Home

Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen

Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen

TITEL I TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1 Toepassingsgebied

1.

In deze verordening worden de procedures en controleregelingen voor de overbrenging van afvalstoffen vastgelegd, naar gelang van de herkomst, de bestemming en de route van de overbrenging, het soort overgebrachte afvalstoffen en het soort behandeling dat de afvalstoffen op de plaats van bestemming ondergaan.

2.

Deze verordening is van toepassing op de overbrenging van afvalstoffen:

  1. tussen lidstaten, binnen de Gemeenschap of met doorvoer via derde landen;

  2. die uit derde landen in de Gemeenschap worden ingevoerd;

  3. die uit de Gemeenschap naar derde landen worden uitgevoerd;

  4. tussen derde landen met doorvoer via de Gemeenschap.

3.

Onder deze verordening vallen niet:

  1. het lossen aan wal van door gewone exploitatie van schepen en offshore-platforms ontstane afvalstoffen, inbegrepen afvalwater en residuen, voorzover die afvalstoffen vallen onder het Internationaal verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen van 1973, als gewijzigd bij het protocol van 1978 (Marpol 73/78), of onder andere bindende internationale rechtsinstrumenten;

  2. afvalstoffen die aan boord van voertuigen, treinen, vliegtuigen en schepen zijn ontstaan, totdat zij met het oog op nuttige toepassing of verwijdering gelost zijn;

  3. de overbrenging van radioactieve afvalstoffen als omschreven in artikel 2 van Richtlijn 92/3/Euratom van de Raad van 3 februari 1992 betreffende toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afvalstoffen tussen lidstaten en naar en vanuit de Gemeenschap(1);

  4. de overbrenging die valt onder de erkenningseisen van Verordening (EG) nr. 1774/2002;

  5. de overbrenging van afvalstoffen als bedoeld in artikel 2, punt 1, onder b), ii), iv) en v), van Richtlijn 2006/12/EG, indien deze overbrenging reeds onder andere wetgeving van de Gemeenschap met soortgelijke voorschriften valt;

  6. de overbrenging van afvalstoffen vanuit het Zuidpoolgebied naar de Gemeenschap in overeenstemming met de eisen van het aan het Verdrag inzake Antarctica gehechte Protocol betreffende milieubescherming (1991);

  7. de invoer in de Gemeenschap van afvalstoffen die zijn ontstaan bij strijdkrachten of hulporganisaties in crisissituaties, vredestichtings- en vredeshandhavingsoperaties, wanneer die afvalstoffen door of namens die strijdkrachten of hulporganisaties rechtstreeks of onrechtstreeks naar het land van bestemming worden overgebracht. In zulke gevallen wordt iedere bevoegde autoriteit van doorvoer en de bevoegde autoriteit van bestemming in de Gemeenschap vooraf geïnformeerd over de overbrenging en de bestemming ervan;

  8. de overbrenging van CO2 met het oog op geologische opslag overeenkomstig Richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de geologische opslag van kooldioxide(2);

  9. schepen die de vlag voeren van een lidstaat en die onder het toepassingsgebied van Verordening (EU) nr. 1257/2013 van het Europees Parlement en de Raad vallen(3).

4.

De overbrenging van afvalstoffen vanuit het Zuidpoolgebied met doorvoer via de Gemeenschap naar landen buiten de Gemeenschap valt onder de artikelen 36 en 49.

5.

De overbrenging van afvalstoffen uitsluitend binnen een lidstaat valt onder artikel 33.

