoofdstuk 5 - | Bijzondere regeling voor beleggingsgoud |
Afdeling 1 - | Algemene bepalingen |
Afdeling 2 - | Vrijstelling van de belasting |
Afdeling 3 - | Recht om voor belastingheffing te kiezen |
Afdeling 4 - | Handelingen op een gereglementeerde goudmarkt |
Afdeling 5 - | Bijzondere rechten en verplichtingen van handelaren in beleggingsgoud |
Hoofdstuk 6 - | Bijzondere regelingen voor niet-gevestigde belastingplichtigen die telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten verrichten voor niet-belastingplichtigen |
Afdeling 1 - | Algemene bepalingen |
Afdeling 2 - | Bijzondere regeling voor telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten verricht door niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen |
Afdeling 3 - | Bijzondere regeling voor telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten verricht door in de Gemeenschap doch niet in de lidstaat van verbruik gevestigde belastingplichtigen |
TITEL XIII - | AFWIJKINGEN |
Hoofdstuk 1 - | Afwijkingen van toepassing tot de invoering van de definitieve regeling |
Afdeling 1 - | Afwijkingen voor de staten die op 1 januari 1978 lid waren van de Gemeenschap |
Afdeling 2 - | Afwijkingen voor de staten die na 1 januari 1978 tot de Gemeenschap zijn toegetreden |
Afdeling 3 - | Gemeenschappelijke bepalingen met betrekking tot de Afdelingen 1 et 2 |
Hoofdstuk 2 - | Afwijkingen waarvoor machtiging is verleend |
Afdeling 1 - | Vereenvoudigingsmaatregelen en maatregelen ter voorkoming van belastingfraude en -ontwijking |
Afdeling 2 - | Internationale overeenkomsten |
TITEL XIV - | DIVERSE BEPALINGEN |
Hoofdstuk 1 - | Uitvoeringsmaatregelen |
Hoofdstuk 2 - | BTW-Comité |
Hoofdstuk 3 - | Omrekeningskoers |
Hoofdstuk 4 - | Andere belastingen, rechten en heffingen |
TITEL XV - | SLOTBEPALINGEN |
Hoofdstuk 1 - | Overgangsregeling voor de belastingheffing in het handelsverkeer tussen de lidstaten |
Hoofdstuk 2 - | Overgangsmaatregelen in het kader van de toetreding tot de Europese Unie |
Hoofdstuk 2 bis - | Overgangsmaatregelen voor de toepassing van nieuwe wetgeving |
Hoofdstuk 3 - | Omzetting en inwerkingtreding |
BIJLAGE I - | LIJST VAN WERKZAAMHEDEN BEDOELD IN ARTIKEL 13, LID 1, DERDE ALINEA |
BIJLAGE II - | INDICATIEVE LIJST VAN LANGS ELEKTRONISCHE WEG VERRICHTE DIENSTEN BEDOELD IN ARTIKEL 58, EERSTE ALINEA, PUNT C) |
BIJLAGE III - | LIJST VAN DE GOEDERENLEVERINGEN EN DE DIENSTEN WAAROP DE IN ARTIKEL 98 BEDOELDE VERLAGDE TARIEVEN MOGEN WORDEN TOEGEPAST |
BIJLAGE IV - | LIJST VAN DE IN ARTIKEL 106 BEDOELDE DIENSTEN |
BIJLAGE V - | CATEGORIEËN GOEDEREN DIE VOLGENS ARTIKEL 160, LID 2, ONDER EEN ANDER STELSEL VAN ENTREPOTS DAN DOUANE-ENTREPOTS KUNNEN VALLEN |
BIJLAGE VI - | LIJST VAN GOEDERENLEVERINGEN EN DIENSTEN ALS BEDOELD IN PUNT D) VAN ARTIKEL 199, LID 1 |
BIJLAGE VII - | LIJST VAN LANDBOUWPRODUCTIEWERKZAAMHEDEN BEDOELD IN ARTIKEL 295, LID 1, PUNT 4) |
BIJLAGE VIII - | INDICATIEVE LIJST VAN AGRARISCHE DIENSTEN BEDOELD IN ARTIKEL 295, LID 1, PUNT 5) |
BIJLAGE IX - | KUNSTVOORWERPEN, VOORWERPEN VOOR VERZAMELINGEN EN ANTIQUITEITEN BEDOELD IN ARTIKEL 311, LID 1, PUNTEN 2), 3) EN 4) |
Deel A - | Kunstvoorwerpen |
Deel B - | Voorwerpen voor verzamelingen |
Deel C - | Antiquiteiten |
BIJLAGE X - | ►A1 LIJST VAN HANDELINGEN WAARVOOR DE IN DE ARTIKELEN 370 EN 371 EN DE ARTIKELEN 375 TOT EN MET 390 QUATER BEDOELDE AFWIJKINGEN GELDEN ◄ |
Deel A - | Handelingen die de lidstaten mogen blijven belasten |
Deel B - | Handelingen die de lidstaten mogen blijven vrijstellen |
BIJLAGE XI | |
Deel A - | Ingetrokken richtlijnen met de achtereenvolgende wijzigingen ervan |
Deel B - | Termijnen voor de omzetting in nationaal recht (bedoeld in artikel 411) |
BIJLAGE XII - | CONCORDANTIETABEL |
TITEL I
VOORWERP EN TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 1
Bij elke handeling is de BTW, berekend over de prijs van het goed of van de dienst volgens het tarief dat voor dat goed of voor die dienst geldt, verschuldigd onder aftrek van het bedrag van de BTW waarmede de onderscheiden elementen van de prijs rechtstreeks zijn belast.
Het gemeenschappelijke BTW-stelsel wordt toegepast tot en met de kleinhandelsfase.
Artikel 2
De volgende handelingen zijn aan de BTW onderworpen:
de leveringen van goederen, die binnen het grondgebied van een lidstaat door een als zodanig handelende belastingplichtige onder bezwarende titel worden verricht;
de intracommunautaire verwervingen van goederen die binnen het grondgebied van een lidstaat onder bezwarende titel worden verricht:
door een als zodanig handelende belastingplichtige of door een niet-belastingplichtige rechtspersoon, wanneer de verkoper een als zodanig handelende belastingplichtige is die noch onder de in de artikelen 282 tot en met 292 bedoelde vrijstellingsregeling voor kleine ondernemingen, noch onder artikel 33 of artikel 36 valt;
wanneer het nieuwe vervoermiddelen betreft, door een belastingplichtige of door een niet-belastingplichtige rechtspersoon van wie de andere verwervingen uit hoofde van artikel 3, lid 1, niet aan de BTW zijn onderworpen, of door enige andere niet-belastingplichtige;
wanneer het accijnsproducten betreft uit hoofde waarvan de accijnsrechten binnen het grondgebied van de lidstaat verschuldigd zijn krachtens Richtlijn 92/12/EEG, door een belastingplichtige of door een niet-belastingplichtige rechtspersoon van wie de andere verwervingen uit hoofde van artikel 3, lid 1, niet aan de BTW zijn onderworpen;
de diensten die binnen het grondgebied van een lidstaat door een als zodanig handelende belastingplichtige onder bezwarende titel worden verricht;
de invoer van goederen.
Voor de toepassing van lid 1, onder b), punt ii), worden als „vervoermiddelen” beschouwd, de volgende voor het personen- of goederenvervoer bestemde vervoermiddelen:
landvoertuigen die zijn uitgerust met een motor van meer dan 48 cc cilinderinhoud of met een vermogen van meer dan 7,2 kilowatt;
schepen met een lengte van meer dan 7,5 meter, met uitzondering van schepen voor de vaart op volle zee waarmee personenvervoer tegen betaling plaatsvindt of die voor de uitoefening van enigerlei industriële, handels- of visserijactiviteit worden gebruikt, van reddingsboten en schepen voor hulpverlening op zee en van schepen voor de kustvisserij;
luchtvaartuigen met een totaal opstijggewicht van meer dan 1 550 kg, met uitzondering van luchtvaartuigen welke door luchtvaartmaatschappijen worden gebruikt die zich hoofdzakelijk toeleggen op het betaalde internationale vervoer.
Deze vervoermiddelen worden in de volgende gevallen beschouwd als „nieuw”:
voor gemotoriseerde landvoertuigen, wanneer de levering binnen zes maanden na de eerste ingebruikneming plaatsvindt of wanneer het voertuig niet meer dan 6 000 km heeft afgelegd;
voor schepen, wanneer de levering binnen drie maanden na de eerste ingebruikneming plaatsvindt of wanneer het schip niet meer dan 100 uur heeft gevaren;
voor luchtvaartuigen, wanneer de levering binnen drie maanden na de eerste ingebruikneming plaatsvindt of wanneer het luchtvaartuig niet meer dan 40 uur heeft gevlogen.
De lidstaten stellen de voorwaarden vast waaronder ►C1 de in punt b) bedoelde gegevens ◄ kunnen worden aangetoond.
Artikel 3
In afwijking van artikel 2, lid 1, onder b), punt i), zijn de volgende handelingen niet aan BTW onderworpen:
de intracommunautaire verwervingen van goederen die worden verricht door een belastingplichtige of een niet-belastingplichtige rechtspersoon waarvan de levering krachtens de artikelen 148 en 151 binnen het grondgebied van de lidstaat van verwerving zou worden vrijgesteld;
de intracommunautaire verwervingen van andere goederen dan die bedoeld in punt a) en in artikel 4, en dan de verwervingen van vervoermiddelen en van accijnsproducten, die worden verricht door een belastingplichtige ten behoeve van zijn landbouw-, bosbouw- of visserijbedrijf dat onder de gemeenschappelijke forfaitaire regeling voor landbouwproducenten valt, door een belastingplichtige die uitsluitend goederenleveringen of diensten verricht waarvoor geen recht op aftrek bestaat, of door een niet-belastingplichtige rechtspersoon.
Het bepaalde in lid 1, onder b), is alleen van toepassing indien de volgende voorwaarden vervuld zijn:
het totale bedrag van de intracommunautaire verwervingen van goederen is in het lopende kalenderjaar niet hoger dan een door de lidstaten te bepalen maximumwaarde die niet lager mag zijn dan EUR 10 000 of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid;
het totale bedrag van de intracommunautaire verwervingen van goederen heeft in het voorafgaande kalenderjaar de onder a) bepaalde maximumwaarde niet overschreden.
De maximumwaarde die als referentiepunt dient, is het totale bedrag van de intracommunautaire verwervingen van goederen als bedoeld in lid 1, onder b), de BTW die is verschuldigd of voldaan in de lidstaat van vertrek van de verzending of het vervoer van de goederen niet inbegrepen.
De lidstaten stellen de nadere regels vast voor de uitoefening van het in de eerste alinea bedoelde keuzerecht, dat in ieder geval voor een periode van twee kalenderjaren geldt.
Artikel 4
Naast de in artikel 3 bedoelde handelingen zijn ook de volgende handelingen niet aan BTW onderworpen:
de intracommunautaire verwervingen van gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten zoals omschreven in artikel 311, lid 1, punten 1) tot en met 4), wanneer de verkoper een als zodanig handelende belastingplichtige wederverkoper is en het verworven goed in de lidstaat van vertrek van de verzending of het vervoer aan de BTW is onderworpen overeenkomstig de in de artikelen 312 tot en met 325 vastgestelde winstmargeregeling;
de intracommunautaire verwervingen van gebruikte vervoermiddelen, zoals omschreven in artikel 327, lid 3, wanneer de verkoper een als zodanig handelende belastingplichtige wederverkoper is en het verworven gebruikte vervoermiddel in de lidstaat van vertrek van de verzending of het vervoer aan de BTW is onderworpen overeenkomstig de overgangsregeling voor gebruikte vervoermiddelen;
de intracommunautaire verwervingen van gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten zoals omschreven in artikel 311, lid 1, punten 1) tot en met 4), wanneer de verkoper een als zodanig handelende organisator van openbare veilingen is en het verworven goed in de lidstaat van vertrek van de verzending of het vervoer aan de BTW is onderworpen overeenkomstig de bijzondere regeling voor openbare veilingen.
TITEL II
GEOGRAFISCH TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 5
Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:
„Gemeenschap” en „grondgebied van de Gemeenschap”: het geheel van de grondgebieden van de lidstaten als omschreven in punt 2);
„lidstaat” en „grondgebied van een lidstaat”: het grondgebied van iedere lidstaat van de Gemeenschap waarop het Verdrag houdende oprichting van de Europese Gemeenschap overeenkomstig zijn artikel 299 van toepassing is, met uitzondering van het (de) in artikel 6 van deze richtlijn genoemde gebied(en);
„derdelandsgebieden”: de gebieden die in artikel 6 zijn genoemd;
„derde land”: elke staat of elk grondgebied waarop het Verdrag niet van toepassing is.
Artikel 6
Deze richtlijn is niet van toepassing op de volgende gebieden die deel uitmaken van het douanegebied van de Gemeenschap:
de berg Athos;
de Canarische Eilanden;
de Franse gebieden bedoeld in artikel 349 en artikel 355, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;
de Ålandseilanden;
de Kanaaleilanden;
Campione d'Italia;
de Italiaanse wateren van het meer van Lugano.
Artikel 7
Artikel 8
Indien de Commissie van mening is dat het bepaalde in de artikelen 6 en 7 niet meer gerechtvaardigd is, met name uit het oogpunt van de neutraliteit ten aanzien van de mededinging of van de eigen middelen, legt zij passende voorstellen aan de Raad voor.
TITEL III
BELASTINGPLICHTIGEN
Artikel 9
Als „economische activiteit” worden beschouwd, alle werkzaamheden van een fabrikant, handelaar of dienstverrichter, met inbegrip van de winning van delfstoffen, de landbouw en de uitoefening van vrije of daarmede gelijkgestelde beroepen. Als economische activiteit wordt in het bijzonder beschouwd de exploitatie van een lichamelijke of onlichamelijke zaak om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen.
Artikel 10
De in artikel 9, lid 1, bedoelde voorwaarde dat de economische activiteit zelfstandig moet worden verricht, sluit loontrekkenden en andere personen van de belastingheffing uit, voor zover zij met hun werkgever een arbeidsovereenkomst hebben aangegaan of enige andere juridische band hebben waaruit een verhouding van ondergeschiktheid ontstaat ten aanzien van de arbeids- en bezoldigingsvoorwaarden en de verantwoordelijkheid van de werkgever.
Artikel 11
Na raadpleging van het raadgevend Comité voor de Belasting op de toegevoegde waarde („BTW-comité”) kan elke lidstaat personen die binnen het grondgebied van deze lidstaat gevestigd zijn en die juridisch gezien zelfstandig zijn, doch financieel, economisch en organisatorisch nauw met elkaar verbonden zijn, tezamen als één belastingplichtige aanmerken.
Een lidstaat die de in de eerste alinea bedoelde mogelijkheid toepast, kan alle maatregelen vaststellen die nodig zijn om belastingfraude en -ontwijking met gebruikmaking van deze bepaling te voorkomen.
Artikel 12
De lidstaten kunnen als belastingplichtige aanmerken eenieder die incidenteel een handeling verricht in verband met de in artikel 9, lid 1, tweede alinea, bedoelde werkzaamheden, met name een van de volgende handelingen:
de levering van een gebouw of een gedeelte van een gebouw en het bijbehorende terrein vóór de eerste ingebruikneming;
de levering van een bouwterrein.
De lidstaten kunnen de voorwaarden voor de toepassing van het in lid 1, onder a), bedoelde criterium op de verbouwing van gebouwen, alsmede het begrip „bijbehorend terrein” bepalen.
De lidstaten kunnen andere criteria dan dat van de eerste ingebruikneming toepassen, zoals het tijdvak dat verloopt tussen de datum van voltooiing van het gebouw en die van eerste levering, of het tijdvak tussen de datum van eerste ingebruikneming en die van de daaropvolgende levering, mits deze tijdvakken niet langer duren dan onderscheidenlijk vijf en twee jaar.
Artikel 13
Wanneer deze lichamen evenwel zodanige werkzaamheden of handelingen verrichten, moeten zij daarvoor als belastingplichtige worden aangemerkt, indien een behandeling als niet-belastingplichtige tot een verstoring van de mededinging van enige betekenis zou leiden.
De publiekrechtelijke lichamen worden in elk geval als belastingplichtige beschouwd voor de in bijlage I genoemde werkzaamheden, voorzover deze niet van onbeduidende omvang zijn.
TITEL IV
BELASTBARE HANDELINGEN
HOOFDSTUK 1
Levering van goederen
Artikel 14
Naast de in lid 1 bedoelde handeling worden de volgende handelingen als een levering van goederen beschouwd:
de eigendomsovergang van een goed tegen betaling van een vergoeding, ingevolge een vordering door of namens de overheid dan wel krachtens de wet;
de afgifte van een goed ingevolge een overeenkomst volgens welke een goed gedurende een bepaalde periode in huur wordt gegeven of ingevolge een overeenkomst tot koop en verkoop op afbetaling, in beide gevallen onder het beding dat normaal het goed uiterlijk bij de betaling van de laatste termijn in eigendom wordt verkregen;
de overdracht van een goed ingevolge een overeenkomst tot koop of verkoop in commissie.
Artikel 15
De lidstaten kunnen als lichamelijke zaken beschouwen:
bepaalde rechten op onroerende goederen;
de zakelijke rechten die de rechthebbende de bevoegdheid verschaffen een onroerend goed te gebruiken;
de deelbewijzen en aandelen waarvan het bezit rechtens of in feite recht geven op de eigendom of het genot van een onroerend goed of een deel daarvan.
Artikel 16
Met een levering van goederen onder bezwarende titel wordt gelijkgesteld, het door een belastingplichtige aan zijn bedrijf onttrekken van een goed voor eigen privédoeleinden of voor privédoeleinden van zijn personeel, of dat hij om niet verstrekt of, meer in het algemeen, voor andere dan bedrijfsdoeleinden bestemt, ingeval met betrekking tot dat goed of de bestanddelen daarvan recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van de BTW is ontstaan.
Met een levering van goederen onder bezwarende titel worden niet gelijkgesteld, onttrekkingen van goederen om voor bedrijfsdoeleinden te dienen als geschenken van geringe waarde of als monster.
Artikel 17
Als „overbrenging naar een andere lidstaat” wordt beschouwd iedere verzending of ieder vervoer van een roerende lichamelijke zaak voor bedrijfsdoeleinden, door of voor rekening van de belastingplichtige, buiten het grondgebied van de lidstaat waar het goed zich bevindt, maar binnen de Gemeenschap.
Als overbrenging naar een andere lidstaat wordt niet beschouwd, de verzending of het vervoer van een goed voor zover het daarbij om een van de volgende handelingen gaat:
de levering van dat goed door de belastingplichtige binnen het grondgebied van de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer, onder de in artikel 33 gestelde voorwaarden;
de levering van dat goed, dat door of voor rekening van de leverancier moet worden geïnstalleerd of gemonteerd, door de belastingplichtige binnen het grondgebied van de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer, onder de in artikel 36 gestelde voorwaarden;
de levering van dat goed door de belastingplichtige aan boord van een schip, vliegtuig of trein tijdens een vervoer van passagiers, onder de in artikel 37 gestelde voorwaarden;
de levering van gas via een op het grondgebied van de Gemeenschap gesitueerd aardgassysteem of eender welk op een dergelijk systeem aangesloten net, van elektriciteit of van warmte of koude via warmte- of koudenetten, onder de in de artikelen 38 en 39 gestelde voorwaarden;
de levering van dat goed door de belastingplichtige binnen het grondgebied van de lidstaat, onder de in de artikelen 138, 146, 147, 148, 151 en 152 gestelde voorwaarden;
de verrichting van een dienst voor de belastingplichtige in verband met expertises of werkzaamheden betreffende dat goed, die daadwerkelijk worden uitgevoerd binnen het grondgebied van de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer van het goed, voor zover het goed na expertise of bewerking opnieuw wordt verzonden naar deze belastingplichtige in de lidstaat waarvandaan het oorspronkelijk was verzonden of vervoerd;
het tijdelijke gebruik van dat goed binnen het grondgebied van de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer, ten behoeve van diensten verricht door de binnen de lidstaat van vertrek van de verzending of het vervoer van het goed gevestigde belastingplichtige;
het tijdelijke gebruik van dat goed voor een periode van ten hoogste 24 maanden binnen het grondgebied van een andere lidstaat waar de invoer van hetzelfde goed uit een derde land met het oog op tijdelijk gebruik in aanmerking zou komen voor de regeling voor tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van invoerrechten.
Artikel 17 bis
Voor de toepassing van dit artikel wordt geacht sprake te zijn van de regeling inzake voorraad op afroep wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:
de goederen worden verzonden of vervoerd door een belastingplichtige of door een derde partij voor diens rekening naar een andere lidstaat om die goederen daar, in een later stadium en na aankomst, aan een andere belastingplichtige te leveren die ertoe gerechtigd zal zijn om over deze goederen als eigenaar te beschikken krachtens een bestaande overeenkomst tussen de beide belastingplichtigen;
de belastingplichtige die de goederen verzendt of vervoert, heeft zijn bedrijf niet gevestigd of heeft geen vaste inrichting in de lidstaat waarnaar de goederen worden verzonden of vervoerd;
de belastingplichtige voor wie de goederen zijn bestemd om te worden geleverd, wordt voor btw-doeleinden geïdentificeerd in de lidstaat waarnaar de goederen worden verzonden of vervoerd, en zowel zijn identiteit als het btw-identificatienummer dat door die lidstaat aan hem is toegekend, zijn bij de in punt b) bedoelde belastingplichtige bekend op het tijdstip waarop de verzending of het vervoer aanvangt;
de belastingplichtige die de goederen verzendt of vervoert, neemt het vervoer van de goederen op in het in artikel 243, lid 3, bedoelde register en vermeldt de identiteit van de belastingplichtige die de goederen afneemt, evenals het btw-identificatienummer dat aan hem is toegekend door de lidstaat waarnaar de goederen worden verzonden of vervoerd, overeenkomstig artikel 262, lid 2, in de lijst.
Wanneer aan de voorwaarden van lid 2 is voldaan, zijn de volgende regels van toepassing op het tijdstip van overdracht van het recht om als eigenaar over de goederen te beschikken, aan de onder c) van lid 2 bedoelde belastingplichtige, op voorwaarde dat de overdracht binnen de in lid 4 bedoelde termijn plaatsvindt:
een levering van goederen overeenkomstig artikel 138, lid 1, wordt geacht te zijn verricht door de belastingplichtige die de goederen zelf heeft verzonden of vervoerd of voor zijn rekening door een derde heeft laten verzenden of vervoeren in de lidstaat waaruit de goederen zijn verzonden of vervoerd;
een intracommunautaire verwerving van goederen wordt geacht te zijn verricht door de belastingplichtige aan wie deze goederen worden geleverd in de lidstaat waarnaar de goederen werden verzonden of vervoerd.
Indien de volgende voorwaarden zijn vervuld, wordt geen overbrenging in de zin van artikel 17 geacht te zijn verricht:
het recht om te beschikken over de goederen is niet overgedragen en die goederen worden teruggezonden naar de lidstaat waaruit zij zijn verzonden of vervoerd binnen de in lid 4 bedoelde termijn; en
de belastingplichtige die de goederen heeft verzonden of vervoerd, neemt de terugzending ervan op in het in artikel 243, lid 3, bedoelde register.
Indien de in lid 2, onder c), bedoelde belastingplichtige binnen de in lid 4 bedoelde termijn wordt vervangen door een andere belastingplichtige, wordt op het tijdstip van de vervanging geen overbrenging in de zin van artikel 17 geacht te zijn verricht, op voorwaarde dat:
alle andere toepasselijke voorwaarden in lid 2 zijn vervuld, en
de in lid 2, onder b), bedoelde belastingplichtige de vervanging opneemt in het in artikel 243, lid 3, bedoelde register.
Indien de goederen worden geleverd aan een andere persoon dan de in lid 2, onder c), of in lid 6 bedoelde belastingplichtige, worden de in de leden 2 en 6 vastgelegde voorwaarden geacht niet langer te zijn vervuld onmiddellijk vóór een dergelijke levering.
Indien de goederen worden verzonden of vervoerd naar een ander land dan de lidstaat waaruit zij oorspronkelijk werden verplaatst, worden de in de leden 2 en 6 vastgelegde voorwaarden geacht niet langer te zijn vervuld onmiddellijk vóór de aanvang van een dergelijke verzending of een dergelijk vervoer.
In geval van vernietiging, verlies of diefstal van de goederen worden de in de leden 2 en 6 vastgelegde voorwaarden geacht niet langer te zijn vervuld op de datum waarop de goederen daadwerkelijk werden verwijderd of vernietigd, of indien het onmogelijk is om deze datum te bepalen, op de datum waarop werd vastgesteld dat de goederen waren vernietigd of verdwenen.
Artikel 18
De lidstaten kunnen de volgende handelingen met een levering van goederen onder bezwarende titel gelijkstellen:
het door een belastingplichtige voor bedrijfsdoeleinden bestemmen van een goed dat in het kader van zijn bedrijf is vervaardigd, gebouwd, gewonnen, bewerkt, aangekocht of ingevoerd, indien het van een andere belastingplichtige betrekken van een dergelijk goed hem geen recht zou geven op volledige aftrek van de BTW;
het door een belastingplichtige voor een niet-belaste sector van zijn bedrijfsuitoefening bestemmen van een goed, voor zover bij de verwerving van dat goed of bij de bestemming ervan overeenkomstig punt a) recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van de BTW is ontstaan;
met uitzondering van de in artikel 19 genoemde gevallen, het onder zich hebben van goederen door een belastingplichtige of zijn rechthebbenden wanneer hij zijn belastbare economische activiteit beëindigt, ingeval bij de verwerving van die goederen of bij de bestemming ervan overeenkomstig punt a) recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van de BTW is ontstaan.
Artikel 19
De lidstaten kunnen, in geval van overgang van het geheel of een gedeelte van een algemeenheid van goederen onder bezwarende titel, om niet of in de vorm van een inbreng in een vennootschap, zich op het standpunt stellen dat geen levering van goederen heeft plaatsgevonden en dat degene op wie de goederen overgaan, in de plaats treedt van de overdrager.
De lidstaten kunnen de nodige maatregelen nemen om verstoringen van de mededinging te voorkomen ingeval degene op wie de goederen overgaan, niet volledig belastingplichtig is. Zij kunnen ook alle maatregelen vaststellen die nodig zijn om belastingfraude en -ontwijking met gebruikmaking van dit artikel te voorkomen.
HOOFDSTUK 2
Intracommunautaire verwerving van goederen
Artikel 20
Als „intracommunautaire verwerving van goederen” wordt beschouwd het verkrijgen van de macht om als eigenaar te beschikken over een roerende lichamelijke zaak die door de verkoper of de afnemer, of voor hun rekening, met als bestemming de afnemer is verzonden of vervoerd naar een andere lidstaat dan de lidstaat van vertrek van de verzending of het vervoer van het goed.
Wanneer door een niet-belastingplichtige rechtspersoon verworven goederen uit een derdelandsgebied of een derde land worden verzonden of vervoerd en door deze niet-belastingplichtige rechtspersoon worden ingevoerd in een andere lidstaat dan die van aankomst van de verzending of het vervoer, worden de goederen geacht te zijn verzonden of vervoerd vanuit de lidstaat van invoer. Deze lidstaat verleent aan de importeur die uit hoofde van artikel 201 is aangewezen of erkend als de tot voldoening van de belasting gehouden persoon, teruggaaf van de uit hoofde van de invoer betaalde BTW, voorzover de importeur aantoont dat zijn verwerving in de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer van de goederen aan de BTW onderworpen is geweest.
Artikel 21
Met een intracommunautaire verwerving van goederen onder bezwarende titel wordt gelijkgesteld het door een belastingplichtige voor bedrijfsdoeleinden bestemmen van een goed dat door of voor rekening van de belastingplichtige wordt verzonden of vervoerd vanuit een andere lidstaat waar het is vervaardigd, gewonnen, bewerkt, aangekocht, verworven in de zin van artikel 2, lid 1, onder b), of door de belastingplichtige in het kader van zijn bedrijf in die andere lidstaat is ingevoerd.
Artikel 22
Met een intracommunautaire verwerving van goederen onder bezwarende titel wordt gelijkgesteld de toewijzing door de strijdkrachten van een staat die partij bij het Noord-Atlantisch Verdrag is, ten behoeve van deze strijdkrachten of het hen begeleidende burgerpersoneel, van goederen die zij niet tegen de algemene belastingvoorwaarden van de interne markt van een lidstaat hebben verworven, wanneer de invoer van deze goederen niet in aanmerking zou kunnen komen voor de in artikel 143, lid 1, punt h), bedoelde vrijstelling.
Artikel 23
De lidstaten nemen maatregelen om ervoor te zorgen dat als intracommunautaire verwerving van goederen worden beschouwd de handelingen die, indien zij op hun grondgebied door een als zodanig handelende belastingplichtige zouden zijn verricht, als levering van goederen zouden zijn aangemerkt.
HOOFDSTUK 3
Diensten
Artikel 24
Artikel 25
Een dienst kan onder meer een van de volgende handelingen zijn:
de overdracht van een onlichamelijke zaak, ongeacht of deze al dan niet in een titel is belichaamd;
de verplichting om een daad na te laten of om een daad of een situatie te dulden;
het verrichten van een dienst op grond van een vordering door of namens de overheid, dan wel krachtens de wet.
Artikel 26
Met diensten verricht onder bezwarende titel worden de volgende handelingen gelijkgesteld:
het gebruiken van een tot het bedrijf behorend goed voor privédoeleinden van de belastingplichtige of van zijn personeel, of, meer in het algemeen, voor andere dan bedrijfsdoeleinden, wanneer voor dit goed recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van de BTW is ontstaan;
het om niet verrichten van diensten door de belastingplichtige voor eigen privédoeleinden of voor privédoeleinden van zijn personeel, of, meer in het algemeen, voor andere dan bedrijfsdoeleinden.
Artikel 27
Ter voorkoming van verstoring van de mededinging kunnen de lidstaten, na raadpleging van het BTW-Comité, met een dienst verricht onder bezwarende titel gelijkstellen het door een belastingplichtige voor bedrijfsdoeleinden verrichten van een dienst, voorzover hij, ingeval een dergelijke dienst door een andere belastingplichtige zou zijn verricht, geen recht op volledige aftrek van de BTW zou hebben.
Artikel 28
Wanneer door tussenkomst van een belastingplichtige, handelend op eigen naam, maar voor rekening van een ander, een dienst wordt verricht, wordt de betrokken belastingplichtige geacht deze dienst zelf te hebben afgenomen en te hebben verricht.
Artikel 29
Artikel 19 is op overeenkomstige wijze van toepassing op diensten.
HOOFDSTUK 4
Invoer van goederen
Artikel 30
Als „invoer van goederen” wordt beschouwd het binnenbrengen in de Gemeenschap van een goed dat zich niet in het vrije verkeer bevindt in de zin van artikel 24 van het Verdrag.
Naast het in de eerste alinea bedoelde geval wordt als invoer van goederen beschouwd het binnenbrengen in de Gemeenschap van een goed dat zich in het vrije verkeer bevindt, uit een derdelandsgebied dat deel uitmaakt van het douanegebied van de Gemeenschap.
HOOFDSTUK 5
Gemeenschappelijke bepalingen voor de hoofdstukken 1 en 3
Artikel 30 bis
Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:
1) | „voucher” : een instrument ten aanzien waarvan de verplichting bestaat dat instrument als tegenprestatie of gedeeltelijke tegenprestatie voor goederenleveringen of diensten te aanvaarden en waarbij de te verrichten goederenleveringen of diensten, of de identiteit van de potentiële verrichters ervan, vermeld staan op het instrument zelf of in de bijbehorende documentatie, inclusief de voorwaarden voor het gebruik van het instrument. |
2) | „voucher voor enkelvoudig gebruik” : een voucher waarbij de plaats van de goederenlevering of dienstverrichting waarop de voucher betrekking heeft, alsmede het bedrag van de over die goederen of diensten verschuldigde btw, bekend zijn op het tijdstip van uitgifte van de voucher. |
3) | „voucher voor meervoudig gebruik” : alle vouchers, uitgezonderd vouchers voor enkelvoudig gebruik. |
Artikel 30 ter
Indien de overdracht van een voucher voor enkelvoudig gebruik wordt verricht door een belastingplichtige die in naam van een andere belastingplichtige handelt, wordt die overdracht beschouwd als de levering van de goederen respectievelijk de verrichting van de diensten waarop de voucher betrekking heeft door de andere belastingplichtige in wiens naam de belastingplichtige handelt.
Indien de verrichter van de goederenlevering of dienst niet de belastingplichtige is die, handelend in eigen naam, de voucher voor enkelvoudig gebruik heeft uitgegeven, wordt die verrichter met betrekking tot die voucher evenwel geacht de goederenlevering aan of dienst ten behoeve van die belastingplichtige te hebben verricht.
Indien de voucher voor meervoudig gebruik wordt overgedragen door een belastingplichtige die niet de belastingplichtige is die overeenkomstig de eerste alinea de aan btw onderworpen handeling verricht, zijn alle vormen van dienstverrichting, zoals verspreidings- of promotiediensten, onderworpen aan btw.
TITEL V
PLAATS VAN DE BELASTBARE HANDELINGEN
HOOFDSTUK 1
Plaats van levering van goederen
Afdeling 1
Levering van goederen zonder vervoer
Artikel 31
Ingeval het goed niet wordt verzonden of vervoerd, wordt als plaats van levering aangemerkt de plaats waar het goed zich op het tijdstip van de levering bevindt.
Afdeling 2
Levering van goederen met vervoer
Artikel 32
Ingeval het goed door de leverancier, door de afnemer of door een derde wordt verzonden of vervoerd, wordt als plaats van levering aangemerkt de plaats waar het goed zich op het tijdstip van vertrek van de verzending of het vervoer naar de afnemer bevindt.
Ingeval de plaats van vertrek van de verzending of het vervoer echter in een derdelandsgebied of een derde land ligt, worden de plaats van de levering, verricht door de importeur die uit hoofde van artikel 201 is aangewezen of erkend als de tot voldoening van de belasting gehouden persoon, alsmede de plaats van daaropvolgende leveringen geacht in de lidstaat van invoer van de goederen te liggen.
Artikel 33
In afwijking van artikel 32 wordt als de plaats van levering van goederen die door of voor rekening van de leverancier worden verzonden of vervoerd vanuit een andere lidstaat dan die van aankomst van de verzending of het vervoer, aangemerkt de plaats waar de goederen zich bevinden op het tijdstip van aankomst van de verzending of het vervoer naar de afnemer, wanneer de volgende voorwaarden vervuld zijn:
de levering van goederen wordt verricht voor een belastingplichtige of voor een niet–belastingplichtige rechtspersoon van wie de intracommunautaire verwervingen van goederen uit hoofde van artikel 3, lid 1, niet aan de BTW zijn onderworpen, of voor enige andere niet-belastingplichtige;
de geleverde goederen zijn geen nieuwe vervoermiddelen, noch goederen, geleverd na montage of installatie, door of voor rekening van de leverancier, met of zonder beproeven van de geïnstalleerde of gemonteerde goederen.
Artikel 34
Artikel 33 is niet van toepassing op de leveringen van goederen die alle worden verzonden of vervoerd naar eenzelfde lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer indien de volgende voorwaarden vervuld zijn:
de geleverde goederen zijn geen accijnsproducten;
het totale bedrag, de BTW niet inbegrepen, van de onder de voorwaarden van artikel 33 in die lidstaat verrichte leveringen in eenzelfde kalenderjaar is niet hoger dan EUR 100 000 of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid;
het totale bedrag, de BTW niet inbegrepen, van de onder de voorwaarden van artikel 33 in de lidstaat verrichte leveringen van andere goederen dan accijnsproducten in het voorafgaande kalenderjaar is niet hoger dan EUR 100 000 of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid.
De lidstaten die van de in de eerste alinea bedoelde mogelijkheid gebruik maken, nemen de nodige maatregelen om de bevoegde overheidsinstanties van de lidstaat van vertrek van de verzending of het vervoer van de goederen daarvan in kennis te stellen.
De betrokken lidstaten stellen de nadere regels vast voor de uitoefening van het in de eerste alinea bedoelde keuzerecht, dat in ieder geval voor een periode van twee kalenderjaren geldt.
Artikel 35
De artikelen 33 en 34 zijn niet van toepassing op de leveringen van gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten, zoals omschreven in artikel 311, lid 1, punten 1) tot en met 4), noch op leveringen van gebruikte vervoermiddelen als omschreven in artikel 327, lid 3, die aan de BTW zijn onderworpen overeenkomstig de toepasselijke bijzondere regelingen.
Artikel 36
Ingeval het door de leverancier, door de afnemer of door een derde verzonden of vervoerde goed door of voor rekening van de leverancier wordt geïnstalleerd of gemonteerd, met of zonder beproeven van het geïnstalleerde of gemonteerde goed, wordt als plaats van de levering aangemerkt de plaats waar de installatie of de montage geschiedt.
Wanneer de installatie of de montage plaatsvindt in een andere lidstaat dan die van de leverancier, treft de lidstaat op het grondgebied waarvan de installatie of de montage plaatsvindt, de nodige maatregelen om dubbele belastingheffing in deze lidstaat te voorkomen.
Artikel 36 bis
Afdeling 3
Levering van goederen aan boord van een schip, vliegtuig of trein
Artikel 37
Als „plaats van vertrek van een passagiersvervoer” wordt beschouwd het eerste punt in de Gemeenschap waar passagiers aan boord kunnen komen, eventueel na een tussenstop buiten de Gemeenschap.
Als „plaats van aankomst van een passagiersvervoer” wordt beschouwd het laatste punt in de Gemeenschap waar passagiers die binnen de Gemeenschap aan boord zijn gekomen, van boord kunnen gaan, eventueel vóór een tussenstop buiten de Gemeenschap.
Ingeval het een heen- en terugreis betreft, wordt de terugreis als een afzonderlijk vervoer beschouwd.
Totdat de in de eerste alinea bedoelde voorstellen zijn aangenomen, kunnen de lidstaten leveringen van voor verbruik aan boord bestemde goederen waarvan de plaats van belastingheffing overeenkomstig lid 1 wordt vastgesteld, vrijstellen of blijven vrijstellen, met recht op aftrek van voorbelasting.
Artikel 38
Artikel 39
In het geval van levering van gas via een op het grondgebied van de Gemeenschap gesitueerd aardgassysteem of een op een dergelijk systeem aangesloten net, van elektriciteit of van warmte of koude via warmte- of koudenetten welke levering niet wordt bestreken door artikel 38, wordt als plaats van deze levering aangemerkt de plaats waar de afnemer het werkelijke gebruik en verbruik van de goederen heeft.
Ingeval het gas, de elektriciteit, de warmte of de koude geheel of ten dele niet daadwerkelijk door de afnemer wordt verbruikt, worden deze niet-verbruikte goederen geacht te zijn gebruikt en verbruikt op de plaats waar hij de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting heeft gevestigd waarvoor de goederen worden geleverd. Bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting wordt de afnemer geacht de goederen te hebben gebruikt en verbruikt in zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats.
HOOFDSTUK 2
Plaats van een intracommunautaire verwerving van goederen
Artikel 40
Als plaats van een intracommunautaire verwerving van goederen wordt aangemerkt de plaats waar de goederen zich bevinden op het tijdstip van aankomst van de verzending of van het vervoer naar de afnemer.
Artikel 41
►C1 Onverminderd artikel 40 wordt als plaats van een intracommunautaire verwerving van goederen ◄ als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder b), punt i), aangemerkt het grondgebied van de lidstaat die het BTW-identificatienummer heeft toegekend waaronder de afnemer deze verwerving heeft verricht, voor zover de afnemer niet aantoont dat de BTW op deze verwerving is geheven overeenkomstig artikel 40.
Indien op de verwerving uit hoofde van artikel 40 BTW wordt geheven in de lidstaat van aankomst van de verzending of van het vervoer van de goederen, nadat de BTW erop is geheven op grond van de eerste alinea, wordt de maatstaf van heffing dienovereenkomstig verlaagd in de lidstaat die het BTW-identificatienummer heeft toegekend waaronder de afnemer deze verwerving heeft verricht.
Artikel 42
Artikel 41, eerste alinea, is niet van toepassing en de intracommunautaire verwerving van goederen wordt geacht overeenkomstig artikel 40 aan de BTW te zijn onderworpen wanneer de volgende voorwaarden vervuld zijn:
de afnemer toont aan deze verwerving te hebben verricht met het oog op een daaropvolgende levering binnen het grondgebied van de overeenkomstig artikel 40 bepaalde lidstaat, waarvoor degene voor wie deze levering bestemd is, overeenkomstig artikel 197 is aangewezen als de tot voldoening van de belasting gehouden persoon;
de afnemer heeft voldaan aan de in artikel 265 bedoelde verplichtingen inzake de indiening van de aldaar bedoelde lijst.
HOOFDSTUK 3
Plaats van een dienst
Afdeling 1
Definities
Artikel 43
Voor de toepassing van de regels betreffende de plaats van een dienst:
wordt een belastingplichtige die ook werkzaamheden of handelingen verricht welke niet als belastbare goederenleveringen of diensten in de zin van artikel 2, lid 1, worden beschouwd, met betrekking tot alle voor hem verrichte diensten als belastingplichtige aangemerkt;
wordt een niet-belastingplichtige rechtspersoon die voor btw-doeleinden is geïdentificeerd, als belastingplichtige aangemerkt.
Afdeling 2
Algemene bepalingen
Artikel 44
De plaats van een dienst, verricht voor een als zodanig handelende belastingplichtige, is de plaats waar de belastingplichtige de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd. Worden deze diensten evenwel verricht voor een vaste inrichting van de belastingplichtige op een andere plaats dan die waar hij de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd, dan geldt als plaats van dienst de plaats waar deze vaste inrichting zich bevindt. Bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting, geldt als plaats van de diensten de woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats van de belastingplichtige die deze diensten afneemt.
Artikel 45
De plaats van een dienst, verricht voor een niet-belastingplichtige, is de plaats waar de dienstverrichter de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd. Worden deze diensten evenwel verricht vanuit een vaste inrichting van de dienstverrichter, op een andere plaats dan die waar hij de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd, dan geldt als plaats van dienst de plaats waar deze vaste inrichting zich bevindt. Bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting, geldt als plaats van de diensten de woonplaats of de gebruikelijke verblijfplaats van de dienstverrichter.
Afdeling 3
Bijzondere bepalingen
Onderafdeling 1
Diensten van tussenpersonen
Artikel 46
De plaats van een dienst die voor niet-belastingplichtigen wordt verricht door een tussenpersoon die in naam en voor rekening van derden handelt, is de plaats waar de onderliggende handeling overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn wordt verricht.
Onderafdeling 2
Diensten met betrekking tot onroerende goederen
Artikel 47
De plaats van een dienst die betrekking heeft op onroerend goed, met inbegrip van diensten van experts en makelaars in onroerende goederen, het verstrekken van accommodatie in het hotelbedrijf of in sectoren met een soortgelijke functie, zoals vakantiekampen of locaties die zijn ontwikkeld voor gebruik als kampeerterreinen, het verlenen van gebruiksrechten op een onroerend goed, alsmede van diensten die erop gericht zijn de uitvoering van bouwwerken voor te bereiden of te coördineren, zoals bijvoorbeeld de diensten verricht door architecten en door bureaus die toezicht houden op de uitvoering van het werk, is de plaats waar het onroerend goed is gelegen.
Onderafdeling 3
Vervoerdiensten
Artikel 48
De plaats van personenvervoerdiensten is de plaats waar de vervoerdienst plaatsvindt, zulks naar verhouding van de afgelegde afstanden.
Artikel 49
De plaats van andere goederenvervoerdiensten voor niet-belastingplichtigen dan het intracommunautaire vervoer van goederen is de plaats waar het vervoer plaatsvindt, zulks naar verhouding van de afgelegde afstanden.
Artikel 50
De plaats van intracommunautaire goederenvervoerdiensten voor niet-belastingplichtigen is de plaats van vertrek.
Artikel 51
Onder intracommunautair goederenvervoer wordt verstaan het vervoer van goederen waarvan de plaats van vertrek en de plaats van aankomst op het grondgebied van twee verschillende lidstaten gelegen zijn.
De plaats van vertrek is de plaats waar het goederenvervoer daadwerkelijk begint, zonder rekening te houden met de trajecten die worden afgelegd om zich naar de plaats te begeven waar de goederen zich bevinden, en de plaats van aankomst is de plaats waar het goederenvervoer daadwerkelijk eindigt.
Artikel 52
De lidstaten behoeven het gedeelte van het intracommunautaire goederenvervoer voor niet-belastingplichtigen dat wordt afgelegd over wateren die niet tot het grondgebied van de Gemeenschap behoren, niet aan de btw te onderwerpen.
Onderafdeling 4
Diensten in verband met culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, educatieve, vermakelijkheids- en soortgelijke activiteiten, met vervoer samenhangende activiteiten, en expertises en werkzaamheden met betrekking tot roerende zaken
Artikel 53
De plaats van een voor een belastingplichtige verrichte dienst bestaande in het verlenen van toegang tot culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, educatieve, vermakelijkheids- of soortgelijke evenementen, zoals beurzen en tentoonstellingen, en met de toegangverlening samenhangende diensten, is de plaats waar deze evenementen daadwerkelijk plaatsvinden.
