Home

Hof van Justitie EU 27-11-1984 ECLI:EU:C:1984:360

Hof van Justitie EU 27-11-1984 ECLI:EU:C:1984:360

Gegevens

Instantie
Hof van Justitie EU
Datum uitspraak
27 november 1984

Uitspraak

ARREST VAN 27. 11. 1984 — ZAAK 99/83 FIORAVANTI / AMMINISTRAZIONE DELLE FINANZE DELLO STATO

In zaak 99/83,

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Corte d'appello te Brescia, in het aldaar aanhangig geding tussen

C. Fioravanti

en

Amministrazione delle finanze dello Stato,

HET HOF VAN JUSTITIE (Vierde kamer),

samengesteld als volgt: G. Bosco, kamerpresident, P. Pescatore, A. O'Keeffe, T. Koopmans en K. Bahlmann, rechters,

advocaatgeneraal: Sir Gordon Slynn

griffier: H. A. Rühl, hoofdadministrateur

het navolgende

ARREST

De feiten

De feiten, het procesverloop en de krachtens artikel 20 van 's Hofs Statuut-EEG ingediende schriftelijke opmerkingen kunnen worden samengevat als volgt:

I — De feiten en het procesverloop

Blijkens de verwijzingsbeschikking was C. Fioravanti, douane-expediteur, door de vennootschap Gormec te Milaan belast met de inklaring van drie partijen boter van communautaire oorsprong en herkomst. Op de grondslag van de door hem authentiek en regelmatig bevonden documenten ging Fioravanti over tot de aangiften van definitieve invoer. De waar werd daarop ingeklaard door middel van drie douaneformulieren, afgegeven dooide douane te Cremona, alwaar zij was opgeslagen in de Magazzini Generali Cariplo. Elk formulier had betrekking op de inklaring van 50 000 kg boter, die tijdens de douane-inspectie was erkend als van oorsprong en afkomstig uit België, zulks in overeenstemming met de door Fioravanti ontvangen en bij de douane te Cremona neergelegde documenten. Naderhand ging de douane van het district Brescia over tot herziening van de vaststellingen in de drie importformulieren. Na onderzoek bij de Belgische en de Zwitserse douane stelde zij vast, dat de waar vanuit Australië in België was ingevoerd, door de onderneming Sofial te Brussel vanaf de douane te Montzen was verzonden naar de onderneming Roba SA, Bale bij de vrijhaven Genève La Praille, en vanuit deze vrijhaven naar Cremona was verzonden met als bestemming Magazzini Generali Cariplo. Zij stelde voorts vast, dat de Zwitserse douane op de voor de tweede verzending afgegeven internationale vrachtbrieven CIM het teken T2 voor het intern communautair douanevervoer had aangebracht; zulks zou terug te voeren zijn op een vergissing ten gevolge van het verlies van exemplaar nr. 3 van de in België afgegeven vrachtbrieven CIM. Op bedoeld exemplaar had het teken moeten worden aangebracht dat de communautaire of niet-communautaire oorsprong van de vervoerde goederen aangeeft. Bij gebreke van het teken Tl, dat aangeeft dat de goederen niet van oorsprong zijn uit de Gemeenschap, wordt ervan uitgegaan dat het om intern communautair douanevervoer gaat.

Daarop gingen de Italiaanse autoriteiten over tot vaststelling van de verschuldigde douanerechten. Hun navordering was zowel gericht tegen Gormec als tegen Fioravanti, die subsidiair aansprakelijk was ex artikel 41, tweede alinea, van de Italiaanse douanewet nr. 43 van januari 1973. Daar Gormec insolvabel was, vorderden de Italiaanse autoriteiten van Fioravanti betaling van een bedrag van LIT 243 400 755.