Artikel 2 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  1. „afvalstoffen”: afvalstoffen als omschreven in artikel 1, lid 1, onder a), van Richtlijn 2006/12/EG;

  2. „gevaarlijke afvalstoffen”: afvalstoffen als omschreven in artikel 1, lid 4, van Richtlijn 91/689/EEG van de Raad van 12 december 1991 betreffende gevaarlijke afvalstoffen(4);

  3. „mengsel van afvalstoffen”: afvalstoffen die ontstaan door opzettelijke of onopzettelijke vermenging van twee of meer verschillende afvalstoffen, voor welk mengsel geen afzonderlijke code bestaat in de bijlagen III, III B, IV en IV A. Eén enkele overbrenging van afvalstoffen dat twee of meer soorten afvalstoffen omvat die onderling gescheiden zijn, wordt niet beschouwd als een mengsel van afvalstoffen;

  4. „verwijdering”: een handeling als omschreven in artikel 1, lid 1, onder e), van Richtlijn 2006/12/EG;

  5. „voorlopige verwijdering”: verwijderingshandelingen D 13 tot en met D 15 als omschreven in bijlage II A van Richtlijn 2006/12/EG;

  6. „nuttige toepassing”: een handeling als omschreven in artikel 1, lid 1, onder f), van Richtlijn 2006/12/EG;

  7. „voorlopige nuttige toepassing”: nuttige-toepassingshandelingen R 12 en R 13 als omschreven in bijlage II B van Richtlijn 2006/12/EG;

  8. „hergebruik”: hergebruik als omschreven in artikel 3, lid 13, van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad(5);

  9. „milieuhygiënisch verantwoord beheer”: het nemen van alle mogelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat afvalstoffen zodanig worden beheerd, dat de gezondheid van de mens en het milieu worden beschermd tegen de mogelijke nadelige gevolgen van deze afvalstoffen;

  10. „producent”: eenieder wiens activiteiten afvalstoffen voortbrengen (eerste producent) en/of eenieder die voorbehandelingen, vermengingen of andere bewerkingen verricht die resulteren in een wijziging van de aard of samenstelling van die afvalstoffen (nieuwe producent) (als omschreven in artikel 1, lid 1, onder b), van Richtlijn 2006/12/EG);

  11. „houder”: de producent van de afvalstoffen dan wel de natuurlijke of rechtspersoon die de afvalstoffen in zijn bezit heeft (als omschreven in artikel 1, lid 1, onder c), van Richtlijn 2006/12/EG);

  12. „inzamelaar”: eenieder die afvalstoffen inzamelt, als omschreven in artikel 1, lid 1, onder g), van Richtlijn 2006/12/EG;

  13. „handelaar”: eenieder die als verantwoordelijke optreedt bij het aankopen en vervolgens verkopen van afval, met inbegrip van handelaars die de afvalstoffen niet fysiek in hun bezit hebben, als bedoeld in artikel 12 van Richtlijn 2006/12/EG;

  14. „makelaar”: eenieder die ten behoeve van anderen de verwijdering of de nuttige toepassing van afvalstoffen organiseert, met inbegrip van makelaars die de afvalstoffen niet fysiek in hun bezit hebben, als bedoeld in artikel 12 van Richtlijn 2006/12/EG;

  15. „ontvanger”: de persoon of onderneming onder de rechtsmacht van het land van bestemming naar wie of waarnaar de afvalstoffen voor nuttige toepassing of verwijdering worden overgebracht;

  16. „kennisgever”:

    1. in geval van overbrenging vanuit een lidstaat, de onder de rechtsmacht van die lidstaat vallende natuurlijke of rechtspersoon die voornemens is de afvalstoffen over te brengen of te laten overbrengen en gehouden is door de kennisgevingsplicht. De kennisgever is een van de hieronder genoemde personen of instanties in de aangegeven volgorde:

      1. de eerste producent; of

      2. de vergunde nieuwe producent die handelingen verricht vóór de overbrenging; of

      3. een vergunde inzamelaar die de overbrenging — die zal aanvangen vanaf één locatie waarvan kennisgeving is gedaan — uit diverse kleine hoeveelheden van eenzelfde soort afvalstoffen uit verschillende bronnen heeft samengesteld; of

      4. een geregistreerde handelaar die door de eerste producent, de nieuwe producent of de bevoegde inzamelaar, zoals bedoeld onder i), ii) en iii), schriftelijk gemachtigd werd om namens hen als kennisgever op te treden;

      5. een geregistreerde makelaar die door de eerste producent, de nieuwe producent of de bevoegde inzamelaar, zoals bedoeld onder i), ii) en iii), schriftelijk gemachtigd werd om namens hen als kennisgever op te treden;

      6. wanneer alle onder i), ii), iii), iv), en eventueel v), bedoelde personen onbekend of insolvabel zijn, de houder.