Artikel 54
De plaats van de volgende voor niet-belastingplichtigen verrichte diensten is de plaats waar die diensten daadwerkelijk worden verricht:
activiteiten die met vervoer samenhangen, zoals laden, lossen, intern vervoer en soortgelijke activiteiten;
expertises en werkzaamheden met betrekking tot roerende lichamelijke zaken.
Onderafdeling 5
Restaurantdiensten, restauratie en cateringdiensten
Artikel 55
De plaats van ►C2 restaurantdiensten, restauratie en cateringdiensten ◄ , met uitzondering van die welke materieel worden verricht aan boord van een schip, vliegtuig of trein tijdens het in de Gemeenschap verrichte gedeelte van een passagiersvervoer, is de plaats waar die diensten materieel worden verricht.
Onderafdeling 6
Verhuur van vervoermiddelen
Artikel 56
Niettemin is de plaats van andere dan kortdurende verhuur van een pleziervaartuig aan een niet-belastingplichtige de plaats waar het pleziervaartuig effectief ter beschikking van de afnemer wordt gesteld, indien deze dienst daadwerkelijk door de dienstverrichter wordt verricht vanuit de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting aldaar.
Onderafdeling 7
►C2 Restaurantdiensten, restauratie en cateringdiensten ◄ voor verbruik aan boord van een schip, vliegtuig of trein
Artikel 57
Als plaats van vertrek van een passagiersvervoer wordt beschouwd het eerste punt in de Gemeenschap waar passagiers aan boord kunnen komen, eventueel na een tussenstop buiten de Gemeenschap.
Als plaats van aankomst van een passagiersvervoer wordt beschouwd het laatste punt in de Gemeenschap waar passagiers die binnen de Gemeenschap aan boord zijn gekomen, van boord kunnen gaan, eventueel vóór een tussenstop buiten de Gemeenschap.
Ingeval het een heen- en terugreis betreft, wordt de terugreis als een afzonderlijk vervoer beschouwd.
Onderafdeling 8
Telecommunicatiediensten, omroepdiensten en langs elektronische weg verrichte diensten voor niet-belastingplichtigen
Artikel 58
De plaats van de volgende diensten, verricht voor een niet-belastingplichtige, is de plaats waar deze persoon gevestigd is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft:
telecommunicatiediensten;
radio- en televisieomroepdiensten;
langs elektronische weg verrichte diensten, met name de in bijlage II bedoelde diensten.
Het feit dat de dienstverrichter en de afnemer langs elektronische weg berichten uitwisselen, betekent op zich niet dat de verrichte dienst een langs elektronische weg verrichte dienst is.
Lid 1 is niet van toepassing wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:
de dienstverrichter is gevestigd of, bij gebreke van een vestiging, heeft zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats in slechts één lidstaat, en
de diensten worden verleend aan niet-belastingplichtigen die gevestigd zijn, hun woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats hebben in een andere dan de onder a) bedoelde lidstaat, en
het totale bedrag van de onder b) bedoelde diensten, de btw niet inbegrepen, is in het lopende kalenderjaar niet hoger dan 10 000 EUR of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid, en heeft dit bedrag ook niet overschreden in de loop van het voorafgaande kalenderjaar.
Onderafdeling 9
Diensten voor niet-belastingplichtigen buiten de Gemeenschap
Artikel 59
De plaats van de volgende diensten, verricht voor een niet-belastingplichtige die buiten de Gemeenschap gevestigd is of aldaar zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft, is de plaats waar deze persoon gevestigd is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft:
de overdracht en het verlenen van auteursrechten, octrooien, licentierechten, handelsmerken en soortgelijke rechten;
diensten op het gebied van de reclame;
diensten verricht door raadgevende personen, ingenieurs, adviesbureaus, advocaten, accountants en andere soortgelijke diensten, alsmede gegevensverwerking en informatieverschaffing;
de verplichting om een beroepsactiviteit of een in dit artikel vermeld recht geheel of gedeeltelijk niet uit te oefenen;
bank-, financiële en verzekeringsverrichtingen met inbegrip van herverzekeringsverrichtingen en met uitzondering van de verhuur van safeloketten;
het beschikbaar stellen van personeel;
de verhuur van roerende lichamelijke zaken, met uitzondering van alle vervoermiddelen;
het bieden van toegang tot een op het grondgebied van de Gemeenschap gesitueerd aardgassysteem of een op een dergelijk systeem aangesloten net, tot het elektriciteitssysteem of tot warmte- of koudenetten, alsmede het verrichten van transmissie- of distributiediensten via deze systemen of netten en het verrichten van andere daarmee rechtstreeks verbonden diensten.
▼M3 —————
Onderafdeling 10
Voorkomen van dubbele heffing of niet-heffing van belasting
Artikel 59 bis
Teneinde dubbele heffing of niet-heffing van de belasting alsmede verstoring van de mededinging te voorkomen, kunnen de lidstaten met betrekking tot diensten waarvan de plaats van verrichting valt onder de artikelen 44, 45, 56, 58 en 59,
de plaats van een dienst of alle diensten, die krachtens die artikelen op hun grondgebied is gelegen, aanmerken als buiten de Gemeenschap te zijn gelegen, wanneer het werkelijke gebruik en de werkelijke exploitatie buiten de Gemeenschap geschieden;
de plaats van een dienst of alle diensten, die buiten de Gemeenschap is gelegen, aanmerken op hun grondgebied te zijn gelegen, wanneer het werkelijke gebruik en de werkelijke exploitatie op hun grondgebied geschieden.
▼M3 —————
HOOFDSTUK 4
Plaats van invoer van goederen
Artikel 60
De invoer van goederen vindt plaats in de lidstaat binnen het grondgebied waarvan het goed zich ten tijde van het binnenkomen in de Gemeenschap bevindt.
Artikel 61
In afwijking van artikel 60 vindt, wanneer een goed dat zich niet in het vrije verkeer bevindt, vanaf het binnenbrengen ervan in de Gemeenschap onder een van de in artikel 156 bedoelde regelingen of situaties, onder een regeling voor tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van invoerrechten of onder een regeling voor extern douanevervoer wordt geplaatst, de invoer van dat goed plaats in de lidstaat op het grondgebied waarvan het goed aan die regelingen of situaties wordt onttrokken.
Wanneer een goed dat zich in het vrije verkeer bevindt, vanaf het binnenbrengen ervan in de Gemeenschap onder een van de in de artikelen 276 en 277 bedoelde regelingen of situaties wordt geplaatst, vindt de invoer van dat goed plaats in de lidstaat binnen het grondgebied waarvan het goed aan die regelingen of situaties wordt onttrokken.
TITEL VI
BELASTBAAR FEIT EN VERSCHULDIGDHEID VAN DE BELASTING
HOOFDSTUK 1
Algemene bepalingen
Artikel 62
Voor de toepassing van deze richtlijn:
wordt onder „belastbaar feit” verstaan het feit waardoor de wettelijke voorwaarden, vereist voor het verschuldigd worden van de belasting, worden vervuld;
►C1 wordt de belasting geacht „verschuldigd te zijn” wanneer de schatkist krachtens de wet de belasting met ingang van een bepaald tijdstip van tot voldoening van de belasting gehouden persoon kan vorderen, ook al kan de betaling daarvan worden uitgesteld. ◄
HOOFDSTUK 2
Goederenleveringen en diensten
Artikel 63
Het belastbare feit vindt plaats en de belasting wordt verschuldigd op het tijdstip waarop de goederenleveringen of de diensten worden verricht.
Artikel 64
De diensten waarvoor de btw ingevolge artikel 196 wordt verschuldigd door de afnemer en die doorlopend worden verricht gedurende een periode langer dan één jaar en die geen aanleiding geven tot afrekeningen of betalingen in die periode, worden geacht bij de afloop van elk kalenderjaar te zijn voltooid zolang de dienstverrichting doorloopt.
De lidstaten kunnen bepalen dat in bepaalde gevallen, behalve die welke zijn bedoeld in de eerste en de tweede alinea, goederenleveringen en diensten die gedurende een zekere periode doorlopend worden verricht, geacht worden ten minste eenmaal per jaar te zijn voltooid.
Artikel 65
Indien vooruitbetalingen worden gedaan alvorens de goederen zijn geleverd of de diensten zijn verricht, wordt de belasting verschuldigd op het tijdstip van ontvangst van de vooruitbetalingen, ten belope van het ontvangen bedrag.
Artikel 66
In afwijking van de artikelen 63, 64 en 65 kunnen de lidstaten bepalen dat de belasting voor bepaalde handelingen of bepaalde categorieën belastingplichtigen op één van de volgende tijdstippen verschuldigd wordt:
uiterlijk bij de uitreiking van de factuur;
uiterlijk bij ontvangst van de prijs;
wanneer de factuur niet of niet tijdig wordt uitgereikt binnen een bepaalde termijn en uiterlijk bij het verstrijken van de overeenkomstig artikel 222, tweede alinea, door de lidstaten opgelegde termijn voor het uitreiken van facturen, of wanneer de lidstaat niet een zodanige termijn heeft opgelegd binnen een bepaalde termijn te rekenen vanaf de datum van het belastbare feit.
De in de eerste alinea bedoelde afwijking is evenwel niet van toepassing op de diensten waarvoor de belasting ingevolge artikel 196 door de afnemer verschuldigd is noch op de in artikel 67 bedoelde leveringen of overbrengingen van goederen.
Artikel 67
Wanneer onder de in artikel 138 vastgestelde voorwaarden naar een andere lidstaat dan de lidstaat van vertrek van de verzending of het vervoer verzonden of vervoerde goederen met vrijstelling van btw worden geleverd of goederen met vrijstelling van btw door een belastingplichtige voor bedrijfsdoeleinden naar een andere lidstaat worden overgebracht, wordt de btw verschuldigd bij de uitreiking van de factuur, of bij het verstrijken van de in artikel 222, eerste alinea, bedoelde termijn indien er voor die datum geen factuur is uitgereikt.
Artikel 64, lid 1 en artikel 64, lid 2, derde alinea, alsmede artikel 65 zijn niet van toepassing op de in de eerste alinea bedoelde leveringen en overbrengingen van goederen.
HOOFDSTUK 3
Intracommunautaire verwerving van goederen
Artikel 68
Het belastbare feit vindt plaats op het tijdstip waarop de intracommunautaire verwerving van goederen wordt verricht.
De intracommunautaire verwerving van goederen wordt geacht te zijn verricht op het tijdstip waarop de levering van soortgelijke goederen binnen het grondgebied van de lidstaat wordt geacht te zijn verricht.
Artikel 69
Voor de intracommunautaire verwervingen van goederen wordt de btw verschuldigd bij de uitreiking van de factuur, of bij het verstrijken van de in artikel 222, eerste alinea, bedoelde termijn indien er voor die datum geen factuur is uitgereikt.
HOOFDSTUK 4
Invoer van goederen
Artikel 70
Het belastbare feit vindt plaats en de belasting wordt verschuldigd op het tijdstip waarop de invoer van de goederen geschiedt.
Artikel 71
Wanneer de ingevoerde goederen echter onderworpen zijn aan invoerrechten, aan landbouwheffingen of aan heffingen van gelijke werking die zijn ingesteld in het kader van een gemeenschappelijk beleid, vindt het belastbare feit plaats en wordt de belasting verschuldigd op het tijdstip waarop het belastbare feit en het verschuldigd worden ter zake van deze rechten zich voordoen.
TITEL VII
MAATSTAF VAN HEFFING
HOOFDSTUK 1
Definitie
Artikel 72
Voor de toepassing van deze richtlijn wordt als „normale waarde” beschouwd het volledige bedrag dat een afnemer, om de desbetreffende goederen of diensten op dat tijdstip te verkrijgen, in dezelfde handelsfase als waarin de goederenlevering of de dienst wordt verricht, op het tijdstip van die verrichting en bij vrije mededinging zou moeten betalen aan een zelfstandige leverancier of dienstverrichter op het grondgebied van de lidstaat waar de verrichting belastbaar is.
►C1 Indien geen vergelijkbare goederenlevering of dienst voorhanden is, ◄ wordt onder „normale waarde” het volgende verstaan:
met betrekking tot goederen, een waarde die niet lager is dan de aankoopprijs van de goederen of van soortgelijke goederen of, indien er geen aankoopprijs is, dan de kostprijs, berekend op het tijdstip waarop de levering wordt verricht;
met betrekking tot diensten, een waarde die niet lager is dan de door de belastingplichtige voor het verrichten van de dienst gemaakte uitgaven.
HOOFDSTUK 2
Goederenleveringen en diensten
Artikel 73
Voor andere goederenleveringen en diensten dan die bedoeld in de artikelen 74 tot en met 77 omvat de maatstaf van heffing alles wat de leverancier of dienstverrichter voor deze handelingen als tegenprestatie verkrijgt of moet verkrijgen van de zijde van de afnemer of van een derde, met inbegrip van subsidies die rechtstreeks met de prijs van deze handelingen verband houden.
Artikel 73 bis
Onverminderd artikel 73 is de maatstaf van heffing voor de met betrekking tot een voucher voor meervoudig gebruik verrichte goederenlevering of dienst gelijk aan de tegenprestatie die betaald is voor de voucher of, bij ontstentenis van informatie over die tegenprestatie, de op de voucher voor meervoudig gebruik zelf of in de bijbehorende documentatie vermelde monetaire waarde, verminderd met het btw-bedrag over de geleverde goederen of de verrichte diensten.
Artikel 74
Voor het door een belastingplichtige onttrekken van goederen aan zijn bedrijf of bestemmen van goederen voor zijn bedrijf en het onder zich hebben van goederen door een belastingplichtige of zijn rechthebbenden wanneer hij zijn belastbare economische activiteit beëindigt, als bedoeld in de artikelen 16 en 18, is de maatstaf van heffing de aankoopprijs van de goederen of van soortgelijke goederen of, bij gebreke van een aankoopprijs, de kostprijs, berekend op het tijdstip waarop deze handelingen worden verricht.
Artikel 75
Voor de in artikel 26 bedoelde diensten, waarbij een tot het bedrijf behorend goed voor privédoeleinden wordt gebruikt of diensten om niet worden verricht, is de maatstaf van heffing het bedrag van de door de belastingplichtige voor het verrichten van de diensten gemaakte kosten.
Artikel 76
Voor goederenleveringen bestaande in de overbrenging naar een andere lidstaat is de maatstaf van heffing de aankoopprijs van de goederen of van soortgelijke goederen of, bij gebreke van een aankoopprijs, de kostprijs, berekend op het tijdstip waarop deze handelingen worden verricht.
Artikel 77
Voor de door een belastingplichtige voor bedrijfsdoeleinden verrichte diensten, bedoeld in artikel 27, is de maatstaf van heffing de normale waarde van de verrichte diensten.
Artikel 78
In de maatstaf van heffing moeten de volgende elementen worden opgenomen:
belastingen, rechten en heffingen, met uitzondering van de BTW zelf;
bijkomende kosten, zoals kosten van commissie, verpakking, vervoer en verzekering, die de leverancier de afnemer in rekening brengt.
Voor de toepassing van punt b) van de eerste alinea mogen de lidstaten uitgaven die bij afzonderlijke overeenkomst zijn geregeld, als bijkomende kosten beschouwen.
Artikel 79
In de maatstaf van heffing worden de volgende elementen niet opgenomen:
prijsverminderingen wegens korting voor vooruitbetaling;
prijskortingen en -rabatten die aan de afnemer worden toegekend en die zijn verkregen op het tijdstip waarop de handeling wordt verricht;
door een belastingplichtige van de afnemer als terugbetaling van in naam en voor rekening van laatstgenoemden gemaakte kosten ontvangen bedragen die in de boekhouding van de belastingplichtige als doorlopende posten voorkomen.
De belastingplichtige moet het werkelijke bedrag van de in de eerste alinea punt c), bedoelde kosten verantwoorden en mag de eventueel daarop drukkende BTW niet in aftrek brengen.
Artikel 80
Om belastingfraude en belastingontwijking te voorkomen, kunnen de lidstaten in de volgende gevallen bepalen dat voor goederenleveringen of diensten waarbij familiale of andere nauwe persoonlijke, bestuurlijke, eigendoms-, lidmaatschaps-, financiële of juridische banden zoals omschreven door de lidstaat bestaan, de maatstaf van heffing de normale waarde is:
wanneer de tegenprestatie lager is dan de normale waarde en de afnemer geen volledig recht op aftrek uit hoofde van de artikelen 167 tot en met 171 en 173 tot en met 177 heeft;
wanneer de tegenprestatie lager is dan de normale waarde, degene die de handeling verricht geen volledig recht op aftrek uit hoofde van de artikelen 167 tot en met 171 en 173 tot en met 177 heeft en de handeling uit hoofde van de artikelen 132, 135, 136, 371, 375, 376 en 377, artikel 378, lid 2, artikel 379, lid 2, en de artikelen 380 tot en met 390 quater, is vrijgesteld;
wanneer de tegenprestatie hoger is dan de normale waarde en degene die de handeling verricht geen volledig recht op aftrek uit hoofde van de artikelen 167 tot en met 171 en 173 tot en met 177 heeft.
Voor de toepassing van de eerste alinea kan een dienstverband tussen werkgever en werknemer, het gezin van de werknemer of andere personen die nauwe banden met hem hebben, als nauwe betrekkingen gelden.
Artikel 81
De lidstaten die op 1 januari 1993 geen gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid uit hoofde van artikel 98 een verlaagd tarief toe te passen, kunnen, wanneer zij gebruikmaken van de in artikel 89 bedoelde mogelijkheid, bepalen dat de maatstaf van heffing voor de in artikel 103, lid 2, bedoelde leveringen van kunstvoorwerpen gelijk is aan een gedeelte van het overeenkomstig de artikelen 73, 74, 76, 78 en 79 vastgestelde bedrag.
Het in de eerste alinea bedoelde gedeelte wordt op zodanige wijze vastgesteld dat de aldus verschuldigde BTW ten minste gelijk is aan 5 % van het overeenkomstig de artikelen 73, 74, 76, 78 en 79 vastgestelde bedrag.
Artikel 82
De lidstaten kunnen bepalen dat in de maatstaf van heffing voor goederenleveringen en diensten de waarde moet worden opgenomen van vrijgesteld beleggingsgoud in de zin van artikel 346, dat door de afnemer ter beschikking is gesteld om voor verwerking te worden gebruikt en dat als gevolg van die verwerking zijn status van vrijgesteld beleggingsgoud verliest wanneer die goederenlevering of die dienst wordt verricht. De te hanteren waarde is de normale waarde van het beleggingsgoud op het tijdstip waarop die goederenlevering of die dienst wordt verricht.
HOOFDSTUK 3
Intracommunautaire verwerving van goederen
Artikel 83
Voor de intracommunautaire verwerving van goederen bestaat de maatstaf van heffing uit dezelfde elementen als die welke in aanmerking worden genomen ►C1 om overeenkomstig hoofdstuk 2 ◄ de maatstaf van heffing voor de levering van dezelfde goederen binnen het grondgebied van de lidstaat in kwestie te bepalen. Met name is voor de in de artikelen 21 en 22 bedoelde handelingen die met een intracommunautaire verwerving van goederen worden gelijkgesteld, de maatstaf van heffing de aankoopprijs van de goederen of van soortgelijke goederen of, bij gebreke van een aankoopprijs, de kostprijs, berekend op het tijdstip waarop deze handelingen worden verricht.
Artikel 84
HOOFDSTUK 4
Invoer van goederen
Artikel 85
Voor de invoer van goederen is de maatstaf van heffing de waarde die in de geldende communautaire bepalingen als de douanewaarde wordt omschreven.
Artikel 86
In de maatstaf van heffing moeten de volgende elementen worden opgenomen, voorzover zij niet reeds daarin zijn begrepen:
de buiten de lidstaat van invoer verschuldigde rechten, heffingen en andere belastingen, alsmede die welke ter zake van de invoer verschuldigd zijn, met uitzondering van de te heffen BTW;
de bijkomende kosten, zoals de kosten van commissie, verpakking, vervoer en verzekering, tot de eerste plaats van bestemming binnen het grondgebied van de lidstaat van invoer, alsmede de kosten die voortvloeien uit het vervoer naar een andere plaats van bestemming in de Gemeenschap, indien deze plaats bekend is op het tijdstip waarop het belastbare feit plaatsvindt.
Artikel 87
In de maatstaf van heffing worden de volgende elementen niet opgenomen:
prijsverminderingen wegens korting voor vooruitbetaling;
aan de afnemer toegekende prijskortingen en -rabatten die zijn verkregen op het tijdstip waarop de invoer wordt verricht.
Artikel 88
Voor tijdelijk uit de Gemeenschap uitgevoerde goederen die, na buiten de Gemeenschap een herstelling, bewerking, verwerking of aanpassing te hebben ondergaan, wederom worden ingevoerd, treffen de lidstaten maatregelen teneinde te verzekeren dat de voor de verkregen goederen geldende behandeling met betrekking tot de BTW dezelfde is als die welke op de betrokken goederen zou zijn toegepast indien vorengenoemde handelingen op hun grondgebied zouden zijn verricht.
Artikel 89
De lidstaten die op 1 januari 1993 geen gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid uit hoofde van artikel 98 een verlaagd tarief toe te passen, kunnen bepalen dat bij de invoer van kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten zoals omschreven in artikel 311, lid 1, punten 2), 3) en 4), de maatstaf van heffing gelijk is aan een gedeelte van het overeenkomstig de artikelen 85, 86 en 87 vastgestelde bedrag.
Het in de eerste alinea bedoelde gedeelte wordt op zodanige wijze vastgesteld, dat de aldus bij invoer verschuldigde BTW ten minste gelijk is aan 5 % van het overeenkomstig de artikelen 85, 86 en 87 vastgestelde bedrag.
HOOFDSTUK 5
Diverse bepalingen
Artikel 90
Artikel 91
De lidstaten aanvaarden dat in plaats daarvan gebruik wordt gemaakt van de wisselkoers die, op het tijdstip waarop de belasting verschuldigd wordt, door de Europese Centrale Bank laatstelijk was bekendgemaakt. De omrekening tussen andere munteenheden dan de euro geschiedt op basis van de wisselkoers van iedere munteenheid ten opzichte van de euro. De lidstaten kunnen evenwel voorschrijven dat zij door de belastingplichtige ervan in kennis worden gesteld dat hij van deze mogelijkheid gebruikmaakt.
Voor sommige van de in de eerste alinea bedoelde handelingen of voor sommige categorieën belastingplichtigen kunnen de lidstaten evenwel kiezen voor de wisselkoers die is vastgesteld volgens de geldende communautaire bepalingen voor de berekening van de douanewaarde.
Artikel 92
Wat het statiegeld voor retouremballage betreft, kunnen de lidstaten het volgende bepalen:
hetzij het statiegeld van de maatstaf van heffing uitsluiten door de nodige maatregelen te nemen opdat de maatstaf wordt herzien wanneer de emballage niet wordt teruggeven;
hetzij het statiegeld in de maatstaf van heffing opnemen door de nodige maatregelen te nemen opdat de maatstaf wordt herzien wanneer de emballage wel wordt teruggeven.
TITEL VIII
TARIEVEN
HOOFDSTUK 1
Toepassing van de tarieven
Artikel 93
Het op belastbare handelingen toe te passen tarief is het tarief dat van kracht is op het tijdstip waarop het belastbare feit zich voordoet.
In de volgende gevallen is het toe te passen tarief echter het tarief dat van kracht is op het tijdstip waarop de belasting verschuldigd wordt:
de gevallen, bedoeld in de artikelen 65 en 66;
de intracommunautaire verwerving van goederen;
de gevallen van invoer van goederen bedoeld in artikel 71, lid 1, tweede alinea, en lid 2.
Artikel 94
Artikel 95
Bij tariefwijzigingen kunnen de lidstaten in de in de artikelen 65 en 66 bedoelde gevallen tot herziening overgaan, teneinde rekening te houden met het tarief geldend op het waarop de goederenleveringen of de diensten worden verricht.
De lidstaten kunnen bovendien elke passende overgangsmaatregel treffen.
HOOFDSTUK 2
Structuur en hoogte van de tarieven
Afdeling 1
Normaal tarief
Artikel 96
De lidstaten passen een normaal BTW-tarief toe, dat door elke lidstaat wordt vastgesteld op een percentage van de maatstaf van heffing, dat voor goederenleveringen en voor diensten gelijk is.
Artikel 97
Het normale tarief mag niet lager zijn dan 15 %.
Afdeling 2
Verlaagde tarieven
Artikel 98
De verlaagde tarieven zijn niet van toepassing op langs elektronische weg verrichte diensten, met uitzondering van diensten die onder bijlage III, punt 6, vallen.
Artikel 99
Artikel 100
Aan de hand van een verslag van de Commissie onderwerpt de Raad, voor de eerste maal in 1994 en vervolgens om de twee jaar, de werkingssfeer van de verlaagde tarieven aan een onderzoek.
De Raad kan overeenkomstig artikel 93 van het Verdrag besluiten wijzigingen aan te brengen in de in bijlage III opgenomen lijst van goederen en diensten.
Artikel 101
De Commissie legt uiterlijk op 30 juni 2007 aan het Europees Parlement en aan de Raad een algemeen evaluatieverslag voor over het effect van de verlaagde tarieven op lokale diensten, inclusief restauratie, waarin met name aandacht wordt geschonken aan het scheppen van werkgelegenheid, de economische groei en de goede werking van de interne markt, en dat gebaseerd is op een studie van een onafhankelijke economische-reflectiegroep.
Afdeling 3
Bijzondere bepalingen
Artikel 102
Na raadpleging van het Btw-comité kan iedere lidstaat een verlaagd tarief toepassen op de levering van aardgas, elektriciteit of stadsverwarming.
Artikel 103
Wanneer zij van de in lid 1 bedoelde mogelijkheid gebruikmaken, kunnen de lidstaten het verlaagde tarief eveneens toepassen op de volgende handelingen:
leveringen van kunstvoorwerpen die door de maker of diens rechthebbenden worden verricht;
leveringen van kunstvoorwerpen die incidenteel worden verricht door een andere belastingplichtige dan een belastingplichtige wederverkoper wanneer de kunstvoorwerpen door deze belastingplichtige zelf zijn ingevoerd of hem zijn geleverd door de maker of diens rechthebbenden, of te zijnen gunste het recht op volledige aftrek van de BTW hebben doen ontstaan.
Artikel 104
Oostenrijk mag in de gemeenten Jungholz en Mittelberg (Kleines Walsertal) een tweede normaal tarief toepassen dat lager ligt dan het overeenkomstige tarief dat in de rest van Oostenrijk wordt toegepast, maar dat niet minder dan 15 % mag bedragen.
Artikel 104 bis
Cyprus mag een van de twee in artikel 98 bedoelde verlaagde tarieven toepassen voor de levering van vloeibaar petroleumgas (LPG) in flessen.
Artikel 105
▼M5 —————
HOOFDSTUK 4
Bijzondere bepalingen van toepassing tot de invoering van de definitieve regeling
Artikel 109
Dit hoofdstuk is van toepassing tot de invoering van de in artikel 402 bedoelde definitieve regeling.
Artikel 110
De lidstaten die op 1 januari 1991 vrijstellingen met recht op aftrek van voorbelasting verleenden of verlaagde tarieven toepasten ►C1 die onder het in artikel 99 vastgestelde minimum liggen, ◄ mogen deze blijven toepassen.
De in de eerste alinea bedoelde vrijstellingen en verlaagde tarieven moeten in overeenstemming zijn met het Gemeenschapsrecht en moeten om duidelijk omschreven redenen van maatschappelijk belang en ten behoeve van de eindverbruikers vastgesteld zijn.
Artikel 111
Onder de in artikel 110, tweede alinea, gestelde voorwaarden mogen vrijstellingen met recht op aftrek van voorbelasting in de volgende gevallen toegepast blijven worden:
door Finland op abonnementen van dagbladen en tijdschriften en op het vervaardigen van drukwerk voor de leden van verenigingen voor algemeen welzijn;
door Zweden voor de levering van nieuwsbladen, ook via radio en cassette voor visueel gehandicapten, van farmaceutische producten aan ziekenhuizen of op voorschrift, en voor de productie van periodieken van organisaties zonder winstoogmerk en andere daarmee samenhangende diensten;
door Malta, met betrekking tot de levering van levensmiddelen voor menselijke consumptie en van geneesmiddelen.
Artikel 112
►C1 Indien artikel 110 in Ierland tot verstoring van de mededinging leidt ◄ bij de levering van energie voor verwarming en verlichting, kan de Commissie op uitdrukkelijk verzoek van Ierland aan die lidstaat toestaan voor die leveringen een verlaagd tarief toe te passen overeenkomstig de artikelen 95 en 96.
Ierland doet in het in de eerste alinea bedoelde geval zijn verzoek aan de Commissie vergezeld gaan van alle nodige informatie. Indien de Commissie binnen drie maanden na ontvangst van het verzoek geen besluit heeft genomen, wordt Ierland geacht toestemming te hebben gekregen de voorgestelde verlaagde tarieven toe te passen.
Artikel 113
De lidstaten die op 1 januari 1991 in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht met betrekking tot andere dan de in bijlage III genoemde goederen en diensten vrijstellingen met recht op aftrek van voorbelasting verleenden of verlaagde tarieven toepasten die onder het in artikel 99 vastgestelde minimum liggen, mogen voor de levering van die goederen of voor die diensten overeenkomstig artikel 98 een verlaagd tarief of een van de twee verlaagde tarieven toepassen.
Artikel 114
Voorts mogen de in de eerste alinea bedoelde lidstaten een dergelijk tarief hanteren voor kinderkleding en -schoeisel en huisvesting.
Artikel 115
De lidstaten die op 1 januari 1991 een verlaagd tarief toepasten voor kinderkleding en -schoeisel of huisvesting, mogen op die goederenleveringen en diensten een verlaagd tarief blijven toepassen.
▼M5 —————
Artikel 117
▼M5 —————
Artikel 118
De lidstaten die op 1 januari 1991 een verlaagd tarief toepasten voor andere leveringen van goederen en voor andere diensten dan de in bijlage III genoemde, mogen voor die leveringen of voor die diensten het verlaagde tarief of een van de twee verlaagde tarieven overeenkomstig artikel 98 toepassen, op voorwaarde dat dit tarief niet lager ligt dan 12 %.
De eerste alinea is niet van toepassing op leveringen van gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten zoals omschreven in artikel 311, lid 1, punten 1) tot en met 4), die overeenkomstig de in de artikelen 312 tot en met 325 vastgestelde winstmargeregeling of de regeling voor verkoop op openbare veilingen aan de BTW zijn onderworpen.
Artikel 119
Voor de toepassing van artikel 118 mag Oostenrijk een verlaagd tarief toepassen op door de producerende boer op de boerderij geproduceerde wijn, op voorwaarde dat dit tarief niet lager ligt dan 12 %.
Artikel 120
Griekenland mag tarieven die tot 30 % lager liggen dan de overeenkomstige tarieven op het Griekse vasteland, toepassen in de departementen Lesbos, Chios, Samos, de Dodekanesos en de Cycladen, en op de eilanden Thassos, de noordelijke Sporaden, Samothraki en Skiros.
Artikel 121
De lidstaten die op 1 januari 1993 de oplevering van een werk in roerende staat als een levering van goederen aanmerkten, kunnen op de oplevering van een werk in roerende staat het tarief toepassen dat van toepassing is op het na de uitvoering van het aangenomen werk verkregen goed.
Voor de toepassing van de eerste alinea wordt onder „oplevering van een werk in roerende staat” verstaan de afgifte door de opdrachtnemer aan de opdrachtgever van een roerend goed dat hij heeft vervaardigd of samengesteld met behulp van stoffen en voorwerpen die daartoe door de opdrachtgever aan de opdrachtnemer zijn verstrekt, ongeacht of de opdrachtnemer al dan niet een deel van de gebruikte materialen heeft verschaft.
Artikel 122
De lidstaten mogen een verlaagd tarief toepassen op leveringen van levende planten en andere producten van de bloementeelt, met inbegrip van bollen, wortelen en dergelijke, snijbloemen en snijgroen, alsmede op leveringen van brandhout.
HOOFDSTUK 5
Tijdelijke bepalingen
Artikel 123
Tsjechië mag tot en met 31 december 2010 een verlaagd tarief van ten minste 5 % blijven toepassen op de levering van bouwwerkzaamheden voor huisvesting die niet in het kader van sociaal beleid worden verricht, met uitzondering van bouwmaterialen.
▼M2 —————
Artikel 125
▼M5 —————
▼M2 —————
▼M5 —————
Artikel 128
▼M5 —————
Artikel 129
▼M5 —————
Artikel 129 bis
De lidstaten kunnen de volgende maatregelen nemen:
een verlaagd tarief toepassen op de levering van medische hulpmiddelen voor COVID-19-in-vitrodiagnostiek en de verlening van diensten die daarmee nauw samenhangen;
een vrijstelling met recht op aftrek van voorbelasting verlenen voor de levering van medische hulpmiddelen voor COVID-19-in-vitrodiagnostiek en de verlening van diensten die daarmee nauw samenhangen.
Uitsluitend medische hulpmiddelen voor COVID-19-in-vitrodiagnostiek die voldoen aan de toepasselijke voorschriften van Richtlijn 98/79/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) en van Verordening (EU) 2017/746 van het Europees Parlement en de Raad (3) en andere toepasselijke Uniewetgeving, komen in aanmerking voor de in de eerste alinea bedoelde maatregelen.
Uitsluitend door de Commissie of de lidstaten erkende COVID-19-vaccins komen in aanmerking voor de in de eerste alinea bedoelde vrijstelling.
▼M2 —————
TITEL IX
VRIJSTELLINGEN
HOOFDSTUK 1
Algemene bepalingen
Artikel 131
De in de hoofdstukken 2 tot en met 9 geregelde vrijstellingen zijn van toepassing onverminderd andere communautaire bepalingen en onder de voorwaarden die de lidstaten stellen om een juiste en eenvoudige toepassing van deze vrijstellingen te verzekeren en elke vorm van fraude, ontwijking en misbruik te voorkomen.
HOOFDSTUK 2
Vrijstellingen voor bepaalde activiteiten van algemeen belang
Artikel 132
De lidstaten verlenen vrijstelling voor de volgende handelingen:
de door openbare postdiensten verrichte diensten en daarmee gepaard gaande goederenleveringen, met uitzondering van personenvervoer en telecommunicatiediensten;
ziekenhuisverpleging en medische verzorging, alsmede de handelingen die daarmede nauw samenhangen, door publiekrechtelijke lichamen of, onder sociale voorwaarden die vergelijkbaar zijn met die welke gelden voor genoemde lichamen, door ziekenhuizen, centra voor medische verzorging en diagnose en andere naar behoren erkende inrichtingen van dezelfde aard;
medische verzorging in het kader van de uitoefening van medische en paramedische beroepen als omschreven door de betrokken lidstaat;
de levering van menselijke organen, menselijk bloed en moedermelk;
de door tandtechnici in het kader van de uitoefening van hun beroep verrichte diensten, alsmede de levering van tandprothesen door tandartsen en tandtechnici;
diensten verricht door zelfstandige groeperingen van personen die een activiteit uitoefenen welke is vrijgesteld of waarvoor zij niet belastingplichtig zijn, teneinde aan hun leden de diensten te verlenen die direct nodig zijn voor de uitoefening van voornoemde activiteit, wanneer die groeperingen van hun leden enkel terugbetaling vorderen van hun aandeel in de gezamenlijke uitgaven, mits deze vrijstelling niet tot verstoring van de mededinging kan leiden;
diensten en goederenleveringen welke nauw samenhangen met maatschappelijk werk en met de sociale zekerheid, waaronder begrepen die welke worden verricht door bejaardentehuizen, door publiekrechtelijke lichamen of door andere organisaties die door de betrokken lidstaat als instellingen van sociale aard worden erkend;
diensten en goederenleveringen welke nauw samenhangen met de bescherming van kinderen en jongeren en welke worden verricht door publiekrechtelijke lichamen of door andere organisaties die door de betrokken lidstaat als instellingen van sociale aard worden erkend;
onderwijs aan kinderen of jongeren, school- of universitair onderwijs, beroepsopleiding of -herscholing, met inbegrip van de diensten en goederenleveringen welke hiermede nauw samenhangen, door publiekrechtelijke lichamen die daartoe zijn ingesteld of door andere organisaties die door de betrokken lidstaat als lichamen met soortgelijke doeleinden worden erkend;
lessen die particulier door docenten worden gegeven en betrekking hebben op het school- of universitair onderwijs;
beschikbaarstelling van personeel door religieuze of levensbeschouwelijke instellingen voor de in de punten b), g), h) en i), bedoelde werkzaamheden en met het oog op de verlening van geestelijke bijstand;
diensten en nauw daarmee samenhangende goederenleveringen ten behoeve van hun leden in het collectief belang, tegen een statutair vastgestelde contributie door instellingen zonder winstoogmerk met doeleinden van politieke, syndicale, religieuze, vaderlandslievende, levensbeschouwelijke, filantropische of staatsburgerlijke aard, mits deze vrijstelling niet tot verstoring van de mededinging kan leiden;
sommige diensten welke nauw samenhangen met de beoefening van sport of met lichamelijke opvoeding en welke door instellingen zonder winstoogmerk worden verricht voor personen die aan sport of lichamelijke opvoeding doen;
bepaalde culturele diensten alsmede nauw daarmee samenhangende goederenleveringen, verricht door publiekrechtelijke culturele instellingen of door andere culturele instellingen die door de betrokken lidstaat worden erkend;
diensten en goederenleveringen door lichamen waarvan de handelingen overeenkomstig de punten b), g), h), i), l), m) en n), zijn vrijgesteld, in samenhang met activiteiten die zijn bestemd ter verkrijging van financiële steun en die uitsluitend ten bate van henzelf zijn georganiseerd, mits deze vrijstelling niet tot verstoring van de mededinging kan leiden;
vervoer van zieken of gewonden met speciaal daartoe ingerichte voertuigen door naar behoren gemachtigde lichamen;
niet-commerciële activiteiten van openbare radio- en televisieorganisaties.
Artikel 133
De lidstaten kunnen de verlening van elk der in artikel 132, lid 1, punten b), g), h), i), l), m) en n), bedoelde vrijstellingen aan andere dan publiekrechtelijke instellingen van geval tot geval afhankelijk stellen van een of meer van de volgende voorwaarden:
de instellingen mogen niet systematisch het maken van winst beogen; eventuele winsten mogen niet worden uitgekeerd, maar moeten worden aangewend voor de instandhouding of verbetering van de diensten die worden verricht;
het beheer en het bestuur van de instellingen moeten in hoofdzaak op vrijwillige basis en zonder vergoeding geschieden door personen die noch zelf, noch via tussenpersonen, enig rechtstreeks of zijdelings belang hebben bij de resultaten van de werkzaamheden van de instellingen;
de instellingen moeten prijzen toepassen die zijn goedgekeurd door de overheid, of prijzen die niet hoger liggen dan de goedgekeurde prijzen, of, voor handelingen waarvoor geen goedkeuring van prijzen plaatsvindt, prijzen die lager zijn dan die welke voor soortgelijke aan de BTW onderworpen handelingen in rekening worden gebracht door commerciële ondernemingen;
de vrijstellingen mogen niet tot verstoring van de mededinging leiden ten nadele van belastingplichtige commerciële ondernemingen.
De lidstaten die krachtens bijlage E van Richtlijn 77/388/EEG van de Raad op 1 januari 1989 de in artikel 132, lid 1, punten m) en n), bedoelde handelingen aan BTW onderwierpen, ►C1 en van de in artikel 15, lid 2, bedoelde rechten ◄ ook toepassen wanneer vrijstelling wordt verleend voor de genoemde diensten of goederenleveringen, verricht door publiekrechtelijke lichamen.
Artikel 134
Goederenleveringen en diensten zijn in de volgende gevallen van de in artikel 132, lid 1, punten b), g), h), i), l), m) en n), bedoelde vrijstellingen uitgesloten:
wanneer zij niet onontbeerlijk zijn voor het verrichten van de vrijgestelde handelingen;
wanneer zij in hoofdzaak ertoe strekken aan de instelling extra opbrengsten te verschaffen door de uitvoering van handelingen welke worden verricht in rechtstreekse mededinging met aan de BTW onderworpen handelingen van commerciële ondernemingen.
HOOFDSTUK 3
Vrijstellingen ten gunste van andere activiteiten
Artikel 135
De lidstaten verlenen vrijstelling voor de volgende handelingen:
handelingen ter zake van verzekering en herverzekering met inbegrip van daarmee samenhangende diensten, verricht door assurantiemakelaars en verzekeringstussenpersonen;
de verlening van kredieten en de bemiddeling inzake kredieten, alsmede het beheer van kredieten door degene die deze heeft verleend;
de bemiddeling bij en het aangaan van borgtochten en andere zekerheids- en garantieverbintenissen, alsmede het beheer van kredietgaranties door degene die het krediet heeft verleend;
handelingen, bemiddeling daaronder begrepen, betreffende deposito's, rekening-courantverkeer, betalingen, overmakingen, schuldvorderingen, cheques en andere handelspapieren met uitzondering van de inning van schuldvorderingen;
handelingen, bemiddeling daaronder begrepen, betreffende deviezen, bankbiljetten en munten die wettig betaalmiddel zijn, met uitzondering van munten en biljetten die verzamelobject zijn, namelijk gouden, zilveren of uit een ander metaal geslagen munten, alsmede biljetten, die normaal niet als wettig betaalmiddel worden gebruikt of die een numismatische waarde hebben;
handelingen, bemiddeling daaronder begrepen, uitgezonderd bewaring en beheer, inzake aandelen, deelnemingen in vennootschappen of verenigingen, obligaties en andere waardepapieren, met uitzondering van documenten die goederen vertegenwoordigen ►C1 en van de in artikel 15, lid 2, bedoelde rechten ◄ of effecten;
het beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen, zoals omschreven door de lidstaten;
leveringen, tegen de nominale waarde, van postzegels die frankeerwaarde hebben binnen hun respectieve grondgebied, fiscale zegels en andere soortgelijke zegels;
weddenschappen, loterijen en andere kans- en geldspelen, met inachtneming van de door elke lidstaat gestelde voorwaarden en beperkingen;
de levering van een gebouw of een gedeelte ervan en van het bijbehorende terrein, ►C1 met uitzondering van de in artikel 12, lid 1, punt a), bedoelde levering; ◄
de levering van onbebouwde onroerende goederen, met uitzondering van de in artikel 12, lid 1, punt b), bedoelde levering van een bouwterrein;
de verhuur en verpachting van onroerende goederen.
De volgende handelingen zijn van de in lid 1, punt l), geregelde vrijstelling uitgesloten:
het verstrekken van accommodatie, als omschreven in de wetgeving der lidstaten, in het hotelbedrijf of in sectoren met een soortgelijke functie, met inbegrip van de verhuuraccommodatie in vakantiekampen of op kampeerterreinen;
verhuur van parkeerruimte voor voertuigen;
verhuur van blijvend geïnstalleerde werktuigen en machines;
verhuur van safeloketten.
De lidstaten kunnen nog andere handelingen van de toepassing van de in lid 1, punt l), geregelde vrijstelling uitsluiten.
Artikel 136
De lidstaten verlenen vrijstelling voor de volgende handelingen:
leveringen van goederen die uitsluitend zijn gebruikt voor een activiteit die krachtens de artikelen 132, 135, 371, 375, 376 en 377, artikel 378, lid 2, artikel 379, lid 2, en de artikelen 380 tot en met 390 quater is vrijgesteld, wanneer voor deze goederen geen recht op aftrek is genoten;
leveringen van goederen bij de aanschaffing of bestemming waarvan overeenkomstig artikel 176 het recht op aftrek van de BTW is uitgesloten.
Artikel 137
De lidstaten kunnen aan de belastingplichtigen het recht verlenen voor belastingheffing ter zake van de volgende handelingen te kiezen:
de financiële handelingen bedoeld in artikel 135, lid 1, punten b) tot en met g);
de levering van een gebouw of een gedeelte ervan en van het bijbehorende terrein, met uitzondering van de in artikel 12, lid 1, punt a), bedoelde levering;
de levering van onbebouwde onroerende goederen, met uitzondering van de in artikel 12, lid 1, punt b), bedoelde levering van een bouwterrein;
de verhuur en verpachting van onroerende goederen.
De lidstaten kunnen de omvang van dit keuzerecht beperken.
HOOFDSTUK 4
Vrijstellingen met betrekking tot intracommunautaire handelingen
Afdeling 1
Vrijstellingen voor levering van goederen
Artikel 138
De lidstaten verlenen vrijstelling voor de levering van goederen die door of voor rekening van de verkoper of de afnemer worden verzonden of vervoerd naar een bestemming buiten hun respectieve grondgebied, maar binnen de Gemeenschap, wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:
de goederen worden geleverd aan een andere belastingplichtige of niet-belastingplichtige rechtspersoon die als zodanig handelt in een andere lidstaat dan de lidstaat waar de verzending of het vervoer van de goederen aanvangt;
de belastingplichtige of niet-belastingplichtige rechtspersoon aan wie de levering wordt verricht, is voor btw-doeleinden geïdentificeerd in een andere lidstaat dan die waar de verzending of het vervoer van de goederen aanvangt, en heeft zijn btw-identificatienummer aan de leverancier meegedeeld.