Daartegen tekende Fioravanti verzet aan bij het Tribunale te Brescia. Hij beriep zich op onbevoegdheid van de Amministrazione delle Finanze om betaling van de douanerechten te vorderen: ingevolge artikel 36 van verordening nr. 542/69 zouden de Belgische autoriteiten, zijnde de autoriteiten van het land waar de overtreding is begaan, de verschuldigde bedragen moeten invorderen. Deze opvatting, die door de Amministrazione delle Finanze werd betwist en door de rechter in eerste aanleg afgewezen, werd andermaal te berde gebracht voor de appèlrechter, die bij beschikking van 20 april 1983 heeft besloten, de behandeling van de zaak te schorsen en krachtens artikel 177 EEG-Verdrag het Hof te verzoeken om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:

„1. Dient, inzonderheid gelet op de artikelen 1 en 5 van de Overeenkomst tussen de EEG en de Zwitserse Bondsstaat over de toepassing van de voorschriften inzake communautair douanevervoer als bedoeld in verordening (EEG) nr. 2812/72 van de Raad, alsmede op de overige specifieke bepalingen van die regeling, als communautair douanevervoer te worden beschouwd het vervoer van goederen die vanuit België (douane te Montzen) naar een bepaalde geadresseerde in de vrijhaven Genève La Praille (Zwitserland) zijn verzonden, door die geadresseerde via de douane van voornoemde vrijhaven zijn doorgezonden naar een andere geadresseerde in de stad Cremona (Italië) en aldaar definitief zijn ingevoerd?

2. Is in bovenbedoeld geval als rechtmatig te beschouwen de afgifte, door de Zwitserse douane, van internationale vrachtbrieven CIM waarin wordt verwezen naar de voor de voorafgaande fase van het vervoer afgegeven vrachtbrieven en waarop het teken T2 — ter aanduiding van intern communautair douanevervoer — is aangebracht, indien ter rechtvaardiging van dat teken wordt gesteld (ofschoon zulks niet kan worden aangetoond daar exemplaar nr. 3 van die documenten verloren zou zijn gegaan), dat op de aanvankelijke vrachtbrieven geen enkel teken en derhalve evenmin het teken Tl was aangebracht, bij gebreke waarvan het communautair douanevervoer moest worden beschouwd als intern en niet extern en derhalve betrekking hebbend op goederen die niet afkomstig waren uit derde landen?

3. Indien omgekeerd de goederen uit een derde land (in casu Australië) afkomstig zijn en tijdelijk, dat wil zeggen zonder de vervulling van einige verplichting ter zake van de douanerechten, zijn ingevoerd in België, de Lid-Staat van de Gemeenschap waarin het betrokken vervoer heeft aangevangen, is dan de verantwoordelijkheid voor dat vervoer, uitgevoerd met de voor het intern communautair douanevervoer geldende documenten, gelegen bij het land (en de ondernemers) van waaruit de goederen zijn verzonden (België) of doorgezonden (Zwitserland), en niet bij het land van de — op basis van formeel regelmatige documenten tot stand gekomen — definitieve invoer (Italië)?

4. Moet in casu, ook al heeft de vaststelling van de onregelmatigheid in Italië plaatsgevonden, gelet op het bepaalde in artikel 36 van verordening (EEG) nr. 542/69 (‚wanneer wordt vastgesteld dat bij een communautair douanevervoer in een bepaalde Lid-Staat een overtreding of onregelmatigheid is begaan, wordt de actie tot invordering van de eventueel opeisbare rechten en andere heffingen... door deze Lid-Staat ingesteld’), de invordering van de landbouwheffingen geschieden door het land waarin het als intern communautair gekwalificeerde vervoer heeft aangevangen, of door het land waar de goederen werden doorgezonden, jegens de daarbij betrokken ondernemers?”

De verwijzingsbeschikking is op 30 mei 1983 ter griffie van het Hof ingeschreven.

Krachtens artikel 20 van 's Hofs Statuut-EEG zijn schriftelijke opmerkingen ingediend door C. Fioravanti, verzoeker in het hoofdgeding, vertegenwoordigd door G. Leone, advocaat te Milaan, de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door O. Fiumara, avvocato dello Stato, en de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door A. Prozziilo, lid van haar juridische dienst.

Het Hof heeft, op rapport van de rechterrapporteur en gehoord de advocaatgeneraal, besloten zonder instructie tot de mondelinge behandeling over te gaan.

