Bij deze richtlijn wordt het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (BTW) vastgesteld.
Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde
Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde
TITEL I VOORWERP EN TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 1
Het gemeenschappelijke BTW-stelsel berust op het beginsel dat op goederen en diensten een algemene verbruiksbelasting wordt geheven die strikt evenredig is aan de prijs van de goederen en diensten, zulks ongeacht het aantal handelingen dat tijdens het productie- en distributieproces vóór de fase van heffing plaatsvond.
Bij elke handeling is de BTW, berekend over de prijs van het goed of van de dienst volgens het tarief dat voor dat goed of voor die dienst geldt, verschuldigd onder aftrek van het bedrag van de BTW waarmede de onderscheiden elementen van de prijs rechtstreeks zijn belast.
Het gemeenschappelijke BTW-stelsel wordt toegepast tot en met de kleinhandelsfase.
Artikel 2
De volgende handelingen zijn aan de BTW onderworpen:
-
de leveringen van goederen, die binnen het grondgebied van een lidstaat door een als zodanig handelende belastingplichtige onder bezwarende titel worden verricht;
-
de intracommunautaire verwervingen van goederen die binnen het grondgebied van een lidstaat onder bezwarende titel worden verricht:
-
door een als zodanig handelende belastingplichtige of door een niet-belastingplichtige rechtspersoon, wanneer de verkoper een als zodanig handelende belastingplichtige is die noch onder de in de artikelen 282 tot en met 292 bedoelde vrijstellingsregeling voor kleine ondernemingen, noch onder artikel 33 of artikel 36 valt;
-
wanneer het nieuwe vervoermiddelen betreft, door een belastingplichtige of door een niet-belastingplichtige rechtspersoon van wie de andere verwervingen uit hoofde van artikel 3, lid 1, niet aan de BTW zijn onderworpen, of door enige andere niet-belastingplichtige;
-
wanneer het accijnsproducten betreft uit hoofde waarvan de accijnsrechten binnen het grondgebied van de lidstaat verschuldigd zijn krachtens Richtlijn 92/12/EEG, door een belastingplichtige of door een niet-belastingplichtige rechtspersoon van wie de andere verwervingen uit hoofde van artikel 3, lid 1, niet aan de BTW zijn onderworpen;
-
-
de diensten die binnen het grondgebied van een lidstaat door een als zodanig handelende belastingplichtige onder bezwarende titel worden verricht;
-
de invoer van goederen.
-
Voor de toepassing van lid 1, onder b), punt ii), worden als „vervoermiddelen” beschouwd, de volgende voor het personen- of goederenvervoer bestemde vervoermiddelen:
-
landvoertuigen die zijn uitgerust met een motor van meer dan 48 cc cilinderinhoud of met een vermogen van meer dan 7,2 kilowatt;
-
schepen met een lengte van meer dan 7,5 meter, met uitzondering van schepen voor de vaart op volle zee waarmee personenvervoer tegen betaling plaatsvindt of die voor de uitoefening van enigerlei industriële, handels- of visserijactiviteit worden gebruikt, van reddingsboten en schepen voor hulpverlening op zee en van schepen voor de kustvisserij;
-
luchtvaartuigen met een totaal opstijggewicht van meer dan 1 550 kg, met uitzondering van luchtvaartuigen welke door luchtvaartmaatschappijen worden gebruikt die zich hoofdzakelijk toeleggen op het betaalde internationale vervoer.
-
-
Deze vervoermiddelen worden in de volgende gevallen beschouwd als „nieuw”:
-
voor gemotoriseerde landvoertuigen, wanneer de levering binnen zes maanden na de eerste ingebruikneming plaatsvindt of wanneer het voertuig niet meer dan 6 000 km heeft afgelegd;
-
voor schepen, wanneer de levering binnen drie maanden na de eerste ingebruikneming plaatsvindt of wanneer het schip niet meer dan 100 uur heeft gevaren;
-
voor luchtvaartuigen, wanneer de levering binnen drie maanden na de eerste ingebruikneming plaatsvindt of wanneer het luchtvaartuig niet meer dan 40 uur heeft gevlogen.