Behalve voor de in lid 1 bedoelde goederenleveringen verlenen de lidstaten vrijstelling voor de volgende handelingen:
de levering van nieuwe vervoermiddelen, door of voor rekening van de verkoper of de afnemer met als bestemming de afnemer verzonden of vervoerd naar een plaats buiten hun respectieve grondgebied maar binnen de Gemeenschap, welke wordt verricht voor belastingplichtigen of voor niet-belastingplichtige rechtspersonen wier intracommunautaire verwervingen van goederen uit hoofde van artikel 3, lid 1, niet aan de BTW zijn onderworpen, of voor elke andere niet-belastingplichtige;
de levering van accijnsproducten, door of voor rekening van de verkoper of de afnemer met als bestemming de afnemer verzonden of vervoerd naar een plaats buiten hun respectieve grondgebied maar binnen de Gemeenschap, welke wordt verricht voor belastingplichtigen of voor niet-belastingplichtige rechtspersonen wier intracommunautaire verwervingen van andere goederen dan accijnsproducten, uit hoofde van artikel 3, lid 1, niet aan de BTW zijn onderworpen wanneer de verzending of het vervoer van deze producten plaatsvindt overeenkomstig artikel 7, leden 4 en 5, of artikel 16 van Richtlijn 92/12/EEG;
de goederenlevering bestaande in de overbrenging naar een andere lidstaat, die voor de in lid 1 en de punten a) en b) bedoelde vrijstellingen in aanmerking zou komen indien zij voor een andere belastingplichtige was verricht.
Artikel 139
De vrijstelling is evenmin van toepassing op de goederenlevering welke wordt verricht voor belastingplichtigen of voor niet-belastingplichtige rechtspersonen wier intracommunautaire verwervingen uit hoofde van artikel 3, lid 1, niet aan de BTW zijn onderworpen.
De in artikel 138, lid 1, en lid 2, onder c), geregelde vrijstelling is niet van toepassing op de levering van gebruikte vervoermiddelen als omschreven in artikel 327, lid 3, die overeenkomstig de overgangsregeling voor gebruikte vervoermiddelen aan de BTW zijn onderworpen.
Afdeling 2
Vrijstellingen voor intracommunautaire verwervingen van goederen
Artikel 140
De lidstaten verlenen vrijstelling voor de volgende handelingen:
de intracommunautaire verwerving van goederen waarvan de levering door belastingplichtigen in ieder geval op hun respectieve grondgebied is vrijgesteld;
de intracommunautaire verwerving van goederen waarvan de invoer in ieder geval op grond van artikel 143, lid 1, punten a), b) en c), en e) tot en met l), is vrijgesteld;
de intracommunautaire verwerving van goederen waarvoor de afnemer van de goederen op grond van de artikelen 170 en 171 in ieder geval recht heeft op volledige teruggaaf van de BTW die krachtens artikel 2, lid 1, onder b), verschuldigd zou zijn.
Artikel 141
Elke lidstaat treft bijzondere maatregelen om de intracommunautaire verwerving van goederen die overeenkomstig artikel 40 binnen zijn grondgebied wordt verricht, niet aan de BTW te onderwerpen indien de volgende voorwaarden vervuld zijn:
de verwerving van goederen wordt verricht door een niet in die lidstaat gevestigde, maar in een andere lidstaat voor BTW-doeleinden geïdentificeerde belastingplichtige;
de verwerving van goederen wordt verricht met het oog op een daaropvolgende levering van deze goederen in diezelfde lidstaat door de in punt a) bedoelde belastingplichtige;
de aldus door de in punt a) bedoelde belastingplichtige verworven goederen worden rechtstreeks vanuit een andere lidstaat dan die waarin hij voor BTW-doeleinden geïdentificeerd is, verzonden of vervoerd naar degene voor wie hij de daaropvolgende levering verricht;
degene voor wie de daaropvolgende levering bestemd is, is een andere belastingplichtige of een niet-belastingplichtige rechtspersoon, die in diezelfde lidstaat voor BTW-doeleinden is geïdentificeerd;
de in punt d) bedoelde persoon voor wie de volgende levering is bestemd, is overeenkomstig artikel 197 aangewezen als degene die is gehouden tot voldoening van de belasting, verschuldigd uit hoofde van de levering welke is verricht door de belastingplichtige die niet gevestigd is in de lidstaat waar de belasting is verschuldigd.
Afdeling 3
Vrijstellingen voor bepaalde vervoerdiensten
Artikel 142
De lidstaten verlenen vrijstelling voor het intracommunautaire vervoer van goederen naar of vanaf de eilanden die de autonome gebieden van de Azoren en van Madeira vormen, alsmede voor het vervoer van goederen tussen deze eilanden.
HOOFDSTUK 5
Vrijstellingen bij invoer
Artikel 143
De lidstaten verlenen vrijstelling voor de volgende handelingen:
de definitieve invoer van goederen waarvan de levering door belastingplichtigen in ieder geval op hun respectieve grondgebied is vrijgesteld;
de definitieve invoer van goederen in het vrije verkeer afkomstig uit een derdelandsgebied dat deel uitmaakt van het douanegebied van de Gemeenschap, die voor de in punt b) bedoelde vrijstelling in aanmerking zouden komen indien zij waren ingevoerd ►C1 in de zin van artikel 30, eerste alinea; ◄
de invoer van vanuit een derdelandsgebied of een derde land verzonden of vervoerde goederen in een andere lidstaat dan de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer, indien de levering van deze goederen, verricht door de importeur die uit hoofde van artikel 201 is aangewezen of erkend als de tot voldoening van de belasting gehouden persoon, overeenkomstig artikel 138 is vrijgesteld;
de wederinvoer van goederen in de toestand waarin zij zijn uitgevoerd, door degene die deze heeft uitgevoerd, indien de goederen voor vrijstelling van invoerrechten in aanmerking komen;
de invoer van goederen in het kader van de diplomatieke en consulaire betrekkingen, indien de goederen voor vrijstelling van invoerrechten in aanmerking komen;
de invoer van goederen door de Europese Gemeenschap, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, de Europese Centrale Bank of de Europese Investeringsbank of door de door de Europese Gemeenschappen opgerichte organen waarop het Protocol van 8 april 1965 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen van toepassing is, zulks binnen de beperkingen en onder de voorwaarden die zijn vastgesteld bij dat protocol, bij de overeenkomsten tot toepassing van dat protocol of bij de vestigingsovereenkomsten, en voor zover zulks niet leidt tot verstoring van de mededinging;
de invoer van goederen verricht door andere dan de in punt f bis) bedoelde internationale instellingen die als zodanig zijn erkend door de overheid van de lidstaat waar zij zijn gevestigd, alsmede door de leden van deze instellingen, zulks binnen de beperkingen en onder de voorwaarden die zijn vastgesteld bij de internationale verdragen tot oprichting van deze instellingen of bij de vestigingsovereenkomsten;
de invoer van goederen verricht in de lidstaten die partij zijn bij het Noord-Atlantische Verdrag, door de strijdkrachten van de andere staten die partij bij dat verdrag zijn, ten behoeve van deze strijdkrachten of het hen begeleidende burgerpersoneel of voor de bevoorrading van hun messes of kantines, voor zover deze strijdkrachten deelnemen aan de gemeenschappelijke defensie-inspanning;
de invoer van goederen door de strijdkrachten van het Verenigd Koninkrijk die op Cyprus zijn gestationeerd overeenkomstig het Verdrag betreffende de oprichting van de Republiek Cyprus van 16 augustus 1960, ten behoeve van de strijdkrachten of het hen begeleidende burgerpersoneel of voor de bevoorrading van hun messes of kantines;
de invoer in havens, door zeevisserijbedrijven, van visserijproducten, niet be- of verwerkt of nadat deze met het oog op de afzet een bederfwerende behandeling hebben ondergaan, en die nog niet zijn geleverd;
de invoer van goud door de centrale banken;
de invoer van gas via een aardgassysteem of een op een dergelijk systeem aangesloten net, van gas dat van op een gastransportschip in een aardgassysteem of een upstreampijpleidingnet wordt ingebracht, van elektriciteit of van warmte of koude via warmte- of koudenetten.
De vrijstelling overeenkomstig lid 1, punt d), is, in gevallen waarin de invoer van goederen gevolgd wordt door levering van de goederen die overeenkomstig artikel 138, lid 1, en lid 2, punt c), is vrijgesteld, alleen van toepassing indien de importeur op het tijdstip van de invoer aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van invoer ten minste de volgende informatie heeft verstrekt:
het nummer waaronder hij voor btw-doeleinden in de lidstaat van invoer is geïdentificeerd, of het nummer waaronder zijn tot voldoening van de btw gehouden fiscaal vertegenwoordiger voor btw-doeleinden in de lidstaat van invoer is geïdentificeerd;
het nummer waaronder de afnemer aan wie de goederen overeenkomstig artikel 138, lid 1, worden geleverd voor btw-doeleinden in een andere lidstaat is geïdentificeerd, of, wanneer de goederen overeenkomstig artikel 138, lid 2, punt c), worden overgebracht, het nummer waaronder de importeur zelf voor btw-doeleinden in de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer is geïdentificeerd;
het bewijs dat de ingevoerde goederen bestemd zijn om vanuit de lidstaat van invoer naar een andere lidstaat te worden vervoerd of verzonden.
De lidstaten kunnen echter bepalen dat het in punt c) bedoelde bewijs slechts aan de bevoegde autoriteiten hoeft te worden verstrekt indien daarom wordt verzocht.
Artikel 144
De lidstaten verlenen vrijstelling voor de diensten die betrekking hebben op de invoer van goederen en waarvan de waarde overeenkomstig artikel 86, lid 1, onder b), in de maatstaf van heffing is opgenomen.
Artikel 145
De lidstaten kunnen hun nationale voorschriften aanpassen, teneinde verstoring van de mededinging te beperken en met name gevallen van niet-heffing of dubbele heffing van belasting in de Gemeenschap te vermijden.
De lidstaten kunnen de administratieve procedures gebruiken die zij het meest geschikt achten om tot vrijstelling te komen.
HOOFDSTUK 6
Vrijstellingen bij uitvoer
Artikel 146
De lidstaten verlenen vrijstelling voor de volgende handelingen:
de levering van goederen die door of voor rekening van de verkoper worden verzonden of vervoerd naar een plaats buiten de Gemeenschap;
de levering van goederen die door of voor rekening van een niet op hun respectieve grondgebied gevestigde afnemer worden verzonden of vervoerd naar een plaats buiten de Gemeenschap, met uitzondering van door de afnemer zelf vervoerde goederen bestemd voor de uitrusting of de bevoorrading van pleziervaartuigen en sportvliegtuigen of van andere vervoermiddelen voor privé-gebruik;
de levering van goederen aan erkende organisaties die deze goederen uit de Gemeenschap uitvoeren in het kader van hun menslievende, liefdadige of opvoedkundige werk buiten de Gemeenschap;
diensten bestaande uit werkzaamheden met betrekking tot roerende zaken die zijn verworven of ingevoerd teneinde deze werkzaamheden in de Gemeenschap te ondergaan, en die door of voor rekening van de dienstverrichter of de niet binnen hun respectieve grondgebied gevestigde afnemer worden vervoerd of verzonden naar een plaats buiten de Gemeenschap;
diensten, met inbegrip van vervoer en met die diensten samenhangende handelingen en met uitzondering van de overeenkomstig de artikelen 132 en 135 vrijgestelde diensten, wanneer die diensten rechtstreeks verband houden met de uitvoer of invoer van goederen die onder artikel 61 en artikel 157, lid 1, onder a), vallen.
Artikel 147
Indien de in artikel 146, lid 1, punt b), bedoelde levering betrekking heeft op goederen die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers, geldt de vrijstelling slechts wanneer de volgende voorwaarden vervuld zijn:
de reiziger is niet in de Gemeenschap gevestigd;
de goederen worden naar een plaats buiten de Gemeenschap vervoerd vóór het einde van de derde maand volgende op die waarin de levering geschiedde;
het totale bedrag van de levering, BTW inbegrepen, is hoger dan EUR 175 of de tegenwaarde daarvan in nationale munteenheid die eenmaal per jaar op basis van de op de eerste werkdag van de maand oktober geldende wisselkoers wordt vastgesteld en met ingang van 1 januari van het daaropvolgende jaar van toepassing is.
De lidstaten mogen evenwel een levering waarvan het totale bedrag lager is dan het in de eerste alinea, punt c), genoemde bedrag, van belasting vrijstellen.
Het bewijs van de uitvoer wordt geleverd door middel van de factuur, of van een in de plaats daarvan komend bewijsstuk, voorzien van het visum van het douanekantoor van uitgang uit de Gemeenschap.
Elke lidstaat verstrekt aan de Commissie een specimen van de stempels die hij voor het afgeven van het in de tweede alinea bedoelde visum gebruikt. De Commissie stelt de belastingautoriteiten van de andere lidstaten van deze informatie in kennis.
HOOFDSTUK 7
Vrijstellingen met betrekking tot internationaal vervoer
Artikel 148
De lidstaten verlenen vrijstelling voor de volgende handelingen:
de levering van goederen, bestemd voor de bevoorrading van schepen voor de vaart op volle zee waarmee passagiersvervoer tegen betaling plaatsvindt of die worden gebruikt voor de uitoefening van een industriële, handels- of visserijactiviteit alsmede van reddingsboten en schepen voor hulpverlening op zee of schepen voor de kustvisserij, behalve, wat de laatstgenoemde schepen betreft, de scheepsvoorraden;
de levering van goederen, bestemd voor de bevoorrading van oorlogsschepen vallende onder GN-code 8906 10 00, die hun grondgebied verlaten met als bestemming een haven of een ankerplaats buiten de lidstaat;
de levering, de verbouwing, de reparatie, het onderhoud, de bevrachting en de verhuur van de in punt a) bedoelde schepen, alsmede de levering, de verhuur, de reparatie en het onderhoud van de voorwerpen — met inbegrip van uitrusting voor de visserij — die met deze schepen vast verbonden zijn of die voor hun exploitatie dienen;
andere dan de in punt c) bedoelde diensten die voor de rechtstreekse behoeften van de in punt a) bedoelde schepen en hun lading worden verricht;
de levering van goederen, bestemd voor de bevoorrading van de luchtvaartuigen welke worden gebruikt door luchtvaartmaatschappijen die zich hoofdzakelijk op het betaalde internationale vervoer toeleggen;
de levering, de verbouwing, de reparatie, het onderhoud, de bevrachting en de verhuur van de in punt e) bedoelde luchtvaartuigen, alsmede de levering, de verhuur, de reparatie en het onderhoud van de voorwerpen die met deze luchtvaartuigen vast verbonden zijn of die voor hun exploitatie dienen;
andere dan de in punt f) bedoelde diensten, die voor de rechtstreekse behoeften van de in punt e) bedoelde luchtvaartuigen en hun lading worden verricht.
Artikel 149
Portugal mag het vervoer over zee en door de lucht tussen de eilanden die de autonome gebieden van de Azoren en Madeira vormen onderling en tussen deze eilanden en het vasteland gelijkstellen met internationaal vervoer.
Artikel 150
HOOFDSTUK 8
Vrijstellingen voor bepaalde met uitvoer gelijkgestelde handelingen
Artikel 151
De lidstaten verlenen vrijstelling voor de volgende handelingen:
goederenleveringen en diensten verricht in het kader van de diplomatieke en consulaire betrekkingen;
goederenleveringen en diensten verricht voor de Europese Gemeenschap, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, de Europese Centrale Bank of de Europese Investeringsbank of voor de door de Europese Gemeenschappen opgerichte organen waarop het Protocol van 8 april 1965 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen van toepassing is, zulks binnen de beperkingen en onder de voorwaarden die zijn vastgesteld bij dat protocol, bij de overeenkomsten tot toepassing van dat protocol of bij de vestigingsovereenkomsten, en voor zover zulks niet leidt tot verstoring van de mededinging;
goederenleveringen en diensten bestemd voor andere dan de in punt a bis) bedoelde internationale instellingen die als dusdanig door de overheid van de lidstaat waar zij zijn gevestigd, zijn erkend, alsmede voor de leden van deze instellingen, zulks binnen de beperkingen en onder de voorwaarden die zijn vastgesteld bij de internationale verdragen tot oprichting van deze instellingen of bij de vestigingsovereenkomsten;
goederenleveringen en diensten verricht in de lidstaten die partij zijn bij het Noord-Atlantische Verdrag, en bestemd voor de strijdkrachten van de andere staten die partij bij dat verdrag zijn, ten behoeve van deze strijdkrachten of het hen begeleidende burgerpersoneel of voor de bevoorrading van hun messes of kantines, voor zover deze strijdkrachten deelnemen aan de gemeenschappelijke defensie-inspanning;
goederenleveringen en diensten verricht voor een andere lidstaat, bestemd voor de strijdkrachten van andere staten die partij zijn bij het Noord-Atlantische Verdrag dan de lidstaat van bestemming zelf, ten behoeve van deze strijdkrachten of het hen begeleidende burgerpersoneel of voor de bevoorrading van hun messes of kantines, voor zover deze strijdkrachten deelnemen aan de gemeenschappelijke defensie-inspanning;
goederenleveringen en diensten verricht voor de strijdkrachten van het Verenigd Koninkrijk die op Cyprus zijn gestationeerd overeenkomstig het Verdrag betreffende de oprichting van de Republiek Cyprus van 16 augustus 1960, ten behoeve van de strijdkrachten of het hen begeleidende burgerpersoneel of voor de bevoorrading van hun messes of kantines.
De in de eerste alinea geregelde vrijstellingen zijn van toepassing met inachtneming van de door de lidstaat van ontvangst vastgestelde beperkingen, totdat een uniforme belastingregeling is vastgesteld.
Artikel 152
De lidstaten verlenen vrijstelling voor de levering van goud aan de centrale banken.
HOOFDSTUK 9
Vrijstellingen voor door tussenpersonen verrichte diensten
Artikel 153
De lidstaten verlenen vrijstelling voor de diensten van tussenpersonen die handelen in naam en voor rekening van derden, wanneer hun diensten betrekking hebben op de in de hoofdstukken 6, 7 en 8 bedoelde handelingen of op buiten de Gemeenschap verrichte handelingen.
De in de eerste alinea bedoelde vrijstelling is niet van toepassing op reisbureaus wanneer zij in naam en voor rekening van de reiziger diensten verrichten die in andere lidstaten plaatsvinden.
HOOFDSTUK 10
Vrijstellingen voor handelingen met betrekking tot het internationale goederenverkeer
Afdeling 1
Douane- en andere entrepots en soortgelijke regelingen
Artikel 154
Voor de toepassing van deze afdeling worden onder andere entrepots dan douane-entrepots verstaan, wat accijnsproducten betreft, de als belastingentrepots in de zin van artikel 4, onder b), van Richtlijn 92/12/EEG aangemerkte plaatsen, en wat andere goederen dan accijnsproducten betreft, de als zodanig door de lidstaten aangemerkte plaatsen.
Artikel 155
Onverminderd de andere communautaire belastingbepalingen kunnen de lidstaten, na raadpleging van het BTW-Comité, bijzondere maatregelen nemen teneinde vrijstelling te verlenen voor de in deze afdeling bedoelde handelingen of sommige daarvan, mits zij geen betrekking hebben op eindgebruik of eindverbruik en het BTW-bedrag dat verschuldigd is wanneer de goederen aan de in deze afdeling bedoelde regelingen of situaties worden onttrokken, overeenkomt met het BTW-bedrag dat verschuldigd zou zijn geweest indien elk van deze handelingen op hun grondgebied was belast.
Artikel 156
De lidstaten kunnen vrijstelling verlenen voor de volgende handelingen:
de levering van goederen die bestemd zijn om bij de douane te worden aangebracht en, in voorkomend geval, in tijdelijke opslag te worden geplaatst;
de levering van goederen die bestemd zijn om in een vrije zone of een vrij entrepot te worden geplaatst;
de levering van goederen die bestemd zijn om onder een stelsel van douane-entrepots of onder een stelsel van actieve veredeling te worden geplaatst;
de levering van goederen die bestemd zijn om in de territoriale zee te worden toegelaten om integrerend deel uit te maken van boor- of werkeilanden, met het oog op de bouw, de reparatie, het onderhoud, de verbouwing of de uitrusting van die boor- of werkeilanden, of om die boor- of werkeilanden met het vasteland te verbinden;
de levering van goederen die bestemd zijn om in de territoriale zee te worden toegelaten voor de bevoorrading van boor- of werkeilanden.
Artikel 157
De lidstaten kunnen vrijstelling verlenen voor de volgende handelingen:
de invoer van goederen die onder een ander stelsel van entrepots dan dat van douane-entrepots worden geplaatst;
de levering van goederen die op hun grondgebied onder een ander stelsel van entrepots dan dat van douane-entrepots worden geplaatst.
Artikel 158
In afwijking van artikel 157, lid 2, kunnen de lidstaten in de volgende gevallen een ander stelsel van entrepots dan dat van douane-entrepots invoeren:
indien de goederen bestemd zijn voor verkooppunten voor belastingvrije verkoop, met het oog op de levering van goederen welke worden meegenomen in de persoonlijke bagage van reizigers die zich door middel van een vlucht of zeereis naar een derdelandsgebied of een derde land begeven, wanneer die levering overeenkomstig artikel 146, lid 1, punt b), is vrijgesteld;
indien de goederen bestemd zijn voor belastingplichtigen, met het oog op levering aan reizigers aan boord van een vliegtuig of schip tijdens een vlucht of zeereis waarvan de plaats van aankomst buiten de Gemeenschap is gelegen;
indien de goederen bestemd zijn voor belastingplichtigen, met het oog op leveringen die worden verricht met vrijstelling van BTW overeenkomstig artikel 151.
Artikel 159
De lidstaten kunnen vrijstelling verlenen voor de diensten die samenhangen ►C1 met de in artikel 156, artikel 157, lid 1, onder b), en artikel 158 bedoelde goederenleveringen. ◄
Artikel 160
De lidstaten kunnen vrijstelling verlenen voor de volgende handelingen:
goederenleveringen en diensten verricht op de in artikel 156, lid 1, genoemde plaatsen met handhaving op hun grondgebied van een van de in dat lid genoemde situaties;
goederenleveringen en diensten verricht op de in artikel 157, lid 1, onder b), en artikel 158 genoemde plaatsen met handhaving op hun grondgebied van een van de in artikel 157, lid 1, onder b), of in artikel 158, lid 1, genoemde situaties.
Artikel 161
De lidstaten kunnen vrijstelling verlenen voor de volgende goederenleveringen en de daarop betrekking hebbende diensten:
de levering van goederen bedoeld in artikel 30, eerste alinea, die nog onderworpen zijn aan een regeling voor tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van invoerrechten of aan een regeling voor extern douanevervoer;
de levering van goederen bedoeld in artikel 30, tweede alinea, die nog onderworpen zijn aan de in artikel 276 bedoelde regeling voor intern communautair douanevervoer.
Artikel 162
De lidstaten die van de in deze afdeling bedoelde mogelijkheid gebruikmaken, nemen de nodige maatregelen om te waarborgen dat de intracommunautaire verwerving van goederen die bestemd zijn om onder of in een van de in artikel 156, artikel 157, lid 1, onder b), en artikel 158 bedoelde regelingen of situaties te worden geplaatst, onder dezelfde bepalingen vallen als de goederenlevering die op hun grondgebied onder dezelfde voorwaarden wordt verricht.
Artikel 163
Indien de goederen worden onttrokken aan de in deze afdeling bedoelde regelingen of situaties, waardoor aanleiding wordt gegeven tot invoer in de zin van artikel 61, neemt de lidstaat van invoer de nodige maatregelen om dubbele belastingheffing te voorkomen.
Afdeling 2
Handelingen die worden vrijgesteld met het oog op de uitvoer en in het kader van het handelsverkeer tussen de lidstaten
Artikel 164
Na raadpleging van het BTW-Comité kunnen de lidstaten voor de volgende door een belastingplichtige verrichte of voor een belastingplichtige bestemde handelingen, vrijstelling verlenen binnen de grenzen van het bedrag waarvoor deze belastingplichtige in de afgelopen twaalf maanden heeft uitgevoerd:
de intracommunautaire verwerving van goederen door de belastingplichtige alsmede de invoer en de levering van goederen bestemd voor de belastingplichtige die deze goederen betrekt met het oog op hun uitvoer uit de Gemeenschap, al dan niet na verwerking;
de diensten in verband met de uitvoeractiviteit van de betreffende belastingplichtige.
Artikel 165
De lidstaten kunnen een gemeenschappelijke grens vaststellen voor het bedrag van de vrijstellingen die zij op grond van artikel 164 verlenen.
Afdeling 3
Gemeenschappelijke bepaling met betrekking tot de afdelingen 1 en 2
Artikel 166
De Commissie dient, indien nodig, zo spoedig mogelijk bij de Raad voorstellen in betreffende de gemeenschappelijke bepalingen voor de toepassing van de BTW op de in de afdelingen 1 en 2 bedoelde handelingen.
TITEL X
AFTREK
HOOFDSTUK 1
Ontstaan en omvang van het recht op aftrek
Artikel 167
Het recht op aftrek ontstaat op het tijdstip waarop de aftrekbare belasting verschuldigd wordt.
Artikel 167 bis
De lidstaten kunnen in het kader van een facultatieve regeling bepalen dat het recht op aftrek van de belastingplichtige wiens btw uitsluitend overeenkomstig artikel 66, onder b), verschuldigd wordt, wordt uitgesteld totdat de btw op voor hem verrichte goederenleveringen of diensten aan zijn leverancier of dienstverrichter is betaald.
De lidstaten die de in de eerste alinea bedoelde facultatieve regeling toepassen, stellen voor de belastingplichtigen die de regeling binnen hun grondgebied gebruiken, een drempel vast die gebaseerd is op de overeenkomstig artikel 288 berekende jaarlijkse omzet van de belastingplichtige. Deze drempel mag niet hoger zijn dan 500 000 EUR of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid. Die drempel kan door de lidstaten tot 2 000 000 EUR of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid worden verhoogd, na raadpleging van het Btw-comité. Evenwel hoeven lidstaten die op 31 december 2012 een hogere drempel dan 500 000 EUR of de tegenwaarde daarvan in de nationale valuta hebben toegepast, het Btw-comité niet te raadplegen.
De lidstaten stellen het Btw-comité in kennis van de nationale maatregelen die zij uit hoofde van de eerste alinea hebben genomen.
Artikel 168
Voor zover de goederen en diensten worden gebruikt voor de belaste handelingen van een belastingplichtige, is deze gerechtigd in de lidstaat waar hij deze handelingen verricht, van het door hem verschuldigde belastingbedrag de volgende bedragen af te trekken:
de BTW die in die lidstaat verschuldigd of voldaan is voor de goederenleveringen of de diensten die een andere belastingplichtige voor hem heeft verricht;
de BTW die verschuldigd is voor overeenkomstig artikel 18, punt a), en artikel 27 met goederenleveringen of met diensten gelijkgestelde handelingen;
de BTW die verschuldigd is voor de intracommunautaire verwervingen van goederen overeenkomstig artikel 2, lid 1, onder b), punt i);
de BTW die verschuldigd is voor overeenkomstig de artikelen 21 en 22 met intracommunautaire verwerving gelijkgestelde handelingen;
de BTW die verschuldigd of voldaan is voor de in die lidstaat ingevoerde goederen.
Artikel 168 bis
In afwijking van artikel 26 wordt met veranderingen in het in de eerste alinea bedoelde proportionele gebruik van een onroerend goed rekening gehouden overeenkomstig de in de artikelen 184 tot en met 192 neergelegde beginselen, als toegepast door de lidstaat in kwestie.
Artikel 169
Naast de in artikel 168 bedoelde aftrek heeft de belastingplichtige recht op aftrek van de in dat artikel bedoelde BTW, voorzover de goederen en de diensten worden gebruikt voor de volgende handelingen:
door de belastingplichtige buiten de lidstaat waar de belasting verschuldigd of voldaan is verrichte handelingen in verband met de in artikel 9, lid 1, tweede alinea, bedoelde werkzaamheden, waarvoor recht op aftrek zou ontstaan indien zij in die lidstaat zouden zijn verricht;
door de belastingplichtige verrichte handelingen waarvoor overeenkomstig de artikelen 138, 142 en 144, de artikelen 146 tot en met 149, de artikelen 151, 152, 153 en 156, artikel 157, lid 1, onder b), de artikelen 158 tot en met 161 en artikel 164 vrijstelling is verleend;
door de belastingplichtige verrichte handelingen waarvoor krachtens artikel 135, lid 1, punten a) tot en met f), vrijstelling is verleend, indien de afnemer buiten de Gemeenschap gevestigd is of indien de handelingen rechtstreeks samenhangen met goederen die bestemd zijn om uit de Gemeenschap te worden uitgevoerd.
Artikel 170
Een belastingplichtige die in de zin van artikel 1 van Richtlijn 86/560/EEG (7), artikel 2, punt 1, en artikel 3 van Richtlijn 2008/9/EG (8), en artikel 171 van deze richtlijn, niet gevestigd is in de lidstaat waar hij goederen en diensten aankoopt of aan btw onderworpen goederen invoert, heeft recht op teruggaaf van de btw indien de goederen en diensten worden gebruikt voor de volgende handelingen:
de in artikel 169 bedoelde handelingen;
de handelingen waarvoor de belasting overeenkomstig de artikelen 194 tot en met 197 en artikel 199 alleen door de afnemer verschuldigd is.
Artikel 171
De in artikel 1 van Richtlijn 86/560/EEG bedoelde belastingplichtigen die in de lidstaat waar zij goederen en diensten aankopen of aan BTW onderworpen goederen invoeren, slechts goederenleveringen of diensten hebben verricht waarvoor degene voor wie deze handelingen zijn bestemd, overeenkomstig de artikelen 194 tot en met 197 en artikel 199, is aangewezen als de tot voldoening van de belasting gehouden persoon, worden voor de toepassing van die richtlijn eveneens beschouwd als niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen.
Richtlijn 86/560/EEG is niet van toepassing op:
volgens de wetgeving van de lidstaat van teruggaaf incorrect gefactureerde btw-bedragen;
gefactureerde btw-bedragen voor goederenleveringen die krachtens artikel 138 of artikel 146, lid 1, punt b), van btw vrijgesteld zijn of kunnen worden.
Artikel 171 bis
De lidstaten kunnen in plaats van overeenkomstig Richtlijn 86/560/EEG of Richtlijn 2008/9/EG teruggaaf te verlenen van de belasting op voor een belastingplichtige bestemde goederenleveringen of diensten ten aanzien waarvan de belastingplichtige overeenkomstig artikel 194 tot en met 197 of artikel 199 tot voldoening van de belasting is gehouden, toestaan dat deze belasting volgens de procedure van artikel 168 in mindering wordt gebracht. Bestaande beperkingen uit hoofde van artikel 2, lid 2, en artikel 4, lid 2, van Richtlijn 86/560/EEG kunnen behouden blijven.
Te dien einde kunnen de lidstaten de tot voldoening van de belasting gehouden belastingplichtige uitsluiten van teruggaaf krachtens Richtlijn 86/560/EEG of Richtlijn 2008/9/EG.
Artikel 172
Het recht op aftrek ontstaat pas en kan pas worden uitgeoefend op het tijdstip van de levering van het nieuwe vervoermiddel.
HOOFDSTUK 2
Evenredige aftrek
Artikel 173
Het aftrekbare gedeelte wordt overeenkomstig de artikelen 174 en 175 bepaald voor het totaal van de door de belastingplichtige verrichte handelingen.
De lidstaten kunnen de volgende maatregelen nemen:
de belastingplichtige toestaan een aftrekbaar gedeelte te bepalen voor iedere sector van zijn bedrijfsuitoefening, indien voor ieder van deze sectoren een aparte boekhouding wordt gevoerd;
de belastingplichtige verplichten voor iedere sector van zijn bedrijfsuitoefening een aftrekbaar gedeelte te bepalen en voor ieder van deze sectoren een aparte boekhouding te voeren;
de belastingplichtige toestaan of ertoe verplichten de aftrek toe te passen volgens het gebruik van de goederen en diensten of van een deel daarvan;
de belastingplichtige toestaan of ertoe verplichten de aftrek toe te passen volgens de in lid 1, eerste alinea, vastgestelde regel voor alle goederen en diensten die zijn gebruikt voor alle daarin bedoelde handelingen;
bepalen dat, indien de BTW die niet door de belastingplichtige kan worden afgetrokken, onbeduidend is, hiermee geen rekening wordt gehouden.
Artikel 174
Het aftrekbare gedeelte is de uitkomst van een breuk, waarvan:
de teller bestaat uit het totale bedrag van de per jaar berekende omzet, de BTW niet inbegrepen, met betrekking tot handelingen waarvoor overeenkomstig de artikelen 168 en 169 recht op aftrek bestaat, en
de noemer bestaat uit het totale bedrag van de per jaar berekende omzet, de BTW niet inbegrepen, met betrekking tot de handelingen die in de teller zijn opgenomen en de handelingen waarvoor geen recht op aftrek bestaat.
De lidstaten kunnen in de noemer het bedrag van andere subsidies opnemen dan die welke rechtstreeks verband houden met de in artikel 73 bedoelde prijs van de handelingen.
In afwijking van lid 1 worden voor de berekening van het aftrekbare gedeelte de volgende bedragen buiten beschouwing gelaten:
de omzet met betrekking tot de levering van investeringsgoederen die door de belastingplichtige in het kader van zijn onderneming worden gebruikt;
de omzet met betrekking tot bijkomstige handelingen ter zake van onroerende goederen en bijkomstige financiële handelingen;
de omzet met betrekking tot de in artikel 135, lid 1, punten b) tot en met g), bedoelde handelingen die bijkomstig zijn.
Artikel 175
De lidstaten kunnen evenwel hun op 1 januari 1979 geldende regeling dan wel, voor de lidstaten die na die datum tot de Gemeenschap zijn toegetreden, hun op de datum van hun toetreding geldende regeling handhaven.
HOOFDSTUK 3
Beperkingen van het recht op aftrek
Artikel 170
De Raad bepaalt op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen voor welke uitgaven geen recht op aftrek van de BTW bestaat. In ieder geval zijn uitgaven zonder strikt professioneel karakter, zoals weelde-uitgaven en uitgaven voor ontspanning of representatie, van het recht op aftrek uitgesloten.
Totdat de in de eerste alinea bedoelde bepalingen in werking treden, kunnen de lidstaten elke uitsluiting handhaven waarin hun wetgeving op 1 januari 1979 dan wel, voor de lidstaten die na die datum tot de Gemeenschap zijn toegetreden, op de datum van hun toetreding voorzag.
Artikel 177
Na raadpleging van het BTW-Comité kan elke lidstaat om conjuncturele redenen investeringsgoederen of andere goederen geheel of gedeeltelijk van de aftrekregeling uitsluiten.
Teneinde gelijke mededingingsvoorwaarden te behouden, kunnen de lidstaten in plaats van de aftrek te weigeren, de door de belastingplichtige zelf vervaardigde of door hem in de Gemeenschap aangekochte dan wel door hem ingevoerde gelijksoortige goederen zodanig belasten dat deze belasting het bedrag van de BTW op de verwerving van soortgelijke goederen niet overschrijdt.
HOOFDSTUK 4
Wijze van uitoefening van het recht op aftrek
Artikel 178
Om zijn recht op aftrek te kunnen uitoefenen, moet de belastingplichtige aan de volgende voorwaarden voldoen:
voor de in artikel 168, onder a), bedoelde aftrek met betrekking tot goederenleveringen en diensten: in het bezit zijn van een overeenkomstig titel XI, hoofdstuk 3, afdelingen 3 tot en met 6, opgestelde factuur;
voor de in artikel 168, punt b), bedoelde aftrek met betrekking tot met goederenleveringen en diensten gelijkgestelde handelingen: de door elke lidstaat voorgeschreven formaliteiten vervullen;
voor de in artikel 168, onder c), bedoelde aftrek met betrekking tot intracommunautaire verwerving van goederen: op de in artikel 250 bedoelde btw-aangifte alle gegevens hebben vermeld die nodig zijn om het bedrag van de wegens zijn verwervingen van goederen verschuldigde btw vast te stellen, en in het bezit zijn van een overeenkomstig titel XI, hoofdstuk 3, afdelingen 3 tot en met 5, opgestelde factuur;
voor de in artikel 168, punt d), bedoelde aftrek met betrekking tot met intracommunautaire verwervingen van goederen gelijkgestelde handelingen: de door elke lidstaat voorgeschreven formaliteiten vervullen;
voor de in artikel 168, punt e), bedoelde aftrek met betrekking tot invoer van goederen: in het bezit zijn van een document waaruit de invoer blijkt en waarin hij wordt aangeduid als degene voor wie de invoer bestemd is of als de importeur, en waarin het bedrag van de verschuldigde BTW wordt vermeld of op grond waarvan dat bedrag kan worden berekend;
wanneer hij als afnemer tot voldoening van de belasting is gehouden, in geval van toepassing van de artikelen 194 tot en met 197 en artikel 199: de door de respectieve lidstaten voorgeschreven formaliteiten vervullen.
Artikel 179
De belastingplichtige past de aftrek toe door op het totale bedrag van de over een belastingtijdvak verschuldigde belasting het totale bedrag van de BTW in mindering te brengen waarvoor in hetzelfde tijdvak het recht op aftrek is ontstaan en krachtens artikel 178 wordt uitgeoefend.
De lidstaten kunnen evenwel bepalen dat belastingplichtigen die de in artikel 12 omschreven handelingen incidenteel verrichten, het recht op aftrek uitsluitend op het tijdstip van levering mogen uitoefenen.
Artikel 180
De lidstaten kunnen een belastingplichtige een aftrek toestaan die niet overeenkomstig de artikelen 178 en 179 is toegepast.
Artikel 181
De lidstaten kunnen een belastingplichtige die niet in het bezit is van een overeenkomstig titel XI, hoofdstuk 3, afdelingen 3 tot en met 5, opgestelde factuur, toestaan de in artikel 168, onder c), bedoelde aftrek toe te passen met betrekking tot diens intracommunautaire verwervingen van goederen.
Artikel 182
De lidstaten stellen de voorwaarden en de nadere regels voor de toepassing van de artikelen 180 en 181 vast.
Artikel 183
Indien voor een bepaald belastingtijdvak het bedrag van de aftrek groter is dan dat van de verschuldigde BTW, kunnen de lidstaten hetzij het overschot doen overbrengen naar het volgende tijdvak, hetzij het overschot teruggeven overeenkomstig de door hen vastgestelde regeling.
De lidstaten kunnen evenwel bepalen dat het bedrag van het overschot niet naar een volgend tijdvak wordt overgebracht, of niet wordt teruggegeven, indien dit bedrag onbeduidend is.
HOOFDSTUK 5
Herziening van de aftrek
Artikel 184
De oorspronkelijk toegepaste aftrek wordt herzien indien deze hoger of lager is dan die welke de belastingplichtige gerechtigd was toe te passen.
Artikel 185
In geval van geheel of gedeeltelijk onbetaald gebleven handelingen en in geval van diefstal, kunnen de lidstaten evenwel herziening eisen.
Artikel 186
De lidstaten stellen nadere regels voor de toepassing van de artikelen 184 en 185 vast.
Artikel 187
De lidstaten kunnen evenwel de herziening baseren op een periode van vijf volle jaren te rekenen vanaf de ingebruikneming van de goederen.
Voor onroerende investeringsgoederen kan de herzieningsperiode tot maximaal twintig jaar worden verlengd.
De in de eerste alinea bedoelde herziening geschiedt op basis van de wijzigingen in het recht op aftrek die zich in de loop van de volgende jaren ten opzichte van het jaar van verkrijging, vervaardiging of, in voorkomend geval, eerste gebruik van de goederen hebben voorgedaan.
Artikel 188
De economische activiteit wordt geacht volledig belast te zijn indien de levering van het investeringsgoed belast is.
De economische activiteit wordt geacht volledig vrijgesteld te zijn indien de levering van het investeringsgoed vrijgesteld is.
Artikel 189
Voor de toepassing van de artikelen 187 en 188 kunnen de lidstaten de volgende maatregelen nemen:
het begrip investeringsgoederen definiëren;
het bedrag aan BTW dat bij de herziening in aanmerking moet worden genomen, nader bepalen;
alle passende maatregelen nemen om te verzekeren dat de herziening niet tot ongerechtvaardigde voordelen leidt;
administratieve vereenvoudigingen toestaan.
Artikel 190
►C1 Voor de toepassing van de artikelen 187, 188, 189 en 191 kunnen de lidstaten ◄ diensten die kenmerken hebben die vergelijkbaar zijn met de kenmerken die doorgaans aan investeringsgoederen worden toegeschreven, als investeringsgoederen beschouwen.
Artikel 191
Indien het praktische effect van de toepassing van de artikelen 187 en 188 in een lidstaat onbeduidend is, kan die lidstaat, na raadpleging van het BTW-Comité, afzien van de toepassing van deze artikelen, rekening houdend met de totale BTW-druk in de betrokken lidstaat en de noodzaak van administratieve vereenvoudiging en mits zulks niet tot verstoring van de mededinging leidt.
Artikel 192
Bij overgang van een normale belastingregeling naar een bijzondere regeling, of andersom, kunnen de lidstaten de nodige maatregelen nemen om te verzekeren dat de betrokken belastingplichtigen noch ongerechtvaardigde voordelen genieten, noch ongerechtvaardigde nadelen ondervinden.
TITEL XI
VERPLICHTINGEN VAN DE BELASTINGPLICHTIGEN EN VAN BEPAALDE NIET–BELASTINGPLICHTIGE PERSONEN
HOOFDSTUK 1
Verplichting tot betaling
Afdeling 1
Tegenover de schatkist tot voldoening van de belasting gehouden personen
Artikel 192 bis
Voor de toepassing van deze afdeling wordt een belastingplichtige die een vaste inrichting heeft op het grondgebied van de lidstaat waar de belasting verschuldigd is, geacht een niet in die lidstaat gevestigde belastingplichtige te zijn wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:
hij verricht op het grondgebied van deze lidstaat een belastbare goederenlevering of een dienst;
bij het verrichten van die goederenlevering of die dienst is geen inrichting van de leverancier of dienstverrichter op het grondgebied van deze lidstaat betrokken.
Artikel 193
De BTW is verschuldigd door de belastingplichtige die een belastbare goederenlevering of een belastbare dienst verricht, behalve in de gevallen waarin de belasting uit hoofde van de artikelen 194 tot en met 199 ter en artikel 202 door een andere persoon verschuldigd is.
Artikel 194
Artikel 195
De BTW is verschuldigd door de voor BTW-doeleinden in de lidstaat waar de belasting verschuldigd is geïdentificeerde afnemer aan wie de goederen worden geleverd onder de in de artikelen 38 of 39 bepaalde voorwaarden, wanneer deze leveringen worden verricht door een niet in die lidstaat gevestigde belastingplichtige.
Artikel 196
De btw is verschuldigd door de belastingplichtige of door de voor btw-doeleinden geïdentificeerde niet-belastingplichtige rechtspersoon die een dienst afneemt als bedoeld in artikel 44, wanneer de dienst door een niet in die lidstaat gevestigde belastingplichtige wordt verricht.
Artikel 197
De BTW is verschuldigd door degene voor wie de goederenlevering bestemd is wanneer aan de volgende voorwaarden vervuld zijn:
de belastbare handeling is een goederenlevering die onder de voorwaarden van artikel 141 wordt verricht;
degene voor wie de levering bestemd is, is een andere belastingplichtige of een niet-belastingplichtige rechtspersoon, die voor BTW-doeleinden is geïdentificeerd in de lidstaat waar de levering wordt verricht;
de factuur welke is uitgereikt door de belastingplichtige die niet gevestigd is in de lidstaat van degene voor wie de levering bestemd is, is opgesteld overeenkomstig hoofdstuk 3, afdelingen 3 tot en met 5.
Artikel 198
Indien de afnemer die geen lid is van een gereglementeerde goudmarkt een belastingplichtige is ►C1 en zich uitsluitend voor de in artikel 352 bedoelde handelingen ◄ voor BTW-doeleinden dient te identificeren in de lidstaat waar de belasting verschuldigd is, vervult de verkoper de fiscale verplichtingen namens de afnemer, overeenkomstig de voorschriften van die lidstaat.
Artikel 199
De lidstaten kunnen bepalen dat de tot voldoening van de belasting gehouden persoon degene is voor wie de volgende goederenleveringen of diensten worden verricht:
bouwwerkzaamheden, met inbegrip van herstel-, schoonmaak-, onderhouds-, aanpassings- en sloopwerkzaamheden ter zake van onroerend goed, alsmede de oplevering van een werk in onroerende staat die krachtens artikel 14, lid 3, als een levering van goederen wordt beschouwd;
de uitlening van personeel dat de onder punt a) genoemde werkzaamheden verricht;
de levering van onroerend goed als bedoeld in artikel 135, lid 1, punten j) en k), wanneer de leverancier overeenkomstig artikel 137 heeft gekozen voor belastingheffing ter zake van die levering;
de levering van oude materialen, oude materialen ongeschikt voor hergebruik in dezelfde staat, industrieel en niet-industrieel afval, afval voor hergebruik, gedeeltelijk verwerkt afval, schroot, en bepaalde goederen en diensten, overeenkomstig de lijst in bijlage VI;
de levering van in zekerheid gegeven goederen door een belastingplichtige aan een andere persoon tot executie van die zekerheid;
de levering van goederen na overdracht van eigendomsvoorbehoud aan een rechtverkrijgende die zijn recht uitoefent;
de levering van onroerend goed dat in een openbare verkoop op grond van een executoriale titel door de executieschuldenaar aan een andere persoon wordt verkocht.