Bij beschikking van 29 februari 1984 heeft het Hof krachtens artikel 95, paragrafen 1 en 2, van het Reglement voor de procesvoering, besloten, de zaak naar de Vierde kamer te verwijzen.

II — Bij het Hof ingediende schriftelijke opmerkingen

Verzoeker in het hoofdgeding, C. Fioravanti, betoogt dat de exemplaren nr. 3 van de in België afgegeven vrachtbrieven CIM, anders dan in de verwijzingsbeschikking van de Corte d'appello te Brescia wordt gesteld, niet verloren zijn gegaan. Voor de eerste twee verzendingen zijn bedoelde exemplaren normaal in Zwitserland aangekomen. Alleen exemplaar nr. 1 van de laatste verzending is kennelijk in Zwitserland verloren gegaan, waarop de douane exemplaar nr. 2 als exemplaar nr. 3 heeft gevalideerd. Er dient evenwel op te worden gewezen, dat het teken Tl door de Belgische douane te Montzen evenmin op bedoeld exemplaar van de vrachtbrief was aangebracht.

Derhalve is de onderhavige zaak het gevolg van een onregelmatigheid in België bij het opmaken van de documenten voor intern communautair douanevervoer die bij een partij boter met bestemming Italië hoorden. De waar werd per trein vanuit Montzen (België) verzonden; de zes vrachtbrieven waren niet voorzien van het teken Tl, dat aangeeft dat goederen niet van oorsprong zijn uit de Gemeenschap. Artikel 11 van verordening nr. 385/73 bepaalt dat de „internationale vrachtbrief... opgesteld voor goederen welke door de spoorwegadministratie van een oorspronkelijke Lid-Staat ten vervoer zijn aangenomen, als document T2 (geldt), tenzij hierop het teken ‚Tl’... is aangebracht”.

Volgens verzoeker ligt het antwoord op de eerste besloten in artikel 1, lid 1, van verordening nr. 2812/72, dat luidt als volgt:

„De voorschriften inzake communautair douanevervoer... zijn... van toepassing op goederen die over Zwitsers grondgebied tussen twee in de Gemeenschap gelegen plaatsen worden vervoerd, ongeacht of deze goederen rechtstreeks, met of zonder overlading in Zwitserland worden verzonden, dan wel vanuit Zwitserland, eventueel na opslag in douane-entrepôt worden doorgezonden.”

Derhalve moet als communautair douanevervoer worden aangemerkt het onderhavige vervoer van partijen boter, die vanuit België werden verzonden naar de vrijhaven van Genève en van daaruit werden doorgezonden naar Italië.

De verordening betreffende communautair douanevervoer heeft immers uitsluitend betrekking op het vervoer van goederen tussen twee plaatsen in de Gemeenschap, onverschillig of zij een tijd in Zwitserland blijven en of zij tijdens het vervoer worden verkocht en van eigenaar veranderen.

De vraag kan derhalve niet anders dan bevestigend worden beantwoord.

Met betrekking tot de tweede vraag voert verzoeker in het hoofdgeding aan dat, anders dan de Corte d'appello te Brescia heeft gesteld, niet alle exemplaren nr. 3 van de vrachtbrieven verloren zijn gegaan in Zwitserland. Buiten kijf. staat evenwel, dat geen enkele in België opgemaakte vrachtbrief was voorzien van het teken Tl, het enige teken dat aangeeft dat goederen niet van oorsprong zijn uit de Gemeenschap en dat derhalve geen douanerechten zijn betaald.

Artikel 7, lid 2, van verordening nr. 304/71 van de Commissie van 11 februari 1971 (PB L 35 van 1971, blz. 31) bepaalt:

„Voor goederen als bedoeld in artikel 1, lid 2, van verordening (EEG) nr. 542/69 vermeldt het kantoor van vertrek op het exemplaar nr. 3 van de vrachtbrief dat de goederen waarop hij betrekking heeft, worden vervoer met toepassing van de regeling voor extern communautair douanevervoer.