-
-
De lidstaten stellen de voorwaarden vast waaronder de in punt b) bedoelde gegevens kunnen worden aangetoond.
Als „accijnsproducten” worden beschouwd energieproducten, alcohol en alcoholhoudende dranken en tabaksfabrikaten zoals omschreven in de vigerende communautaire bepalingen, met uitsluiting van gas dat geleverd wordt via een op het grondgebied van de Gemeenschap gesitueerd aardgassysteem of eender welk op een dergelijk systeem aangesloten net.
Artikel 3
In afwijking van artikel 2, lid 1, onder b), punt i), zijn de volgende handelingen niet aan BTW onderworpen:
-
de intracommunautaire verwervingen van goederen die worden verricht door een belastingplichtige of een niet-belastingplichtige rechtspersoon waarvan de levering krachtens de artikelen 148 en 151 binnen het grondgebied van de lidstaat van verwerving zou worden vrijgesteld;
-
de intracommunautaire verwervingen van andere goederen dan die bedoeld in punt a) en in artikel 4, en dan de verwervingen van vervoermiddelen en van accijnsproducten, die worden verricht door een belastingplichtige ten behoeve van zijn landbouw-, bosbouw- of visserijbedrijf dat onder de gemeenschappelijke forfaitaire regeling voor landbouwproducenten valt, door een belastingplichtige die uitsluitend goederenleveringen of diensten verricht waarvoor geen recht op aftrek bestaat, of door een niet-belastingplichtige rechtspersoon.
Het bepaalde in lid 1, onder b), is alleen van toepassing indien de volgende voorwaarden vervuld zijn:
-
het totale bedrag van de intracommunautaire verwervingen van goederen is in het lopende kalenderjaar niet hoger dan een door de lidstaten te bepalen maximumwaarde die niet lager mag zijn dan EUR 10 000 of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid;
-
het totale bedrag van de intracommunautaire verwervingen van goederen heeft in het voorafgaande kalenderjaar de onder a) bepaalde maximumwaarde niet overschreden.
De maximumwaarde die als referentiepunt dient, is het totale bedrag van de intracommunautaire verwervingen van goederen als bedoeld in lid 1, onder b), de BTW die is verschuldigd of voldaan in de lidstaat van vertrek van de verzending of het vervoer van de goederen niet inbegrepen.
De lidstaten verlenen de belastingplichtigen en de niet-belastingplichtige rechtspersonen die voor de toepassing van lid 1, onder b), in aanmerking komen, het recht voor de in artikel 2, lid 1, onder b), punt i), omschreven algemene regeling te kiezen.
De lidstaten stellen de nadere regels vast voor de uitoefening van het in de eerste alinea bedoelde keuzerecht, dat in ieder geval voor een periode van twee kalenderjaren geldt.
Artikel 4
Naast de in artikel 3 bedoelde handelingen zijn ook de volgende handelingen niet aan BTW onderworpen:
-
de intracommunautaire verwervingen van gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten zoals omschreven in artikel 311, lid 1, punten 1) tot en met 4), wanneer de verkoper een als zodanig handelende belastingplichtige wederverkoper is en het verworven goed in de lidstaat van vertrek van de verzending of het vervoer aan de BTW is onderworpen overeenkomstig de in de artikelen 312 tot en met 325 vastgestelde winstmargeregeling;
-
de intracommunautaire verwervingen van gebruikte vervoermiddelen, zoals omschreven in artikel 327, lid 3, wanneer de verkoper een als zodanig handelende belastingplichtige wederverkoper is en het verworven gebruikte vervoermiddel in de lidstaat van vertrek van de verzending of het vervoer aan de BTW is onderworpen overeenkomstig de overgangsregeling voor gebruikte vervoermiddelen;
-
de intracommunautaire verwervingen van gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten zoals omschreven in artikel 311, lid 1, punten 1) tot en met 4), wanneer de verkoper een als zodanig handelende organisator van openbare veilingen is en het verworven goed in de lidstaat van vertrek van de verzending of het vervoer aan de BTW is onderworpen overeenkomstig de bijzondere regeling voor openbare veilingen.