Voor de toepassing van lid 1 kunnen de lidstaten de volgende maatregelen nemen:
bepalen dat een belastingplichtige die ook activiteiten of handelingen verricht die niet als belastbare leveringen van goederen of diensten overeenkomstig artikel 2 worden beschouwd, ►C1 voor alle in lid 1 van dit artikel bedoelde voor hem verrichte diensten ◄ als belastingplichtige wordt aangemerkt;
bepalen dat een niet-belastingplichtige publiekrechtelijke instelling met betrekking tot de overeenkomstig lid 1, punten e), f) en g) afgenomen goederenleveringen of diensten als belastingplichtige wordt aangemerkt.
Artikel 199 bis
►M18 Tot en met 30 juni 2022 kunnen de lidstaten bepalen dat de btw moet worden voldaan door de belastingplichtige voor wie de volgende goederenleveringen of diensten worden verricht: ◄
de overdracht van broeikasgasemissierechten als omschreven in artikel 3 van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (9), die overdraagbaar zijn overeenkomstig artikel 12 van die richtlijn.
de overdracht van andere eenheden die door exploitanten kunnen worden gebruikt om aan de betreffende richtlijn te voldoen.
de levering van mobiele telefoons, dat wil zeggen apparaten die zijn vervaardigd of aangepast voor gebruik in een netwerk waarvoor een vergunning is afgegeven en die op gespecificeerde frequenties werken, ongeacht of zij nog een ander gebruik hebben.
de levering van geïntegreerde schakelingen zoals microprocessoren en centrale verwerkingseenheden, vóórdat deze in een eindproduct zijn ingebouwd.
levering van gas en elektriciteit aan een belastingplichtige wederverkoper, zoals bepaald in artikel 38, lid 2.
levering van gas- en elektriciteitscertificaten.
verrichting van telecommunicatiediensten als omschreven in artikel 24, lid 2.
levering van spelconsoles, tablet-pc's en laptops.
granen en industriële gewassen, met inbegrip van oliehoudende zaden en suikerbieten, die in principe, in de staat waarin zij zich bevinden, niet zijn bestemd voor eindverbruik.
ruwe en halfafgewerkte metalen, met inbegrip van edele metalen, wanneer zij niet onder artikel 199, lid 1, onder d), de bijzondere regelingen voor gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten overeenkomstig de artikelen 311 tot en met 343 of de bijzondere regeling voor beleggingsgoud overeenkomstig de artikelen 344 tot en met 356 vallen.
De lidstaten stellen het btw-comité in kennis van de toepassing van de in lid 1 vastgestelde regeling wanneer deze wordt ingevoerd, en verstrekken het daarbij de volgende informatie:
Het toepassingsgebied van de maatregel waarbij de regeling ten uitvoer wordt gelegd, samen met het type en de kenmerken van de fraude, en een gedetailleerde beschrijving van begeleidende maatregelen, met inbegrip van rapportageverplichtingen betreffende belastbare personen en eventuele andere controlemaatregelen;
ondernomen stappen om de betrokken belastbare personen in kennis te stellen van het invoeren van de toepassing van de regeling;
de evaluatiecriteria om een vergelijking te kunnen maken tussen frauduleuze activiteiten met betrekking tot de in lid 1 bedoelde goederen of diensten voor en na de toepassing van de regeling, frauduleuze activiteiten met betrekking tot andere goederen en diensten voor en na de toepassing van de regeling, en iedere toename van andere vormen van frauduleuze activiteiten voor en na de toepassing van de regeling;
de aanvangsdatum en de toepassingsduur van de maatregel waarbij de regeling ten uitvoer wordt gelegd.
In het verslag dient een uitvoerige beoordeling te worden gegeven van de algehele effectiviteit en efficiency van de maatregel, met name wat betreft:
het effect op frauduleuze activiteiten met betrekking tot onder de maatregel vallende leveringen van goederen of diensten;
de mogelijke verschuiving van frauduleuze activiteiten naar goederen of andere diensten;
de uit de maatregel voortvloeiende nalevingskosten voor de belastingplichtigen.
Artikel 199 ter
De bijzondere QRM-maatregel is onderworpen aan het nemen van passende controlemaatregelen door de lidstaat met betrekking tot de belastingplichtigen die de goederen of diensten leveren waarop die maatregel van toepassing is, en de duur ervan mag de termijn van negen maanden niet overschrijden.
De lidstaat die een bijzondere QRM-maatregel als bepaald in lid 1 van dit artikel wil invoeren, dient tegelijkertijd ook een verzoek in bij de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 395, leden 2 en 3.
In gevallen van dwingende urgentie als omschreven in lid 1 van dit artikel wordt de procedure van artikel 395, leden 2 en 3, voltooid binnen zes maanden na ontvangst van het verzoek door de Commissie.
Artikel 199 quater
Een lidstaat die de GRCM wil invoeren, moet aan alle volgende voorwaarden voldoen:
overeenkomstig de methode en de cijfers in het door de Commissie gepubliceerde eindverslag van 2016 van 23 augustus 2016 over de btw-kloof, in 2014 een btw-kloof — uitgedrukt als een percentage van de totale verschuldigde btw — van ten minste 5 procentpunten boven de communautaire mediaan van de btw-kloof hebben gehad;
op basis van de effectbeoordeling die het wetgevingsvoorstel voor dit artikel vergezelde, te kampen hebben met een carrouselfraude die meer dan 25 % van zijn totale btw-kloof uitmaakt;
aantonen dat andere controlemaatregelen niet volstaan om carrouselfraude op zijn grondgebied tegen te gaan, met name door te vermelden welke controlemaatregelen zijn toegepast en waarom deze onvoldoende doeltreffend zijn, alsmede waarom administratieve samenwerking op btw-gebied niet blijkt te volstaan;
aantonen dat de geraamde voordelen voor de belastingnaleving en -inning die als gevolg van de invoering van de GRCM worden verwacht, de geraamde totale extra lasten voor ondernemingen en belastingautoriteiten met ten minste 25 % overtreffen, en
aantonen dat ondernemingen en belastingadministraties als gevolg van de invoering van de GRCM geen uitgaven zullen moeten doen die hoger liggen dan die welke voortvloeien uit de toepassing van andere controlemaatregelen.
De lidstaat voegt bij het in lid 3 bedoelde verzoek de berekening van de btw-kloof volgens de methode en de cijfers in het door de Commissie gepubliceerde verslag over de btw-kloof als bedoeld in punt a) van de tweede alinea van dit lid.
De lidstaten die de GRCM wensen toe te passen, dienen bij de Commissie een verzoek in en verstrekken de volgende gegevens:
een gedetailleerde rechtvaardiging waaruit blijkt dat aan de voorwaarden van lid 1 wordt voldaan;
de begindatum van de toepassing van de GRCM en de periode waarvoor de GCRM toegepast zal worden;
de te nemen maatregelen om belastingplichtigen te informeren over de invoering van de GRCM, en
een gedetailleerde beschrijving van de in lid 2 bedoelde begeleidende maatregelen.
Indien de Commissie van mening is dat zij niet over alle nodige gegevens beschikt, verzoekt zij, binnen een maand na ontvangst van het verzoek, om aanvullende gegevens, waaronder de achterliggende methoden, veronderstellingen, onderzoeken en andere bewijsstukken. De verzoekende lidstaat verstrekt de nodige gegevens binnen een maand na ontvangst van de kennisgeving.
Er is sprake van aanzienlijke negatieve gevolgen indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
minstens één lidstaat die de GRCM niet toepast, stelt de Commissie in kennis van een toename van de btw-fraude op zijn grondgebied als gevolg van de toepassing van de GRCM, en
mede op basis van de door de lidstaten verstrekte informatie als bedoeld onder punt a) van deze alinea, stelt de Commissie vast dat de toename van btw-fraude op hun grondgebied verband houdt met de toepassing van de GRCM in één of meer lidstaten.
Lidstaten die de GRCM toepassen, verstrekken de volgende informatie in elektronische vorm aan alle lidstaten:
de namen van de personen tegen wie, in de twaalf maanden voorafgaand aan de begindatum van toepassing van de GRCM, een strafrechtelijke of administratieve procedure voor btw-fraude heeft gelopen, en
de namen van de personen, en in het geval van rechtspersonen tevens de namen van de bestuurders ervan, wier btw-registratie in die lidstaat is beëindigd na de invoering van de GRCM, en
de namen van de personen, en in het geval van rechtspersonen tevens de namen van de bestuurders ervan, die hebben nagelaten een btw-aangifte in te dienen voor twee opeenvolgende belastingtijdvakken na de invoering van de GRCM.
De onder de punten a) en b) van de eerste alinea bedoelde informatie wordt uiterlijk drie maanden na de invoering van de GRCM ingediend en wordt vervolgens om de drie maanden geactualiseerd. De onder punt c) van de eerste alinea bedoelde informatie wordt uiterlijk negen maanden na de invoering van de GRCM ingediend en wordt vervolgens om de drie maanden geactualiseerd.
Lidstaten die de GRCM toepassen, dienen uiterlijk één jaar na aanvang van de toepassing van de GRCM een tussentijds verslag in bij de Commissie. Dit verslag bevat een gedetailleerde beoordeling van de effectiviteit van de GRCM. Drie maanden na het einde van de toepassingsperiode van de GRCM dienen de lidstaten die de GRCM toepassen, een eindverslag in over het algemene effect ervan.
Indien ten minste één lidstaat de GRCM toepast, dienen de lidstaten die de GRCM niet toepassen, uiterlijk op 30 september 2022 bij de Commissie een eindverslag in over de gevolgen op hun grondgebied van de toepassing van de GRCM door andere lidstaten.
In de in lid 6 bedoelde verslagen beoordelen de lidstaten de gevolgen van de toepassing van de GRCM op basis van de volgende criteria:
de ontwikkeling van de btw-kloof;
de ontwikkeling van de btw-fraude, in het bijzonder carrouselfraude en fraude op het niveau van de detailhandel;
de ontwikkeling van de administratieve lasten voor belastingplichtigen;
de ontwikkeling van de administratieve kosten voor de belastingautoriteiten.
In de in lid 7 bedoelde verslagen beoordelen de lidstaten de gevolgen van de toepassing van de GRCM op basis van de volgende criteria:
de ontwikkeling van de btw-fraude, in het bijzonder carrouselfraude en fraude op het niveau van de detailhandel;
de verschuiving van fraude vanuit lidstaten die de GRCM toepassen of hebben toegepast.
Artikel 200
De BTW is verschuldigd door eenieder die een belastbare intracommunautaire verwerving van goederen verricht.
Artikel 201
Bij invoer is de BTW verschuldigd door degene(n) die de lidstaat van invoer als de tot voldoening van de belasting gehouden personen heeft aangewezen of erkend.
Artikel 202
De BTW is verschuldigd door degene door wiens toedoen de goederen worden onttrokken aan de in de artikelen 156, 157, 158, 160 en 161 genoemde regelingen of situaties.
Artikel 203
De BTW is verschuldigd door eenieder die deze belasting op een factuur vermeldt.
Artikel 204
In het geval dat de belastbare handeling wordt verricht door een belastingplichtige die niet in de lidstaat is gevestigd waar de BTW verschuldigd is, en er met het land van het hoofdkantoor of de vestiging van deze belastingplichtige geen rechtsinstrument inzake wederzijdse bijstand bestaat waarvan de strekking gelijk is aan die van Richtlijn 76/308/EEG (12) en Verordening (EG) nr. 1798/2003 (13), kunnen de lidstaten bepalen dat een door deze belastingplichtige aangewezen fiscaal vertegenwoordiger tot voldoening van de belasting wordt gehouden.
De lidstaten kunnen de in de tweede alinea bedoelde mogelijkheid echter niet toepassen op niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen in de zin van artikel 358 bis, punt 1), die voor de bijzondere regeling voor telecommunicatiediensten, omroepdiensten of langs elektronische weg verrichte diensten hebben gekozen.
Artikel 205
In de in de artikelen 193 tot en met 200 en 202, 203 en 204 bedoelde situaties kunnen de lidstaten bepalen dat een andere persoon dan degene die tot voldoening van de belasting is gehouden, hoofdelijk verplicht is de BTW te voldoen.
Afdeling 2
Wijze van betaling
Artikel 206
Iedere belastingplichtige die tot voldoening van de belasting is gehouden, moet het nettobedrag van de BTW bij de indiening van de in artikel 250 bedoelde aangifte voldoen. De lidstaten kunnen echter een ander tijdstip voor de betaling van dit bedrag vaststellen of bepalen dat voorlopige vooruitbetalingen moeten worden gedaan.
Artikel 207
De lidstaten treffen de nodige maatregelen opdat de personen die overeenkomstig de artikelen 194 tot en met 197 en de artikelen 199 en 204 worden geacht in plaats van een niet op hun respectieve grondgebied gevestigde belastingplichtige tot voldoening van de belasting te zijn gehouden, de in deze afdeling vastgestelde betalingsverplichtingen nakomen.
De lidstaten treffen voorts de nodige maatregelen opdat de personen die overeenkomstig artikel 205 worden geacht hoofdelijk verplicht te zijn de BTW te voldoen, deze betalingsverplichtingen nakomen.
Artikel 208
De lidstaten die overeenkomstig artikel 198, lid 1, de afnemer van beleggingsgoud als de tot voldoening van de belasting gehouden persoon aanwijzen of gebruik maken van de in artikel 198, lid 2, geboden mogelijkheid om de afnemer van goud, halffabrikaten of beleggingsgoud als omschreven in artikel 344, lid 1, als de tot voldoening van de belasting gehouden persoon aan te wijzen, treffen de nodige maatregelen opdat die afnemer de in deze afdeling vastgestelde betalingsverplichtingen nakomt.
Artikel 209
De lidstaten treffen de nodige maatregelen opdat niet-belastingplichtige rechtspersonen die gehouden zijn tot voldoening van de belasting welke verschuldigd is wegens de in artikel 2, lid 1, onder b), punt i), bedoelde intracommunautaire verwerving van goederen, de in deze afdeling vastgestelde betalingsverplichtingen nakomen.
Artikel 210
De lidstaten stellen nadere regels vast met betrekking tot de betaling ter zake van de in artikel 2, lid 1, onder b), punt ii), bedoelde intracommunautaire verwerving van nieuwe vervoermiddelen en de in artikel 2, lid 1, onder b), punt iii), bedoelde intracommunautaire verwerving van accijnsproducten.
Artikel 211
De lidstaten stellen nadere regels vast met betrekking tot de betaling ter zake van de invoer van goederen.
De lidstaten kunnen in het bijzonder bepalen dat met betrekking tot de invoer van goederen die wordt verricht door belastingplichtigen of tot betaling van de belasting gehouden personen, of door bepaalde categorieën daarvan, de wegens de invoer verschuldigde BTW niet hoeft te worden betaald op het tijdstip van de invoer, mits deze belasting als zodanig wordt vermeld in de overeenkomstig artikel 250 opgestelde BTW-aangifte.
Artikel 212
De lidstaten kunnen de belastingplichtigen vrijstellen van de betaling van de verschuldigde BTW wanneer het bedrag daarvan onbeduidend is.
HOOFDSTUK 2
Identificatie
Artikel 213
De lidstaten staan onder door hen vast te stellen voorwaarden toe dat de aangifte langs elektronische weg geschiedt en kunnen dit ook verplicht stellen.
Artikel 214
De lidstaten treffen de nodige maatregelen voor de identificatie onder een individueel nummer van de volgende personen:
iedere belastingplichtige, uitgezonderd de in artikel 9, lid 2, bedoelde, die op hun respectieve grondgebied goederenleveringen of diensten verricht welke recht op aftrek doen ontstaan, andere dan de goederenleveringen of de diensten waarvoor overeenkomstig de artikelen 194 tot en met 197 en artikel 199 uitsluitend de afnemer of degene voor wie de goederen of de diensten bestemd zijn, de BTW verschuldigd is;
iedere belastingplichtige of niet-belastingplichtige rechtspersoon die intracommunautaire verwervingen van goederen verricht welke op grond van artikel 2, lid 1, onder b), aan de BTW zijn onderworpen of die het in artikel 3, lid 3, bedoelde keuzerecht uitoefent zijn intracommunautaire verwervingen aan de BTW te onderwerpen;
iedere belastingplichtige die op hun respectieve grondgebied intracommunautaire verwervingen van goederen verricht met betrekking tot handelingen in verband met de in artikel 9, lid 1, tweede alinea, bedoelde werkzaamheden welke hij buiten dat grondgebied verricht;
iedere belastingplichtige die op hun respectieve grondgebied diensten afneemt waarvoor hij overeenkomstig artikel 196 de btw verschuldigd is;
iedere belastingplichtige die op hun respectieve grondgebied gevestigd is en binnen het grondgebied van een andere lidstaat diensten verricht waarvoor uitsluitend de afnemer overeenkomstig artikel 196 de btw verschuldigd is.
Artikel 215
Het individuele identificatienummer begint met een landencode overeenkomstig de ISO-code 3166 alpha 2, die aangeeft welke lidstaat het nummer heeft toegekend.
Griekenland is evenwel gerechtigd het prefix EL te hanteren.
Voor Noord-Ierland wordt het prefix „XI” gebruikt.
Artikel 216
De lidstaten treffen de nodige maatregelen opdat hun identificatiesysteem de in artikel 214 bedoelde belastingplichtigen kan onderscheiden en aldus de juiste toepassing van de in artikel 402 bedoelde overgangsregeling voor de belastingheffing op intracommunautaire handelingen verzekert.
HOOFDSTUK 3
Facturering
Afdeling 1
Definitie
Artikel 217
In deze richtlijn wordt verstaan onder „elektronische factuur”, een factuur die de bij deze richtlijn voorgeschreven gegevens bevat, welke in elektronisch formaat is verstrekt en ontvangen.
Afdeling 2
Het begrip factuur
Artikel 218
Voor de toepassing van deze richtlijn aanvaarden de lidstaten als factuur ieder document of bericht op papier of in elektronisch formaat dat aan de in dit hoofdstuk vastgestelde voorwaarden voldoet.
Artikel 219
Ieder document of bericht dat wijzigingen aanbrengt in en specifiek en ondubbelzinnig verwijst naar de oorspronkelijke factuur, geldt als factuur.
Afdeling 3
Uitreiking van facturen
Artikel 219 bis
In afwijking van het bepaalde in lid 1 gelden voor facturering de volgende regels:
de regels die van toepassing zijn in de lidstaat waar de leverancier of dienstverrichter de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting heeft gevestigd van waaruit hij de goederenlevering of de dienst verricht, of, bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting, de lidstaat waar hij zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft, wanneer:
de leverancier of dienstverrichter niet gevestigd is in de lidstaat waar de goederenlevering of de dienst overeenkomstig het bepaalde in titel V geacht wordt te zijn verricht, of zijn inrichting in die lidstaat niet betrokken is bij het verrichten van de goederenlevering of de dienst in de zin van artikel 192 bis, onder b), en de tot voldoening van de belasting gehouden persoon degene is voor wie de goederenlevering of de dienst wordt verricht, tenzij de afnemer zelf de factuur uitreikt („self-billing”);
de goederenlevering of de dienst wordt, overeenkomstig het bepaalde in titel V, geacht niet in de Gemeenschap te zijn verricht;
de regels die van toepassing zijn in de lidstaat waar de leverancier of de dienstverrichter die gebruikmaakt van een van de bijzondere regelingen als bedoeld in hoofdstuk 6 van titel XII, is geïdentificeerd.
Artikel 220
Iedere belastingplichtige zorgt ervoor dat door hemzelf, door de afnemer of, in zijn naam en voor zijn rekening, door een derde, in de volgende gevallen een factuur wordt uitgereikt:
de goederenleveringen of de diensten die hij heeft verricht voor een andere belastingplichtige of een niet-belastingplichtige rechtspersoon;
de in artikel 33 bedoelde goederenleveringen;
de goederenleveringen, verricht onder de in artikel 138 gestelde voorwaarden;
de vooruitbetalingen die aan hem worden gedaan voordat een van de in de punten 1) en 2) bedoelde goederenleveringen is verricht;
de vooruitbetalingen die door een andere belastingplichtige of door een niet-belastingplichtige rechtspersoon aan hem worden gedaan voordat de dienst is verricht.
Artikel 220 bis
De lidstaten staan de belastingplichtige toe een vereenvoudigde factuur uit te reiken in de volgende gevallen:
wanneer het bedrag van de factuur niet hoger is dan 100 EUR of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid;
wanneer de uitgereikte factuur een document of bericht is dat overeenkomstig artikel 219 als factuur geldt.
Artikel 221
Artikel 222
Voor goederenleveringen die onder de in artikel 138 gestelde voorwaarden worden verricht of voor diensten ter zake waarvan de btw overeenkomstig artikel 196 door de afnemer verschuldigd is, wordt de factuur uitgereikt uiterlijk op de vijftiende dag van de maand volgende op die waarin het belastbare feit zich heeft voorgedaan.
Met betrekking tot andere goederenleveringen en diensten kunnen de lidstaten de belastingplichtige een termijn voor de uitreiking van facturen opleggen.
Artikel 223
De lidstaten staan de belastingplichtige toe periodieke facturen uit te reiken waarop de gegevens van verscheidene afzonderlijke goederenleveringen of diensten zijn vermeld, onder voorwaarde dat de btw op de op een periodieke factuur vermelde goederenleveringen en diensten in dezelfde kalendermaand verschuldigd wordt.
Onverminderd artikel 222 kunnen de lidstaten toestaan dat in periodieke facturen prestaties worden opgenomen waarvoor de btw tijdens een langere periode dan één kalendermaand verschuldigd is geworden.
Artikel 224
Facturen mogen door de afnemer worden opgemaakt voor goederenleveringen of diensten die door een belastingplichtige voor hem worden verricht, indien beide partijen dat vooraf onderling zijn overeengekomen en op voorwaarde dat iedere factuur het voorwerp uitmaakt van een procedure van aanvaarding door de belastingplichtige die de goederenleveringen of de diensten verricht. De lidstaten kunnen verlangen dat die facturen worden uitgereikt in naam en voor rekening van de belastingplichtige.
Artikel 225
De lidstaten kunnen de belastingplichtige specifieke voorwaarden opleggen in het geval dat de derde, of de afnemer, die de facturen uitreikt, gevestigd is in een land waarmee geen rechtsinstrument inzake wederzijdse bijstand bestaat waarvan de strekking gelijk is aan die van Richtlijn 2010/24/EU (14) en Verordening (EG) nr. 1798/2003 (15)
Afdeling 4
Inhoud van de facturen
Artikel 226
Onverminderd de bijzondere bepalingen van deze richtlijn zijn voor BTW-doeleinden op de overeenkomstig de artikelen 220 en 221 uitgereikte facturen alleen de volgende vermeldingen verplicht:
de datum van uitreiking van de factuur;
een opeenvolgend nummer, met één of meer reeksen, waardoor de factuur eenduidig wordt geïdentificeerd;
het in artikel 214 bedoelde BTW-identificatienummer waaronder de belastingplichtige de goederenleveringen of de diensten heeft verricht;
het in artikel 214 bedoelde BTW-identificatienummer van de afnemer waaronder hij een goederenlevering of een dienst heeft afgenomen waarvoor hij tot voldoening van de belasting is gehouden of waaronder hij een in artikel 138 bedoelde goederenlevering heeft afgenomen;
de volledige naam en het volledige adres van de belastingplichtige en zijn afnemer;
de hoeveelheid en de aard van de geleverde goederen of de omvang en de aard van de verrichte diensten;
de datum waarop de goederenlevering of de dienst heeft plaatsgevonden of voltooid is of de datum waarop de in artikel 220, punten 4) en 5), bedoelde vooruitbetaling is gedaan, voor zover die datum vastgesteld is en verschilt van de uitreikingsdatum van de factuur;
wanneer de btw verschuldigd wordt op het moment waarop de betaling wordt ontvangen overeenkomstig artikel 66, onder b), en het recht op aftrek ontstaat op het tijdstip waarop de aftrekbare belasting verschuldigd wordt, de vermelding „kasstelsel”;
de maatstaf van heffing voor elk tarief of elke vrijstelling, de eenheidsprijs, BTW niet inbegrepen, evenals de eventuele vooruitbetalingskortingen, prijskortingen en -rabatten indien die niet in de eenheidsprijs zijn begrepen;
het toegepaste BTW-tarief;
het te betalen BTW-bedrag, tenzij er een bijzondere regeling van toepassing is waarvoor deze richtlijn die vermelding uitsluit;
wanneer de afnemer die een prestatie afneemt de factuur uitreikt in plaats van degene die de prestatie verricht, de vermelding „factuur uitgereikt door afnemer”;
in geval van een vrijstelling, een verwijzing naar de toepasselijke bepaling in deze richtlijn of naar de overeenkomstige nationale bepaling of enige andere vermelding dat de goederenlevering of de diensten zijn vrijgesteld;
wanneer de afnemer tot voldoening van de belasting is gehouden, de vermelding „Btw verlegd”;
in geval van levering van een nieuw vervoermiddel onder de in artikel 138, lid 1 en lid 2, onder a), gestelde voorwaarden, de in artikel 2, lid 2, tweede alinea, bedoelde gegevens;
wanneer de bijzondere regeling voor reisbureaus wordt gehanteerd, de vermelding „Bijzondere regeling reisbureaus”;
wanneer een van de bijzondere regelingen voor gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen of antiquiteiten wordt gehanteerd, de vermelding „Bijzondere regeling — gebruikte goederen”„Bijzondere regeling — kunstvoorwerpen”, respectievelijk „Bijzondere regeling — voorwerpen voor verzamelingen of antiquiteiten”;
wanneer degene die tot voldoening van de belasting gehouden is, een fiscaal vertegenwoordiger is in de zin van artikel 204, het in artikel 214 bedoelde BTW-identificatienummer van deze fiscaal vertegenwoordiger, samen met zijn volledige naam en adres.
Artikel 226 bis
Wanneer de factuur wordt uitgereikt door een belastingplichtige die niet gevestigd is in de lidstaat waar de belasting verschuldigd is of van wie geen inrichting op het grondgebied van die lidstaat bij het verrichten van de goederenlevering of de dienst is betrokken in de zin van artikel 192 bis en die goederenleveringen of diensten verricht voor een afnemer die tot voldoening van de belasting is gehouden, kan de belastingplichtige de in artikel 226, punten 8), 9) en 10), bedoelde vermeldingen weglaten en in plaats daarvan, door de hoeveelheid of de omvang alsook de aard van de geleverde goederen of verrichte diensten te specificeren, de maatstaf van heffing voor die goederen of diensten vermelden.
Artikel 226 ter
Met betrekking tot de overeenkomstig de artikel 220 bis en artikel 221, leden 1 en 2, uitgereikte vereenvoudigde facturen schrijven de lidstaten ten minste de volgende vermeldingen voor:
de datum van uitreiking van de factuur;
de identiteit van de belastingplichtige die de goederenlevering of de dienst verricht;
de aard van de geleverde goederen of de verrichte diensten;
het te betalen btw-bedrag of de gegevens aan de hand waarvan dat bedrag kan worden berekend;
wanneer de uitgereikte factuur een document of bericht is dat overeenkomstig artikel 219 als factuur geldt, een specifieke en ondubbelzinnige verwijzing naar de oorspronkelijke factuur, met specifieke vermelding van de aangebrachte wijzigingen.
Zij mogen geen andere dan de in artikel 226, 227 en 230 bedoelde vermeldingen op de factuur verlangen.
Artikel 227
De lidstaten kunnen belastingplichtigen die op hun grondgebied gevestigd zijn en er goederenleveringen of diensten verrichten, de verplichting opleggen in andere dan de in artikel 226, punt 4), bedoelde gevallen het in artikel 214 bedoelde BTW-identificatienummer van hun afnemer te vermelden.
▼M9 —————
Artikel 229
De lidstaten leggen niet de verplichting op de facturen te ondertekenen.
Artikel 230
Op een factuur kunnen bedragen in willekeurig welke munteenheid voorkomen, mits het te betalen of te herziene btw-bedrag is uitgedrukt in de nationale munteenheid van de lidstaat en mits daarbij gebruik wordt gemaakt van het in artikel 91 bedoelde wisselkoersmechanisme.
▼M9 —————
Afdeling 5
Artikel 232
Elektronische facturering wordt toegepast behoudens aanvaarding door de afnemer.
Artikel 233
De belastingplichtige bepaalt zelf hoe de authenticiteit van de herkomst, de integriteit van de inhoud, en de leesbaarheid van de factuur worden gewaarborgd. Hiertoe kan gebruik worden gemaakt van elke bedrijfscontrole die een betrouwbaar controlespoor tussen een factuur en een verrichte prestatie oplevert.
Onder „authenticiteit van de herkomst” wordt verstaan het waarborgen van de identiteit van de degene die de goederenlevering of de dienst heeft verricht of van degene die de factuur heeft uitgereikt.
Onder „integriteit van de inhoud” wordt verstaan dat de krachtens deze richtlijn voorgeschreven inhoud geen wijzigingen heeft ondergaan.
De authenticiteit van de herkomst en de integriteit van de inhoud van een elektronische factuur kunnen, behalve door middel van de in lid 1 bedoelde bedrijfscontroles, bijvoorbeeld ook met de volgende technologieën worden gewaarborgd:
een geavanceerde elektronische handtekening in de zin van artikel 2, punt 2), van Richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen (16), welke gebaseerd is op een gekwalificeerd certificaat in de zin van artikel 2, punt 10), van Richtlijn 1999/93/EG en gecreëerd wordt met een veilig middel voor het aanmaken van handtekeningen in de zin van artikel 2, punten 6) en 10), van Richtlijn 1999/93/EG;
elektronische uitwisseling van gegevens (Electronic Data Interchange — EDI), zoals gedefinieerd in artikel 2 van bijlage 1 bij Aanbeveling 1994/820/EG van de Commissie van 19 oktober 1994 betreffende de juridische aspecten van de elektronische uitwisseling van gegevens (17), indien het akkoord betreffende deze uitwisseling in het gebruik van procedures voorziet die de authenticiteit van de herkomst en de integriteit van de gegevens waarborgen.
▼M9 —————
Artikel 235
De lidstaten kunnen specifieke voorwaarden opleggen voor het langs elektronische weg uitreiken van facturen betreffende goederenleveringen en diensten die op hun grondgebied zijn verricht vanuit een land waarmee geen rechtsinstrument inzake wederzijdse bijstand bestaat waarvan de strekking gelijk is aan die van Richtlijn 2010/24/EU en Verordening (EG) nr. 1798/2003.
Artikel 236
Bij een reeks elektronische facturen die aan dezelfde afnemer worden verzonden of ter beschikking worden gesteld, hoeven de voor de verschillende facturen gelijke vermeldingen slechts één keer te worden opgenomen, voor zover voor elke factuur alle informatie toegankelijk is.
Artikel 237
Uiterlijk op 31 december 2016 legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een algemeen evaluatieverslag voor, gebaseerd op een onafhankelijk economisch onderzoek, over het effect van de vanaf 1 januari 2013 toepasselijke factureringsregels en met name over de mate waarin zij daadwerkelijk tot een afname van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven hebben geleid, waar nodig vergezeld van een passend voorstel tot wijziging van de desbetreffende regels.
Afdeling 6
Vereenvoudigingsmaatregelen
Artikel 238
Na raadpleging van het Btw-comité kunnen de lidstaten onder door hen te stellen voorwaarden bepalen dat op de facturen betreffende goederenleveringen of diensten in de volgende gevallen alleen de krachtens artikel 226 ter voorgeschreven vermeldingen worden opgenomen:
wanneer het bedrag van de factuur hoger is dan 100 EUR, doch niet hoger dan 400 EUR of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid;
wanneer de handels- of administratieve praktijken van de betrokken bedrijfssector of de technische voorwaarden waaronder die facturen uitgereikt worden, de naleving van alle in artikel 226 of artikel 230 bedoelde verplichtingen in sterke mate bemoeilijken.
▼M9 —————
Artikel 239
Ingeval de lidstaten gebruikmaken van de in artikel 272, lid 1, eerste alinea, punt b), geboden mogelijkheid geen BTW-identificatienummer toe te kennen aan belastingplichtigen die geen van de handelingen bedoeld in de artikelen 20, 21, 22, 33, 36, 138 en 141 verrichten, wordt bij niet-toekenning van dat identificatienummer aan de verrichter en de afnemer van de goederenleveringen of de diensten op de factuur een ander nummer vermeld, het zogenaamde fiscaal registratienummer, zoals gedefinieerd door de betrokken lidstaten.
Artikel 240
Wanneer het BTW-identificatienummer aan de belastingplichtige is toegekend, kunnen de lidstaten die van de in artikel 272, lid 1, eerste alinea, punt b), bedoelde mogelijkheid gebruik maken, bovendien bepalen dat op de factuur het volgende wordt vermeld:
voor de in de artikelen 44, 47, 50, 53, 54 en 55 bedoelde diensten en voor de in de artikelen 138 en 141 bedoelde goederenleveringen, het BTW-identificatienummer en het fiscaal registratienummer van de verrichter van de diensten of de goederenleveringen;
voor andere goederenleveringen of diensten alleen het fiscaal registratienummer van de verrichter van de goederenleveringen of de diensten, dan wel alleen het BTW-identificatienummer.
HOOFDSTUK 4
Boekhouding
Afdeling 1
Definitie
Artikel 241
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder „bewaren van een factuur langs elektronische weg” verstaan, het bewaren van gegevens door middel van elektronische apparatuur voor gegevensverwerking (inclusief digitale compressie) en gegevensopslag, met gebruikmaking van draden, radio, optische of andere elektromagnetische middelen.
Afdeling 2
Algemene verplichtingen
Artikel 242
Iedere belastingplichtige moet een boekhouding voeren die voldoende gegevens bevat om de toepassing van de BTW en de controle daarop door de belastingadministratie mogelijk te maken.
Artikel 243
Iedere belastingplichtige aan wie goederen in het kader van de in artikel 17 bis bedoelde regeling inzake voorraad op afroep worden geleverd, houdt een register van deze goederen bij.
Afdeling 3
Specifieke verplichtingen ten aanzien van het bewaren van facturen
Artikel 244
Iedere belastingplichtige moet erop toezien dat kopieën van de door hemzelf of door zijn afnemer of, in zijn naam en voor zijn rekening, door een derde uitgereikte facturen en alle door hemzelf ontvangen facturen worden bewaard.
Artikel 245
De lidstaten kunnen de op hun grondgebied gevestigde belastingplichtigen er bovendien toe verplichten de door henzelf, door hun afnemers of, in hun naam en voor hun rekening, door derden uitgereikte facturen, alsmede de door hen ontvangen facturen, binnen dat grondgebied te bewaren, wanneer deze bewaring niet geschiedt langs een elektronische weg die een volledige on–linetoegang tot de betrokken gegevens waarborgt.
▼M9 —————
Artikel 247
Artikel 248
De lidstaten kunnen onder door hen gestelde voorwaarden voorzien in een bewaringsplicht voor door niet–belastingplichtigen ontvangen facturen.
Afdeling 4
Recht van toegang tot elektronisch bewaarde facturen in een andere lidstaat
Artikel 248 bis
Voor controledoeleinden kunnen de lidstaten ten aanzien van bepaalde belastingplichtigen of in bepaalde gevallen met betrekking tot de facturen betreffende op hun grondgebied verrichte goederenleveringen of diensten en de facturen die worden ontvangen door op hun grondgebied gevestigde belastingplichtigen een vertaling in hun officiële taal of een van hun officiële talen eisen. De lidstaten kunnen de vertaling van de facturen evenwel niet als algemene regel voorschrijven.
Artikel 249
Wanneer een belastingplichtige de door hem verzonden of ontvangen facturen elektronisch bewaart, waarbij een onlinetoegang tot de gegevens wordt gewaarborgd, hebben de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de belastingplichtige gevestigd is en, indien de belasting in een andere lidstaat verschuldigd is, de bevoegde autoriteiten van die lidstaat, het recht de facturen ter controle in te zien, te downloaden en te gebruiken.
HOOFDSTUK 5
Aangiften
Artikel 250
Artikel 251
►C1 Behalve de in artikel 250 bedoelde gegevens ◄ moeten in de BTW–aangifte betreffende een bepaald belastingtijdvak de volgende gegevens vermeld zijn:
het totale bedrag, de BTW niet inbegrepen, van de in artikel 138 bedoelde goederenleveringen uit hoofde waarvan de belasting in de loop van dit belastingtijdvak verschuldigd is geworden;
het totale bedrag, de BTW niet inbegrepen, van de in artikel 33 en artikel 36, eerste alinea, bedoelde goederenleveringen die binnen het grondgebied van een andere lidstaat zijn verricht en uit hoofde waarvan de belasting in de loop van dit belastingtijdvak verschuldigd is geworden, indien de plaats van vertrek van de verzending of het vervoer van de goederen is gelegen in de lidstaat waar de aangifte moet worden ingediend;
het totale bedrag, de BTW niet inbegrepen, van de intracommunautaire verwervingen van goederen en van de krachtens de artikelen 21 en 22 bedoelde daarmee gelijkgestelde handelingen, verricht in de lidstaat waar de aangifte moet worden ingediend, en uit hoofde waarvan de belasting in de loop van dit belastingtijdvak verschuldigd is geworden;
het totale bedrag, de BTW niet inbegrepen, van de in artikel 33 en artikel 36, eerste alinea, bedoelde goederenleveringen die zijn verricht in de lidstaat waar de aangifte moet worden ingediend, en uit hoofde waarvan de belasting in de loop van dit belastingtijdvak verschuldigd is geworden, wanneer de plaats van vertrek van de verzending of het vervoer van de goederen op het grondgebied van een andere lidstaat is gelegen;
het totale bedrag, de BTW niet inbegrepen, van de goederenleveringen, verricht in de lidstaat waar de aangifte moet worden ingediend, waarvoor de belastingplichtige overeenkomstig artikel 197 als de tot voldoening van de belasting gehouden persoon is aangewezen en uit hoofde waarvan de belasting in de loop van dit belastingtijdvak verschuldigd is geworden.
Artikel 252
De lidstaten kunnen evenwel andere belastingtijdvakken bepalen, die echter niet langer dan een jaar mogen zijn.
Artikel 253
Zweden mag voor kleine en middelgrote ondernemingen een vereenvoudigde procedure toepassen, waarbij de indiening van de BTW-aangifte kan geschieden drie maanden na het verstrijken van het directe-belastingjaar voor belastingplichtigen die uitsluitend binnenlandse belastbare handelingen verrichten.
Artikel 254
Voor leveringen van nieuwe vervoermiddelen onder de in artikel 138, lid 2, onder a), gestelde voorwaarden door een voor BTW–doeleinden geïdentificeerde belastingplichtige aan een niet voor BTW-doeleinden geïdentificeerde afnemer, of door een in artikel 9, lid 2, bedoelde belastingplichtige, treffen de lidstaten de nodige maatregelen opdat de verkoper alle gegevens verschaft die noodzakelijk zijn voor de toepassing van de BTW en voor de controle daarop door de belastingdienst.
Artikel 255
De lidstaten die overeenkomstig artikel 198, lid 1, de afnemer van beleggingsgoud als de tot voldoening van de belasting gehouden persoon aanwijzen of gebruik maken van de in artikel 198, lid 2, geboden mogelijkheid om de afnemer van goud, halffabrikaten of beleggingsgoud als omschreven in artikel 344, lid 1, als de tot voldoening van de belasting gehouden persoon aan te wijzen, treffen de nodige maatregelen opdat die afnemer de in deze afdeling vastgestelde verplichtingen inzake aangifte nakomt.
Artikel 256
De lidstaten treffen de nodige maatregelen opdat de personen die overeenkomstig de artikelen 194 tot en met 197 en artikel 204 worden geacht in plaats van een niet op hun grondgebied gevestigde belastingplichtige tot voldoening van de belasting te zijn gehouden, de in dit hoofdstuk vastgestelde verplichtingen inzake aangifte nakomen.
Artikel 257
De lidstaten treffen de nodige maatregelen opdat niet-belastingplichtige rechtspersonen die zijn gehouden tot voldoening van de belasting welke verschuldigd is uit hoofde van de in artikel 2, lid 1, onder b), punt i), bedoelde intracommunautaire verwervingen van goederen, voldoen aan de in dit hoofdstuk vastgestelde verplichtingen inzake aangifte.
Artikel 258
De lidstaten stellen nadere regels vast met betrekking tot de aangifte ter zake van de in artikel 2, lid 1, onder b), punt ii), bedoelde intracommunautaire verwervingen van nieuwe vervoermiddelen en de in artikel 2, lid 1, onder b), punt iii), bedoelde intracommunautaire verwervingen van accijnsproducten.
Artikel 259
De lidstaten kunnen verlangen dat personen die de in artikel 2, lid 1, onder b), punt ii), bedoelde intracommunautaire verwervingen van nieuwe vervoermiddelen verrichten, bij het indienen van de BTW-aangifte alle gegevens verstrekken die noodzakelijk zijn voor de toepassing van de BTW en voor de controle daarop door de belastingdienst.
Artikel 260
De lidstaten stellen nadere regels vast betreffende de aangifte ter zake van de invoer van goederen.
Artikel 261
HOOFDSTUK 6
Lijsten
Artikel 262
Elke voor btw-doeleinden geïdentificeerde belastingplichtige dient een lijst in met de volgende gegevens:
de voor btw-doeleinden geïdentificeerde afnemers aan wie hij goederen heeft geleverd overeenkomstig de voorwaarden van artikel 138, lid 1, en lid 2, onder c);
de voor btw-doeleinden geïdentificeerde personen aan wie hij goederen heeft geleverd die hem via de in artikel 42 bedoelde intracommunautaire verwervingen van goederen waren geleverd;
de belastingplichtigen en de voor btw-doeleinden geïdentificeerde niet-belastingplichtige rechtspersonen voor wie hij andere diensten heeft verricht dan die welke van btw zijn vrijgesteld in de lidstaat waar de handeling belastbaar is en waarvoor de afnemer overeenkomstig artikel 196 de tot voldoening van de belasting gehouden persoon is.
Artikel 263
De in de eerste alinea bedoelde mogelijkheid is niet meer van toepassing vanaf het einde van de maand waarin het totaalbedrag, zonder btw, van de in de artikel 264, lid 1, onder d), en artikel 265, lid 1, onder c), bedoelde goederenleveringen, voor het lopende kwartaal de som van 50 000 EUR of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid overschrijdt. In dat geval wordt, binnen een termijn van ten hoogste één maand, een lijst opgesteld voor de maand of de maanden die sinds de aanvang van het kwartaal is of zijn verlopen.
De lidstaten kunnen met name van belastingplichtigen die in artikel 264, lid 1, onder d), bedoelde goederenleveringen en diensten verrichten, eisen dat zij de lijst indienen binnen de termijn die voortvloeit uit de toepassing van de leden 1 tot en met 1 ter.
Artikel 264
Op de lijst worden de volgende gegevens vermeld:
het nummer waaronder de belastingplichtige voor btw-doeleinden is geïdentificeerd in de lidstaat waar de lijst moet worden ingediend, en waaronder hij goederenleveringen heeft verricht onder de in artikel 138, lid 1, gestelde voorwaarden en belastbare diensten heeft verricht onder de in artikel 44 gestelde voorwaarden;
het nummer waaronder elke afnemer voor btw-doeleinden is geïdentificeerd in een andere lidstaat dan die waar de lijst moet worden ingediend, en waaronder de goederenleveringen of de diensten voor hem verricht zijn;
het nummer waaronder de belastingplichtige voor BTW-doeleinden is geïdentificeerd in de lidstaat waar de lijst moet worden ingediend, en waaronder hij de in artikel 138, lid 2, onder c), bedoelde overbrenging naar een andere lidstaat heeft verricht, alsmede het nummer waaronder hij in de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer is geïdentificeerd;
voor elke afnemer het totale bedrag van de door de belastingplichtige verrichte goederenleveringen en het totale bedrag van de door de belastingplichtige verrichte diensten;
voor de in artikel 138, lid 2, onder c) bedoelde leveringen bestaande uit de overbrenging van goederen naar een andere lidstaat, het totale bedrag van deze leveringen, vastgesteld overeenkomstig artikel 76;
het bedrag van de krachtens artikel 90 verrichte herzieningen.
Het in lid 1, onder f), bedoelde bedrag wordt opgegeven voor het overeenkomstig artikel 263, leden 1 tot en met 1 quater, vastgestelde indieningstijdvak waarin van de herziening kennis is gegeven aan de afnemer.