Te dien einde plaatst het kantoor van vertrek in het vak ‚Omschrijving van de goederen’op een in het oog vallende wijze het teken ‚Tl’”.

Artikel 11 van verordening nr. 385/73 van de Commissie van 19 januari 1973 (PB L 42 van 1973, blz. 1) betreffende de methoden van administratieve samenwerking welke het vrije verkeer van goederen in het handelsverkeer binnen de Gemeenschap moeten waarborgen, luidt als volgt:

„Voor de toepassing van de bepalingen van verordening (EEG) nr. 304/71 van de Commissie van 11 februari 1971 betreffende de vereenvoudiging van de regelingen voor communautair douanevervoer voor per spoor vervoerde goederen,

  • geldt de internationale vrachtbrief... opgesteld voor goederen welke door de spoorwegadministratie van een oorspronkelijke Lid-Staat ten vervoer zijn aangenomen, als document T2, tenzij hierop het teken Tl overeenkomstig de bepalingen van artikel 7, lid 2, van bovengenoemde verordening, ... is aangebracht...”

Tenslotte bepaalt verordening n. 2812/72 betreffende de sluiting van een overeenkomst tussen de Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat over de toepassing van de voorschriften inzake communautair douanevervoer:

Artikel 6

„1. De bevoegde Zwitserse douanekantoren zijn met name gerechtigd de functies van kantoor van vertrek, van doorgang, van bestemming en van zekerheidstelling te vervullen.

...

2. De bevoegde douanekantoren van de Lid-Staten zijn gerechtigd documenten Tl en T2 af te geven die geldig zijn tot aan een Zwitsers kantoor van bestemming.

...”

Artikel 8

„2. Voor goederen als bedoeld in artikel 1, lid 3, van de verordening betreffende communautair douanevervoer... vermeldt het Zwitserse kantoor van vertek op exemplaar nr. 3 van de intenationale vrachtbrief dat de goederen, waarop de vrachtbrief betrekking heeft, met toepassing van de regeling voor intern communautair douanevervoer worden vervoerd. Te dien einde plaatst dit kantoor in het vak ‚aanduiding van het goed’ het teken T2 alsmede zijn stempel.

...”

Op grond van deze regeling concludeert verzoeker in het hoofdgeding dat, waar de Belgische douane te Montzen het teken Tl noch het teken T2 op de vrachtbrieven CIM had aangebracht, de douane te Genève gehouden was ervan uit te gaan, dat het communautaire goederen als bedoeld in artikel 11 van verordening nr. 385/73 betrof. Bij het opstellen van de nieuwe vrachtbrieven voor de verzending van Genève naar Cremona was de Zwitserse douane op grond van de door de douane te Montzen overgelegde documenten van mening, dat het communautaire goederen betrof, en heeft zij derhalve op de nieuwe vrachtbrieven CIM terecht het teken T2 aangebracht.

Het antwoord op de derde vraag ligt volgens verzoeker in het hoofdgeding voor de hand wanneer men ervan uitgaat, dat de onrechtmatige opstelling van een document waarin uit een derde land afkomstige goederen ten onrechte als communautair worden aangemerkt, tot de uitsluitende verantwoordelijkheid behoort van degene die dit valse document heeft opgesteld en niet van degene die er te goeder trouw gebruik van maakt.

Mitsdien kan op deze vraag slechts worden geantwoord, dat de opstelling van de documenten en de verzorging van het vervoer van goederen die afkomstig zijn uit een derde land, met gebruikmaking van documenten voor intern communautair douanevervoer, uitsluitend de aansprakelijkheid meebrengt van de handelaars in het land van waaruit de goederen werden verzonden (België) dan wel doorgezonden (Zwitserland), en niet tevens van de handelaars in het land van definitieve invoer.

Met betrekking tot de vierde vraag betoogt verzoeker in het hoofdgeding, dat de gemeenschapswetgever heeft gekozen voor het algemene beginsel „locus commissi delicti”. Concluderend kan op de gestelde vraag op grond van artikel 36 van verordening nr. 542/69 worden geantwoord, dat ook al werd de overtreding eerst in Italië ontdekt, bij een controle van de vaststellingen in de importformulieren, in casu niettemin vaststaat dat de overtreding werd begaan in België, bij de vervalsing of verkeerde invulling van de vrachtbrieven, of in Zwitserland, toen de goederen werden doorgezonden.