      Indien een kennisgever als bedoeld onder iv) of v) niet voldoet aan de bepalingen inzake de terugnameplicht van de artikelen 22 tot en met 25, wordt voor de toepassing van die bepalingen als kennisgever beschouwd, de eerste producent, de nieuwe producent of de bevoegde inzamelaar als omschreven onder i), ii), of iii), die deze handelaar of makelaar gemachtigd heeft namens hem te handelen. In geval een gemachtigde handelaar of makelaar als omschreven onder iv) of v) kennisgeving doet van een illegale overbrenging, wordt voor de toepassing van deze verordening als kennisgever beschouwd, de persoon als omschreven onder i), ii), of iii), die deze handelaar of makelaar gemachtigd heeft;

    2. in geval van invoer in of doorvoer via de Gemeenschap van afvalstoffen die niet uit een lidstaat afkomstig zijn, de onder de rechtsmacht van het land van verzending vallende natuurlijke of rechtspersoon die voornemens is afvalstoffen over te brengen of te laten overbrengen, of die deze heeft laten overbrengen, te weten:

      1. de door de wetgeving van het land van verzending aangewezen persoon of, bij gebrek van een aanwijzing;

      2. de houder op het moment van de uitvoer;

  17. „Verdrag van Bazel”: het Verdrag van Bazel van 22 maart 1989 inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan;

  18. „OESO-besluit”: Besluit C(2001) 107 def. van de OESO-Raad inzake de herziening van Besluit C(92) 39 def. betreffende het toezicht op de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen bestemd voor handelingen ter nuttige toepassing;

  19. „bevoegde autoriteit”:

    1. in geval van lidstaten: de door de lidstaat overeenkomstig artikel 53 aangewezen instantie; of

    2. in geval van een derde land dat partij is bij het Verdrag van Bazel: de door dat land overeenkomstig artikel 5 van dat Verdrag als bevoegde autoriteit ter fine van de toepassing daarvan aangewezen instantie; of

    3. in geval van een land waarnaar onder a) noch b) wordt verwezen: de instantie die door het betrokken land of de betrokken regio is aangewezen als bevoegde autoriteit of, indien een dergelijke aanwijzing ontbreekt, de regelgevende instantie van dat land of die regio die de rechtsmacht heeft over de overbrenging van afvalstoffen die, naar gelang van het geval, bestemd zijn voor nuttige toepassing, verwijdering of doorvoer;

  20. „bevoegde autoriteit van verzending”: de bevoegde autoriteit voor het gebied waar de overbrenging aanvangt of gepland is aan te vangen;

  21. „bevoegde autoriteit van bestemming”: de bevoegde autoriteit voor het gebied waar de overbrenging naartoe gaat of gepland is naartoe te gaan, of waarin de afvalstoffen worden verladen vóór de nuttige toepassing of verwijdering in een gebied dat niet onder de nationale rechtsmacht van enig land valt;

  22. „bevoegde autoriteit van doorvoer”: de bevoegde autoriteit voor ieder ander land dan het land van de bevoegde autoriteit van verzending of van bestemming waar de overbrenging doorgaat of gepland is door te gaan;

  23. „land van verzending”: het land waarin de overbrenging van afvalstoffen aanvangt of gepland is aan te vangen;

  24. „land van bestemming”: het land waar de overbrenging van afvalstoffen naartoe gaat of gepland is naartoe te gaan met het oog op verwijdering, nuttige toepassing of verlading vóór nuttige toepassing of verwijdering in een gebied dat niet onder de nationale rechtsmacht van enig land valt;