Artikel 265
►C1 In de in artikel 42 bedoelde gevallen ◄ van intracommunautaire verwerving van goederen dient de belastingplichtige die voor BTW-doeleinden is geïdentificeerd in de lidstaat welke het BTW-nummer heeft toegekend waaronder de belastingplichtige deze verwervingen heeft verricht, duidelijk de volgende gegevens op de lijst te vermelden:
het nummer waaronder hij voor BTW-doeleinden in die lidstaat is geïdentificeerd en waaronder hij de verwerving en de daaropvolgende goederenlevering heeft verricht;
het nummer waaronder degene voor wie de daaropvolgende levering, verricht door de belastingplichtige, bestemd is, in de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer van de goederen is geïdentificeerd;
voor elk van degenen voor wie de daaropvolgende levering bestemd is, het totale bedrag, de BTW niet inbegrepen, van de door de belastingplichtige in de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer van de goederen verrichte leveringen.
Artikel 266
In afwijking van de artikelen 264 en 265 kunnen de lidstaten bepalen dat de lijsten meer gegevens bevatten.
Artikel 267
De lidstaten treffen de nodige maatregelen opdat de personen die overeenkomstig de artikelen 194 en 204, worden geacht in plaats van een niet op hun grondgebied gevestigde belastingplichtige tot voldoening van de belasting te zijn gehouden, de in dit hoofdstuk vastgestelde verplichting inzake de indiening van lijsten nakomen.
Artikel 268
De lidstaten kunnen verlangen dat belastingplichtigen die op hun grondgebied intracommunautaire verwervingen van goederen of de krachtens de artikelen 21 en 22 daarmee gelijkgestelde handelingen verrichten, gespecificeerde aangiften over deze verwervingen indienen, met dien verstande dat dergelijke aangiften niet voor tijdvakken van minder dan een maand mogen worden verlangd.
Artikel 269
De Raad kan op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen de in de artikelen 270 en 271 bepaalde bijzondere maatregelen in te voeren om de in dit hoofdstuk vastgestelde verplichtingen inzake de indiening van lijsten te vereenvoudigen. Deze maatregelen mogen de betrouwbaarheid van de controle op de intracommunautaire handelingen niet verminderen.
Artikel 270
Uit hoofde van de in artikel 269 bedoelde machtiging kunnen de lidstaten de belastingplichtigen toestaan een lijst over een periode van een jaar in te dienen waarin voor elke afnemer aan wie de belastingplichtige onder de in artikel 138, lid 1 en lid 2, onder c), gestelde voorwaarden goederen heeft geleverd het nummer wordt vermeld waaronder deze in een andere lidstaat voor BTW-doeleinden is geïdentificeerd, wanneer de belastingplichtige aan de volgende drie voorwaarden voldoet:
het jaarlijkse totale bedrag, de BTW niet inbegrepen, van de door hem verrichte goederenleveringen en diensten overschrijdt met niet meer dan EUR 35 000 of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid het bedrag van de jaarlijkse omzet die als maatstaf dient voor de toepassing van de in de artikelen 282 tot en met 292 vervatte vrijstellingsregeling voor kleine ondernemingen;
het jaarlijkse totale bedrag, de BTW niet inbegrepen, van de goederenleveringen die hij verricht onder de in artikel 138 gestelde voorwaarden bedraagt niet meer dan EUR 15 000 of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid;
de goederenleveringen die hij verricht onder de in artikel 138 gestelde voorwaarden zijn geen leveringen van nieuwe vervoermiddelen.
Artikel 271
Uit hoofde van de in artikel 269 bedoelde machtiging kunnen de lidstaten die de duur van het belastingtijdvak waarover een belastingplichtige de in artikel 250 bedoelde BTW-aangifte moet indienen, op meer dan drie maanden vaststellen, deze belastingplichtige toestaan de lijst over datzelfde tijdvak in te dienen, wanneer de belastingplichtige de volgende drie voorwaarden vervult:
het jaarlijkse totale bedrag, de BTW niet inbegrepen, van de door hem verrichte goederenleveringen en diensten bedraagt niet meer dan EUR 200 000 of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid;
het jaarlijkse totale bedrag, de BTW niet inbegrepen, van de goederenleveringen die hij verricht onder de in artikel 138 gestelde voorwaarden bedraagt niet meer dan EUR 15 000 of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid;
de goederenleveringen die hij verricht onder de in artikel 138 gestelde voorwaarden zijn geen leveringen van nieuwe vervoermiddelen.
HOOFDSTUK 7
Diverse bepalingen
Artikel 272
De lidstaten kunnen de volgende belastingplichtigen van bepaalde verplichtingen of van alle verplichtingen bedoeld in de hoofdstukken 2 tot en met 6 ontheffen:
de belastingplichtigen wier intracommunautaire verwervingen overeenkomstig artikel 3, lid 1, niet aan de BTW zijn onderworpen;
de belastingplichtigen die geen van de in de artikelen 20, 21, 22, 33, 36, 138 en 141 bedoelde handelingen verrichten;
de belastingplichtigen die slechts goederenleveringen of diensten verrichten die uit hoofde van de artikelen 132, 135 en 136, de artikelen 146 tot en met 149 en de artikelen 151, 152 en 153 zijn vrijgesteld;
de belastingplichtigen die in aanmerking komen voor de in de artikelen 282 tot en met 292 vervatte vrijstellingsregeling voor kleine ondernemingen;
de belastingplichtigen die voor de forfaitaire regeling voor landbouwproducenten in aanmerking komen.
De lidstaten mogen de in de eerste alinea, onder b), bedoelde belastingplichtigen geen ontheffing verlenen van de in hoofdstuk 3, afdelingen 3 tot en met 6, en hoofdstuk 4, afdeling 3, vastgestelde verplichtingen inzake facturering.
Artikel 273
De lidstaten kunnen, onder voorbehoud van gelijke behandeling van door belastingplichtigen verrichte binnenlandse handelingen en handelingen tussen de lidstaten, andere verplichtingen voorschrijven die zij noodzakelijk achten ter waarborging van de juiste inning van de BTW en ter voorkoming van fraude, mits deze verplichtingen in het handelsverkeer tussen de lidstaten geen aanleiding geven tot formaliteiten in verband met een grensoverschrijding.
De in de eerste alinea geboden mogelijkheid mag niet worden benut voor het opleggen van extra verplichtingen naast de in hoofdstuk 3 vastgestelde verplichtingen inzake facturering.
HOOFDSTUK 8
Verplichtingen ter zake van bepaalde invoer- en uitvoerhandelingen
Afdeling 1
Invoerhandelingen
Artikel 274
De artikelen 275, 276 en 277 zijn van toepassing op invoerhandelingen die betrekking hebben op goederen in het vrije verkeer welke de Gemeenschap worden binnengebracht vanuit een derdelandsgebied dat deel uitmaakt van het douanegebied van de Gemeenschap.
Artikel 275
De formaliteiten betreffende de invoer van de in artikel 274 bedoelde goederen zijn dezelfde als die welke zijn bepaald in de geldende communautaire douanebepalingen betreffende de invoer van goederen in het douanegebied van de Gemeenschap.
Artikel 276
Wanneer de plaats van aankomst van de verzending of van het vervoer van de in artikel 274 bedoelde goederen buiten de lidstaat van binnenkomst van die goederen in de Gemeenschap is gelegen, bevinden zij zich in de Gemeenschap in het verkeer onder de regeling voor intern communautair douanevervoer van de geldende communautaire douanebepalingen, indien op het moment van het binnenbrengen van de goederen in de Gemeenschap aangifte is gedaan dat zij onder die regeling zijn geplaatst.
Artikel 277
Wanneer de in artikel 274 bedoelde goederen zich op het moment van het binnenbrengen ervan in de Gemeenschap bevinden in een van de situaties waardoor zij, indien zij ingevoerd waren in de zin van artikel 30, eerste alinea, in aanmerking konden komen voor een van de in artikel 156 bedoelde regelingen of situaties of voor een regeling van tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van invoerrechten, nemen de lidstaten de maatregelen om ervoor te zorgen dat deze goederen onder dezelfde voorwaarden in de Gemeenschap kunnen verblijven als die welke voor de toepassing van die regelingen of situaties gelden.
Afdeling 2
Uitvoerhandelingen
Artikel 278
De artikelen 279 en 280 zijn van toepassing op de uitvoerhandelingen met betrekking tot goederen in het vrije verkeer die vanuit een lidstaat worden verzonden of vervoerd naar een derdelandsgebied dat deel uitmaakt van het douanegebied van de Gemeenschap.
Artikel 279
De formaliteiten betreffende de uitvoer van de in artikel 278 bedoelde goederen uit het douanegebied van de Gemeenschap zijn dezelfde als die welke zijn voorgeschreven in de geldende communautaire douanebepalingen betreffende de uitvoer van goederen uit het douanegebied van de Gemeenschap.
Artikel 280
Voor goederen die tijdelijk uit de Gemeenschap worden uitgevoerd met het oog op wederinvoer, nemen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat die goederen bij hun wederinvoer in de Gemeenschap in aanmerking komen voor dezelfde bepalingen als wanneer zij tijdelijk uit het douanegebied van de Gemeenschap waren uitgevoerd.
TITEL XII
BIJZONDERE REGELINGEN
HOOFDSTUK 1
Bijzondere regeling voor kleine ondernemingen
Afdeling 1
Vereenvoudigde bepalingen inzake belastingheffing en belastinginning
Artikel 281
Lidstaten die moeilijkheden zouden kunnen ondervinden bij het toepassen van de normale BTW-regeling op kleine ondernemingen, wegens de activiteit of de structuur van die ondernemingen, kunnen binnen de grenzen en onder de voorwaarden die zij stellen, na raadpleging van het BTW-Comité vereenvoudigde regels inzake belastingheffing en belastinginning, zoals forfaitaire regelingen, toepassen, mits dit niet leidt tot een vermindering van de belasting.
Afdeling 2
Vrijstellingen of degressieve verminderingen
Artikel 282
De in deze afdeling vastgestelde vrijstellingen en verminderingen zijn van toepassing op door kleine ondernemingen verrichte goederenleveringen en diensten.
Artikel 283
De volgende handelingen zijn van de in deze afdeling vastgestelde regeling uitgesloten:
de in artikel 12 bedoelde incidenteel verrichte handelingen;
de leveringen van nieuwe vervoermiddelen verricht onder de in artikel 138, lid 1, en lid 2, onder a), gestelde voorwaarden;
de goederenleveringen en de diensten die worden verricht door een belastingplichtige die niet is gevestigd in de lidstaat waar de BTW verschuldigd is.
Artikel 284
De lidstaten die degressieve verminderingen van de belasting toepasten, mogen noch de bovengrens van die verminderingen verhogen, noch de voorwaarden voor de toekenning daarvan gunstiger maken.
Artikel 285
De lidstaten die geen gebruik hebben gemaakt van de in artikel 14 van Richtlijn 67/228/EEG gegeven mogelijkheid, mogen vrijstelling van belasting toekennen aan belastingplichtigen met een jaaromzet welke ten hoogste gelijk is aan EUR 5 000 of de tegenwaarde van dit bedrag in de nationale munteenheid.
De in de eerste alinea bedoelde lidstaten kunnen een degressieve belastingvermindering toekennen aan belastingplichtigen wier jaaromzet het plafond overschrijdt dat deze lidstaten voor de toepassing van de vrijstelling hebben vastgesteld.
Artikel 286
De lidstaten die op 17 mei 1977 een vrijstelling van belasting toekenden aan belastingplichtigen met een jaaromzet gelijk aan of hoger dan de tegenwaarde van 5 000 Europese rekeneenheden in de nationale munteenheid tegen de op die datum geldende omrekeningskoers, mogen deze vrijstelling verhogen teneinde de reële waarde ervan te handhaven.
Artikel 287
De lidstaten die na 1 januari 1978 zijn toegetreden, kunnen een vrijstelling van belasting toekennen aan belastingplichtigen met een jaarlijkse omzet die ten hoogste gelijk is aan de tegenwaarde in de nationale munteenheid van de volgende bedragen tegen de op de dag van hun toetreding geldende omrekeningskoers:
Griekenland: 10 000 Europese rekeneenheden;
Spanje: 10 000 ecu;
Portugal: 10 000 ecu;
Oostenrijk: 35 000 ecu;
Finland: 10 000 ecu;
Zweden: 10 000 ecu;
Tsjechië: EUR 35 000 ;
Estland: EUR 16 000 ;
Cyprus: EUR 15 600 ;
Letland: EUR 17 200 ;
Litouwen: EUR 29 000 ;
Hongarije: EUR 35 000 ;
Malta: EUR 37 000 wanneer de economische activiteit voornamelijk bestaat uit goederenleveringen, EUR 24 300 wanneer de economische activiteit voornamelijk bestaat uit diensten met een lage toegevoegde waarde (hoge inputs), en EUR 14 600 in andere gevallen, namelijk diensten met een hoge toegevoegde waarde (lage inputs);
Polen: EUR 10 000 ;
Slovenië: EUR 25 000 ;
Slowakije: EUR 35 000 ;
Bulgarije: 25 600 EUR;
Roemenië: 35 000 EUR;
Kroatië: 35 000 EUR.
Artikel 288
De omzet die als maatstaf dient voor de toepassing van de in deze afdeling vastgestelde regeling, wordt gevormd door de volgende bedragen, de BTW niet inbegrepen:
het bedrag van de goederenleveringen en de diensten, voor zover deze belast zijn;
het bedrag van de handelingen die krachtens de artikelen 110 en 111, artikel 125, lid 1, artikel 127 en artikel 128, lid 1, zijn vrijgesteld met recht op aftrek van voorbelasting;
het bedrag van de krachtens de artikelen 146 tot en met 149 en de artikelen 151, 152 en 153 vrijgestelde handelingen;
het bedrag van handelingen met betrekking tot onroerende goederen, financiële handelingen als bedoeld in artikel 135, lid 1, punten b) tot en met g), en verzekeringsdiensten, tenzij die handelingen met ander handelingen samenhangende handelingen zijn.
De overdracht van lichamelijke of onlichamelijke investeringsgoederen van de onderneming wordt evenwel niet in aanmerking genomen voor de vaststelling van de omzet.
Artikel 289
De belastingplichtigen voor wie vrijstelling van belasting geldt, hebben geen recht op aftrek van BTW overeenkomstig de artikelen 167 tot en met 171 en de artikelen 173 tot en met 177 en mogen de BTW evenmin op hun facturen vermelden.
Artikel 290
De belastingplichtigen die in aanmerking kunnen komen voor vrijstelling van belasting, kunnen kiezen hetzij voor toepassing van de normale BTW-regeling, hetzij voor toepassing van de in artikel 281 bedoelde vereenvoudigde regelingen. In dit geval gelden voor hen de degressieve belastingverminderingen waarin de nationale wetgeving voorziet.
Artikel 291
De belastingplichtigen voor wie degressieve belastingvermindering geldt, worden, behoudens de toepassing van artikel 281, beschouwd als belastingplichtigen vallende onder de normale BTW-regeling.
Artikel 292
De in deze afdeling vastgestelde regeling is van toepassing tot een datum die door de Raad overeenkomstig artikel 93 van het Verdrag wordt vastgesteld en die niet later mag vallen dan het tijdstip van inwerkingtreding van de in artikel 402 bedoelde definitieve regeling.
Afdeling 3
Verslag en herziening
Artikel 293
De Commissie brengt aan de Raad, op grond van de van de lidstaten verkregen gegevens, vanaf de aanneming van deze richtlijn om de vier jaar verslag uit over de toepassing van dit hoofdstuk, indien nodig en rekening houdend met de noodzaak van uiteindelijke convergentie van de nationale regelingen, vergezeld van voorstellen betreffende de volgende punten:
de in de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen aan te brengen verbeteringen;
de aanpassing van de nationale regelingen inzake vrijstellingen en degressieve belastingverminderingen;
de aanpassing van de in afdeling 2 bedoelde maximumbedragen.
Artikel 294
De Raad bepaalt overeenkomstig artikel 93 van het Verdrag of in het kader van de definitieve regeling een bijzondere regeling voor kleine ondernemingen nodig is, en neemt, in voorkomend geval, tevens een beslissing over de gemeenschappelijke grenzen en toepassingsvoorwaarden van de genoemde bijzondere regeling.
HOOFDSTUK 2
Gemeenschappelijke forfaitaire regeling voor landbouwproducenten
Artikel 295
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
landbouwproducent: de belastingplichtige die zijn werkzaamheid uitoefent in het kader van een landbouw-, bosbouw- of visserijbedrijf;
landbouw-, bosbouw- of visserijbedrijf: de bedrijven die door elke lidstaat als zodanig worden beschouwd ►C1 in het kader van de in bijlage VII vermelde productiewerkzaamheden; ◄
forfaitair belaste landbouwer: de landbouwproducent op wie de in dit hoofdstuk vastgestelde forfaitaire regeling van toepassing is;
landbouwproducten: de goederen die door de landbouw-, bosbouw- of visserijbedrijven van elke lidstaat worden voortgebracht ►C1 door middel van de in bijlage VII vermelde werkzaamheden; ◄
agrarische diensten: de diensten, met name de in bijlage VIII genoemde, die worden verricht door een landbouwproducent met gebruikmaking van zijn arbeidskrachten of de normale uitrusting van zijn landbouw-, bosbouw- of visserijbedrijf en die normaliter tot de verwezenlijking van de landbouwproductie bijdragen;
BTW-voordruk: de totale druk aan BTW die rust op de goederen en diensten welke zijn aangekocht door alle onder de forfaitaire regeling vallende landbouw-, bosbouw- en visserijbedrijven gezamenlijk van elke lidstaat, voor zover deze belasting door een landbouwproducent die onder de normale BTW-regeling valt, overeenkomstig de artikelen 167, 168 en 169 en de artikelen 173 tot en met 177 zou kunnen worden afgetrokken;
forfaitaire compensatiepercentages: de percentages die de lidstaten overeenkomstig in de artikelen 297, 298 en 299 vaststellen en die zij toepassen in de in artikel 300 bedoelde gevallen teneinde de forfaitair belaste landbouwers in aanmerking te doen komen voor een forfaitaire compensatie voor de BTW-voordruk;
forfaitaire compensatie: het bedrag dat voortvloeit uit de toepassing van het forfaitaire compensatiepercentage op de omzet van de forfaitair belaste landbouwer in de in artikel 300 bedoelde gevallen.
Artikel 296
Artikel 297
De lidstaten stellen, voorzover nodig, forfaitaire compensatiepercentages vast. Zij kunnen gedifferentieerde forfaitaire compensatiepercentages vaststellen voor de bosbouw, de verschillende deelsectoren van de landbouw en de visserij.
De lidstaten brengen de uit hoofde van de eerste alinea vastgestelde forfaitaire compensatiepercentages, voordat zij worden toegepast, ter kennis van de Commissie.
Artikel 298
De forfaitaire compensatiepercentages worden bepaald aan de hand van de macro-economische gegevens over de laatste drie jaar betreffende uitsluitend de forfaitair belaste landbouwers.
De percentages mogen naar boven of naar beneden op een half punt worden afgerond. De lidstaten kunnen deze percentages ook tot nihil terugbrengen.
Artikel 299
De forfaitaire compensatiepercentages mogen niet tot gevolg hebben dat aan de forfaitair belaste landbouwers gezamenlijk bedragen worden terugbetaald die hoger zijn dan de BTW-voordruk.
Artikel 300
De forfaitaire compensatiepercentages worden toegepast op de prijs, de BTW niet inbegrepen, van de volgende goederen en diensten:
de landbouwproducten die de forfaitair belaste landbouwers hebben geleverd aan andere belastingplichtigen dan die welke in de lidstaat waar deze leveringen zijn verricht onder deze forfaitaire regeling vallen;
de landbouwproducten die de forfaitair belaste landbouwers onder de in artikel 138 gestelde voorwaarden hebben geleverd aan niet–belastingplichtige rechtspersonen wier intracommunautaire verwervingen overeenkomstig artikel 2, lid 1, onder b), aan de BTW zijn onderworpen in de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer van de aldus geleverde landbouwproducten;
de agrarische diensten die worden verricht door forfaitair belaste landbouwers voor andere belastingplichtigen dan die welke in de lidstaat waar deze diensten zijn verricht onder deze forfaitaire regeling vallen.
Artikel 301
Artikel 302
Wanneer een forfaitair belaste landbouwer een forfaitaire compensatie geniet, heeft hij voor de onder deze forfaitaire regeling vallende werkzaamheden geen recht op aftrek.
Artikel 303
De lidstaten kennen aan de afnemer terugbetaling toe van het bedrag aan forfaitaire compensatie dat hij uit hoofde van een van de volgende handelingen heeft betaald:
de landbouwproductenleveringen die onder de in artikel 138 gestelde voorwaarden worden verricht voor een belastingplichtige afnemer, of een niet-belastingplichtige rechtspersoon, die als zodanig handelt in een andere lidstaat binnen het grondgebied waarvan zijn intracommunautaire verwervingen van goederen overeenkomstig artikel 2, lid 1, onder b), aan de BTW zijn onderworpen;
de landbouwproductenleveringen die onder de in de artikelen 146, 147, 148 en 156, artikel 157, lid 1, onder b), en de artikelen 158, 160 en 161 gestelde voorwaarden worden verricht voor een belastingplichtige afnemer die buiten de Gemeenschap is gevestigd, voor zover deze landbouwproducten door de afnemer worden gebruikt ten behoeve van zijn in artikel 169, punten a) en b), bedoelde handelingen of zijn diensten die worden geacht te worden verricht binnen het grondgebied van de lidstaat waar de afnemer is gevestigd, en waarvoor de belasting overeenkomstig artikel 196 alleen door de afnemer verschuldigd is;
de agrarische diensten die worden verricht voor een binnen de Gemeenschap maar in een andere lidstaat gevestigde belastingplichtige afnemer of voor een buiten de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige afnemer, voor zover deze diensten door de afnemer worden gebruikt ten behoeve van zijn in artikel 169, punten a) en b), bedoelde handelingen of van zijn diensten die worden geacht te worden verricht binnen het grondgebied van de lidstaat waar de afnemer is gevestigd, en waarvoor de belasting overeenkomstig artikel 196 alleen door de afnemer verschuldigd is.
Artikel 304
De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om de uitbetaling van de forfaitaire compensaties aan de forfaitair belaste landbouwers doeltreffend te kunnen controleren.
Artikel 305
Wanneer de lidstaten deze forfaitaire regeling toepassen, treffen zij alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat leveringen van landbouwproducten tussen lidstaten, verricht onder de in artikel 33 bedoelde voorwaarden, ongeacht of zij worden verricht door een forfaitair belaste landbouwer of door een andere belastingplichtige, op identieke wijze worden belast.
HOOFDSTUK 3
Bijzondere regeling voor reisbureaus
Artikel 306
Deze bijzondere regeling is niet van toepassing op reisbureaus die alleen handelen als tussenpersoon en waarop artikel 79, eerste alinea, punt c), van toepassing is om de maatstaf van heffing te berekenen.
Artikel 307
De onder de voorwaarden van artikel 306 verrichte handelingen van het reisbureau met het oog op de totstandkoming van de reis, worden beschouwd als één enkele dienst die het reisbureau voor de reiziger verricht.
Deze ene dienst wordt belast in de lidstaat waar het reisbureau de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting heeft gevestigd van waaruit het de dienst heeft verricht.
Artikel 308
Voor de door het reisbureau verrichte ene dienst wordt als maatstaf van heffing en prijs, de BTW niet inbegrepen, in de zin van artikel 226, punt 8), beschouwd de winstmarge van het reisbureau, dat wil zeggen het verschil tussen het totale bedrag, de BTW niet inbegrepen, dat de reiziger moet betalen en de werkelijk door het reisbureau gedragen kosten voor goederenleveringen en diensten van andere belastingplichtigen, mits deze handelingen de reiziger rechtstreeks ten goede komen.
Artikel 309
Indien de handelingen waarvoor het reisbureau een beroep doet op andere belastingplichtigen, door laatstgenoemden buiten de Gemeenschap worden verricht, wordt de dienst van het reisbureau gelijkgesteld met een krachtens artikel 153 vrijgestelde handeling van een tussenpersoon.
Indien de in de eerste alinea bedoelde handelingen zowel binnen als buiten de Gemeenschap worden verricht, mag alleen het gedeelte van de dienst van het reisbureau betreffende de buiten de Gemeenschap verrichte handelingen als vrijgesteld worden beschouwd.
Artikel 310
De BTW die aan het reisbureau in rekening wordt gebracht door andere belastingplichtigen voor de in artikel 307 bedoelde handelingen welke de reiziger rechtstreeks ten goede komen, mogen in de lidstaten afgetrokken noch teruggegeven worden.
HOOFDSTUK 4
Bijzondere regelingen voor gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten
Afdeling 1
Definities
Artikel 311
Voor de toepassing van dit hoofdstuk, en onverminderd andere communautaire bepalingen, wordt verstaan onder:
„gebruikte goederen”: roerende lichamelijke zaken die in de staat waarin zij verkeren of na herstelling opnieuw kunnen worden gebruikt, andere dan kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten, en andere dan edele metalen of edelstenen als omschreven door de lidstaten;
„kunstvoorwerpen”: de in bijlage IX, deel A, genoemde goederen;
„voorwerpen voor verzamelingen”: de in bijlage IX, deel B, genoemde goederen;
„antiquiteiten”: de in bijlage IX, deel C, genoemde goederen;
„belastingplichtige wederverkoper”: elke belastingplichtige die in het kader van zijn economische activiteit gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen of antiquiteiten koopt, voor bedrijfsdoeleinden bestemt dan wel invoert met het oog op wederverkoop, ongeacht of deze belastingplichtige handelt voor eigen rekening dan wel, ingevolge een overeenkomst tot aan- of verkoop in commissie, voor rekening van een derde;
„organisator van een openbare veiling”: elke belastingplichtige die in het kader van zijn economische activiteit op een openbare veiling een goed aanbiedt voor overdracht aan de meestbiedende;
„opdrachtgever van een organisator van een openbare veiling”: elke persoon die een goed overdraagt aan een organisator van een openbare veiling ingevolge een overeenkomst tot verkoop in commissie.
Afdeling 2
Bijzondere regeling voor belastingplichtige wederverkopers
Onderafdeling 1
Winstmargeregeling
Artikel 312
Voor de toepassing van deze onderafdeling wordt verstaan onder:
„verkoopprijs”: alles wat de tegenprestatie uitmaakt die een belastingplichtige wederverkoper verkrijgt of moet verkrijgen van de afnemer of een derde, met inbegrip van subsidies die rechtstreeks verband houden met de handeling, belastingen, rechten, heffingen en bijkomende kosten zoals kosten van commissie, verpakking, vervoer en verzekering die de belastingplichtige wederverkoper de afnemer in rekening brengt, echter met uitsluiting van de in artikel 79 bedoelde bedragen;
„aankoopprijs”: alles wat de in punt 1) gedefinieerde tegenprestatie uitmaakt die de leverancier van de belastingplichtige wederverkoper verkrijgt of moet verkrijgen.
Artikel 313
Artikel 314
De winstmargeregeling is van toepassing op door een belastingplichtige wederverkoper verrichte leveringen van gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten, wanneer deze goederen hem binnen de Gemeenschap door een der onderstaande personen worden geleverd:
een niet-belastingplichtige;
een andere belastingplichtige, voor zover de levering van het goed door deze andere belastingplichtige ►C1 overeenkomsig artikel 136 is vrijgesteld; ◄
een andere belastingplichtige, voor zover de levering van het goed door deze andere belastingplichtige in aanmerking komt voor de in de artikelen 282 tot en met 292 bedoelde vrijstellingsregeling voor kleine ondernemingen en het gaat om een investeringsgoed;
een andere belastingplichtige wederverkoper, voor zover de levering van het goed door deze andere belastingplichtige wederverkoper overeenkomstig deze bijzondere regeling aan de BTW onderworpen is geweest.
Artikel 315
De maatstaf van heffing voor de in artikel 314 bedoelde goederenleveringen is de winstmarge van de belastingplichtige wederverkoper, verminderd met het bedrag van de BTW die voor de winstmarge zelf geldt.
De winstmarge van de belastingplichtige wederverkoper is gelijk aan het verschil tussen de door de belastingplichtige wederverkoper voor het goed gevraagde verkoopprijs en de aankoopprijs.
Artikel 316
De lidstaten verlenen de belastingplichtige wederverkopers het recht te kiezen voor toepassing van de winstmargeregeling op de leveringen van de volgende goederen:
kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten die zij zelf hebben ingevoerd;
kunstvoorwerpen die aan hen geleverd zijn door de maker of diens rechthebbenden;
kunstvoorwerpen die aan hen geleverd zijn door een andere belastingplichtige dan een belastingplichtige wederverkoper, wanneer die levering aan het verlaagde tarief uit hoofde van artikel 103 onderworpen is.
Artikel 317
Wanneer een belastingplichtige wederverkoper het in artikel 316 bedoelde keuzerecht uitoefent, wordt de maatstaf van heffing overeenkomstig artikel 315 vastgesteld.
Voor de leveringen van kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen of antiquiteiten die door de belastingplichtige wederverkoper zelf zijn ingevoerd, is de voor de berekening van de winstmarge in aanmerking te nemen aankoopprijs gelijk aan de overeenkomstig de artikelen 85 tot en met 89 vastgestelde maatstaf van heffing bij invoer, vermeerderd met de bij invoer verschuldigde of betaalde BTW.
Artikel 318
In het in de eerste alinea bedoelde geval is de maatstaf van heffing voor goederenleveringen waarop hetzelfde BTW-tarief van toepassing is, de totale winstmarge van de belastingplichtige wederverkoper, verminderd met het bedrag van de BTW op diezelfde winstmarge.
De totale winstmarge is gelijk aan het verschil tussen de volgende twee bedragen:
het totale bedrag van de goederenleveringen die onderworpen zijn aan de winstmargeregeling en die gedurende het belastingtijdvak door de belastingplichtige wederverkoper verricht zijn, dit wil zeggen de som van de verkoopprijzen;
het totale bedrag van de in artikel 314 bedoelde goederenaankopen die gedurende het belastingtijdvak door de belastingplichtige wederverkoper zijn verricht, dit wil zeggen de som van de aankoopprijzen.
Artikel 319
Voor elke levering die onder de winstmargeregeling valt, kan de belastingplichtige wederverkoper de normale BTW–regeling toepassen.
Artikel 320
De belastingplichtige wederverkoper die de normale BTW-regeling toepast op de levering van kunstvoorwerpen welke hem door de maker of diens rechthebbenden of door een andere belastingplichtige dan een belastingplichtige wederverkoper zijn geleverd, heeft het recht, de met betrekking tot de hem geleverde kunstvoorwerpen verschuldigde of voldane BTW af te trekken van het door hem verschuldigde belastingbedrag.
Artikel 321
De leveringen van gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten die onderworpen zijn aan de winstmargeregeling, zijn vrijgesteld indien zij plaatsvinden onder de in de artikelen 146, 147, 148 en 151 gestelde voorwaarden.
Artikel 322
Voor zover de goederen worden gebruikt ten behoeve van zijn aan de winstmargeregeling onderworpen leveringen mag de belastingplichtige wederverkoper van de door hem verschuldigde belasting de volgende bedragen niet aftrekken:
de BTW die verschuldigd of voldaan is voor kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen of antiquiteiten die hij zelf heeft ingevoerd;
de BTW die verschuldigd of voldaan is voor aan hem geleverde of te leveren kunstvoorwerpen door de maker of diens rechthebbenden;
de BTW die verschuldigd of voldaan is voor aan hem geleverde of te leveren kunstvoorwerpen door een andere belastingplichtige dan een belastingplichtige wederverkoper.
Artikel 323
De belastingplichtige mag de BTW die verschuldigd of voldaan is voor aan hem geleverde of te leveren goederen door een belastingplichtige wederverkoper, niet aftrekken van de door hem verschuldigde belasting, voorzover de levering van deze goederen door de belastingsplichtige wederverkoper aan de winstmargeregeling is onderworpen.
Artikel 324
De belastingplichtige wederverkoper die zowel de normale BTW-regeling als de winstmargeregeling toepast, moet de transacties voor elk van deze regelingen afzonderlijk in zijn boekhouding bijhouden, overeenkomstig de door de lidstaten vastgestelde bepalingen.
Artikel 325
De belastingplichtige wederverkoper mag op de door hem uitgereikte factuur de BTW over de goederenleveringen waarop hij de winstmargeregeling toepast, niet afzonderlijk vermelden.
Onderafdeling 2
Overgangsregeling voor gebruikte vervoermiddelen
Artikel 326
De lidstaten die op 31 december 1992 een andere bijzondere belastingregeling toepasten op de levering van gebruikte vervoermiddelen door belastingplichtige wederverkopers dan de winstmargeregeling, kunnen die regeling tot de invoering van de in artikel 402 bedoelde definitieve regeling blijven toepassen, voorzover zij voldoet, of zodanig is aangepast dat zij voldoet, aan de in deze onderafdeling gestelde voorwaarden.
Denemarken mag een bijzondere regeling als bedoeld in de eerste alinea invoeren.
Artikel 327
Artikel 328
De voor elke in artikel 327 bedoelde levering verschuldigde BTW is gelijk aan het bedrag van de belasting die verschuldigd zou zijn indien de levering onder de normale BTW-regeling zou zijn gevallen, verminderd met het BTW-bedrag dat geacht wordt nog begrepen te zijn in de aankoopprijs van het vervoermiddel door de belastingplichtige wederverkoper.
Artikel 329
De BTW die geacht wordt nog in de aankoopprijs van het vervoermiddel door de belastingplichtige wederverkoper te zijn begrepen, wordt als volgt berekend:
de in aanmerking te nemen aankoopprijs is de aankoopprijs in de zin van artikel 312, punt 2);
deze door de belastingplichtige wederverkoper betaalde aankoopprijs wordt geacht de BTW te omvatten die verschuldigd zou zijn geweest indien de leverancier van de belastingplichtige wederverkoper de normale BTW–regeling op zijn levering had toegepast;
het in aanmerking te nemen tarief is het tarief dat uit hoofde van artikel 93 van toepassing is in de lidstaat binnen het grondgebied waarvan de overeenkomstig de artikelen 31 en 32 bepaalde plaats van levering aan de belastingplichtige wederverkoper wordt geacht te zijn gelegen.
Artikel 330
De voor elke in artikel 327, lid 1, bedoelde levering van vervoermiddelen verschuldigde BTW, vastgesteld overeenkomstig artikel 328, mag niet minder bedragen dan het BTW-bedrag dat verschuldigd zou zijn indien deze levering aan de winstmargeregeling onderworpen zou zijn geweest.
De lidstaten kunnen bepalen dat, indien de levering aan de winstmargeregeling onderworpen zou zijn geweest, deze winstmarge niet lager mag zijn dan 10 % van de verkoopprijs in de zin van artikel 312, punt 1).
Artikel 331
De belastingplichtige mag van de door hem verschuldigde belasting niet de BTW aftrekken, die verschuldigd of voldaan is voor gebruikte vervoermiddelen welke aan hem geleverd zijn door een belastingplichtige wederverkoper, voorzover de levering van die goederen door de belastingplichtige wederverkoper overeenkomstig deze overgangsregeling aan de belasting is onderworpen.
Artikel 332
De belastingplichtige wederverkoper mag op de door hem uitgereikte factuur de BTW over de leveringen waarop hij deze overgangsregeling toepast, niet afzonderlijk vermelden.
Afdeling 3
Bijzondere regeling voor verkoop op openbare veilingen
Artikel 333
Artikel 334
Deze bijzondere regeling is van toepassing op leveringen door een organisator van openbare veilingen die handelt in eigen naam en voor rekening van een van de volgende personen:
een niet-belastingplichtige;
een andere belastingplichtige, voor zover de levering van het goed door deze belastingplichtige krachtens een overeenkomst tot verkoop in commissie verricht, overeenkomstig artikel 136 is vrijgesteld;
een andere belastingplichtige, voor zover de levering van het goed door deze belastingplichtige, krachtens een overeenkomst tot verkoop in commissie verricht, in aanmerking komt voor de in de artikelen 282 tot en met 292 bedoelde vrijstellingsregeling voor kleine ondernemingen en een investeringsgoed betreft;
een belastingplichtige wederverkoper, voor zover de levering van het goed door deze belastingplichtige wederverkoper, krachtens een overeenkomst tot verkoop in commissie verricht, is onderworpen aan de BTW overeenkomstig de winstmargeregeling.
Artikel 335
De levering van een goed aan een belastingplichtige organisator van openbare veilingen wordt geacht te hebben plaatsgevonden op het tijdstip waarop de verkoop van dat goed ter openbare veiling heeft plaatsgevonden.
Artikel 336
De maatstaf van heffing voor elke in deze afdeling bedoelde goederenlevering is het overeenkomstig artikel 339 door de organisator van de openbare veiling aan de afnemer in rekening gebrachte totale bedrag, verminderd met de volgende bedragen:
het door de organisator van de openbare veiling aan zijn opdrachtgever betaalde of te betalen nettobedrag, vastgesteld overeenkomstig artikel 337;
het bedrag van de door de organisator van de openbare veiling krachtens zijn levering verschuldigde BTW.
Artikel 337
Het door de organisator van de openbare veiling aan zijn opdrachtgever betaalde of te betalen nettobedrag is gelijk aan het verschil tussen de prijs waarvoor het goed geveild is, en het bedrag van de door de organisator van zijn opdrachtgever ontvangen of te ontvangen commissie krachtens de overeenkomst tot verkoop in commissie.
Artikel 338
De organisatoren van openbare veilingen die onder de in de artikelen 333 en 334 vastgestelde voorwaarden goederen leveren, zijn gehouden de volgende bedragen in hun boekhouding op tussenrekeningen te boeken:
de van de afnemer van het goed ontvangen of te ontvangen bedragen;
de aan de verkoper van het goed betaalde of te betalen bedragen.
De in de eerste alinea bedoelde bedragen moeten naar behoren gerechtvaardigd worden.
Artikel 339
De organisator van de openbare veiling moet aan de afnemer een factuur uitreiken waarop de volgende gegevens afzonderlijk zijn vermeld:
de veilingprijs;
de belastingen, rechten en heffingen;
de bijkomende kosten, zoals kosten van commissie, verpakking, vervoer en verzekering, die de organisator de afnemer van het goed in rekening brengt.
Op de door de organisator van de openbare veiling uitgereikte factuur mag de BTW niet afzonderlijk zijn vermeld.
Artikel 340
In het door de organisator van de openbare veiling verstrekte verslag wordt afzonderlijk het bedrag van de handeling vermeld, dat wil zeggen de veilingprijs van het goed, verminderd met het bedrag van de van de opdrachtgever ontvangen of te ontvangen commissie.
Artikel 341
De lidstaten die de in deze afdeling vastgestelde regeling toepassen, passen deze ook toe op de leveringen van gebruikte vervoermiddelen als omschreven in artikel 327, lid 3, door een organisator van openbare veilingen die handelt in eigen naam ingevolge een overeenkomst tot verkoop in commissie op een openbare veiling van deze goederen voor rekening van een belastingplichtige wederverkoper, voorzover dezelfde leveringen door deze belastingplichtige wederverkoper overeenkomstig de overgangsregeling voor gebruikte vervoermiddelen aan de BTW zouden zijn onderworpen.
Afdeling 4
Maatregelen ter voorkoming van verstoring van de mededinging en fraude
Artikel 342
De lidstaten kunnen maatregelen treffen betreffende het recht op aftrek van de BTW om te voorkomen dat de belastingplichtige wederverkopers op wie een van de in afdeling 2 vastgestelde regelingen van toepassing is, ongerechtvaardigde voordelen genieten, dan wel ongerechtvaardigde schade lijden.
Artikel 343
De Raad kan op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen bijzondere maatregelen ter bestrijding van fraude te treffen, waarin wordt bepaald dat de uit hoofde van de winstmargeregeling verschuldigde BTW niet lager mag zijn dan het belastingbedrag dat verschuldigd zou zijn indien de winstmarge gelijk was aan een bepaald percentage van de verkoopprijs.
Bij de vaststelling van het percentage van de verkoopprijs wordt rekening gehouden met de normale winstmarges van de economische subjecten in de betrokken sector.
HOOFDSTUK 5
Bijzondere regeling voor beleggingsgoud
Afdeling 1
Algemene bepalingen
Artikel 344
Onverminderd andere bepalingen van het Gemeenschapsrecht wordt voor de toepassing van deze richtlijn als „beleggingsgoud” beschouwd:
goud, in de vorm van staven of plaatjes van een door de goudmarkten aanvaard gewicht, met een zuiverheid van ten minste 995/1 000, al dan niet belichaamd in effecten;
gouden munten die een zuiverheid van ten minste 900/1 000 hebben, na 1800 zijn geslagen, in het land van oorsprong als wettig betaalmiddel fungeren of hebben gefungeerd en normaal worden verkocht voor een prijs die de openmarktwaarde van het in de munten vervatte goud niet met meer dan 80 % overschrijdt.
Artikel 345
Vanaf 1999 deelt elke lidstaat de Commissie, vóór 1 juli van elk jaar, mee welke munten die aan de in artikel 344, lid 1, punt 2), genoemde criteria voldoen, in die lidstaat worden verhandeld. Vóór 1 december van elk jaar publiceert de Commissie in de reeks C van het Publicatieblad van de Europese Unie de volledige lijst van deze munten. De in de gepubliceerde lijst opgenomen munten worden geacht aan deze criteria te voldoen gedurende het gehele jaar waarvoor de lijst wordt gepubliceerd.
Afdeling 2
Vrijstelling van de belasting
Artikel 346
De lidstaten verlenen vrijstelling van de BTW voor de levering, de intracommunautaire verwerving en de invoer van beleggingsgoud, waaronder beleggingsgoud dat belichaamd is in certificaten voor toegewezen of niet toegewezen goud of dat verhandeld wordt op goudrekeningen, en waaronder, in het bijzonder, goudleningen en swaps, die een eigendoms- of vorderingsrecht op beleggingsgoud belichamen, evenals voor handelingen betreffende beleggingsgoud bestaande in future- en termijncontracten die leiden tot de overdracht van een eigendoms- of vorderingsrecht met betrekking tot beleggingsgoud.
Artikel 347
De lidstaten verlenen vrijstelling voor de diensten van agenten die optreden in naam en voor rekening van een ander wanneer zij betrokken zijn bij de levering van beleggingsgoud voor hun principaal.
Afdeling 3
Recht om voor belastingheffing te kiezen
Artikel 348
De lidstaten verlenen belastingplichtigen die beleggingsgoud produceren of goud omzetten in beleggingsgoud, het recht te kiezen voor belastingheffing over de leveringen van beleggingsgoud aan een andere belastingplichtige welke anders uit hoofde van artikel 346 zouden zijn vrijgesteld.
Artikel 349
Artikel 350
Indien de leverancier het recht overeenkomstig de artikelen 348 en 349 voor belastingheffing te kiezen, heeft uitgeoefend, verlenen de lidstaten de agent het recht, voor belastingheffing over de in artikel 347 bedoelde diensten te kiezen.
Artikel 351
De lidstaten stellen de nadere bepalingen voor de uitoefening van de in deze afdeling geregelde keuzerechten vast en stellen de Commissie ervan in kennis.
Afdeling 4
Handelingen op een gereglementeerde goudmarkt
Artikel 352
Iedere lidstaat kan, na raadpleging van het BTW-Comité, specifieke handelingen met betrekking tot beleggingsgoud welke in die lidstaat plaatsvinden tussen belastingplichtigen die lid zijn van een door de betrokken lidstaat gereglementeerde goudmarkt, of tussen een lid van een door de betrokken lidstaat gereglementeerde goudmarkt en een andere belastingplichtige die geen lid is van die markt, aan de BTW onderwerpen. De lidstaat mag leveringen die worden verricht onder de in artikel 138 gestelde voorwaarden en de uitvoer van beleggingsgoud echter niet aan de BTW onderwerpen.
Artikel 353
De lidstaten die uit hoofde van artikel 352 belasting heffen over de handelingen tussen belastingplichtigen die lid zijn van een gereglementeerde goudmarkt, staan eenvoudigheidshalve toe dat de te innen belasting wordt opgeschort en verlenen de belastingplichtigen ontheffing van de boekhoudingsvereisten inzake de BTW.
Afdeling 5
Bijzondere rechten en verplichtingen van handelaren in beleggingsgoud
Artikel 354
Wanneer zijn daaropvolgende levering van beleggingsgoud krachtens dit hoofdstuk vrijgesteld is, heeft de belastingplichtige recht op aftrek van de volgende bedragen:
de BTW die verschuldigd of voldaan is met betrekking tot beleggingsgoud dat hem is geleverd door een persoon die het in de artikelen 348 en 349 bedoelde keuzerecht heeft uitgeoefend of dat hem overeenkomstig afdeling 4 is geleverd;
de BTW die verschuldigd of voldaan is met betrekking tot de levering aan hem dan wel de intracommunautaire verwerving of de invoer door hem van ander goud dan beleggingsgoud dat vervolgens door hem of in zijn naam wordt omgezet in beleggingsgoud;
de BTW die verschuldigd of voldaan is met betrekking tot voor hem verrichte diensten bestaande in een wijziging van de vorm, het gewicht of de zuiverheid van goud met inbegrip van beleggingsgoud.