Derhalve dient de invordering van de landbouwheffingen te geschieden door het land waar het (bij gebreke van het teken Tl) als intern communautair gekwalificeerde vervoer heeft aangevangen (België), of, subsidiair, door het land van waaruit de goederen werden doorgezonden met vrachtbrieven CIM waarop, naar achteraf is gebleken, ten onrechte het teken T2 was aangebracht (Zwitserland). Iedere andere conclusie komt in strijd met artikel 36 van verordening nr. 542/69 betreffende communautair douanevervoer.

Met betrekking tot de feiten van de onderhavige zaak wijst de Italiaanse regering erop, dat de Commissie in mei-juni 1978 overeenkomstig artikel 18, lid 2, van verordening nr. 2891/77 van de Raad in België een aanvullende controle verrichtte. Daarbij bleek, dat drie partijen van elk 100 000 kg butteroil, goederen die niet van oorsprong waren uit de Gemeenschap, vanuit België naar Zwitserland waren verzonden; de documenten die bij de eerste twee partijen waren gevoegd, waren niet van het teken Tl voorzien, terwijl met betrekking tot de derde partij niet meer kon worden nagegaan, of dat teken op de desbetreffende documenten was aangebracht. Een deel van de waar — 100 000 kg uit de eerste twee partijen en 50 000 kg uit de derde partij — werd naar verluidt met Zwitserse, van het teken T2 voorziene vrachtbrieven, doorgezonden naar Italië.

De heffingen verschuldigd voor de in Italië ingevoerde niet-communautaire goederen werden niet geïnd, aangezien de invoer onder de interne communautaire regeling geschiedde.

De Italiaanse regering is van oordeel, dat de eerste prejudiciële vraag bevestigend moet worden beantwoord.

Luidens verordening nr. 542/69 en de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat bedoeld in verordening nr. 2812/72, zijn de voorschriften inzake communautair douanevervoer van toepassing op goederen die over Zwitsers grondgebied tussen twee in de Gemeenschap gelegen plaatsen worden vervoerd, ongeacht of deze goederen rechtsstreeks, met of zonder overlading in Zwitserland, worden verzonden, dan wel vanuit Zwitserland, eventueel na opslag in douane-entrepôt, worden doorgezonden. De verzending van goederen vanuit België naar Italië valt derhalve onder de regeling voor intern communautair douanevervoer, indien die goederen over Zwitsers grondgebied worden vervoerd, onverschillig of zij rechtstreeks worden verzonden dan wel in Zwitserland in douane-entrepôt worden opgeslagen in afwachting dat zij vandaar naar Italië worden doorgezonden.

Dat de doorzending vanuit Zwitserland voor rekening is van degene voor wie de zending uit België bestemt is, vormt geen grond voor de stelling, dat het communautair douanevervoer wordt onderbroken; de opslag in de vrije zone verzekert immers de ononderbroken toepasselijkheid van de regeling betreffende communautair douanevervoer, behoudens de in artikel 5 van voormelde overeenkomst bedoelde gevallen.

In het onderhavige geval is op de vanuit België verzonden en vanuit Zwitserland doorgezonden waar met als eindbestemming Italië, steeds de regeling betreffende communautair douanevervoer van toepassing gebleven, ongeacht of de begeleidende documenten al dan niet overeenkomstig de regels waren afgegeven.

Met betrekking tot de tweede vraag merkt de Italiaanse regering op, dat luidens het rapport van de Commissie bij de aanvullende controle is gebleken, dat bij de uitvoer naar Zwitserland van een partij van minstens 200 ton butteroil van niet-communautaire oorsprong, het douanekantoor van vertrek (Lamorteau-Station) op het — als document voor communautair douanevervoer dienend — exemplaar nr. 3 van de bij de waar gevoegde internationale vrachtbrieven niet het teken Tl had aangebracht. Ten gevolge van deze administratieve vergissing mocht de Zwitserse douane automatisch ervan uitgaan, dat de waar onder de regeling voor intern communautair douanevervoer was ingevoerd; voor wat de naar Italië doorgezonden partijen betreft, mocht zij krachtens de Overeenkomst van 23 november 1972 op de Zwitserse vrachtbrieven het teken T2 aanbrengen (waaruit blijkt dat het communautaire goederen betreft).