  25. „land van doorvoer”: het land waar een overbrenging van afvalstoffen doorheen gaat of gepland is doorheen te gaan, uitgezonderd het land van verzending of het land van bestemming;

  26. „gebied onder de rechtsmacht van een lidstaat of een land”: ieder land- of watergebied waarin een staat overeenkomstig het internationaal recht de bestuurlijke en regelgevende verantwoordelijkheid uitoefent met betrekking tot de bescherming van de menselijke gezondheid of het milieu;

  27. „landen en gebieden overzee”: de twintig overzeese landen en gebieden die staan vermeld in bijlage I A bij Besluit 2001/822/EG;

  28. „douanekantoor van uitvoer uit de Gemeenschap”: het douanekantoor gedefinieerd in artikel 161, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek(6);

  29. „douanekantoor van uitgang uit de Gemeenschap”: het douanekantoor gedefinieerd in artikel 793, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek(7);

  30. „douanekantoor van binnenkomst in de Gemeenschap”: het douanekantoor waar de afvalstoffen die het douanegebied van de Gemeenschap zijn binnengekomen, naartoe worden gebracht overeenkomstig artikel 38, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2913/92;

  31. „invoer”: het binnenbrengen van afvalstoffen in de Gemeenschap, echter met uitzondering van doorvoer via de Gemeenschap;

  32. „uitvoer”: het doen verlaten van afvalstoffen van de Gemeenschap, echter met uitzondering van doorvoer via de Gemeenschap;

  33. „doorvoer”: een overbrenging van afvalstoffen of een geplande overbrenging van afvalstoffen doorheen een of meerdere andere landen dan het land van verzending of van bestemming;

  34. „vervoer”: het verplaatsen van afvalstoffen over de weg, via het spoor, door de lucht, over zee of via binnenwateren;

  35. „overbrenging”: het vervoer van voor nuttige toepassing of verwijdering bestemde afvalstoffen dat plaatsvindt of gepland is plaats te hebben:

    1. tussen een land en een ander land; of

    2. tussen een land en landen of gebieden overzee of andere gebieden die onder de bescherming van het eerstbedoelde land staan; of

    3. tussen een land en een landgebied dat volgens het internationaal recht niet tot enig land behoort; of

    4. tussen een land en het Zuidpoolgebied; of

    5. vanuit een land doorheen een van de bovengenoemde gebieden; of

    6. binnen een land doorheen een van bovengenoemde gebieden en dat in hetzelfde land vertrekt en eindigt; of

    7. vanuit een niet onder de rechtsmacht van enig land vallend geografisch gebied naar een land;

  36. „illegale overbrenging”: een overbrenging van afvalstoffen:

    1. zonder kennisgeving aan alle betrokken bevoegde autoriteiten, overeenkomstig deze verordening, of

    2. zonder toestemming van de betrokken bevoegde autoriteiten, overeenkomstig deze verordening, of

    3. met een door vervalsing, verkeerde voorstelling van zaken of fraude verkregen toestemming van de betrokken bevoegde autoriteiten, of

    4. dat feitelijk niet met de kennisgeving of de vervoersdocumenten overeenstemt, of

    5. dat resulteert in een verwijdering of nuttige toepassing die in strijd is met de communautaire of internationale regelgeving, of

    6. dat in strijd is met de artikelen 34, 36, 39, 40, 41 en 43, of

    7. waarbij, ten aanzien van overbrengingen van afvalstoffen als bedoeld in artikel 3, leden 2 en 4,

      1. ontdekt is dat de afvalstoffen niet vermeld zijn in bijlage III, III A of III B of

      2. niet voldaan is aan artikel 3, lid 4;

      3. de overbrenging geschiedt op een wijze die niet feitelijk is gespecificeerd in het in bijlage VII opgenomen document;

  37. „controle”: acties van de betrokken autoriteiten om na te gaan of een inrichting, een onderneming, een makelaar, een handelaar, een overbrenging van afvalstoffen of de daarmee verband houdende nuttige toepassing of verwijdering voldoet aan de toepasselijke voorschriften van deze verordening.