Artikel 355
Belastingplichtigen die beleggingsgoud produceren of goud in beleggingsgoud omzetten, hebben recht op aftrek van de belasting die door hen verschuldigd of voldaan is met betrekking tot de levering, de intracommunautaire verwerving of de invoer van goederen of met betrekking tot diensten die met de productie of de omzetting van dat goud verband houden, alsof de daaropvolgende levering van het krachtens artikel 346 vrijgestelde goud belast was.
Artikel 356
De handelaren bewaren de in de eerste alinea bedoelde informatie gedurende ten minste vijf jaar.
HOOFDSTUK 6
Bijzondere regelingen voor niet-gevestigde belastingplichtigen die telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten verrichten voor niet-belastingplichtigen
Afdeling 1
Algemene bepalingen
▼M3 —————
Artikel 358
Onverminderd andere communautaire bepalingen wordt voor de toepassing van dit hoofdstuk verstaan onder:
„telecommunicatiediensten” en „omroepdiensten”: de diensten bedoeld in artikel 58, eerste alinea, punten a) en b);
„elektronische diensten” en „langs elektronische weg verrichte diensten”: de diensten bedoeld in artikel 58, eerste alinea, punt c);
„lidstaat van verbruik”: de lidstaat waar overeenkomstig artikel 58 de telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten geacht worden te worden verricht;
„btw-aangifte”: de aangifte waarin alle gegevens staan die nodig zijn om het bedrag van de in elke lidstaat verschuldigde btw vast te stellen.
Afdeling 2
Bijzondere regeling voor telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten verricht door niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen
Artikel 358 bis
Onverminderd andere communautaire bepalingen wordt voor de toepassing van deze afdeling verstaan onder:
„niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige”: een belastingplichtige die de zetel van zijn bedrijfsuitoefening niet op het grondgebied van de Gemeenschap heeft gevestigd noch daar over een vaste inrichting beschikt;
„lidstaat van identificatie”: de lidstaat die de niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige verkiest te contacteren om opgave te doen van het begin van zijn activiteit als belastingplichtige op het grondgebied van de Gemeenschap overeenkomstig deze afdeling.
Artikel 359
De lidstaten staan toe dat een niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige die telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten verricht voor een niet-belastingplichtige die in een lidstaat gevestigd is of er zijn woonplaats of zijn gebruikelijke verblijfplaats heeft, gebruik maakt van deze bijzondere regeling. Deze regeling is van toepassing op alle aldus in de Gemeenschap verrichte diensten.
Artikel 360
De niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige moet aan de lidstaat van identificatie opgave doen van het begin en de beëindiging van zijn activiteit als belastingplichtige, alsook van wijziging ervan in die mate dat hij niet langer aan de voorwaarden voldoet om van deze bijzondere regeling gebruik te mogen maken. Deze opgave gebeurt langs elektronische weg.
Artikel 361
De mededeling die de niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige aan de lidstaat van identificatie doet wanneer zijn belastbare activiteiten beginnen, bevat de volgende bijzonderheden:
de naam;
het postadres;
de elektronische adressen, met inbegrip van websites;
in voorkomend geval, het nationale belastingnummer;
een verklaring dat de belastingplichtige de zetel van zijn bedrijfsuitoefening niet op het grondgebied van de Gemeenschap heeft gevestigd noch daar over een vaste inrichting beschikt.
Artikel 362
De lidstaat van identificatie kent de niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige een individueel identificatienummer toe voor de btw en deelt hem dit nummer langs elektronische weg mee. Uitgaande van de voor deze identificatie gebruikte gegevens mogen de lidstaten van verbruik hun eigen identificatiesystemen gebruiken.
Artikel 363
De lidstaat van identificatie verwijdert de niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige in de volgende gevallen uit het identificatieregister:
de belastingplichtige deelt die lidstaat mee dat hij niet langer telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten verricht;
er kan anderszins worden aangenomen dat zijn belastbare activiteiten beëindigd zijn;
hij vervult niet langer de voorwaarden om van de bijzondere regeling gebruik te mogen maken;
hij voldoet bij voortduring niet aan de voorschriften van de bijzondere regeling.
Artikel 364
De niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige dient langs elektronische weg bij de lidstaat van identificatie een btw-aangifte in voor elk kalenderkwartaal, ongeacht of al dan niet telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten zijn verricht. De aangifte wordt uiterlijk 20 dagen na het verstrijken van het belastingtijdvak waarop de aangifte betrekking heeft, ingediend.
Artikel 365
De btw-aangifte bevat het identificatienummer en, voor elke lidstaat van verbruik waar de btw verschuldigd is, het totale bedrag, de btw niet inbegrepen, van de gedurende het belastingtijdvak verrichte telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten en het totale bedrag van de belasting daarover, opgesplitst naar belastingtarieven. De geldende btw-tarieven en de totale verschuldigde belasting worden eveneens vermeld.
Artikel 366
De lidstaten die de euro niet hebben aangenomen, kunnen eisen dat de btw-aangifte in hun nationale munteenheid luidt. Indien de diensten in een andere munteenheid luiden, hanteert de niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige bij het invullen van de btw-aangifte de wisselkoers die gold op de laatste dag van het belastingtijdvak.
Artikel 367
De niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige voldoet de btw onder verwijzing naar de betreffende btw-aangifte, zulks op het moment dat de aangifte wordt ingediend, doch uiterlijk bij het verstrijken van de termijn waarbinnen de aangifte moet worden ingediend.
De belasting moet worden overgemaakt naar een door de lidstaat van identificatie opgegeven bankrekening in euro. De lidstaten die de euro niet als munteenheid hebben aangenomen, kunnen eisen dat de betaling wordt overgemaakt naar een bankrekening in hun eigen valuta.
Artikel 368
De niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige die van deze bijzondere regeling gebruik maakt, past geen btw-aftrek uit hoofde van artikel 168 van de onderhavige richtlijn toe. Niettegenstaande artikel 1, lid 1, van Richtlijn 86/560/EEG, wordt deze belastingplichtige teruggaaf verleend overeenkomstig die richtlijn. Artikel 2, leden 2 en 3, en artikel 4, lid 2, van Richtlijn 86/560/EEG zijn niet van toepassing op de teruggaaf die verband houdt met de onder deze bijzondere regeling vallende telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten.
Artikel 369
De boekhouding wordt bewaard gedurende tien jaar na afloop van het jaar waarin de handeling is verricht.
Afdeling 3
Bijzondere regeling voor telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten verricht door in de Gemeenschap doch niet in de lidstaat van verbruik gevestigde belastingplichtigen
Artikel 369 bis
Onverminderd andere communautaire bepalingen wordt voor de toepassing van deze afdeling verstaan onder:
niet in de lidstaat van verbruik gevestigde belastingplichtige: een belastingplichtige die de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting op het grondgebied van de Gemeenschap heeft gevestigd, maar in de lidstaat van verbruik noch de zetel van zijn bedrijfsuitoefening, noch een vaste inrichting heeft;
lidstaat van identificatie: de lidstaat waar de belastingplichtige de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd, of, indien hij de zetel van zijn bedrijfsuitoefening niet in de Gemeenschap heeft gevestigd, de lidstaat waar hij een vaste inrichting heeft.
Indien de belastingplichtige niet in de Gemeenschap is gevestigd, maar daarin meer dan één vaste inrichting heeft, dan is de lidstaat van identificatie de lidstaat waar zich een vaste inrichting bevindt, waarin die belastingplichtige meldt dat hij van deze bijzondere regeling gebruik maakt. De belastingplichtige is gedurende het betreffende kalenderjaar en de twee daaropvolgende kalenderjaren aan deze keuze gebonden.
Artikel 369 ter
De lidstaten staan toe dat van deze bijzondere regeling gebruik wordt gemaakt door niet in de lidstaat van verbruik gevestigde belastingplichtigen die telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten verrichten voor niet-belastingplichtigen die in een lidstaat gevestigd zijn of er hun woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats hebben. Deze bijzondere regeling is van toepassing op alle aldus in de Gemeenschap verrichte diensten.
Artikel 369 quater
De niet in de lidstaat van verbruik gevestigde belastingplichtige doet aan de lidstaat van identificatie opgave van het begin en de beëindiging van zijn onder deze bijzondere regeling vallende activiteit als belastingplichtige, alsook van wijziging ervan in die mate dat hij niet langer aan de voorwaarden voldoet om van deze bijzondere regeling gebruik te mogen maken. Deze opgave gebeurt langs elektronische weg.
Artikel 369 quinquies
Een belastingplichtige die van de bijzondere regeling gebruik maakt, wordt voor de belastbare handelingen onder die regeling alleen in de lidstaat van identificatie voor btw-doeleinden geïdentificeerd. Daartoe maakt de lidstaat van identificatie gebruik van het individuele btw-identificatienummer dat reeds aan de belastingplichtige is toegekend met betrekking tot diens verplichtingen in het binnenlands verkeer.
Uitgaande van de voor deze identificatie gebruikte gegevens kunnen de lidstaten van verbruik hun eigen identificatiesystemen uitwerken.
Artikel 369 sexies
De lidstaat van identificatie sluit de niet in de lidstaat van verbruik gevestigde belastingplichtige van deze bijzondere regeling uit in elk van de volgende gevallen:
indien hij meldt dat hij niet langer telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten verricht;
indien anderszins kan worden aangenomen dat zijn aan deze bijzondere regeling onderworpen belastbare activiteiten beëindigd zijn;
hij vervult niet langer de voorwaarden om van de bijzondere regeling gebruik te mogen maken;
hij voldoet bij voortduring niet aan de voorschriften van de bijzondere regeling.
Artikel 369 septies
De niet in de lidstaat van verbruik gevestigde belastingplichtige dient langs elektronische weg bij de lidstaat van identificatie een btw-aangifte in voor elk kalenderkwartaal, ongeacht of al dan niet telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten zijn verricht. De aangifte wordt uiterlijk 20 dagen na het verstrijken van het tijdvak waarop de aangifte betrekking heeft, ingediend.
Artikel 369 octies
De btw-aangifte bevat het in artikel 369 quinquies bedoelde identificatienummer en, voor elke lidstaat van verbruik waar de btw verschuldigd is, het totale bedrag, de btw niet inbegrepen, van de gedurende het belastingtijdvak verrichte telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten en het totale bedrag van de belasting daarover, uitgesplitst naar belastingtarieven. De geldende btw-tarieven en de totale verschuldigde belasting worden eveneens op de aangifte vermeld.
Indien de belastingplichtige behalve in de lidstaat van identificatie in een andere lidstaat een of meer vaste inrichtingen heeft van waaruit de diensten worden verricht, bevat de btw-aangifte, per lidstaat waar hij een vaste inrichting heeft gevestigd en uitgesplitst naar lidstaat van verbruik, naast de in de eerste alinea bedoelde gegevens, tevens het totale bedrag van de gedurende het belastingtijdvak verrichte telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten die onder de bijzondere regeling vallen, alsmede het individueel btw-identificatienummer of het fiscaal registratienummer van de inrichting.
Artikel 369 nonies
De lidstaten die de euro niet hebben aangenomen, kunnen eisen dat de btw-aangifte in hun nationale munteenheid luidt. Indien de diensten in een andere munteenheid luiden, hanteert de niet in de lidstaat van verbruik gevestigde belastingplichtige bij het invullen van de btw-aangifte de wisselkoers die gold op de laatste dag van het belastingtijdvak.
Artikel 369 decies
De niet in de lidstaat van verbruik gevestigde belastingplichtige voldoet de btw onder verwijzing naar de betreffende btw-aangifte op het moment dat de aangifte wordt ingediend, doch uiterlijk bij het verstrijken van de termijn waarbinnen de aangifte moet worden ingediend.
De belasting moet worden overgemaakt naar een door de lidstaat van identificatie opgegeven bankrekening in euro. De lidstaten die de euro niet als munteenheid hebben aangenomen, kunnen eisen dat de betaling wordt overgemaakt naar een bankrekening in hun eigen valuta.
Artikel 369 undecies
De niet in de lidstaat van verbruik gevestigde belastingplichtige die van deze bijzondere regeling gebruik maakt, past met betrekking tot voorbelasting die verband houdt met aan deze bijzondere regeling onderworpen activiteiten geen btw-aftrek uit hoofde van artikel 168 van de onderhavige richtlijn toe. Niettegenstaande artikel 2, lid 1, en artikel 3 van Richtlijn 2008/9/EG wordt deze belastingplichtige daarvoor teruggaaf verleend overeenkomstig die richtlijn.
Indien de niet in de lidstaat van verbruik gevestigde belastingplichtige die van deze bijzondere regeling gebruik maakt, in de lidstaat van verbruik ook niet aan deze bijzondere regeling onderworpen activiteiten verricht waarvoor hij voor btw-doeleinden geïdentificeerd moet zijn, moet hij de voorbelasting die verband houdt met de aan deze bijzondere regeling onderworpen activiteiten bij de indiening van de in artikel 250 bedoelde aangifte in aftrek brengen.
Artikel 369 duodecies
De boekhouding wordt bewaard gedurende tien jaar na afloop van het jaar waarin de handeling is verricht.
TITEL XIII
AFWIJKINGEN
HOOFDSTUK 1
Afwijkingen van toepassing tot de invoering van de definitieve regeling
Afdeling 1
Afwijkingen voor de staten die op 1 januari 1978 lid waren van de Gemeenschap
Artikel 370
De lidstaten die op 1 januari 1978►C1 de in de lijst van bijlage X, deel A, genoemde handelingen ◄ belastten, mogen deze blijven belasten.
Artikel 371
De lidstaten die op 1 januari 1978 vrijstelling verleenden voor de in de lijst van bijlage X, deel B, genoemde handelingen, mogen deze, onder de in iedere betrokken lidstaat op die datum bestaande voorwaarden, blijven vrijstellen.
Artikel 372
De lidstaten die op 1 januari 1978 bepalingen toepasten waarbij wordt afgeweken van het beginsel van onmiddellijke aftrek bedoeld in artikel 179, eerste alinea, mogen deze bepalingen blijven toepassen.
Artikel 373
De lidstaten die op 1 januari 1978 bepalingen toepasten waarbij wordt afgeweken van artikel 28 en artikel 79, eerste alinea, punt c), mogen deze bepalingen blijven toepassen.
Artikel 374
In afwijking van de artikelen 169 en 309 mogen de lidstaten die op 1 januari 1978 vrijstelling zonder recht op aftrek van voorbelasting verleenden voor de diensten van reisbureaus bedoeld in artikel 309, deze vrijstelling handhaven. Deze afwijking is ook van toepassing op reisbureaus die in naam en voor rekening van de reiziger handelen.
Afdeling 2
Afwijkingen voor de staten die na 1 januari 1978 tot de Gemeenschap zijn toegetreden
Artikel 375
Griekenland mag de in bijlage X, deel B, punten 2, 8, 9, 11 en 12, vermelde handelingen blijven vrijstellen onder de voorwaarden die in deze lidstaat op 1 januari 1987 bestonden.
Artikel 376
Spanje mag de in bijlage X, deel B, punt 2, vermelde diensten van auteurs, alsmede de in bijlage X, deel B, punten 11 en 12, vermelde handelingen blijven vrijstellen onder de voorwaarden die in deze lidstaat op 1 januari 1993 bestonden.
Artikel 377
Portugal mag de in bijlage X, deel B, punten 2, 4, 7, 9, 10 en 13, vermelde handelingen blijven vrijstellen onder de voorwaarden die in deze lidstaat op 1 januari 1989 bestonden.
Artikel 378
Zolang dezelfde vrijstellingen worden toegepast in een van de lidstaten die op 31 december 1994 lid van de Gemeenschap waren, mag Oostenrijk onder de voorwaarden die in deze lidstaat op de datum van zijn toetreding bestonden, vrijstelling blijven verlenen voor de volgende handelingen:
de in bijlage X, deel B, punten 5 en 9, vermelde handelingen;
►C1 met recht op aftrek van voorbelasting, alle onderdelen van het internationaal personenvervoer per vliegtuig, over zee of via de waterwegen, met uitzondering van het personenvervoer op het Bodenmeer. ◄
Artikel 379
Artikel 380
Zweden mag onder de voorwaarden die in deze lidstaat op de datum van zijn toetreding bestonden, de in bijlage X, deel B, punt 2, vermelde diensten verricht door auteurs, kunstenaars en vertolkers van kunstwerken, alsmede de in bijlage X, deel B, punten 1, 9 en 10, vermelde handelingen blijven vrijstellen, zolang dezelfde vrijstellingen worden toegepast in een van de lidstaten die op 31 december 1994 lid van de Gemeenschap waren.
Artikel 381
Tsjechië mag, onder de voorwaarden die in deze lidstaat op de datum van zijn toetreding bestonden, vrijstelling blijven verlenen voor internationaal personenvervoer omschreven in bijlage X, deel B, punt 10, zolang dezelfde vrijstelling wordt toegepast in één van de lidstaten die op 30 april 2004 lid van de Gemeenschap waren.
Artikel 382
Estland mag, onder de voorwaarden die in deze lidstaat op de datum van zijn toetreding bestonden, vrijstelling blijven verlenen voor internationaal personenvervoer omschreven in bijlage X, deel B, punt 10, zolang dezelfde vrijstelling wordt toegepast in één van de lidstaten die op 30 april 2004 lid van de Gemeenschap waren.
Artikel 383
Cyprus mag, zolang dezelfde vrijstelling wordt toegepast in één van de lidstaten die op 30 april 2004 lid van de Gemeenschap waren, vrijstelling blijven verlenen voor de volgende handelingen:
leveringen van bouwterreinen omschreven in bijlage X, deel B, punt 9, tot en met 31 december 2007;
internationaal personenvervoer omschreven in bijlage X, deel B, punt 10, zolang dezelfde vrijstelling wordt toegepast in één van de lidstaten die op 30 april 2004 lid van de Gemeenschap waren.
Artikel 384
Zolang dezelfde vrijstellingen worden verleend in een van de lidstaten die op 30 april 2004 lid van de Gemeenschap waren, mag Letland, onder de voorwaarden die in deze lidstaat op de datum van zijn toetreding bestonden, vrijstelling blijven verlenen:
voor diensten die worden verricht door auteurs, kunstenaars en vertolkers van kunstwerken omschreven in bijlage X, deel B, punt 2;
voor internationaal personenvervoer omschreven in bijlage X, deel B, punt 10.
Artikel 385
Litouwen mag, onder de voorwaarden die in deze lidstaat op de datum van zijn toetreding bestonden, vrijstelling blijven verlenen voor internationaal personenvervoer omschreven in bijlage X, deel B, punt 10, zolang dezelfde vrijstelling wordt toegepast in één van de lidstaten die op 30 april 2004 lid van de Gemeenschap waren.
Artikel 386
Hongarije mag, onder de voorwaarden die in deze lidstaat op de datum van zijn toetreding bestonden, vrijstelling blijven verlenen voor internationaal personenvervoer omschreven in bijlage X, deel B, punt 10, zolang dezelfde vrijstelling wordt toegepast in één van de lidstaten die op 30 april 2004 lid van de Gemeenschap waren.
Artikel 387
Zolang dezelfde vrijstellingen worden toegepast in een van de lidstaten die op 30 april 2004 lid van de Gemeenschap waren, mag Malta onder de voorwaarden die in deze lidstaat op de datum van zijn toetreding bestonden de volgende handelingen blijven vrijstellen:
zonder recht op aftrek van voorbelasting, waterdistributie door publiekrechtelijke diensten omschreven in bijlage X, deel B, punt 8;
zonder recht op aftrek van voorbelasting, leveringen van gebouwen en bouwterreinen omschreven in bijlage X, deel B, punt 9;
met recht op aftrek van de voorbelasting, binnenlands personenvervoer, internationaal personenvervoer en personenvervoer tussen de eilanden over zee, omschreven in bijlage X, deel B, punt 10.
Artikel 388
Polen mag, onder de voorwaarden die in deze lidstaat op de datum van zijn toetreding bestonden, vrijstelling blijven verlenen voor internationaal personenvervoer omschreven in bijlage X, deel B, punt 10, zolang dezelfde vrijstelling wordt toegepast in één van de lidstaten die op 30 april 2004 lid van de Gemeenschap waren.
Artikel 389
Slovenië mag, onder de voorwaarden die in deze lidstaat op de datum van zijn toetreding bestonden, vrijstelling blijven verlenen voor internationaal personenvervoer omschreven in bijlage X, deel B, punt 10, zolang dezelfde vrijstelling wordt toegepast in één van de lidstaten die op 30 april 2004 lid van de Gemeenschap waren.
Artikel 390
Slowakije mag, onder de voorwaarden die in deze lidstaat op de datum van zijn toetreding bestonden, vrijstelling blijven verlenen voor internationaal personenvervoer omschreven in bijlage X, deel B, punt 10, zolang dezelfde vrijstelling wordt toegepast in één van de lidstaten die op 30 april 2004 lid van de Gemeenschap waren.
Artikel 390 bis
Bulgarije mag, onder de voorwaarden die in deze lidstaat op de datum van zijn toetreding bestonden, vrijstelling blijven verlenen voor internationaal personenvervoer omschreven in bijlage X, deel B, punt 10, zolang dezelfde vrijstelling wordt toegepast in één van de lidstaten die op 31 december 2006 lid van de Gemeenschap waren.
Artikel 390 ter
Roemenië mag, onder de voorwaarden die in deze lidstaat op de datum van zijn toetreding bestonden, vrijstelling blijven verlenen voor internationaal personenvervoer omschreven in bijlage X, deel B, punt 10, zolang dezelfde vrijstelling wordt toegepast in één van de lidstaten die op 31 december 2006 lid van de Gemeenschap waren.
Artikel 390 quater
Kroatië mag, onder de voorwaarden die in deze lidstaat op de datum van zijn toetreding bestonden, vrijstelling blijven verlenen voor de volgende handelingen:
de levering van bebouwde of onbebouwde bouwterreinen als omschreven in artikel 135, lid 1, punt j), en bijlage X, deel B, punt 9, tot en met 31 december 2014, niet verlengbaar;
internationaal personenvervoer omschreven in bijlage X, deel B, punt 10, zolang dezelfde vrijstelling wordt toegepast in één van de lidstaten die voor de toetreding van Kroatië lid van de Unie waren.
Afdeling 3
Gemeenschappelijke bepalingen met betrekking tot de afdelingen 1 en 2
Artikel 391
De lidstaten die vrijstelling verlenen voor de in de artikelen 371, 375, 376 en 377, artikel 378, lid 2, artikel 379, lid 2, en de artikelen 380 tot en met 390 quater bedoelde handelingen, mogen de belastingplichtigen het recht verlenen voor belastingheffing ter zake van deze handelingen te kiezen.
Artikel 392
De lidstaten mogen bepalen dat voor de leveringen van gebouwen en bouwterreinen welke met het oog op wederverkoop zijn gekocht door een belastingplichtige die voor die aankoop geen recht op aftrek heeft gehad, de maatstaf van heffing het verschil tussen de verkoopprijs en de aankoopprijs is.
Artikel 393
HOOFDSTUK 2
Afwijkingen waarvoor machtiging is verleend
Afdeling 1
Vereenvoudigingsmaatregelen en maatregelen ter voorkoming van belastingfraude en -ontwijking
Artikel 394
De lidstaten die op 1 januari 1977 bijzondere maatregelen toepasten ter vereenvoudiging van de belastingheffing of ter voorkoming van bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking, mogen deze handhaven op voorwaarde dat zij de Commissie vóór 1 januari 1978 van deze maatregelen in kennis hebben gesteld en onder voorbehoud dat de vereenvoudigingsmaatregelen voldoen aan de in artikel 395, lid 1, tweede alinea, omschreven voorwaarde.
Artikel 395
De maatregelen tot vereenvoudiging van de belastinginning mogen geen noemenswaardige invloed hebben op de totale belastingopbrengst van de lidstaat in het stadium van het eindverbruik.
Zodra de Commissie over alle gegevens beschikt die zij nodig acht voor de beoordeling van het verzoek, stelt zij de verzoekende lidstaat binnen een maand daarvan in kennis en zendt zij het verzoek in de oorspronkelijke taal aan de andere lidstaten toe.
▼M18 —————
Afdeling 2
Internationale overeenkomsten
Artikel 396
Zodra de Commissie over alle gegevens beschikt die zij nodig acht voor de beoordeling van het verzoek, stelt zij de verzoekende lidstaat binnen een maand daarvan in kennis en zendt zij het verzoek in de oorspronkelijke taal aan de andere lidstaten toe.
TITEL XIV
DIVERSE BEPALINGEN
HOOFDSTUK 1
Uitvoeringsmaatregelen
Artikel 397
De Raad stelt op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen de nodige maatregelen ter uitvoering van deze richtlijn vast.
HOOFDSTUK 2
BTW-Comité
Artikel 398
Het comité staat onder voorzitterschap van een vertegenwoordiger van de Commissie.
De Commissie is belast met het secretariaat van het comité.
HOOFDSTUK 3
Omrekeningskoers
Artikel 399
Onverminderd andere bijzondere bepalingen wordt de tegenwaarde van de in deze richtlijn in euro's uitgedrukte bedragen in de nationale munteenheid bepaald aan de hand van de op 1 januari 1999 geldende omrekeningskoers van de euro. De lidslaker die na deze daken lot de Europese Unie rijn toegetreden en die de euro niet als enige munt hebben aangenomen gebruiken echter de ten tijde van hun toetreding geldende omrekeningskoers.
Artikel 400
Bij de omrekening van de in artikel 399 bedoelde bedragen in de nationale munteenheid mogen de lidstaten de uit die omrekening voortvloeiende bedragen met maximaal 10 % naar boven of beneden afronden.
HOOFDSTUK 4
Andere belastingen, rechten en heffingen
Artikel 401
Onverminderd andere communautaire bepalingen vormen de bepalingen van deze richtlijn geen beletsel voor de handhaving of invoering door een lidstaat van belastingen op verzekeringsovereenkomsten en op spelen en weddenschappen, alsmede van accijnzen, registratierechten en, meer in het algemeen, van alle belastingen, rechten en heffingen die niet het karakter van een omzetbelasting bezitten, mits de heffing van deze belastingen, rechten en heffingen in het verkeer tussen de lidstaten geen aanleiding geeft tot formaliteiten in verband met grensoverschrijding.
TITEL XV
SLOTBEPALINGEN
HOOFDSTUK 1
Overgangsregeling voor de belastingheffing in het handelsverkeer tussen de lidstaten
Artikel 402
▼M20 —————
HOOFDSTUK 2
Overgangsmaatregelen in het kader van de toetreding tot de Europese Unie
Artikel 405
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
„Gemeenschap”: het grondgebied van de Gemeenschap als omschreven in artikel 5, punt 1), vóór de toetreding van de nieuwe lidstaten;
„nieuwe lidstaten”: het grondgebied van de lidstaten die op 1 januari 1995 tot de Europese Unie zijn toegetreden, als omschreven voor elk van deze lidstaten in artikel 5, punt 2);
„uitgebreide Gemeenschap”: het grondgebied van de Gemeenschap als omschreven in artikel 5, punt 1), na de toetreding van de nieuwe lidstaten.
Artikel 406
De bepalingen die van toepassing waren op het tijdstip dat een goed onder een regeling voor tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van invoerrechten, onder een van de in artikel 156 bedoelde regelingen of situaties, of onder vergelijkbare regelingen of situaties in één van de nieuwe lidstaten werd geplaatst, blijven van toepassing totdat het goed na de datum van toetreding aan de regeling of de situatie wordt onttrokken, indien de volgende voorwaarden vervuld zijn:
het goed is vóór de datum van toetreding in de Gemeenschap of in een van de nieuwe lidstaten binnengebracht;
het goed is bij het binnenbrengen ervan in de Gemeenschap of in een van de nieuwe lidstaten onder de regeling of situatie geplaatst;
het goed is niet vóór de datum van toetreding aan deze regeling of situatie onttrokken.
Artikel 407
De bepalingen die van toepassing waren op het tijdstip dat een goed onder een regeling voor douanevervoer werd geplaatst, blijven van toepassing totdat het goed na de datum van toetreding aan de regeling wordt onttrokken, indien de volgende voorwaarden vervuld zijn:
het goed is vóór de datum van toetreding onder een regeling voor douanevervoer geplaatst;
het goed is niet vóór de datum van toetreding aan de regeling onttrokken.
Artikel 408
Met de invoer van een goed waarvan wordt aangetoond dat het zich in het vrije verkeer in een van de nieuwe lidstaten of in de Gemeenschap bevond, wordt gelijkgesteld:
elke onttrekking, met inbegrip van een onregelmatige onttrekking, van een goed aan een regeling voor tijdelijke invoer waaronder het goed vóór de datum van toetreding onder de in artikel 406 vermelde voorwaarden werd geplaatst;
elke onttrekking, met inbegrip van een onregelmatige onttrekking, van een goed aan een in artikel 156 bedoelde regeling of situatie of een daarmee vergelijkbare regeling waaronder het goed vóór de datum van toetreding onder de in artikel 406 vermelde voorwaarden werd geplaatst;
het einde van een van de in artikel 407 bedoelde regelingen waarmee vóór de datum van toetreding op het grondgebied van een van de nieuwe lidstaten een aanvang werd gemaakt ten behoeve van een vóór die datum onder bezwarende titel verrichte levering binnen het grondgebied van een lidstaat door een als zodanig handelende belastingplichtige;
elke onregelmatigheid of overtreding die werd begaan tijdens een regeling voor douanevervoer waarmee een aanvang werd gemaakt onder de in punt c) bedoelde voorwaarden.
Naast het in lid 1 bedoelde geval wordt eveneens met de invoer van een goed gelijkgesteld, het gebruik, na de datum van toetreding, binnen het grondgebied van een lidstaat door een belastingplichtige of een niet-belastingplichtige, van goederen die vóór de datum van toetreding binnen het grondgebied van de Gemeenschap of een van de nieuwe lidstaten aan hem zijn geleverd, wanneer de volgende voorwaarden vervuld zijn:
de levering van deze goederen is of kon worden vrijgesteld uit hoofde van artikel 146, lid 1, punten a) en b), of uit hoofde van een vergelijkbare bepaling in een van de nieuwe lidstaten;
de goederen zijn vóór de datum van toetreding niet ingevoerd in een van de nieuwe lidstaten of in de Gemeenschap.
Artikel 409
In de gevallen bedoeld in artikel 408, lid 1, wordt de invoer in de zin van artikel 61 geacht te hebben plaatsgevonden in de lidstaat binnen het grondgebied waarvan het goed wordt onttrokken aan de regeling waaronder het vóór de datum van toetreding werd geplaatst.
Artikel 410
In afwijking van artikel 71 vindt de invoer van een goed in de zin van artikel 408 plaats zonder dat een belastbaar feit plaatsvindt wanneer één van de volgende voorwaarden vervuld is:
het ingevoerde goed wordt verzonden of vervoerd naar een plaats buiten de uitgebreide Gemeenschap;
het in de zin van artikel 408, lid 1, punt a), ingevoerde goed is geen vervoermiddel en wordt herverzonden of vervoerd naar de lidstaat waaruit het werd uitgevoerd en naar degene die het heeft uitgevoerd;
het in de zin van artikel 408, lid 1, punt a), ingevoerde goed is een vervoermiddel dat vóór de datum van toetreding onder de algemene belastingvoorwaarden van de binnenlandse markt van een van de nieuwe lidstaten of een van de lidstaten van de Gemeenschap werd verworven of ingevoerd, of waarvoor, uit hoofde van de uitvoer ervan, geen vrijstelling of teruggaaf van de BTW werd verleend.
De in lid 1, onder c), bedoelde voorwaarde wordt geacht te zijn vervuld in de volgende gevallen:
de periode hussen de eerste ingebruikneming van het vervoermiddel en de dahern van toetrebing tot de Europese Unie is langer dan acht iaar;
het bedrag van de belasting die uit hoofde van de invoer verschuldigd zou zijn, is te verwaarlozen.
HOOFDSTUK 2 bis
Overgangsmaatregelen voor de toepassing van nieuwe wetgeving
Artikel 410 bis
De artikelen 30 bis, 30 ter en 73 bis zijn enkel van toepassing op vouchers die na 31 december 2018 zijn uitgegeven.
Artikel 410 ter
Uiterlijk op 31 december 2022 legt de Commissie, op basis van door de lidstaten verstrekte gegevens, aan het Europees Parlement en de Raad een evaluatieverslag voor over de toepassing van de bepalingen van deze richtlijn wat betreft de btw-behandeling van vouchers, met bijzondere aandacht voor de definitie van vouchers, de btw-regels met betrekking tot de heffing op vouchers in de distributieketen en niet-ingewisselde vouchers, in voorkomend geval vergezeld van een passend voorstel tot wijziging van de betrokken regels.
HOOFDSTUK 3
Omzetting en inwerkingtreding
Artikel 411
Artikel 412
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
Artikel 413
Deze richtlijn treedt in werking op 1 januari 2007.
Artikel 414
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
BIJLAGE I
LIJST VAN WERKZAAMHEDEN BEDOELD IN ARTIKEL 13, LID 1, DERDE ALINEA
Telecommunicatiediensten;
levering van water, gas, elektriciteit en stoom;
goederenvervoer;
haven- en luchthavendiensten;
personenvervoer;
levering van nieuwe goederen geproduceerd voor de verkoop;
handelingen van de landbouwinterventiebureaus met betrekking tot landbouwproducten, die worden verricht op grond van verordeningen houdende een gemeenschappelijke marktordening voor deze producten;
exploitatie van commerciële beurzen en tentoonstellingen;
opslag van goederen;
werkzaamheden van commerciële reclamebureaus;
werkzaamheden van reisbureaus;
exploitatie van bedrijfskantines, bedrijfswinkels, coöperaties en soortgelijke inrichtingen;
werkzaamheden van radio- en televisiediensten voor zover deze niet uit hoofde van artikel 132, lid 1, onder q), zijn vrijgesteld.
BIJLAGE II
INDICATIEVE LIJST VAN LANGS ELEKTRONISCHE WEG VERRICHTE DIENSTEN BEDOELD IN ARTIKEL 58, EERSTE ALINEA, PUNT C)
Het leveren en onderbrengen van websites, het onderhoud op afstand van programma's en uitrustingen;
de levering van software en de bijwerking ervan;
de levering van beelden, geschreven stukken en informatie en de terbeschikkingstelling van databanken;
de levering van muziek of films, van spelen, met inbegrip van kans- of gokspelen, en van uitzendingen of manifestaties op het gebied van politiek, cultuur, kunst, sport, wetenschappen of ontspanning;
de levering van onderwijs op afstand.
BIJLAGE III
LIJST VAN DE GOEDERENLEVERINGEN EN DE DIENSTEN WAAROP DE IN ARTIKEL 98 BEDOELDE VERLAAGDE TARIEVEN MOGEN WORDEN TOEGEPAST
Levensmiddelen (met inbegrip van dranken, maar met uitsluiting van alcoholhoudende dranken) voor menselijke en dierlijke consumptie, levende dieren, zaaigoed, planten en ingrediënten die gewoonlijk bestemd zijn voor gebruik bij de bereiding van levensmiddelen, alsmede producten die gewoonlijk bestemd zijn ter aanvulling of vervanging van levensmiddelen;
waterdistributie;
farmaceutische producten van een soort die gewoonlijk gebruikt wordt voor de gezondheidszorg, het voorkomen van ziekten of voor medische en veterinaire behandelingen, met inbegrip van voorbehoedsmiddelen en producten bestemd voor de hygiënische bescherming van de vrouw;
medische uitrusting, hieronder begrepen in huur, hulpmiddelen en andere apparaten die gewoonlijk bestemd zijn voor verlichting of behandeling van handicaps, voor uitsluitend persoonlijk gebruik door gehandicapten, met inbegrip van de herstelling daarvan, en levering van kinderzitjes voor motorvoertuigen;
vervoer van personen en de bagage die zij bij zich hebben;
levering, ook bij uitlening door bibliotheken, van boeken, kranten en tijdschriften, ofwel op fysieke dragers of langs elektronische weg, of op beide wijzen (met inbegrip van brochures, folders en soortgelijk drukwerk, albums, platen-, teken- en kleurboeken voor kinderen, gedrukte of geschreven muziekpartituren, landkaarten en hydrografische en soortgelijke kaarten), voor zover niet uitsluitend of hoofdzakelijk bestaand uit reclamemateriaal of uit video-inhoud of beluisterbare muziek;
het verlenen van toegang tot shows, schouwburgen, circussen, kermissen, amusementsparken, concerten, musea, dierentuinen, bioscopen, tentoonstellingen en soortgelijke culturele evenementen en voorzieningen;
de ontvangst van radio- en televisie-uitzendingen;
diensten door en auteursrechten voor schrijvers, componisten en uitvoerende kunstenaars;
levering, bouw, renovatie en verbouwing van in het kader van het sociaal beleid verstrekte huisvesting;
renovatie en herstel van particuliere woningen, met uitzondering van materialen die een beduidend deel vertegenwoordigen van de waarde van de verstrekte diensten;
glazenwassen en schoonmaken van particuliere woningen;
levering van goederen en diensten die normaal bestemd zijn voor gebruik in de landbouw, met uitzondering evenwel van kapitaalgoederen, zoals machines of gebouwen;
door hotels en dergelijke inrichtingen verstrekte accommodatie, met inbegrip van het verstrekken van vakantie-accommodatie en de verhuur van percelen op kampeerterreinen en in caravanparken;
restaurantdiensten, restauratie en cateringdiensten, waarbij het mogelijk is de levering van (alcoholhoudende en/of niet-alcoholhoudende) dranken uit te sluiten;
het verlenen van toegang tot sportevenementen;
het recht gebruik te maken van sportaccommodaties;
levering van goederen en diensten door organisaties die door de lidstaten als liefdadige instellingen zijn erkend en die betrokken zijn bij activiteiten op het gebied van bijstand en sociale zekerheid, voor zover deze handelingen niet krachtens de artikelen 132, 135 en 136 vrijgesteld zijn;
diensten verricht door lijkbezorgers en crematoria, alsmede de daarmee verband houdende levering van goederen;
de verstrekking van medische en tandheelkundige verzorging, alsmede thermale behandeling, voor zover deze niet krachtens artikel 132, lid 1, punten b) tot en met e), vrijgesteld zijn;
diensten in verband met de reiniging van de openbare weg, het ophalen van huisvuil en de afvalverwerking, andere dan de diensten die door de in artikel 13 bedoelde lichamen worden verstrekt;
kleine hersteldiensten met betrekking tot fietsen, schoeisel en lederwaren, kleding en huishoudlinnen (ook herstellen en vermaken);
thuiszorg zoals hulp in de huishouding en zorg voor kinderen, ouderen, zieken of gehandicapten;
kappersdiensten.
▼M5 —————
BIJLAGE V
CATEGORIEËN GOEDEREN DIE VOLGENS ARTIKEL 160, LID 2, ONDER EEN ANDER STELSEL VAN ENTREPOTS DAN DOUANE-ENTREPOTS KUNNEN VALLEN
GN–code | Omschrijving | |
1) | 0701 | Aardappelen |
2) | 0711 20 | Olijven |
3) | 0801 | Kokosnoten, paranoten en cashewnoten |
4) | 0802 | Andere noten |
5) | 0901 11 00 | Koffie, ongebrand |
0901 12 00 | ||
6) | 0902 | Thee |
7) | 1001 t/m 1005 | Granen |
1007 t/m 1008 | ||
8) | 1006 | Padie |
9) | 1201 t/m 1207 | Zaden, oliehoudende vruchten en zaaigoed (sojabonen daaronder begrepen) |
10) | 1507 t/m 1515 | Plantaardige vetten en oliën, alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd |
11) | 1701 11 | Ruwe suiker |
1701 12 | ||
12) | 1801 | Cacaobonen, ook indien gebroken, al dan niet gebrand |
13) | 2709 | Minerale oliën (met inbegrip van propaan en butaan en ruwe olie uit aardolie) |
2710 | ||
2711 12 | ||
2711 13 | ||
14) | hoofdstukken 28 en 29 | Chemische producten (in bulk) |
15) | 4001 | Rubber, in primaire vormen of in platen, vellen of strippen |
4002 | ||
16) | 5101 | Wol |
17) | 7106 | Zilver |
18) | 7110 11 00 | Platina (palladium, rhodium) |
7110 21 00 | ||
7110 31 00 | ||
19) | 7402 | Koper |
7403 | ||
7405 | ||
7408 | ||
20) | 7502 | Nikkel |
21) | 7601 | Aluminium |
22) | 7801 | Lood |
23) | 7901 | Zink |
24) | 8001 | Tin |
25) | ex 8112 92 | Indium |
ex 8112 99 |
BIJLAGE VI
LIJST VAN GOEDERENLEVERINGEN EN DIENSTEN ALS BEDOELD IN PUNT D) VAN ARTIKEL 199, LID 1
De levering van resten en afval van ferro- en non-ferroproducten en oude materialen, halffabrikaten daaronder begrepen, die het resultaat zijn van het verwerken, vervaardigen of smelten van ferro- en non-ferrometalen of legeringen daarvan;
de levering van ferro- en non-ferrohalffabrikaten en bepaalde daarmee samenhangende verwerkingsdiensten;
de levering van residuen en andere materialen voor hergebruik bestaande uit ferro- en non-ferrometalen, legeringen daarvan, slakken, assen, bladders en industriële residuen die metalen of legeringen daarvan bevatten, alsmede de diensten bestaande in het scheiden, snijden, fragmenteren en samenpersen van deze producten;
de levering van en bepaalde verwerkingsdiensten met betrekking tot afval van ferro- en non-ferroproducten alsmede snippers, schroot, resten en afval, en oud materiaal en materiaal voor hergebruik bestaande uit glasscherven en glas, papier en karton, lompen, beenderen, leder, kunstleder, perkament, huiden en vellen, pezen en zenen, bindgaren, touw en kabel, rubber en kunststof;
de levering van de in deze bijlage genoemde materialen na bewerking in de vorm van reinigen, polijsten, scheiden, snijden, fragmenteren, samenpersen of gieten tot ingots;
de levering van resten en afval dat ontstaat bij de bewerking van grondstoffen.
BIJLAGE VII
LIJST VAN LANDBOUWPRODUCTIEWERKZAAMHEDEN BEDOELD IN ARTIKEL 295, LID 1, PUNT 4)
Landbouw:
algemene landbouw met inbegrip van wijnbouw;
vruchtboomteelt (olijvencultuur daaronder begrepen) en tuinbouw (groenten, bloemen en sierplanten), ook in kassen;
kwekerijen van paddestoelen, specerijen en kruiden; teelt van zaad- en pootgoed;
boomkwekerijen;
fokken en houden van dieren samenhangend met de exploitatie van de bodem:
fokken en houden van dieren;
pluimveebedrijf;
konijnenteelt;
imkerij;
zijderupsenteelt;
slakkenteelt;
bosbouw;
visserij:
zoetwatervisserij;
visteelt;
teelt van mosselen, oesters en andere week- en schaaldieren;
kikvorsenteelt.
BIJLAGE VIII
INDICATIEVE LIJST VAN AGRARISCHE DIENSTEN BEDOELD IN ARTIKEL 295, LID 1, PUNT 5)
Bewerking van de grond, maaien, dorsen, persen, verzamelen en oogsten, inclusief het inzaaien en poten;
verpakken en marktklaar maken, zoals drogen, schonen, kneuzen, desinfecteren en ensileren van landbouwproducten;
opslag van landbouwproducten;
inscharen, fokken, houden of mesten van dieren;
verhuur, voor landbouwdoeleinden, van middelen die normaal in de landbouw-, bosbouw- of visserijbedrijven worden gebruikt;
technische bijstand;
vernietiging van schadelijke planten en dieren, behandelen van planten en grond door bespuiting;
exploitatie van irrigatie- en draineerinstallaties;
snoeien van bomen, kappen van hout en andere diensten in de bosbouw.
BIJLAGE IX
KUNSTVOORWERPEN, VOORWERPEN VOOR VERZAMELINGEN EN ANTIQUITEITEN BEDOELD IN ARTIKEL 311, LID 1, PUNTEN 2), 3) EN 4)
DEEL A
Kunstvoorwerpen
Schilderijen, collages en dergelijke decoratieve platen, schilderingen en tekeningen geheel van de hand van de kunstenaar, met uitzondering van bouwtekeningen en andere tekeningen voor industriële, commerciële, topografische en dergelijke doeleinden en van met de hand versierde voorwerpen alsmede van beschilderd doek voor theatercoulissen, voor achtergronden van studio's of voor dergelijk gebruik (GN-code 9701 );
originele gravures, originele etsen en originele litho's, dat wil zeggen een of meer door de kunstenaar geheel met de hand vervaardigde platen die in een beperkte oplage rechtstreeks in het zwart of in kleuren zijn afgedrukt, ongeacht het materiaal waarop dit afdrukken is geschied en ongeacht de gevolgde techniek, met uitzondering van de mechanische en van de fotomechanische reproductietechniek (GN-code 9702 00 00 );
originele standbeelden en origineel beeldhouwwerk, ongeacht het materiaal waarvan zij vervaardigd zijn, mits het werk geheel van de hand van de kunstenaar is; afgietsels van beeldhouwwerken in een oplage van maximaal acht exemplaren, die door de kunstenaar of diens rechthebbenden wordt gecontroleerd (GN-code 9703 00 00 ); bij wijze van uitzondering mag, in door de lidstaten bepaalde gevallen, met betrekking tot vóór 1 januari 1989 gemaakte afgietsels van beeldhouwwerken, het maximum van acht exemplaren worden overschreden;
tapisserieën (GN-code 5805 00 00 ) en wandtextiel (GN-code 6304 00 00 ), met de hand vervaardigd volgens originele ontwerpen van kunstenaars, mits er niet meer dan acht exemplaren van elk zijn;
unieke voorwerpen van keramiek, geheel van de hand van de kunstenaar en door hem gesigneerd;
emailwerk op koper, geheel met de hand vervaardigd tot maximaal acht genummerde en door de kunstenaar of het atelier gesigneerde exemplaren, met uitsluiting van sieraden, juwelen en edelsmeedwerk;
foto's die genomen zijn door de kunstenaar, door hem of onder zijn toezicht zijn afgedrukt, gesigneerd en genummerd, met een oplage van maximaal 30 exemplaren voor alle formaten en dragers samen.