Artikel 7, lid 2, van verordening nr. 304/71 bepaalt, dat het kantoor van vertrek voor goederen als bedoeld in artikel 1, lid 2, van verordening nr. 542/69 op het exemplaar nr. 3 van de vrachtbrief vermeldt dat de goederen waarop hij betrekking heeft, worden vervoerd met toepassing van de regeling voor extern communautair douanevervoer. Te dien einde plaatst het in het vakje „Omschrijving van de goederen” op een in het oog vallende wijze het teken Tl. Is op de internationale vrachtbrief geen enkel teken aangebracht, dan geldt hij als T2-document.

Met betrekking tot de onderhavige transporten staat vast, dat bij de eerste twee verzendingen van 100 000 kg van België naar Zwitserland, op exemplaar nr. 3 van de vrachtbrief niet het teken Tl was aangebracht. Voor wat de derde verzending betreft is twijfel mogelijk, aangezien de Zwitserse douane de exemplaren nr. 3 niet heeft teruggevonden; evenwel wijst alles erop, dat het teken Tl evenmin op die exemplaren voorkwam. Bij gebreke van het teken Tl op de aan de Zwitserse douane overgelegde documenten mocht deze bij aankomst van de waar zonder meer ervan uitgaan, dat het om intern communautair douanevervoer ging, en dienovereenkomstig de goederen met T2-documenten doorzenden.

Met betrekking tot de derde en de vierde vraag is de Italiaanse regering van mening, dat ingevolge artikel 36 van verordening nr. 542/69 de actie tot invordering van verschuldigde rechten moet worden ingesteld door de Lid-Staat waarin bij een communautair douanevervoer een overtreding of onregelmatigheid is begaan.

Voor de vaststelling in abstracto van de locus commissi delicti worden uiteenlopende oplossingen voorgestaan; sommigen gaan ervan uit, dat de plaats van overtreding die is waar de onrechtmatige handeling is gepleegd, anderen dat de overtreding daar is begaan waar de gebeurtenis zich heeft voorgedaan die een noodzakelijk bestanddeel is van de verwezenlijking van het delict (plaats van voltooiing). Kennelijk hangt de concrete oplossing in wezen af van de positiefrechtelijke norm die het specifieke geval beheerst.

Artikel 36 van de betrokken verordening heeft kennelijk het oog op de plaats waar de onregelmatigheid is begaan.

Volgens de Commissie bestaat de litigieuze overtreding hierin, dat waar van oorsprong uit een derde land in Italië werd ingevoerd zonder dat de verschuldigde heffingen waren geïnd. Die conclusie is evenwel ontoelaatbaar. Vooraleer de waar Italië werd binnengebracht, hadden de Belgische instanties internationale vrachtbrieven afgegeven voor de invoer in een Zwitserse vrijhaven, conform de regeling voor communautair douanevervoer, van niet-communautaire goederen die als communautair waren aangemerkt. Het is derhalve aan de handelwijze van de Belgische instanties te wijten, dat goederen van niet-communautaire oorsprong in het vrije verkeer werden gebracht en als zodanig naar Zwitserland verzonden, van waaruit zij later wettig in een andere Lid-Staat konden worden binnengebracht, zonder dat de verschuldigde rechten waren betaald. Derhalve kan het ontstaan van de douaneschuld worden gesitueerd in België, op het tijdstip waarop de goederen onder de regeling voor het vrije verkeer kwamen te vallen. De toepassing van die regeling kon slechts gerechtvaardigd zijn, indien in België over die waar heffingen waren geïnd; de waar werd rechtmatig zonder betaling van enige heffing in Italië ingevoerd, aangezien zij zich binnen de Gemeenschap in het vrije verkeer bevond.