TITEL II OVERBRENGINGEN BINNEN DE GEMEENSCHAP, MET OF ZONDER DOORVOER VIA DERDE LANDEN

Artikel 3 Algemeen procedureel kader

1.

Overbrengingen van de volgende afvalstoffen vallen onder de procedure van voorafgaande schriftelijke kennisgeving en toestemming, als vastgelegd in deze titel:

  1. indien bestemd voor verwijdering:

    alle afvalstoffen;

  2. indien bestemd voor nuttige toepassing:

    1. de afvalstoffen van bijlage IV, inclusief inter alia de afvalstoffen die worden genoemd in de bijlagen II en VIII bij het Verdrag van Bazel;

    2. de afvalstoffen van bijlage IV A;

    3. de afvalstoffen die niet onder één code van bijlage III, III B, IV of IV A vallen;

    4. mengsels van afvalstoffen die niet onder één code van bijlage III, III B, IV of IV A vallen, tenzij zij staan vermeld in bijlage III A.

2.

Overbrengingen van de volgende voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen vallen onder de algemene informatieverplichtingen als vastgesteld in artikel 18, wanneer het om meer dan 20 kg gaat:

  1. afvalstoffen van bijlage III of III B;

  2. mengsels die niet onder één code van bijlage III vallen, van twee of meer soorten afvalstoffen van bijlage III, mits de samenstelling van deze mengsels geen gevaar vormt voor de milieuhygiënisch verantwoorde nuttige toepassing ervan en mits deze mengsels overeenkomstig artikel 58 vermeld zijn in bijlage III A.

3.

Soorten afvalstoffen van bijlage III vallen, in uitzonderlijke gevallen, onder de relevante bepalingen alsof zij vermeld stonden in bijlage IV, indien zij een van de in bijlage III bij Richtlijn 91/689/EEG vermelde gevaarlijke eigenschappen vertonen. Deze gevallen worden behandeld overeenkomstig artikel 58.

4.

Overbrengingen van afvalstoffen die uitdrukkelijk bestemd zijn voor laboratoriumanalyse ter bepaling van hun fysische of chemische eigenschappen of van hun geschiktheid voor nuttige toepassing of verwijdering, vallen niet onder de procedure van voorafgaande schriftelijke kennisgeving en toestemming van lid 1. In plaats daarvan gelden de procedurele voorschriften van artikel 18. De hoeveelheid uitdrukkelijk voor laboratoriumanalyse bestemde afvalstoffen waarvoor deze uitzondering geldt, is de kleinste hoeveelheid die redelijkerwijs nodig is om de analyse in elk specifiek geval naar behoren uit te voeren, en bedraagt ten hoogste 25 kg.

5.

Overbrengingen van gemengd stedelijk afval (codenummer 20 03 01) ingezameld van particuliere huishoudens, ook indien die inzameling dergelijk afval van andere producenten omvat, naar inrichtingen voor nuttige toepassing of verwijdering vallen volgens deze verordening onder dezelfde bepalingen als overbrengingen van voor verwijdering bestemd afval.