DEEL B
Voorwerpen voor verzamelingen
Postzegels, fiscale zegels, gefrankeerde enveloppen en postkaarten, eerstedagsenveloppen en dergelijke, gestempeld of, indien ongestempeld, voor zover zij niet geldig zijn of niet geldig zullen worden (GN-code 9704 00 00 );
verzamelingen en voorwerpen voor verzamelingen, met een zoölogisch, botanisch, mineralogisch, anatomisch, historisch, archeologisch, paleontologisch, etnografisch of numismatisch belang (GN-code 9705 00 00 ).
DEEL C
Antiquiteiten
Andere voorwerpen dan kunstvoorwerpen en voorwerpen voor verzamelingen, ouder dan 100 jaar (GN-code 9706 00 00 ).
BIJLAGE X
LIJST VAN HANDELINGEN WAARVOOR DE IN DE ARTIKELEN 370 EN 371 EN DE ARTIKELEN 375 TOT EN MET 390 QUATER BEDOELDE AFWIJKINGEN GELDEN
DEEL A
Handelingen die de lidstaten mogen blijven belasten
De door tandtechnici in het kader van de uitoefening van hun beroep verrichte diensten, alsmede het verschaffen van tandprothesen door tandartsen en tandtechnici;
niet–commerciële activiteiten van openbare radio- en televisieorganisaties;
leveringen van een gebouw, een gedeelte van een gebouw en het bijbehorende terrein, andere dan die bedoeld in artikel 12, lid 1, punt a), wanneer zij worden verricht door belastingplichtigen die recht hebben op aftrek van voorbelasting voor het betrokken gebouw;
diensten van reisbureaus bedoeld in artikel 306 alsmede van reisbureaus die in naam en voor rekening van de reiziger handelen, voor reizen buiten de Gemeenschap.
DEEL B
Handelingen die de lidstaten mogen blijven vrijstellen
Het verlenen van toegang tot sportmanifestaties;
diensten van auteurs, kunstenaars, vertolkers van kunstwerken, advocaten en andere beoefenaren van vrije beroepen, andere dan de medische en paramedische beroepen, met uitzondering van volgende diensten:
de overdracht van octrooien, fabrieks- en handelsmerken en van soortgelijke rechten, alsmede het verlenen van licenties inzake deze rechten;
andere werkzaamheden dan de oplevering van een werk in roerende staat, betrekking hebbende op roerende lichamelijke zaken en verricht voor belastingplichtigen;
diensten die erop gericht zijn de uitvoering van bouwwerken voor te bereiden of te coördineren, zoals bijvoorbeeld de diensten verricht door architecten en bureaus die op de uitvoering van het werk toezicht houden;
diensten op het gebied van de commerciële reclame;
het vervoer en de opslag van goederen, alsmede daarmee samenhangende diensten;
de verhuur van roerende lichamelijke zaken aan belastingplichtigen;
het terbeschikkingstellen van personeel aan belastingplichtigen;
op technisch, economisch of wetenschappelijk gebied: de diensten verricht door raadgevende personen, ingenieurs en planningbureaus, alsmede soortgelijke diensten;
de nakoming van een verbintenis, bestaande uit het geheel of gedeeltelijk niet-uitoefenen van een beroepsactiviteit of van een in de punten a) tot en met h) en j) bedoeld recht;
de diensten van expediteurs, makelaars, handelsagenten en andere zelfstandige tussenpersonen, voor zover zij betrekking hebben op de levering of de invoer van goederen of de in de punten a) tot en met i) bedoelde diensten;
telecommunicatiediensten en daarmee rechtstreeks verband houdende leveringen van goederen door de openbare postdiensten;
diensten verricht door lijkbezorgers en crematoria, alsmede levering door hen van goederen die met deze diensten in rechtstreeks verband staan;
handelingen verricht door blinden en/of blindenwerkplaatsen, mits door vrijstelling hiervan geen belangrijke verstoring van de mededinging ontstaat;
goederenleveringen en diensten verricht voor instellingen die zijn belast met het aanleggen, het inrichten en het onderhouden van begraaf- en grafplaatsen en gedenktekens voor oorlogsslachtoffers;
handelingen van ziekenhuizen die niet onder artikel 132, lid 1, punt b), vallen;
waterdistributie door publiekrechtelijke diensten;
leveringen van gebouwen of gedeelten van gebouwen en het bijbehorende terrein vóór de eerste ingebruikneming alsook leveringen van bouwterreinen als bedoeld in artikel 12;
personenvervoer en vervoer van goederen, zoals bagage en personenauto's die door reizigers worden meegevoerd, of diensten die samenhangen met het vervoer van personen, voor zover het vervoer van deze personen vrijgesteld is;
levering, verbouwing, reparatie, onderhoud, bevrachting en verhuur van luchtvaartuigen die worden gebruikt door staatsinstellingen (inclusief voorwerpen die met deze luchtvaartuigen vast verbonden zijn of voor hun exploitatie dienen);
levering, verbouwing, reparatie, onderhoud, bevrachting en verhuur van oorlogsschepen;
diensten van reisbureaus als bedoeld in artikel 306 alsmede van reisbureaus die in naam en voor rekening van de reiziger handelen, voor reizen binnen de Gemeenschap.
BIJLAGE XI
DEEL A
Ingetrokken richtlijnen met de achtereenvolgende wijzigingen ervan
1)Richtlijn 67/227/EEG (PB 71 van 14.4.1967, blz. 1301)
Richtlijn 77/388/EEG
2)Richtlijn 77/388/EEG (PB L 145 van 13.6.1977, blz. 1)
Richtlijn 78/583/EEG (PB L 194 van 19.7.1978, blz. 16)
Richtlijn 80/368/EEG (PB L 90 van 3.4.1980, blz. 41)
Richtlijn 84/386/EEG (PB L 208 van 3.8.1984, blz. 58)
Richtlijn 89/465/EEG (PB L 226 van 3.8.1989, blz. 21)
Richtlijn 91/680/EEG (PB L 376 van 31.12.1991, blz. 1) — (met uitzondering van artikel 2)
Richtlijn 92/77/EEG (PB L 316 van 31.10.1992, blz. 1)
Richtlijn 92/111/EEG (PB L 384 van 30.12.1992, blz. 47)
Richtlijn 94/4/EG (PB L 60 van 3.3.1994, blz. 14) — (enkel artikel 2)
Richtlijn 94/5/EG (PB L 60 van 3.3.1994, blz. 16)
Richtlijn 94/76/EG (PB L 365 van 31.12.1994, blz. 53)
Richtlijn 95/7/EG (PB L 102 van 5.5.1995, blz. 18)
Richtlijn 96/42/EG (PB L 170 van 9.7.1996, blz. 34)
Richtlijn 96/95/EG (PB L 338 van 28.12.1996, blz. 89)
Richtlijn 98/80/EG (PB L 281 van 17.10.1998, blz. 31)
Richtlijn 1999/49/EG (PB L 139 van 2.6.1999, blz. 27)
Richtlijn 1999/59/EG (PB L 162 van 26.6.1999, blz. 63)
Richtlijn 1999/85/EG (PB L 277 van 28.10.1999, blz. 34)
Richtlijn 2000/17/EG (PB L 84 van 5.4.2000, blz. 24)
Richtlijn 2000/65/EG (PB L 269 van 21.10.2000, blz. 44)
Richtlijn 2001/4/EG (PB L 22 van 24.1.2001, blz. 17)
Richtlijn 2001/115/EG (PB L 15 van 17.1.2001, blz. 24)
Richtlijn 2002/38/EG (PB L 128 van 15.5.2002, blz. 41)
Richtlijn 2002/93/EG (PB L 331 van 7.12.2002, blz. 27)
Richtlijn 2003/92/EG (PB L 260 van 11.10.2003, blz. 8)
Richtlijn 2004/7/EG (PB L 27 van 30.1.2004, blz. 44)
Richtlijn 2004/15/EG (PB L 52 van 21.2.2004, blz. 61)
Richtlijn 2004/66/EG (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 35) — (enkel punt V van de bijlage)
Richtlijn 2005/92/EG (PB L 345 van 28.12.2005, blz. 19)
Richtlijn 2006/18/EG (PB L 51 van 22.2.2006, blz. 12)
Richtlijn 2006/58/EG (PB L 174 van 28.6.2006, blz. 5)
Richtlijn 2006/69/EG (PB L 221 van 12.8.2006, blz. 9) — (enkel artikel 1)
Richtlijn 2006/98/EG (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 129) — (enkel punt 2) van de bijlage)
DEEL B
Termijnen voor de omzetting in nationaal recht
(bedoeld in artikel 411)
Richtlijn | Omzettingstermijn |
Richtlijn 67/227/EEG | 1 januari 1970 |
Richtlijn 77/388/EEG | 1 januari 1978 |
Richtlijn 78/583/EEG | 1 januari 1979 |
Richtlijn 80/368/EEG | 1 januari 1979 |
Richtlijn 84/386/EEG | 1 juli 1985 |
Richtlijn 89/465/EEG | 1 januari 1990 |
1 januari 1991 | |
1 januari 1992 | |
1 januari 1993 | |
1 januari 1994 voor Portugal | |
Richtlijn 91/680/EEG | 1 januari 1993 |
Richtlijn 92/77/EEG | 31 december 1992 |
Richtlijn 92/111/EEG | 1 januari 1993 |
1 januari 1994 | |
1 oktober 1993 voor Duitsland | |
Richtlijn 94/4/EG | 1 april 1994 |
Richtlijn 94/5/EG | 1 januari 1995 |
Richtlijn 94/76/EG | 1 januari 1995 |
Richtlijn 95/7/EG | 1 januari 1996 |
1 januari 1997 voor Duitsland en Luxemburg | |
Richtlijn 96/42/EG | 1 januari 1995 |
Richtlijn 96/95/EG | 1 januari 1997 |
Richtlijn 98/80/EG | 1 januari 2000 |
Richtlijn 1999/49/EG | 1 januari 1999 |
Richtlijn 1999/59/EG | 1 januari 2000 |
Richtlijn 1999/85/EG | — |
Richtlijn 2000/17/EG | — |
Richtlijn 2000/65/EG | 31 december 2001 |
Richtlijn 2001/4/EG | 1 januari 2001 |
Richtlijn 2001/115/EG | 1 januari 2004 |
Richtlijn 2002/38/EG | 1 juli 2003 |
Richtlijn 2002/93/EG | — |
Richtlijn 2003/92/EG | 1 januari 2005 |
Richtlijn 2004/7/EG | 30 januari 2004 |
Richtlijn 2004/15/EG | — |
Richtlijn 2004/66/EG | 1 mei 2004 |
Richtlijn 2005/92/EG | 1 januari 2006 |
Richtlijn 2006/18/EG | — |
Richtlijn 2006/58/EG | 1 juli 2006 |
Richtlijn 2006/69/EG | 1 januari 2008 |
Richtlijn 2006/98/EG | 1 januari 2007 |
BIJLAGE XII
CONCORDANTIETABEL
Richtlijn 67/227/EEG | Richtlijn 77/388/EEG | Wijzigingsrichtlijnen | Andere besluiten | Deze richtlijn |
Artikel 1, eerste alinea | Artikel 1, lid 1 | |||
Artikel 1, tweede en derde alinea | — | |||
Artikel 2, eerste, tweede en derde alinea | Artikel 1, lid 2, eerste, tweede en derde alinea | |||
Artikelen 3, 4 en 6 | — | |||
Artikel 1 | — | |||
Artikel 2, onder 1) | Artikel 2, lid 1, onder a) en c) | |||
Artikel 2, onder 2) | Artikel 2, lid 1, onder d) | |||
Artikel 3, lid 1, eerste streepje | Artikel 5, onder 2) | |||
Artikel 3, lid 1, tweede streepje | Artikel 5, onder 1) | |||
Artikel 3, lid 1, derde streepje | Artikel 5, onder 3) en 4) | |||
Artikel 3, lid 2 | — | |||
Artikel 3, lid 3, eerste alinea, eerste streepje | Artikel 6, lid 2, onder a) en b) | |||
Artikel 3, lid 3, eerste alinea, tweede streepje | Artikel 6, lid 2, onder c) en d) | |||
Artikel 3, lid 3, eerste alinea, derde streepje | Artikel 6, lid 2, onder e), f) en g) | |||
Artikel 3, lid 3, tweede alinea, eerste streepje | Artikel 6, lid 1, onder b) | |||
Artikel 3, lid 3, tweede alinea, tweede streepje | Artikel 6, lid 1, onder c) | |||
Artikel 3, lid 3, tweede alinea, derde streepje | Artikel 6, lid 1, onder a) | |||
Artikel 3, lid 4, eerste alinea, eerste en tweede streepje | Artikel 7, lid 1 | |||
Artikel 3, lid 4, tweede alinea, eerste, tweede en derde streepje | Artikel 7, lid 2 | |||
Artikel 3, lid 5 | Artikel 8 | |||
Artikel 4, leden 1 en 2 | Artikel 9, lid 1, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 4, lid 3, onder a), eerste alinea, eerste volzin | Artikel 12, lid 1, onder a) | |||
Artikel 4, lid 3, onder a), eerste alinea, tweede volzin | Artikel 12, lid 2, tweede alinea | |||
Artikel 4, lid 3, onder a), tweede alinea | Artikel 12, lid 2, derde alinea | |||
Artikel 4, lid 3, onder a), derde alinea | Artikel 12, lid 2, eerste alinea | |||
Artikel 4, lid 3, onder b), eerste alinea | Artikel 12, lid 1, onder b) | |||
Artikel 4, lid 3, onder b), tweede alinea | Artikel 12, lid 3 | |||
Artikel 4, lid 4, eerste alinea | Artikel 10 | |||
Artikel 4, lid 4, tweede en derde alinea | Artikel 11, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 4, lid 5, eerste, tweede en derde alinea | Artikel 13, lid 1, eerste, tweede en derde alinea | |||
Artikel 4, lid 5, vierde alinea | Artikel 13, lid 2 | |||
Artikel 5, lid 1 | Artikel 14, lid 1 | |||
Artikel 5, lid 2 | Artikel 15, lid 1 | |||
Artikel 5, lid 3, onder a), b) en c) | Artikel 15, lid 2, onder a), b) en c) | |||
Artikel 5, lid 4, onder a), b) en c) | Artikel 14, lid 2, onder a), b) en c) | |||
Artikel 5, lid 5 | Artikel 14, lid 3 | |||
Artikel 5, lid 6, eerste en tweede volzin | Artikel 16, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 5, lid 7, onder a), b) en c) | Artikel 18, onder a), b) en c) | |||
Artikel 5, lid 8, eerste volzin | Artikel 19, eerste alinea | |||
Artikel 5, lid 8, tweede en derde volzin | Artikel 19, tweede alinea | |||
Artikel 6, lid 1, eerste alinea | Artikel 24, lid 1 | |||
Artikel 6, lid 1, tweede alinea, eerste, tweede en derde streepje | Artikel 25, onder a), b) en c) | |||
Artikel 6, lid 2, eerste alinea, onder a) en b) | Artikel 26, lid 1, onder a) en b) | |||
Artikel 6, lid 2, tweede alinea | Artikel 26, lid 2 | |||
Artikel 6, lid 3 | Artikel 27 | |||
Artikel 6, lid 4 | Artikel 28 | |||
Artikel 6, lid 5 | Artikel 29 | |||
Artikel 7, lid 1, onder a) en b) | Artikel 30, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 7, lid 2 | Artikel 60 | |||
Artikel 7, lid 3, eerste en tweede alinea | Artikel 61, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 8, lid 1, onder a), eerste volzin | Artikel 32, eerste alinea | |||
Artikel 8, lid 1, onder a), tweede en derde volzin | Artikel 36, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 8, lid 1, onder b) | Artikel 31 | |||
Artikel 8, lid 1, onder c), eerste alinea | Artikel 37, lid 1 | |||
Artikel 8, lid 1, onder c), tweede alinea, eerste streepje | Artikel 37, lid 2, eerste alinea | |||
Artikel 8, lid 1, onder c), tweede alinea, tweede en derde streepje | Artikel 37, lid 2, tweede en derde alinea | |||
Artikel 8, lid 1, onder c), derde alinea | Artikel 37, lid 2, vierde alinea | |||
Artikel 8, lid 1, onder c), vierde alinea | Artikel 37, lid 3, eerste alinea | |||
Artikel 8, lid 1, onder c), vijfde alinea | — | |||
Artikel 8, lid 1, onder c), zesde alinea | Artikel 37, lid 3, tweede alinea | |||
Artikel 8, lid 1, onder d), eerste en tweede alinea | Artikel 38, leden 1 en 2 | |||
Artikel 8, lid 1, onder e), eerste volzin | Artikel 39, eerste alinea | |||
Artikel 8, lid 1, onder e), tweede en derde volzin | Artikel 39, tweede alinea | |||
Artikel 8, lid 2 | Artikel 32, tweede alinea | |||
Artikel 9, lid 1 | Artikel 43 | |||
Artikel 9, lid 2, inleidende zin | — | |||
Artikel 9, lid 2, onder a) | Artikel 45 | |||
Artikel 9, lid 2, onder b) | Artikel 46 | |||
Artikel 9, lid 2, onder c), eerste en tweede streepje | Artikel 52, onder a) en b) | |||
Artikel 9, lid 2, onder c), derde en vierde streepje | Artikel 52, onder c) | |||
Artikel 9, lid 2, onder e), eerste tot en met zesde streepje | Artikel 56, lid 1, onder a) tot en met f) | |||
Artikel 9, lid 2, onder e), zevende streepje | Artikel 56, lid 1, onder l) | |||
Artikel 9, lid 2, onder e), achtste streepje | Artikel 56, lid 1, onder g) | |||
Artikel 9, lid 2, onder e), negende streepje | Artikel 56, lid 1, onder h) | |||
Artikel 9, lid 2, onder e), tiende streepje, eerste volzin | Artikel 56, lid 1, onder i) | |||
Artikel 9, lid 2, onder e), tiende streepje, tweede volzin | Artikel 24, lid 2 | |||
Artikel 9, lid 2, onder e), tiende streepje, derde volzin | Artikel 56, lid 1, onder i) | |||
Artikel 9, lid 2, onder e), elfde en twaalfde streepje | Artikel 56, lid 1, onder j) en k) | |||
Artikel 9, lid 2, onder f) | Artikel 57, lid 1 | |||
Artikel 9, lid 3 | Artikel 58, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 9, lid 3, onder a) en b) | Artikel 58, eerste alinea, onder a) en b) | |||
Artikel 9, lid 4 | Artikel 59, leden 1 en 2 | |||
Artikel 10, lid 1, onder a) en b) | Artikel 62, onder 1) en 2) | |||
Artikel 10, lid 2, eerste alinea, eerste volzin | Artikel 63 | |||
Artikel 10, lid 2, eerste alinea, tweede en derde volzin | Artikel 64, leden 1 en 2 | |||
Artikel 10, lid 2, tweede alinea | Artikel 65 | |||
Artikel 10, lid 2, derde alinea, eerste, tweede en derde streepje | Artikel 66, onder a), b) en c) | |||
Artikel 10, lid 3, eerste alinea, eerste volzin | Artikel 70 | |||
Artikel 10, lid 3, eerste alinea, tweede volzin | Artikel 71, lid 1, eerste alinea | |||
Artikel 10, lid 3, tweede alinea | Artikel 71, lid 1, tweede alinea | |||
Artikel 10, lid 3, derde alinea | Artikel 71, lid 2 | |||
Artikel 11, A, lid 1, onder a) | Artikel 73 | |||
Artikel 11, A, lid 1, onder b) | Artikel 74 | |||
Artikel 11, A, lid 1, onder c) | Artikel 75 | |||
Artikel 11, A, lid 1, onder d) | Artikel 77 | |||
Artikel 11, A, lid 2, onder a) | Artikel 78, eerste alinea, onder a) | |||
Artikel 11, A, lid 2, onder b), eerste volzin | Artikel 78, eerste alinea, onder b) | |||
Artikel 11, A, lid 2, onder b), tweede volzin | Artikel 78, tweede alinea | |||
Artikel 11, A, lid 3, onder a) en b) | Artikel 79, eerste alinea, onder a) en b) Artikel 87, onder a) en b) | |||
Artikel 11, A, lid 3, onder c), eerste volzin | Artikel 79, eerste alinea, onder c) | |||
Artikel 11, A, lid 3, onder c), tweede volzin | Artikel 79, tweede alinea | |||
Artikel 11, A, lid 4, eerste en tweede alinea | Artikel 81, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 11, A, lid 5 | Artikel 82 | |||
Artikel 11, A, lid 6, eerste alinea, eerste en tweede volzin | Artikel 80, lid 1, eerste alinea | |||
Artikel 11, A, lid 6, eerste alinea, derde volzin | Artikel 80, lid 1, tweede alinea | |||
Artikel 11, A, lid 6, tweede alinea | Artikel 80, lid 1, eerste alinea | |||
Artikel 11, A, lid 6, derde alinea | Artikel 80, lid 2 | |||
Artikel 11, A, lid 6, vierde alinea | Artikel 80, lid 3 | |||
Artikel 11, A, lid 7, eerste en tweede alinea | Artikel 72, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 11, B, lid 1 | Artikel 85 | |||
Artikel 11, B, lid 3, onder a) | Artikel 86, lid 1, onder a) | |||
Artikel 11, B, lid 3, onder b), eerste alinea | Artikel 86, lid 1, onder b) | |||
Artikel 11, B, lid 3, onder b), tweede alinea | Artikel 86, lid 2 | |||
Artikel 11, B, lid 3, onder b), derde alinea | Artikel 86, lid 1, onder b) | |||
Artikel 11, B, lid 4 | Artikel 87 | |||
Artikel 11, B, lid 5 | Artikel 88 | |||
Artikel 11, B, lid 6, eerste en tweede alinea | Artikel 89, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 11, C, lid 1, eerste en tweede alinea | Artikel 90, leden 1 en 2 | |||
Artikel 11, C, lid 2, eerste alinea | Artikel 91, lid 1 | |||
Artikel 11, C, lid 2, tweede alinea, eerste en tweede volzin | Artikel 91, lid 2, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 11, C, lid 3, eerste en tweede streepje | Artikel 92, onder a) en b) | |||
Artikel 12, lid 1 | Artikel 93, eerste alinea | |||
Artikel 12, lid 1, onder a) | Artikel 93, tweede alinea, onder a) | |||
Artikel 12, lid 1, onder b) | Artikel 93, tweede alinea, onder c) | |||
Artikel 12, lid 2, eerste en tweede streepje | Artikel 95, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 12, lid 3, onder a), eerste alinea, eerste volzin | Artikel 96 | |||
Artikel 12, lid 3, onder a), eerste alinea, tweede volzin | Artikel 97, lid 1 | |||
Artikel 12, lid 3, onder a), tweede alinea | Artikel 97, lid 2 | |||
Artikel 12, lid 3, onder a), derde alinea, eerste volzin | Artikel 98, lid 1 | |||
Artikel 12, lid 3, onder a), derde alinea, tweede volzin | Artikel 98, lid 2, eerste alinea Artikel 99, lid 1 | |||
Artikel 12, lid 3, onder a), vierde alinea | Artikel 98, lid 2, tweede alinea | |||
Artikel 12, lid 3, onder b), eerste volzin | Artikel 102 eerste alinea | |||
Artikel 12, lid 3, onder b), tweede, derde en vierde volzin | Artikel 102, tweede alinea | |||
Artikel 12, lid 3, onder c), eerste alinea | Artikel 103, lid 1 | |||
Artikel 12, lid 3, onder c), tweede alinea, eerste en tweede streepje | Artikel 103 lid 2, onder a) en b) | |||
Artikel 12, lid 4, eerste alinea | Artikel 99, lid 2 | |||
Artikel 12, lid 4, tweede alinea, eerste en tweede volzin | Artikel 100, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 12, lid 4, derde alinea | Artikel 101 | |||
Artikel 12, lid 5 | Artikel 94, lid 2 | |||
Artikel 12, lid 6 | Artikel 105 | |||
Artikel 13, A, lid 1, inleidende zin | Artikel 131 | |||
Artikel 13, A, lid 1, onder a) tot en met n) | Artikel 132, lid 1, onder a) tot en met n) | |||
Artikel 13, A, lid 1, onder o), eerste volzin | Artikel 132, lid 1, onder o) | |||
Artikel 13, A, lid 1, onder o), tweede volzin | Artikel 132, lid 2 | |||
Artikel 13, A, lid 1, onder p) en q) | Artikel 132, lid 1, onder p) en q) | |||
Artikel 13, A, lid 2, onder a), eerste tot en met vierde streepje | Artikel 133, eerste alinea, onder a) tot en met d) | |||
Artikel 13, A, lid 2, onder b), eerste en tweede streepje | Artikel 134, onder a) en b) | |||
Artikel 13, B, inleidende zin | Artikel 131 | |||
Artikel 13, B, onder a) | Artikel 135, lid 1, onder a) | |||
Artikel 13, B, onder b), eerste alinea | Artikel 135, lid 1, onder l) | |||
Artikel 13, B, onder b), eerste alinea, onder 1) tot en met 4) | Artikel 135, lid 2, eerste alinea, onder a) tot en met d) | |||
Artikel 13, B, onder b), tweede alinea | Artikel 135, lid 2, tweede alinea | |||
Artikel 13, B, onder c) | Artikel 136, onder a) en b) | |||
Artikel 13, B, onder d) | — | |||
Artikel 13, B, onder d), 1) tot en met 5) | Artikel 135, lid 1, onder b) tot en met f) | |||
►C1 Artikel 13, B, onder d), 5), eerste en tweede streepje ◄ | Artikel 135, lid 1, onder f) | |||
Artikel 13, B, onder d), 6) | Artikel 135, lid 1, onder g) | |||
Artikel 13, B, onder e) tot en met h) | Artikel 135, lid 1, onder h) tot en met k) | |||
Artikel 13, C, eerste alinea, onder a) | Artikel 137, lid 1, onder d) | |||
Artikel 13, C, eerste alinea, onder b) | Artikel 137, lid 1, onder a), b) en c) | |||
Artikel 13, C, tweede alinea | Artikel 137, lid 2, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 14, lid 1, inleidende zin | Artikel 131 | |||
Artikel 14, lid 1, onder a) | ►C1 Artikel 143, onder a) ◄ | |||
Artikel 14, lid 1, onder d), eerste en tweede alinea | Artikel 143, onder b) en c) | |||
Artikel 14, lid 1, onder e) | Artikel 143, onder e) | |||
Artikel 14, lid 1, onder g), eerste tot en met vierde streepje | Artikel 143, onder f) tot en met i) | |||
Artikel 14, lid 1, onder h) | Artikel 143, onder j) | |||
Artikel 14, lid 1, onder i) | Artikel 144 | |||
Artikel 14, lid 1, onder j) | Artikel 143, onder k) | |||
Artikel 14, lid 1, onder k) | Artikel 143, onder l) | |||
Artikel 14, lid 2, eerste alinea | Artikel 145, lid 1 | |||
Artikel 14, lid 2, tweede alinea, eerste, tweede en derde streepje | Artikel 145, lid 2, eerste, tweede en derde alinea | |||
Artikel 14, lid 2, derde alinea | Artikel 145, lid 3 | |||
Artikel 15, inleidende zin | Artikel 131 | |||
Artikel 15, onder 1) | Artikel 146, lid 1, onder a) | |||
Artikel 15, onder 2), eerste alinea | Artikel 146, lid 1, onder b) | |||
Artikel 15, onder 2), tweede alinea, eerste en tweede streepje | Artikel 147, lid 1, eerste alinea, onder a) en b) | |||
Artikel 15, onder 2), tweede alinea, derde streepje, eerste deel van volzin | Artikel 147, lid 1, eerste alinea, onder c) | |||
Artikel 15, onder 2), tweede alinea, derde streepje, tweede deel van volzin | Artikel 147, lid 1, tweede alinea | |||
Artikel 15, onder 2), derde alinea, eerste en tweede streepje | Artikel 147, lid 2, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 15, ondert 2), vierde alinea | Artikel 147, lid 2, derde alinea | |||
Artikel 15, onder 3) | Artikel 146, lid 1, onder d) | |||
Artikel 15, onder 4), eerste alinea, onder a) en b) | Artikel 148, onder a) | |||
Artikel 15, onder 4), eerste alinea, onder c) | Artikel 148, onder b) | |||
Artikel 15, onder 4), tweede alinea, eerste en tweede streepje | Artikel 150, leden 1 en 2 | |||
Artikel 15, onder 5) | Artikel 148, onder c) | |||
Artikel 15, onder 6) | Artikel 148, onder f) | |||
Artikel 15, onder 7) | Artikel 148, onder e) | |||
Artikel 15, onder 8) | Artikel 148, onder d) | |||
Artikel 15, onder 9) | Artikel 148, onder g) | |||
Artikel 15, onder 10), eerste alinea, eerste tot en met vierde streepje | Artikel 151, lid 1, eerste alinea, onder a) tot en met d) | |||
Artikel 15, onder 10), tweede alinea | Artikel 151, lid 1, tweede alinea | |||
Artikel 15, onder 10), derde alinea | Artikel 151, lid 2 | |||
Artikel 15, onder 11) | Artikel 152 | |||
Artikel 15, onder 12), eerste volzin | Artikel 146, lid 1, onder c) | |||
Artikel 15, onder 12), tweede volzin | Artikel 146, lid 2 | |||
Artikel 15, onder 13) | Artikel 146, lid 1, onder e) | |||
Artikel 15, onder 14), eerste en tweede alinea | Artikel 153, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 15, onder 15) | Artikel 149 | |||
Artikel 16, lid 1 | — | |||
Artikel 16, lid 2 | Artikel 164, lid 1 | |||
Artikel 16, lid 3 | Artikel 166 | |||
Artikel 17, lid 1 | Artikel 167 | |||
Artikel 17, leden 2, 3 en 4 | — | |||
Artikel 17, lid 5, eerste en tweede alinea | Artikel 173, lid 1, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 17, lid 5, derde alinea, onder a) tot en met e) | Artikel 173, lid 2, onder a) tot en met e) | |||
Artikel 17, lid 6 | Artikel 176 | |||
Artikel 17, lid 7, eerste en tweede volzin | Artikel 177, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 18, lid 1 | — | |||
Artikel 18, lid 2, eerste en tweede alinea | Artikel 179, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 18, lid 3 | Artikel 180 | |||
Artikel 18, lid 4, eerste en tweede alinea | Artikel 183, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 19, lid 1, eerste alinea, eerste streepje | Artikel 174, lid 1, eerste alinea, onder a) | |||
Artikel 19, lid 1, eerste alinea, tweede streepje, eerste volzin | Artikel 174, lid 1, eerste alinea, onder b) | |||
Artikel 19, lid 1, eerste alinea, tweede streepje, tweede volzin | Artikel 174, lid 1, tweede alinea | |||
Artikel 19, lid 1, tweede alinea | Artikel 175, lid 1 | |||
Artikel 19, lid 2, eerste volzin | Artikel 174, lid 2, onder a) | |||
Artikel 19, lid 2, tweede volzin | ►C1 Artikel 174, lid 2, onder b) en c) ◄ | |||
Artikel 19, lid 2, derde volzin | Artikel 174, lid 3 | |||
Artikel 19, lid 3, eerste alinea, eerste en tweede volzin | Artikel 175, lid 2, eerste alinea | |||
Artikel 19, lid 3, eerste alinea, derde volzin | Artikel 175, lid 2, tweede alinea | |||
Artikel 19, lid 3, tweede alinea | Artikel 175, lid 3 | |||
Artikel 20, lid 1, inleidende zin | Artikel 186 | |||
Artikel 20, lid 1, onder a) | Artikel 184 | |||
Artikel 20, lid 1, onder b), eerste deel van eerste volzin | Artikel 185, lid 1 | |||
Artikel 20, lid 1, onder b), tweede deel van eerste volzin | Artikel 185, lid 2, eerste alinea | |||
Artikel 20, lid 1, onder b), tweede volzin | Artikel 185, lid 2, tweede alinea | |||
Artikel 20, lid 2, eerste alinea, eerste volzin | Artikel 187, lid 1, eerste alinea | |||
Artikel 20, lid 2, eerste alinea, tweede en derde volzin | Artikel 187, lid 2, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 20, lid 2, tweede en derde alinea | Artikel 187, lid 1, tweede en derde alinea | |||
Artikel 20, lid 3, eerste alinea, eerste volzin | Artikel 188, lid 1, eerste alinea | |||
Artikel 20, lid 3, eerste alinea, tweede volzin | Artikel 188, lid 1, tweede en derde alinea | |||
Artikel 20, lid 3, eerste alinea, derde volzin | Artikel 188, lid 2 | |||
Artikel 20, lid 3, tweede alinea | Artikel 188, lid 2 | |||
Artikel 20, lid 4, eerste alinea, eerste tot en met vierde streepje | Artikel 189, onder a) tot en met d) | |||
Artikel 20, lid 4, tweede alinea | Artikel 190 | |||
Artikel 20, lid 5 | Artikel 191 | |||
Artikel 20, lid 6 | Artikel 192 | |||
Artikel 21 | — | |||
Artikel 22 | — | |||
Artikel 22 bis | Artikel 249 | |||
Artikel 23, eerste alinea | Artikel 211, eerste alinea Artikel 260 | |||
Artikel 23, tweede alinea | Artikel 211, tweede alinea | |||
Artikel 24, lid 1 | Artikel 281 | |||
Artikel 24, lid 2, inleidende zin | Artikel 292 | |||
Artikel 24, lid 2, onder a), eerste alinea | Artikel 284, lid 1 | |||
Artikel 24, lid 2, onder a), tweede en derde alinea | Artikel 284, lid 2, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 24, lid 2, onder b), eerste en tweede volzin | Artikel 285, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 24, lid 2, onder c) | Artikel 286 | |||
Artikel 24, lid 3, eerste alinea | Artikel 282 | |||
Artikel 24, lid 3, tweede alinea, eerste volzin | Artikel 283, lid 2 | |||
Artikel 24, lid 3, tweede alinea, tweede volzin | Artikel 283, lid 1, onder a) | |||
Artikel 24, lid 4, eerste alinea | Artikel 288, eerste alinea, onder 1) tot en met 4) | |||
Artikel 24, lid 4, tweede alinea | Artikel 288, tweede alinea | |||
Artikel 24, lid 5 | Artikel 289 | |||
Artikel 24, lid 6 | Artikel 290 | |||
Artikel 24, lid 7 | Artikel 291 | |||
Artikel 24, lid 8, onder a), b) en c) | Artikel 293, onder 1), 2) en 3) | |||
Artikel 24, lid 9 | Artikel 294 | |||
►C1 Artikel 24 bis, eerste alinea, eerste tot en met tiende streepje ◄ | Artikel 287, onder 7) tot en met 16) | |||
Artikel 24 bis, tweede alinea | — | |||
Artikel 25, lid 1 | Artikel 296, lid 1 | |||
Artikel 25, lid 2, eerste tot en met achtste streepje | Artikel 295, lid 1, onder 1) tot en met 8) | |||
Artikel 25, lid 3, eerste alinea, eerste volzin | Artikel 297, eerste alinea, eerste volzin, en tweede alinea | |||
Artikel 25, lid 3, eerste alinea, tweede volzin | Artikel 298, eerste alinea | |||
Artikel 25, lid 3, eerste alinea, derde volzin | Artikel 299 | |||
Artikel 25, lid 3, eerste alinea, vierde en vijfde volzin | Artikel 298, tweede alinea | |||
Artikel 25, lid 3, tweede alinea | Artikel 297, eerste alinea, tweede volzin | |||
Artikel 25, lid 4, eerste alinea | Artikel 272, lid 1, eerste alinea, onder e) | |||
Artikel 25, leden 5 en 6 | — | |||
Artikel 25, lid 7 | Artikel 304 | |||
Artikel 25, lid 8 | Artikel 301, lid 2 | |||
Artikel 25, lid 9 | Artikel 296, lid 2 | |||
Artikel 25, lid 10 | Artikel 296, lid 3 | |||
Artikel 25, leden 11 en 12 | — | |||
Artikel 26, lid 1, eerste en tweede volzin | Artikel 306, lid 1, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 26, lid 1, derde volzin | Artikel 306, lid 2 | |||
Artikel 26, lid 2, eerste en tweede volzin | Artikel 307, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 26, lid 2, derde volzin | Artikel 308 | |||
Artikel 26, lid 3, eerste en tweede volzin | Artikel 309, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 26, lid 4 | Artikel 310 | |||
Artikel 26 bis, A, onder a), eerste alinea | Artikel 311, lid 1, onder 2) | |||
Artikel 26 bis, A, onder a), tweede alinea | Artikel 311, lid 2 | |||
Artikel 26 bis, A, onder b) en c) | Artikel 311, lid 1, onder 3) en 4) | |||
Artikel 26 bis, A, onder d) | Artikel 311, lid 1, onder 1) | |||
Artikel 26 bis, A, onder e) en f) | Artikel 311, lid 1, onder 5) en 6) | |||
Artikel 26 bis, A, onder g), inleidende zin | Artikel 311, lid 1, onder 7) | |||
Artikel 26 bis, A, onder g), eerste en tweede streepje | Artikel 311, lid 3 | |||
Artikel 26 bis, B, lid 1 | Artikel 313, lid 1 | |||
Artikel 26 bis, B, lid 2 | Artikel 314 | |||
►C1 Artikel 26 bis, B, lid 2, eerste tot en met vierde streepje ◄ | Artikel 314, onder a) tot en met d) | |||
Artikel 26 bis, B, lid 3, eerste alinea, eerste en tweede volzin | Artikel 315, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 26 bis, B, lid 3, tweede alinea | Artikel 312 | |||
Artikel 26 bis, B, lid 3, tweede alinea, eerste en tweede streepje | Artikel 312, onder 1) en 2) | |||
Artikel 26 bis, B, lid 4, eerste alinea | Artikel 316, lid 1 | |||
Artikel 26 bis, B, lid 4, eerste alinea, onder a), b) en c) | Artikel 316, lid 1, onder a), b) en c) | |||
Artikel 26 bis, B, lid 4, tweede alinea | Artikel 316, lid 2 | |||
Artikel 26 bis, B, lid 4, derde alinea, eerste en tweede volzin | Artikel 317, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 26 bis, B, lid 5 | Artikel 321 | |||
Artikel 26 bis, B, lid 6 | Artikel 323 | |||
Artikel 26 bis, B, lid 7 | Artikel 322 | |||
Artikel 26 bis, B, lid 7, onder a), b) en c) | Artikel 322, onder a), b) en c) | |||
Artikel 26 bis, B, lid 8 | Artikel 324 | |||
Artikel 26 bis, B, lid 9 | Artikel 325 | |||
Artikel 26 bis, B, lid 10, eerste en tweede alinea | Artikel 318, lid 1, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 26 bis, B, lid 10, derde alinea, eerste en tweede streepje | Artikel 318, lid 2, onder a) en b) | |||
Artikel 26 bis, B, lid 10, vierde alinea | Artikel 318, lid 3 | |||
Artikel 26 bis, B, lid 11, eerste alinea | Artikel 319 | |||
Artikel 26 bis, B, lid 11, tweede alinea, onder a) | Artikel 320, lid 1, eerste alinea | |||
Artikel 26 bis, B, lid 11, tweede alinea, onder b) en c) | Artikel 320, lid 1, tweede alinea | |||
Artikel 26 bis, B, lid 11, derde alinea | Artikel 320, lid 2 | |||
Artikel 26 bis, C, lid 1, inleidende zin | Artikel 333, lid 1 Artikel 334 | |||
Artikel 26 bis, C, lid 1, eerste tot en met vierde streepje | Artikel 334, onder a) tot en met d) | |||
Artikel 26 bis, C, lid 2, eerste en tweede streepje | Artikel 336, onder a) en b) | |||
Artikel 26 bis, C, lid 3 | Artikel 337 | |||
Artikel 26 bis, C, lid 4, eerste alinea, eerste, tweede en derde streepje | Artikel 339, eerste alinea, onder a), b) en c) | |||
Artikel 26 bis, C, lid 4, tweede alinea | Artikel 339, tweede alinea | |||
Artikel 26 bis, C, lid 5, eerste en tweede alinea | Artikel 340, lid 1, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 26 bis, C, lid 5, derde alinea | Artikel 340, lid 2 | |||
Artikel 26 bis, C, lid 6, eerste alinea, eerste en tweede streepje | Artikel 338, eerste alinea, onder a) en b) | |||
Artikel 26 bis, C, lid 6, tweede alinea | Artikel 338, tweede alinea | |||
Artikel 26 bis, C, lid 7 | Artikel 335 | |||
Artikel 26 bis, D, inleidende zin | — | |||
Artikel 26 bis, D, onder a) | Artikel 313, lid 2 Artikel 333, lid 2 | |||
Artikel 26 bis, D, onder b) | Artikel 4, onder a) en c) | |||
Artikel 26 bis, D, onder c) | Artikel 35 Artikel 139, lid 3, eerste alinea | |||
Artikel 26 ter, A, eerste alinea, onder i), eerste volzin | Artikel 344, lid 1, onder 1) | |||
Artikel 26 ter, A, eerste alinea, onder i), tweede volzin | Artikel 344, lid 2 | |||
Artikel 26 ter, A, eerste alinea, onder ii), eerste tot en met vierde streepje | Artikel 344, lid 1, onder 2) | |||
Artikel 26 ter, A, tweede alinea | Artikel 344, lid 3 | |||
Artikel 26 ter, A, derde alinea | Artikel 345 | |||
Artikel 26 ter, B, eerste alinea | Artikel 346 | |||
Artikel 26 ter, B, tweede alinea | Artikel 347 | |||
Artikel 26 ter, C, eerste alinea | Artikel 348 | |||
Artikel 26 ter, C, tweede alinea, eerste en tweede volzin | Artikel 349, leden 1 en 2 | |||
Artikel 26 ter, C, derde alinea | Artikel 350 | |||
Artikel 26 ter, C, vierde alinea | Artikel 351 | |||
Artikel 26 ter, D, lid 1, onder a), b) en c) | Artikel 354, onder a), b) en c) | |||
Artikel 26 ter, D, lid 2 | Artikel 355 | |||
Artikel 26 ter, E, eerste en tweede alinea | Artikel 356, lid 1, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 26 ter, E, derde en vierde alinea | Artikel 356, leden 2 en 3 | |||
Artikel 26 ter, F, eerste volzin | Artikel 198, leden 2 en 3 | |||
Artikel 26 ter, F, tweede volzin | Artikelen 208 en 255 | |||
Artikel 26 ter, G, lid 1, eerste alinea | Artikel 352 | |||
Artikel 26 ter, G, lid 1, tweede alinea | — | |||
Artikel 26 ter, G, lid 2, onder a) | Artikel 353 | |||
Artikel 26 ter, G, lid 2, onder b), eerste en tweede volzin | Artikel 198, leden 1 en 3 | |||
Artikel 26 quater, A, onder a) tot en met e) | Artikel 358, onder 1) tot en met 5) | |||
Artikel 26 quater, B, lid 1 | Artikel 359 | |||
Artikel 26 quater, B, lid 2, eerste alinea | Artikel 360 | |||
Artikel 26 quater, B, lid 2, tweede alinea, eerste deel van eerste volzin | Artikel 361, lid 1 | |||
Artikel 26 quater, B, lid 2, tweede alinea, tweede deel van eerste volzin | Artikel 361, lid 1, onder a) tot en met e) | |||
Artikel 26 quater, B, lid 2, tweede alinea, tweede volzin | Artikel 361, lid 2 | |||
Artikel 26 quater, B, lid 3, eerste en tweede alinea | Artikel 362 | |||
Artikel 26 quater, B, lid 4, onder a) tot en met d) | Artikel 363, onder a) tot en met d) | |||
Artikel 26 quater, B, lid 5, eerste alinea | Artikel 364 | |||
Artikel 26 quater, B, lid 5, tweede alinea | Artikel 365 | |||
Artikel 26 quater, B, lid 6, eerste volzin | Artikel 366, lid 1, eerste alinea | |||
Artikel 26 quater, B, lid 6, tweede en derde volzin | Artikel 366, lid 1, tweede alinea | |||
Artikel 26 quater, B, lid 6, vierde volzin | Artikel 366, lid 2 | |||
Artikel 26 quater, B, lid 7, eerste volzin | Artikel 367, eerste alinea | |||
Artikel 26 quater, B, lid 7, tweede en derde volzin | Artikel 367, tweede alinea | |||
Artikel 26 quater, B, lid 8 | Artikel 368 | |||
Artikel 26 quater, B, lid 9, eerste volzin | Artikel 369, lid 1 | |||
Artikel 26 quater, B, lid 9, tweede en derde volzin | Artikel 369, lid 2, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 26 quater, B, lid 10 | Artikel 204, lid 1, derde alinea | |||
Artikel 27, lid 1, eerste en tweede volzin | Artikel 395, lid 1, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 27, lid 2, eerste en tweede volzin | Artikel 395, lid 2, eerste alinea | |||
Artikel 27, lid 2, derde volzin | Artikel 395, lid 2, tweede alinea | |||
Artikel 27, leden 3 en 4 | Artikel 395, leden 3 en 4 | |||
Artikel 27, lid 5 | Artikel 394 | |||
Artikel 28, leden 1 en 1 bis | — | |||
Artikel 28, lid 2, inleidende zin | Artikel 109 | |||
Artikel 28, lid 2, onder a), eerste alinea | Artikel 110, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 28, lid 2, onder a), tweede alinea | — | |||