HOOFDSTUK 1 Voorafgaande schriftelijke kennisgeving en toestemming

Artikel 4 Kennisgeving

Artikel 5 Contract

Artikel 6 Borgsom

Artikel 7 Doorzending van de kennisgeving door de bevoegde autoriteit van verzending

Artikel 8 Verzoeken om informatie en documentatie van de betrokken bevoegde autoriteiten en ontvangstbevestiging door de bevoegde autoriteit van bestemming

Artikel 9 Toestemming van de bevoegde autoriteit van bestemming, van verzending en van doorvoer en termijnen voor vervoer, nuttige toepassing of verwijdering

Artikel 10 Aan voorwaarden verbonden overbrenging

Artikel 11 Bezwaren tegen een overbrenging van voor verwijdering bestemde afvalstoffen

Artikel 12 Bezwaren tegen een transport van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen

Artikel 13 Algemene kennisgeving

Artikel 14 Vooraf goedgekeurde inrichtingen voor nuttige toepassing

Artikel 15 Aanvullende voorschriften inzake voorlopige nuttige toepassing en verwijdering

Artikel 16 Eisen waaraan na de toestemming voor een transport moet worden voldaan

Artikel 17 Wijzigingen in het transport na de toestemming

HOOFDSTUK 2 Algemene informatieverplichtingen

Artikel 18 Afvalstoffen die van bepaalde informatie vergezeld dienen te gaan

HOOFDSTUK 3 Algemene eisen

Artikel 19 Verbod op menging van afvalstoffen tijdens de overbrenging

Artikel 20 Bewaarplicht voor documenten en informatie

Artikel 21 Openbaarmaking van kennisgevingen

HOOFDSTUK 4 Terugnameplicht

Artikel 22 Terugname ingeval een transport niet als gepland kan worden voltooid

Artikel 23 Kosten van terugname ingeval een transport niet kan worden voltooid

Artikel 24 Terugname bij illegale overbrenging

Artikel 25 Kosten van terugname bij illegale overbrenging

HOOFDSTUK 5 Algemene administratieve bepalingen

Artikel 26 Vorm van de gegevenstoezending

Artikel 27 Taalkeuze

Artikel 28 Geschillen over de indeling

Artikel 29 Administratieve kosten

Artikel 30 Overeenkomsten voor grensgebieden

HOOFDSTUK 6 Overbrengingen binnen de Gemeenschap met doorvoer via derde landen

Artikel 31 Overbrengingen van voor verwijdering bestemde afvalstoffen

Artikel 32 Overbrengingen van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen

TITEL III OVERBRENGINGEN BINNEN LIDSTATEN

Artikel 33 Toepassing van deze verordening op overbrengingen uitsluitend binnen lidstaten

TITEL IV UITVOER UIT DE GEMEENSCHAP NAAR DERDE LANDEN

HOOFDSTUK 1 Uitvoer van voor verwijdering bestemde afvalstoffen

Artikel 34 Uitvoerverbod en uitzondering voor uitvoer naar EVA-landen

Artikel 35 Procedures bij uitvoer naar EVA-landen

HOOFDSTUK 2 Uitvoer van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen

Titel 1 Uitvoer naar landen waarop het OESO-besluit niet van toepassing is

Artikel 36 Uitvoerverbod
Artikel 37 Procedures voor de uitvoer van afvalstoffen van bijlage III of III A

Titel 2 Uitvoer naar landen waarop het OESO-besluit van toepassing is

Artikel 38 Uitvoer van afvalstoffen van de bijlagen III, III A, III B, IV en IV A

HOOFDSTUK 3 Algemene bepalingen

Artikel 39 Uitvoer naar het Zuidpoolgebied

Artikel 40 Uitvoer naar landen en gebieden overzee

TITEL V INVOER IN DE GEMEENSCHAP UIT DERDE LANDEN

HOOFDSTUK 1 Invoer van voor verwijdering bestemde afvalstoffen

Artikel 41 Invoerverbod en uitzondering voor invoer uit landen die partij zijn bij het Verdrag van Bazel, of die een overeenkomst hebben gesloten, of uit andere gebieden in crisis- of oorlogssituaties

Artikel 42 Eisen ten aanzien van de procedure bij invoer uit landen die partij zijn bij het Verdrag van Bazel of uit andere gebieden in crisis- of oorlogssituaties

HOOFDSTUK 2 Invoer van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen

Artikel 43 Invoerverbod met uitzondering van invoer uit landen waarop het OESO-besluit van toepassing is, of die partij zijn bij het Verdrag van Bazel, of een overeenkomst hebben gesloten, of uit andere gebieden in crisis- of oorlogssituaties

Artikel 44 Eisen ten aanzien van de procedure bij invoer uit landen waarop het OESO-besluit van toepassing is of uit andere gebieden in crisis- of oorlogssituaties

Artikel 45 Eisen ten aanzien van de procedure bij invoer uit een land waarop het OESO-besluit niet van toepassing is maar dat partij is bij het Verdrag van Bazel of uit andere gebieden in crisis- of oorlogssituaties

HOOFDSTUK 3 Algemene bepalingen

Artikel 46 Invoer uit landen en gebieden overzee

TITEL VI DOORVOER VIA DE GEMEENSCHAP UIT EN NAAR DERDE LANDEN

HOOFDSTUK 1 Doorvoer van voor verwijdering bestemde afvalstoffen

Artikel 47 Doorvoer via de Gemeenschap van voor verwijdering bestemde afvalstoffen

HOOFDSTUK 2 Doorvoer van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen

Artikel 48 Doorvoer via de Gemeenschap van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen

TITEL VII OVERIGE BEPALINGEN

HOOFDSTUK 1 Aanvullende verplichtingen

Artikel 49 Bescherming van het milieu

Artikel 50 Handhaving in de lidstaten

Artikel 51 Verslaglegging door de lidstaten

Artikel 52 Internationale samenwerking

Artikel 53 Aanwijzing van de bevoegde autoriteiten

Artikel 54 Aanwijzing van correspondenten

Artikel 55 Aanwijzing van de douanekantoren van binnenkomst in en van uitgang uit de Gemeenschap

Artikel 56 Mededeling en informatieverstrekking omtrent de aanwijzingen

HOOFDSTUK 2 Overige bepalingen

Artikel 57 Vergadering van correspondenten

Artikel 58 Wijziging van de bijlagen

Artikel 58 bis Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

Artikel 59 bis Comitéprocedure

Artikel 60 Evaluatie

Artikel 61 Intrekkingsbepalingen

Artikel 62 Overgangsbepalingen

Artikel 63 Overgangsbepalingen voor sommige lidstaten

Artikel 64 Inwerkingtreding en toepassing

BIJLAGE I A

BIJLAGE I B

BIJLAGE IC

BIJLAGE IIINFORMATIE EN DOCUMENTATIE BETREFFENDE DE KENNISGEVING

BIJLAGE IIILIJST VAN AFVALSTOFFEN DIE VERGEZELD MOETEN GAAN VAN BEPAALDE INFORMATIE ALS BEDOELD IN ARTIKEL 18 („GROENE” LIJST VAN AFVALSTOFFEN)

BIJLAGE III A

BIJLAGE IIIB

BIJLAGE IVLIJST VAN AFVALSTOFFEN WAARVOOR DE PROCEDURE VAN VOORAFGAANDE SCHRIFTELIJKE KENNISGEVING EN TOESTEMMING GELDT („ORANJE” LIJST VAN AFVALSTOFFEN)

BIJLAGE IV AAFVALSTOFFEN OPGENOMEN IN BIJLAGE III MAAR WAARVOOR DE PROCEDURE VAN VOORAFGAANDE SCHRIFTELIJKE KENNISGEVING EN TOESTEMMING GELDT (ARTIKEL 3, LID 3)

BIJLAGE VAFVALSTOFFEN WAARVOOR HET UITVOERVERBOD VAN ARTIKEL 36 GELDT

BIJLAGE VI

BIJLAGE VII

BIJLAGE VIIIRICHTSNOEREN VOOR EEN MILIEUHYGIËNISCH VERANTWOORD BEHEER (ARTIKEL 49)

BIJLAGE IXAANVULLENDE VRAGENLIJST IN VERBAND MET DE RAPPORTEN VAN DE LIDSTATEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 51, LID 2