Artikel 28, lid 2, onder a), derde alinea, eerste volzin | Artikel 112, eerste alinea | |||
Artikel 28, lid 2, onder a), derde alinea, tweede en derde volzin | Artikel 112, tweede alinea | |||
Artikel 28, lid 2, onder b) | Artikel 113 | |||
Artikel 28, lid 2, onder c), eerste en tweede volzin | Artikel 114, lid 1, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 28, lid 2, onder c), derde volzin | Artikel 114, lid 2 | |||
Artikel 28, lid 2, onder d) | Artikel 115 | |||
Artikel 28, lid 2, onder e), eerste en tweede alinea | Artikel 118, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 28, lid 2, onder f) | Artikel 120 | |||
Artikel 28, lid 2, onder g) | — | |||
Artikel 28, lid 2, onder h), eerste en tweede alinea | Artikel 121, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 28, lid 2, onder i) | Artikel 122 | |||
Artikel 28, lid 2, onder j) | Artikel 117, lid 2 | |||
Artikel 28, lid 2, onder k) | Artikel 116 | |||
Artikel 28, lid 3, onder a) | Artikel 370 | |||
Artikel 28, lid 3, onder b) | Artikel 371 | |||
Artikel 28, lid 3, onder c) | Artikel 391 | |||
Artikel 28, lid 3, onder d) | Artikel 372 | |||
Artikel 28, lid 3, onder e) | Artikel 373 | |||
Artikel 28, lid 3, onder f) | Artikel 392 | |||
Artikel 28, lid 3, onder g) | Artikel 374 | |||
Artikel 28, lid 3 bis | Artikel 376 | |||
Artikel 28, leden 4 en 5 | Artikel 393, leden 1 en 2 | |||
Artikel 28, lid 6, eerste alinea, eerste volzin | Artikel 106, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 28, lid 6, eerste alinea, tweede volzin | Artikel 106, derde alinea | |||
Artikel 28, lid 6, tweede alinea, onder a), b) en c) | Artikel 107, eerste alinea, onder a), b) en c) | |||
Artikel 28, lid 6, tweede alinea, onder d) | Artikel 107, tweede alinea | |||
Artikel 28, lid 6, derde alinea | Artikel 107, tweede alinea | |||
Artikel 28, lid 6, vierde alinea, onder a), b) en c) | Artikel 108, onder a), b) en c) | |||
Artikel 28, lid 6, vijfde en zesde alinea | — | |||
Artikel 28 bis, lid 1, inleidende zin | Artikel 2, lid 1 | |||
Artikel 28 bis, lid 1, onder a), eerste alinea | Artikel 2, lid 1, onder b), i) | |||
Artikel 28 bis, lid 1, onder a), tweede alinea | Artikel 3, lid 1 | |||
Artikel 28 bis, lid 1, onder a), derde alinea | Artikel 3, lid 3 | |||
Artikel 28 bis, lid 1, onder b) | Artikel 2, lid 1, onder b), ii) | |||
Artikel 28 bis, lid 1, onder c) | Artikel 3, lid 1, onder b), iii) | |||
Artikel 28 bis, lid 1 bis, onder a) | Artikel 3, lid 1, onder a) | |||
Artikel 28 bis, lid 1 bis, onder b), eerste alinea, eerste streepje | Artikel 3, lid 1, onder b) | |||
Artikel 28 bis, lid 1 bis, onder b), eerste alinea, tweede en derde streepje | Artikel 3, lid 2, eerste alinea, onder a) en b) | |||
Artikel 28 bis, lid 1 bis, onder b), tweede alinea | Artikel 3, lid 2, tweede alinea | |||
Artikel 28 bis, lid 2, inleidende zin | — | |||
Artikel 28 bis, lid 2, onder a) | ►C1 Artikel 2, lid 2, onder a), i), ii) en iii) ◄ | |||
Artikel 28 bis, lid 2, onder b), eerste alinea | ►C1 Artikel 2, lid 2, onder b) ◄ | |||
Artikel 28 bis, lid 2, onder b), eerste alinea, eerste en tweede streepje | ►C1 Artikel 2, lid 2, tweede alinea, punten i), ii) en iii) ◄ | |||
Artikel 28 bis, lid 2, onder b), tweede alinea | ►C1 Artikel 2, lid 2, onder c) ◄ | |||
Artikel 28 bis, lid 3, eerste en tweede alinea | Artikel 20, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 28 bis, lid 4, eerste alinea | Artikel 9, lid 2 | |||
Artikel 28 bis, lid 4, tweede alinea, eerste streepje | Artikel 172, lid 1, tweede alinea | |||
Artikel 28 bis, lid 4, tweede alinea, tweede streepje | Artikel 172, lid 1, eerste alinea | |||
Artikel 28 bis, lid 4, derde alinea | Artikel 172, lid 2 | |||
Artikel 28 bis, lid 5, onder b), eerste alinea | Artikel 17, lid 1, eerste alinea | |||
Artikel 28 bis, lid 5, onder b), tweede alinea | Artikel 17, lid 1, tweede alinea, en lid 2, inleidende zin | |||
Artikel 28 bis, lid 5, onder b), tweede alinea, eerste streepje | Artikel 17, lid 2, onder a) en b) | |||
Artikel 28 bis, lid 5, onder b), tweede alinea, tweede streepje | Artikel 17, lid 2, onder c) | |||
Artikel 28 bis, lid 5, onder b), tweede alinea, derde streepje | Artikel 17, lid 2, onder e) | |||
Artikel 28 bis, lid 5, onder b), tweede alinea, vijfde, zesde en zevende streepje | Artikel 17, lid 2, onder f), g) en h) | |||
Artikel 28 bis, lid 5, onder b), tweede alinea, achtste streepje | Artikel 17, lid 2, onder d) | |||
Artikel 28 bis, lid 5, onder b), derde alinea | Artikel 17, lid 3 | |||
Artikel 28 bis, lid 6, eerste alinea | Artikel 21 | |||
Artikel 28 bis, lid 6, tweede alinea | Artikel 22 | |||
Artikel 28 bis, lid 7 | Artikel 23 | |||
Artikel 28 ter, A, lid 1 | Artikel 40 | |||
Artikel 28 ter, A, lid 2, eerste en tweede alinea | Artikel 41, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 28 ter, A, lid 2, derde alinea, eerste en tweede streepje | Artikel 42, onder a) en b) | |||
Artikel 28 ter, B, lid 1, eerste alinea, eerste en tweede streepje | Artikel 33, lid 1, onder a) en b) | |||
Artikel 28 ter, B, lid 1, tweede alinea | Artikel 33, lid 2 | |||
Artikel 28 ter, B, lid 2, eerste alinea | Artikel 34, lid 1, onder a) | |||
Artikel 28 ter, B, lid 2, eerste alinea, eerste en tweede streepje | Artikel 34, lid 1, onder b) en c) | |||
Artikel 28 ter, B, lid 2, tweede alinea, eerste en tweede volzin | Artikel 34, lid 2, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 28 ter, B, lid 2, derde alinea, eerste volzin | Artikel 34, lid 3 | |||
Artikel 28 ter, B, lid 2, derde alinea, tweede en derde volzin | — | |||
Artikel 28 ter, B, lid 3, eerste en tweede alinea | Artikel 34, lid 4, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 28 ter, C, lid 1, eerste streepje, eerste alinea | Artikel 48, eerste alinea | |||
Artikel 28 ter, C, lid 1, eerste streepje, tweede alinea | Artikel 49 | |||
Artikel 28 ter, C, lid 1, tweede en derde streepje | Artikel 48, tweede en derde alinea | |||
Artikel 28 ter, C, leden 2 en 3 | Artikel 47, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 28 ter, C, lid 4 | Artikel 51 | |||
Artikel 28 ter, D | Artikel 53 | |||
Artikel 28 ter, E, lid 1, eerste en tweede alinea | Artikel 50, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 28 ter, E, lid 2, eerste en tweede alinea | Artikel 54, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 28 ter, E, lid 3, eerste en tweede alinea | Artikel 44, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 28 ter, F, eerste en tweede alinea | Artikel 55, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 28 quater, A, inleidende zin | Artikel 131 | |||
Artikel 28 quater, A, onder a), eerste alinea | Artikel 138, lid 1 | |||
Artikel 28 quater, A, onder a), tweede alinea | Artikel 139, lid 1, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 28 quater, A, onder b) | Artikel 138, lid 2, onder a) | |||
Artikel 28 quater, A, onder c), eerste alinea | Artikel 138, lid 2, onder b) | |||
Artikel 28 quater, A, onder c), tweede alinea | Artikel 139, lid 2 | |||
Artikel 28 quater, A, onder d) | Artikel 138, lid 2, onder c) | |||
Artikel 28 quater, B, inleidende zin | Artikel 131 | |||
Artikel 28 quater, B, onder a), b) en c) | Artikel 140, onder a), b) en c) | |||
Artikel 28 quater, C | Artikel 142 | |||
Artikel 28 quater, D, eerste alinea | Artikel 143, onder d) | |||
Artikel 28 quater, D, tweede alinea | Artikel 131 | |||
Artikel 28 quater, E, punt 1, eerste streepje, dat artikel 16, lid 1, vervangt | ||||
— lid 1, eerste alinea | Artikel 155 | |||
— lid 1, eerste alinea, A | Artikel 157, lid 1, onder a) | |||
— lid 1, eerste alinea, B, eerste alinea, onder a), b) en c) | Artikel 156, lid 1, onder a), b) en c) | |||
— lid 1, eerste alinea, B, eerste alinea, onder d), eerste en tweede streepje | Artikel 156, lid 1, onder d) en e) | |||
— lid 1, eerste alinea, B, eerste alinea, onder e), eerste alinea | Artikel 157, lid 1, onder b) | |||
— lid 1, eerste alinea, B, eerste alinea, onder e), tweede alinea, eerste streepje | Artikel 154 | |||
— lid 1, eerste alinea, B, eerste alinea, onder e), tweede alinea, tweede streepje, eerste volzin | Artikel 154 | |||
— lid 1, eerste alinea, B, eerste alinea, onder e), tweede alinea, tweede streepje, tweede volzin | Artikel 157, lid 2 | |||
— lid 1, eerste alinea, B, eerste alinea, onder e), derde alinea, eerste streepje | — | |||
— lid 1, eerste alinea, B, eerste alinea, onder e), derde alinea, tweede, derde en vierde streepje | Artikel 158, lid 1, onder a), b) en c) | |||
— lid 1, eerste alinea, B, tweede alinea | Artikel 156, lid 2 | |||
— lid 1, eerste alinea, C | Artikel 159 | |||
— lid 1, eerste alinea, D, eerste alinea, onder a) en b) | Artikel 160, lid 1, onder a) en b) | |||
— lid 1, eerste alinea, D, tweede alinea | Artikel 160, lid 2 | |||
— lid 1, eerste alinea, E, eerste en tweede streepje | Artikel 161, onder a) en b) | |||
— lid 1, tweede alinea | Artikel 202 | |||
— lid 1, derde alinea | Artikel 163 | |||
Artikel 28 quater, E, onder 1), tweede streepje, dat lid 1 bis in artikel 16, invoegt | ||||
— lid 1 bis | Artikel 162 | |||
Artikel 28 quater, E, onder 2), eerste streepje, dat artikel 16, lid 2, wijzigt | ||||
— lid 2, eerste alinea | Artikel 164, lid 1 | |||
Artikel 28 quater, E, onder 2), tweede streepje, dat de tweede en derde alinea in artikel 16, lid 2, invoegt | ||||
— lid 2, tweede alinea | Artikel 164, lid 2 | |||
— lid 2, derde alinea | Artikel 165 | |||
Artikel 28 quater, E, onder 3), eerste tot en met vijfde streepje | Artikel 141, onder a) tot en met e) | |||
Artikel 28 quinquies, lid 1, eerste en tweede volzin | Artikel 68, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 28 quinquies, leden 2 en 3 | Artikel 69, leden 1 en 2 | |||
Artikel 28 quinquies, lid 4, eerste en tweede alinea | Artikel 67, leden 1 en 2 | |||
Artikel 28 sexies, lid 1, eerste alinea | Artikel 83 | |||
Artikel 28 sexies, lid 1, tweede alinea, eerste en tweede volzin | Artikel 84, leden 1 en 2 | |||
Artikel 28 sexies, lid 2 | Artikel 76 | |||
Artikel 28 sexies, lid 3 | Artikel 93, tweede alinea, onder b) | |||
Artikel 28 sexies, lid 4 | Artikel 94, lid 1 | |||
Artikel 28 septies, onder 1), dat artikel 17, leden 2, 3 en 4, vervangt | ||||
— lid 2, onder a) | Artikel 168, onder a) | |||
— lid 2, onder b) | Artikel 168, onder e) | |||
— lid 2, onder c) | Artikel 168, onder b) en d) | |||
— lid 2, onder d) | Artikel 168, onder c) | |||
— lid 3, onder a), b) en c) | Artikel 169, onder a), b) en c) ►C1 Artikel 170, onder a) en b) ◄ | |||
— lid 4, eerste alinea, eerste streepje | Artikel 171, lid 1, eerste alinea | |||
— lid 4, eerste alinea, tweede streepje | Artikel 171, lid 2, eerste alinea | |||
— lid 4, tweede alinea, onder a) | Artikel 171, lid 1, tweede alinea | |||
— lid 4, tweede alinea, onder b) | Artikel 171, lid 2, tweede alinea | |||
— lid 4, tweede alinea, onder c) | Artikel 171, lid 3 | |||
Artikel 28 septies, onder 2), dat artikel 18, lid 1, vervangt | ||||
— lid 1, onder a) | Artikel 178, onder a) | |||
— lid 1, onder b) | Artikel 178, onder e) | |||
— lid 1, onder c) | Artikel 178, onder b) en d) | |||
— lid 1, onder d) | Artikel 178, onder f) | |||
— lid 1, onder e) | Artikel 178, onder c) | |||
Artikel 28 septies, onder 3), dat lid 3 bis in artikel 18 invoegt | ||||
— lid 3 bis, eerste deel van volzin | Artikel 181 | |||
— lid 3 bis, tweede deel van volzin | Artikel 182 | |||
Artikel 28 octies, dat artikel 21 vervangt | ||||
— lid 1, onder a), eerste alinea | Artikel 193 | |||
— lid 1, onder a), tweede alinea | Artikel 194, leden 1 en 2 | |||
— lid 1, onder b) | Artikel 196 | |||
— lid 1, onder c), eerste alinea, eerste, tweede en derde streepje | Artikel 197, lid 1, onder a), b) en c) | |||
— lid 1, onder c), tweede alinea | Artikel 197, lid 2 | |||
— lid 1, onder d) | Artikel 203 | |||
— lid 1, onder e) | Artikel 200 | |||
— lid 1, onder f) | Artikel 195 | |||
— lid 2 | — | |||
— lid 2, onder a), eerste volzin | Artikel 204, lid 1, eerste alinea | |||
— lid 2, onder a), tweede volzin | Artikel 204, lid 2 | |||
— lid 2, onder b) | Artikel 204, lid 1, tweede alinea | |||
— lid 2, onder c), eerste alinea | Artikel 199, lid 1, onder a) tot en met g) | |||
— lid 2, onder c), tweede, derde en vierde alinea | Artikel 199, leden 2, 3 en 4 | |||
— lid 3 | Artikel 205 | |||
— lid 4 | Artikel 201 | |||
►C1 Artikel 28 nonies, dat artikel 22 vervangt ◄ | ||||
— lid 1, onder a), eerste en tweede volzin | Artikel 213, lid 1, eerste en tweede alinea | |||
— lid 1, onder b) | Artikel 213, lid 2 | |||
— lid 1, onder c), eerste streepje, eerste volzin | Artikel 214, lid 1, onder a) | |||
— lid 1, onder c), eerste streepje, tweede volzin | Artikel 214, lid 2 | |||
— lid 1, onder c), tweede en derde streepje | Artikel 214, lid 1, onder b) en c) | |||
— lid 1, onder d), eerste en tweede volzin | Artikel 215, eerste en tweede alinea | |||
— lid 1, onder e) | Artikel 216 | |||
— lid 2, onder a) | Artikel 242 | |||
— lid 2, onder b), eerste en tweede alinea | Artikel 243, leden 1 en 2 | |||
— lid 3, onder a), eerste alinea, eerste volzin | Artikel 220, onder 1) | |||
— lid 3, onder a), eerste alinea, tweede volzin | Artikel 220, onder 2) en 3) | |||
— lid 3, onder a), tweede alinea | Artikel 220, onder 4) en 5) | |||
— lid 3, onder a), derde alinea, eerste en tweede volzin | Artikel 221, lid 1, eerste en tweede alinea | |||
— lid 3, onder a), vierde alinea | Artikel 221, lid 2 | |||
— lid 3, onder a), vijfde alinea, eerste volzin | Artikel 219 | |||
— lid 3, onder a), vijfde alinea, tweede volzin | Artikel 228 | |||
— lid 3, onder a), zesde alinea | Artikel 222 | |||
— lid 3, onder a), zevende alinea | Artikel 223 | |||
— lid 3, onder a), achtste alinea, eerste en tweede volzin | Artikel 224, leden 1 en 2 | |||
— lid 3, onder a), negende alinea, eerste en tweede volzin | Artikel 224, lid 3, eerste alinea | |||
— lid 3, onder a), negende alinea, derde volzin | Artikel 224, lid 3, tweede alinea | |||
— lid 3, onder a), tiende alinea | Artikel 225 | |||
— lid 3, onder b), eerste alinea, eerste tot en met twaalfde streepje | Artikel 226, onder 1) tot en met 12) | |||
— lid 3, onder b), eerste alinea, dertiende streepje | Artikel 226, onder 13) en 14) | |||
— lid 3, onder b), eerste alinea, veertiende streepje | Artikel 226, onder 15) | |||
— lid 3, onder b), tweede alinea | Artikel 227 | |||
— lid 3, onder b), derde alinea | Artikel 229 | |||
— lid 3, onder b), vierde alinea | Artikel 230 | |||
— lid 3, onder b), vijfde alinea | Artikel 231 | |||
— lid 3, onder c), eerste alinea | Artikel 232 | |||
— lid 3, onder c), tweede alinea, inleidende zin | Artikel 233, lid 1, eerste alinea | |||
— lid 3, onder c), tweede alinea, eerste streepje, eerste volzin | Artikel 233, lid 1, eerste alinea, onder a) | |||
— lid 3, onder c), tweede alinea, eerste streepje, tweede volzin | Artikel 233, lid 2 | |||
— lid 3, onder c), tweede alinea, tweede streepje, eerste volzin | Artikel 233, lid 1, eerste alinea, onder b) | |||
— lid 3, onder c), tweede alinea, tweede streepje, tweede volzin | Artikel 233, lid 3 | |||
— lid 3, onder c), derde alinea, eerste volzin | Artikel 233, lid 1, tweede alinea | |||
— lid 3, onder c), derde alinea, tweede volzin | Artikel 237 | |||
— lid 3, onder c), vierde alinea, eerste en tweede volzin | Artikel 234 | |||
— lid 3, onder c), vijfde alinea | Artikel 235 | |||
— lid 3, onder c), zesde alinea | Artikel 236 | |||
— lid 3, onder d), eerste alinea | Artikel 244 | |||
— lid 3, onder d), tweede alinea, eerste volzin | Artikel 245, lid 1 | |||
— lid 3, onder d), tweede alinea, tweede en derde volzin | Artikel 245, lid 2, eerste en tweede alinea | |||
— lid 3, onder d), derde alinea, eerste en tweede volzin | Artikel 246, eerste en tweede alinea | |||
— lid 3, onder d), vierde, vijfde en zesde alinea | Artikel 247, leden 1, 2 en 3 | |||
— lid 3, onder d), zevende alinea | Artikel 248 | |||
— lid 3, onder e), eerste alinea | Artikelen 217 en 241 | |||
— lid 3, onder e), tweede alinea | Artikel 218 | |||
— lid 4, onder a), eerste en tweede volzin | Artikel 252, lid 1 | |||
— lid 4, onder a), derde en vierde volzin | Artikel 252, lid 2, eerste en tweede alinea | |||
— lid 4, onder a), vijfde volzin | Artikel 250, lid 2 | |||
— lid 4, onder b) | Artikel 250, lid 1 | |||
— lid 4, onder c), eerste streepje, eerste en tweede alinea | Artikel 251, onder a) en b) | |||
— lid 4, onder c), tweede streepje, eerste alinea | Artikel 251, onder c) | |||
— lid 4, onder c), tweede streepje, tweede alinea | Artikel 251, onder d) en e) | |||
— lid 5 | Artikel 206 | |||
— lid 6, onder a), eerste en tweede volzin | Artikel 261, lid 1 | |||
— lid 6, onder a), derde volzin | Artikel 261, lid 2 | |||
— lid 6, onder b), eerste alinea | Artikel 262 | |||
— lid 6, onder b), tweede alinea, eerste volzin | Artikel 263, lid 1, eerste alinea | |||
— lid 6, onder b), tweede alinea, tweede volzin | Artikel 263, lid 2 | |||
— lid 6, onder b), derde alinea, eerste en tweede streepje | Artikel 264, lid 1, onder a) en b) | |||
— lid 6, onder b), derde alinea, derde streepje, eerste volzin | Artikel 264, lid 1, onder d) | |||
— lid 6, onder b), derde alinea, derde streepje, tweede volzin | Artikel 264, lid 2, eerste alinea | |||
— lid 6, onder b), vierde alinea, eerste streepje | Artikel 264, lid 1, onder c) en e) | |||
— lid 6, onder b), vierde alinea, tweede streepje, eerste volzin | Artikel 264, lid 1, onder f) | |||
— lid 6, onder b), vierde alinea, tweede streepje, tweede volzin | Artikel 264, lid 2, tweede alinea | |||
— lid 6, onder b), vijfde alinea, eerste en tweede streepje | Artikel 265, lid 1, onder a) en b) | |||
— lid 6, onder b), vijfde alinea, derde streepje, eerste volzin | Artikel 265, lid 1, onder c) | |||
— lid 6, onder b), vijfde alinea, derde streepje, tweede volzin | Artikel 265, lid 2 | |||
— lid 6, onder c), eerste streepje | Artikel 263, lid 1, tweede alinea | |||
— lid 6, onder c), tweede streepje | Artikel 266 | |||
— lid 6, onder d) | Artikel 254 | |||
— lid 6, onder e), eerste alinea | Artikel 268 | |||
— lid 6, onder e), tweede alinea | Artikel 259 | |||
— lid 7, eerste deel van volzin | Artikel 207, eerste alinea Artikel 256 Artikel 267 | |||
— lid 7, tweede deel van volzin | Artikel 207, tweede alinea | |||
— lid 8, eerste en tweede alinea | Artikel 273, eerste en tweede alinea | |||
— lid 9, onder a), eerste alinea, eerste streepje | Artikel 272, lid 1, eerste alinea, onder c) | |||
— lid 9, onder a), eerste alinea, tweede streepje | Artikel 272, lid 1, eerste alinea, onder a) en d) | |||
— lid 9, onder a), eerste alinea, derde streepje | Artikel 272, lid 1, eerste alinea, onder b) | |||
— lid 9, onder a), tweede alinea | Artikel 272, lid 1, tweede alinea | |||
— lid 9, onder b) | Artikel 272, lid 3 | |||
— lid 9, onder c) | Artikel 212 | |||
— lid 9, onder d), eerste alinea, eerste en tweede streepje | Artikel 238, lid 1, onder a) en b) | |||
— lid 9, onder d), tweede alinea, eerste tot en met vierde streepje | Artikel 238, lid 2, onder a) tot en met d) | |||
— lid 9, onder d), derde alinea | Artikel 238, lid 3 | |||
— lid 9, onder e), eerste alinea | Artikel 239 | |||
— lid 9, onder e), tweede alinea, eerste en tweede streepje | Artikel 240, onder 1) en 2) | |||
— lid 10 | Artikelen 209 en 257 | |||
— lid 11 | Artikelen 210 en 258 | |||
— lid 12, inleidende zin | Artikel 269 | |||
— lid 12, onder a), eerste, tweede en derde streepje | Artikel 270, onder a), b) en c) | |||
— lid 12, onder b), eerste, tweede en derde streepje | Artikel 271, onder a), b) en c) | |||
►C1 Artikel 28 decies, dat de derde alinea in artikel 24, lid 3, invoegt ◄ | ||||
— lid 3, derde alinea | Artikel 283, lid 1, onder b) en c) | |||
Artikel 28 undecies, onder 1), dat de tweede alinea in artikel 25, lid 4, invoegt | ||||
— lid 4, tweede alinea | Artikel 272, lid 2 | |||
Artikel 28 undecies, onder 2), dat artikel 25, leden 5 en 6, vervangt | ||||
— lid 5, eerste alinea, onder a), b) en c) | Artikel 300, onder 1), 2) en 3) | |||
— lid 5, tweede alinea | Artikel 302 | |||
— lid 6, onder a), eerste alinea, eerste volzin | Artikel 301, lid 1 | |||
— lid 6, onder a), eerste alinea, tweede volzin | Artikel 303, lid 1 | |||
— lid 6, onder a), tweede alinea, eerste, tweede en derde streepje | Artikel 303, lid 2, onder a), b) en c) | |||
— lid 6, onder a), derde alinea | Artikel 303, lid 3 | |||
— lid 6, onder b) | Artikel 301, lid 1 | |||
Artikel 28 undecies, onder 3), dat de tweede alinea in artikel 25, lid 9, invoegt | ||||
— lid 9, tweede alinea | Artikel 305 | |||
Artikel 28 duodecies, onder 1), eerste alinea | — | |||
Artikel 28 duodecies, onder 1), tweede alinea, onder a) | Artikel 158, lid 3 | |||
Artikel 28 duodecies, onder 1), tweede alinea, onder b) en c) | — | |||
Artikel 28 duodecies, onder 2), 3) en 4) | — | |||
Artikel 28 duodecies, onder 5) | Artikel 158, lid 2 | |||
Artikel 28 terdecies, eerste alinea | — | |||
Artikel 28 terdecies, tweede en derde alinea | Artikel 402, leden 1 en 2 | |||
Artikel 28 terdecies, vierde alinea | — | |||
Artikel 28 quaterdecies | Artikel 399, eerste alinea | |||
Artikel 28 quindecies | — | |||
Artikel 28 sexdecies, lid 1, inleidende zin | Artikel 326, eerste alinea | |||
Artikel 28 sexdecies, lid 1, onder a), eerste volzin | Artikel 327, leden 1 en 3 | |||
Artikel 28 sexdecies, lid 1, onder a), tweede volzin | Artikel 327, lid 2 | |||
Artikel 28 sexdecies, lid 1, onder b) | Artikel 328 | |||
Artikel 28 sexdecies, lid 1, onder c), eerste, tweede en derde streepje | Artikel 329, onder a), b) en c) | |||
Artikel 28 sexdecies, lid 1, onder d), eerste en tweede alinea | Artikel 330, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 28 sexdecies, lid 1, onder e) | Artikel 332 | |||
Artikel 28 sexdecies, lid 1, onder f) | Artikel 331 | |||
Artikel 28 sexdecies, lid 1, onder g) | Artikel 4, onder b) | |||
Artikel 28 sexdecies, lid 1, onder h) | Artikel 35 Artikel 139, lid 3, tweede alinea | |||
Artikel 28 sexdecies, lid 2 | Artikel 326, tweede alinea | |||
Artikel 28 sexdecies, lid 3 | Artikel 341 | |||
Artikel 28 sexdecies, lid 4 | — | |||
Artikel 28 septdecies, lid 1, eerste, tweede en derde streepje | Artikel 405, onder 1), 2) en 3) | |||
Artikel 28 septdecies, lid 2 | Artikel 406 | |||
Artikel 28 septdecies, eerste alinea, eerste en tweede streepje | Artikel 407, onder a) en b) | |||
Artikel 28 septdecies, lid 3, tweede alinea | — | |||
Artikel 28 septdecies, lid 4, onder a) tot en met d) | Artikel 408, lid 1, onder a) tot en met d) | |||
Artikel 28 septdecies, lid 5, eerste en tweede streepje | Artikel 408, lid 2, onder a) en b) | |||
Artikel 28 septdecies, lid 6 | Artikel 409 | |||
Artikel 28 septdecies, lid 7, eerste alinea, onder a), b) en c) | Artikel 410, lid 1, onder a), b) en c) | |||
Artikel 28 septdecies, lid 7, tweede alinea, eerste streepje | — | |||
Artikel 28 septdecies, lid 7, tweede alinea, tweede en derde streepje | Artikel 410, lid 2, onder a) en b) | |||
Artikel 29, leden 1 tot en met 4 | Artikel 398, leden 1 tot en met 4 | |||
Artikel 29 bis | Artikel 397 | |||
Artikel 30, lid 1 | Artikel 396, lid 1 | |||
Artikel 30, lid 2, eerste en tweede volzin | Artikel 396, lid 2, eerste alinea | |||
Artikel 30, lid 2, derde volzin | Artikel 396, lid 2, tweede alinea | |||
Artikel 30, leden 3 en 4 | Artikel 396, leden 3 en 4 | |||
Artikel 31, lid 1 | — | |||
Artikel 31, lid 2 | Artikel 400 | |||
Artikel 33, lid 1 | Artikel 401 | |||
Artikel 33, lid 2 | Artikel 2, lid 3 | |||
Artikel 33 bis, lid 1, inleidende zin | Artikel 274 | |||
Artikel 33 bis, lid 1, onder a) | Artikel 275 | |||
Artikel 33 bis, lid 1, onder b) | Artikel 276 | |||
Artikel 33 bis, lid 1, onder c) | Artikel 277 | |||
Artikel 33 bis, lid 2, inleidende zin | Artikel 278 | |||
Artikel 33 bis, lid 2, onder a) | Artikel 279 | |||
Artikel 33 bis, lid 2, onder b) | Artikel 280 | |||
Artikel 34 | Artikel 404 | |||
Artikel 35 | Artikel 403 | |||
Artikelen 36 en 37 | — | |||
Artikel 38 | Artikel 414 | |||
Bijlage A, onder I, onder 1) en 2) | Bijlage VII, onder 1), a) en b) | |||
Bijlage A, onder I, onder 3) | Bijlage VII, onder 1, b) en c) | |||
Bijlage A, onder II, onder 1) tot en met 6) | Bijlage VII, onder 2), a) tot en met f) | |||
Bijlage A, onder III en IV | Bijlage VII, onder 3) en 4) | |||
Bijlage A, onder IV, onder 1) tot en met 4) | Bijlage VII, onder 4), a) tot en met d) | |||
Bijlage A, onder V | Artikel 295, lid 2 | |||
Bijlage B, inleidende zin | Artikel 295, lid 1, onder 5) | |||
Bijlage B, eerste tot en met negende streepje | Bijlage VIII, onder 1) tot en met 9) | |||
Bijlage C | — | |||
Bijlage D, onder 1) tot en met 13) | Bijlage I, onder 1) tot en met 13) | |||
Bijlage E, onder 2) | Bijlage X, Deel A, onder 1) | |||
Bijlage E, onder 7) | Bijlage X, Deel A, onder 2) | |||
Bijlage E, onder 11) | Bijlage X, Deel A, onder 3) | |||
Bijlage E, onder 15) | Bijlage X, Deel A, onder 4) | |||
Bijlage F, onder 1) | Bijlage X, Deel B, onder 1) | |||
Bijlage F, onder 2) | Bijlage X, deel B, onder 2), a) tot en met j) | |||
Bijlage F, onder 5) tot en met 8) | Bijlage X, Deel B, onder 3) tot en met 6) | |||
Bijlage F, onder 10) | Bijlage X, Deel B, onder 7) | |||
Bijlage F, onder 12) | Bijlage X, Deel B, onder 8) | |||
Bijlage F, onder 16) | Bijlage X, Deel B, onder 9) | |||
Bijlage F, onder 17), eerste en tweede alinea | Bijlage X, Deel B, onder 10) | |||
Bijlage F, onder 23) | Bijlage X, Deel B, onder 11) | |||
Bijlage F, onder 25) | Bijlage X, Deel B, onder 12) | |||
Bijlage F, onder 27) | Bijlage X, Deel B, onder 13) | |||
Bijlage G, leden 1 en 2 | Artikel 391 | |||
Bijlage H, eerste alinea | Artikel 98, lid 3 | |||
Bijlage H, tweede alinea, inleidende zin | — | |||
Bijlage H, tweede alinea, onder 1) tot en met 6) | Bijlage III, onder 1) tot en met 6) | |||
Bijlage H, tweede alinea, onder 7), eerste en tweede alinea | Bijlage III, onder 7) en 8) | |||
Bijlage H, tweede alinea, onder 8) tot en met 17) | Bijlage III, onder 9) tot en met 18) | |||
Bijlage I, inleidende zin | — | |||
Bijlage I, onder a), eerste tot en met zevende streepje | Bijlage IX, deel A, onder 1) tot en met 7) | |||
Bijlage I, onder b), eerste en tweede streepje | Bijlage IX, deel B, onder 1) en 2) | |||
Bijlage I, onder c) | Bijlage IX, deel C | |||
Bijlage J, inleidende zin | Bijlage V, inleidende zin | |||
Bijlage J | Bijlage V, onder 1) tot en met 25) | |||
Bijlage K, onder 1), eerste, tweede en derde streepje | Bijlage IV, onder 1), a), b) en c) | |||
Bijlage K, onder 2) tot en met 5) | Bijlage IV, onder 2) tot en met 5) | |||
Bijlage L, eerste alinea, onder 1) tot en met 5) | Bijlage II, onder 1) tot en met 5) | |||
Bijlage L, tweede alinea | Artikel 56, lid 2 | |||
Bijlage M, onder a) tot en met f) | Bijlage VI, onder 1) tot en met 6) | |||
Artikel 1, onder 1), tweede alinea, van Richtlijn 89/465/EEG | Artikel 133, tweede alinea | |||
Artikel 2 van Richtlijn 94/5/EG | Artikel 342 | |||
Artikel 3, eerste en tweede volzin, van Richtlijn 94/5/EG | Artikel 343, eerste en tweede alinea | |||
Artikel 4 van Richtlijn 2002/38/EG | Artikel 56, lid 3 Artikel 57, lid 2 Artikel 357 | |||
Artikel 5 van Richtlijn 2002/38/EG | — | |||
Bijlage VIII, deel II, onder 2), a), van de Toetredingsakte van Griekenland | Artikel 287, onder 1) | |||
Bijlage VIII, deel II, onder 2), b), van de Toetredingsakte van Griekenland | Artikel 375 | |||
Bijlage XXXII, deel IV, onder 3), a), eerste en tweede streepje, van de Toetredingsakte van Spanje en Portugal | Artikel 287, onder 2) en 3) | |||
Bijlage XXXII, deel IV, onder 3), b), eerste alinea, van de Toetredingsakte van Spanje en Portugal | Artikel 377 | |||
Bijlage XV, deel IX, onder 2), b), eerste alinea, van de Toetredingsakte van Oostenrijk, Finland en Zweden | Artikel 104 | |||
Bijlage XV, deel IX, onder 2), c), eerste alinea, van de Toetredingsakte van Oostenrijk, Finland en Zweden | Artikel 287, onder 4) | |||
Bijlage XV, deel IX, onder 2), f), eerste alinea, van de Toetredingsakte van Oostenrijk, Finland en Zweden | Artikel 117, lid 1 | |||
Bijlage XV, deel IX, onder 2), g), eerste alinea, van de Toetredingsakte van Oostenrijk, Finland en Zweden | Artikel 119 | |||
Bijlage XV, deel IX, onder 2), h), eerste alinea, eerste en tweede streepje, van de Toetredingsakte van Oostenrijk, Finland en Zweden | Artikel 378, lid 1 | |||
Bijlage XV, deel IX, onder 2), i), eerste alinea, eerste streepje, van de Toetredingsakte van Oostenrijk, Finland en Zweden | — | |||
Bijlage XV, deel IX, onder 2), i), eerste alinea, tweede en derde streepje, van de Toetredingsakte van Oostenrijk, Finland en Zweden | Artikel 378, lid 2, onder a) en b) | |||
Bijlage XV, deel IX, onder 2), j), van de Toetredingsakte van Oostenrijk, Finland en Zweden | Artikel 287, onder 5) | |||
Bijlage XV, deel IX, onder 2), l), eerste alinea, van de Toetredingsakte van Oostenrijk, Finland en Zweden | Artikel 111, onder a) | |||
Bijlage XV, deel IX, onder 2), m), eerste alinea, van de Toetredingsakte van Oostenrijk, Finland en Zweden | Artikel 379, lid 1 | |||
Bijlage XV, deel IX, onder 2), n), eerste alinea, eerste en tweede streepje, van de Toetredingsakte van Oostenrijk, Finland en Zweden | Artikel 379, lid 2 | |||
Bijlage XV, deel IX, onder 2), x), eerste streepje, van de Toetredingsakte van Oostenrijk, Finland en Zweden | Artikel 253 | |||
Bijlage XV, deel IX, onder 2), x), tweede streepje, van de Toetredingsakte van Oostenrijk, Finland en Zweden | Artikel 287, onder 6) | |||
Bijlage XV, deel IX, onder 2), z), eerste alinea, van de Toetredingsakte van Oostenrijk, Finland en Zweden | Artikel 111, onder b) | |||
Bijlage XV, deel IX, onder 2), aa), eerste alinea, eerste en tweede streepje, van de Toetredingsakte van Oostenrijk, Finland en Zweden | Artikel 380 | |||
Protocol nr. 2 van de Toetredingsakte van Oostenrijk, Finland en Zweden | Artikel 6, lid 1, onder d) | |||
Bijlage V, lid 5, onder 1), a), van de Toetredingsakte van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije | Artikel 123 | |||
Bijlage V, lid 5, onder 1), b), van de Toetredingsakte van 2003 | Artikel 381 | |||
Bijlage VI, lid 7, onder 1), a), van de Toetredingsakte van 2003 | Artikel 124 | |||
Bijlage VI, lid 7, onder 1), b), van de Toetredingsakte van 2003 | Artikel 382 | |||
Bijlage VII, lid 7, onder 1), eerste en tweede alinea, van de Toetredingsakte van 2003 | Artikel 125, leden 1 en 2 | |||
►C1 Bijlage VII, lid 7, punt 1), derde alinea, van de Toetredingsakte van 2003 ◄ | — | |||
Bijlage VII, lid 7, onder 1), vierde alinea, van de Toetredingsakte van 2003 | Artikel 383, onder a) | |||
Bijlage VII, lid 7, onder 1), vijfde alinea, van de Toetredingsakte van 2003 | — | |||
Bijlage VII, lid 7, onder 1), zesde alinea, van de Toetredingsakte van 2003 | Artikel 383, onder b) | |||
Bijlage VIII, lid 7, onder 1), a), van de Toetredingsakte van 2003 | — | |||
Bijlage VIII, lid 7, onder 1), b), tweede alinea, van de Toetredingsakte van 2003 | Artikel 384, onder a) | |||
►C1 Bijlage VIII, lid 7, onder 1), b), derde alinea, van de Toetredingsakte van 2003 ◄ | Artikel 384, onder b) | |||
Bijlage IX, lid 8, onder 1), van de Toetredingsakte van 2003 | Artikel 385 | |||
Bijlage X, lid 7, onder 1), a), onder i) en ii), van de Toetredingsakte van 2003 | Artikel 126, onder a) en b) | |||
Bijlage X, lid 7, onder 1) c), van de Toetredingsakte van 2003 | Artikel 386 | |||
Bijlage XI, lid 7, onder 1), van de Toetredingsakte van 2003 | Artikel 127 | |||
Bijlage XI, lid 7, onder 2), a), van de Toetredingsakte van 2003 | Artikel 387, onder c) | |||
Bijlage XI, lid 7, onder 2), b), van de Toetredingsakte van 2003 | Artikel 387, onder a) | |||
Bijlage XI, lid 7, onder 2), c), van de Toetredingsakte van 2003 | Artikel 387, onder b) | |||
Bijlage XII, lid 9, onder 1), a), van de Toetredingsakte van 2003 | Artikel 128, leden 1 en 2 | |||
Bijlage XII, lid 9, onder 1), b), van de Toetredingsakte van 2003 | Artikel 128, leden 3, 4 en 5 | |||
Bijlage XII, lid 9, onder 2), van de Toetredingsakte van 2003 | Artikel 388 | |||
Bijlage XIII, lid 9, onder 1), a), van de Toetredingsakte van 2003 | Artikel 129, leden 1 en 2 | |||
Bijlage XIII, lid 9, onder 1), b), van de Toetredingsakte van 2003 | Artikel 389 | |||
Bijlage XIV, lid 7, eerste alinea, van de Toetredingsakte van 2003 | Artikel 130, onder a) en b) | |||
Bijlage XIV, lid 7, tweede alinea, van de Toetredingsakte van 2003 | — | |||
Bijlage XIV, lid 7, derde alinea, van de Toetredingsakte van 2003 | Artikel 390 |
(1) Richtlijn (EU) 2017/2455 van de Raad van 5 december 2017 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG en Richtlijn 2009/132/EG wat betreft bepaalde btw-verplichtingen voor diensten en de afstandsverkopen van goederen (PB L 348 van 29.12.2017, blz. 7).
(2) Richtlijn 98/79/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 1998 betreffende medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek (PB L 331 van 7.12.1998, blz. 1).
(3) Verordening (EU) 2017/746 van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2017 betreffende medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek en tot intrekking van Richtlijn 98/79/EG en Besluit 2010/227/EU van de Commissie (PB L 117 van 5.5.2017, blz. 176).
(4) Richtlijn 69/169/EEG van de Raad van 28 mei 1969 inzake de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen met betrekking tot de vrijstellingen van omzetbelastingen en accijnzen die bij invoer worden geheven in het internationale reizigersverkeer (PB L 133 van 4.6.1969, blz. 6). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/93/EG (PB L 346 van 29.12.2005, blz. 16).
(5) Richtlijn 83/181/EEG van de Raad van 28 maart 1983 houdende bepaling van de werkingssfeer van artikel 14, lid 1, sub d), van Richtlijn 77/388/EEG met betrekking tot de vrijstelling van de belasting over de toegevoegde waarde voor de definitieve invoer van bepaalde goederen (PB L 105 van 23.4.1983, blz. 38). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 1994.
(6) Richtlijn 2006/79/EG van de Raad van 5 oktober 2006 inzake de belastingvrijstellingen die van toepassing zijn bij invoer van uit derde landen afkomstige kleine zendingen goederen zonder commercieel karakter (PB L 286 van 17.10.2006, blz. 15).
(7) Dertiende Richtlijn 86/560/EEG van de Raad van 17 november 1986 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Regeling voor de teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde aan niet op het grondgebied van de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen (PB L 326 van 21.11.1986, blz. 40).
(8) Richtlijn 2008/9/EG van de Raad van 12 februari 2008 tot vaststelling van nadere voorschriften voor de in Richtlijn 2006/112/EG vastgestelde teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde aan belastingplichtigen die niet in de lidstaat van teruggaaf maar in een andere lidstaat gevestigd zijn (PB L 44 van 20.2.2008, blz. 23).
(9) PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32.
(10) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(11) Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad van 7 oktober 2010 betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde (PB L 268 van 12.10.2010, blz. 1).
(12) Richtlijn 76/308/EEG van de Raad van 15 maart 1976 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit verrichtingen die deel uitmaken van het financieringsstelsel van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, alsmede van landbouwheffingen en douanerechten (PB L 73 van 19.3.1976, blz. 18). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.
(13) Verordening (EG) nr. 1798/2003 van de Raad van 7 oktober 2003 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde (PB L 264 van 15.10.2003, blz. 1). Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 885/2004 (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 1).
(14) Richtlijn 2010/24/EU van de Raad van 16 maart 2010 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen (PB L 84 van 31.3.2010, blz. 1).
(15) Verordening (EG) nr. 1798/2003 van de Raad van 7 oktober 2003 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde (PB L 264 van 15.10.2003, blz. 1).
(16) PB L 13 van 19.1.2000, blz. 12.
(17) PB L 338 van 28.12.1994, blz. 98.
(18) PB L 71 van 14.4.1967, blz. 1303/67. Richtlijn ingetrokken bij Richtlijn 77/388/EEG.
(19) PB L 309 van 25.11.2005, blz. 15.