Mitsdien moet worden geconcludeerd, dat de overtreding werd begaan in België, waar de goederen bij het vertrek in het vrije verkeer werden gebracht, en niet in Italië, waar zij werden ingevoerd; derhalve moet de actie tot invordering van de heffingen worden ingesteld door België (tegen de Belgische handelaars), aangezien de overtreding in de Lid-Staat is begaan. Mitsdien staat het aan de Lid-Sţaat België, het bedrag van de verschuldigde rechten ter beschikking van de Commissie te stellen.

De eerste vraag, aldus de Commissie, is terug te voeren op een verwarring van de begrippen „communautair douanevervoer” en „intern communautair douanevervoer”: verordening nr. 542/69 geldt voor alle vormen van douanevervoer, dat wil zeggen het vervoer van goederen tussen twee in de Gemeenschap gelegen plaatsen. Indien het gaat om communautaire goederen, is sprake van „intern communautair douanevervoer”; in geval van niet-communautaire goederen spreekt men van „extern communautair douanevervoer”. Dat het vervoer via Zwitserland is gegaan, wijzigt de situatie geenszins, aangezien het douanevervoer in casu is geschied volgens de regels van de Overeenkomst tussen de EEG en de Zwitsere Bondsstaat inzake het communautair douanevervoer. Krachtens artikel 1, lid 1, van voormelde Overeenkomst is de regeling inzake communautair douanevervoer van toepassing op goederen die over Zwitsers grondgebied tussen twee in de Gemeenschap gelegen plaatsen worden vervoerd, ongeacht of deze goederen rechtstreeks, met of zonder overlading in Zwitserland, worden verzonden, dan wel vanuit Zwitserland, eventueel na opslag in douane-entrepôt, worden doorgezonden.

Met betrekking tot de tweede vraag valt uit de context van artikel 7 van verordening nr. 304/71 op te maken, dat een in een Lid-Staat afgegeven internationale vrachtbrief als document voor intern communautair douanevervoer geldt, behoudens wanneer het douanekantoor van vertrek daarop het teken Tl aanbrengt. Voorts zijn de Zwitserse autoriteiten krachtens voormelde overeenkomst gerechtigd, documenten voor intern communautair douanevervoer af te geven op vertoon van een door een Lid-Staat van de Gemeenschap afgegeven document voor intern communautair douanevervoer. Op basis van een in een Lid-Staat afgegeven formulier LV 1 zonder het teken Tl, dat derhalve als document voor intern communautair douanevervoer geldt, geven de Zwitserse autoriteiten bijgevolg in geval van doorzending volgens de vereenvoudigde regeling voor per spoor vervoerde goederen een nieuw formulier LV 1 af, dat als document voor intern communautair douanevervoer geldt. Daartoe v/ordt in vak 25 van die vrachtbrief het teken T2 aangebracht.

Voor zover het in België afgegeven formulier LV 1 niet was voorzien van het teken Tl, was de handelwijze van de Zwitserse douane derhalve rechtmatig. Zulks zou anders zijn, wanneer bedoeld teken wel was aangebracht.

De derde vraag, aldus de Commissie, heeft betrekking op de aansprakelijkheid die het vervoer meebrengt voor de betrokken landen en handelaars. Zij wijst erop:

  1. dat de aansprakelijkheid voor de betaling van een douaneschuld niet voortvloeit uit het vervoer van goederen, zelfs indien voor dat vervoer een onregelmatig document wordt gebruikt, doch uit andere omstandigheden, die worden uiteengezet in de richtlijn betreffende de verplichting tot betaling van douanerechten;

  2. dat een handelaar administratief- of strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld wanneer hij bewust een vals document gebruikt;

  3. dat, indien het Belgisch douanekantoor van vertrek op het formulier LV 1 niet het teken Tl heeft aangebracht, België daarvoor mogelijkerwijs verantwoordelijk kan worden gesteld; dat immers bij communautair douanevervoer het douanekantoor van vertrek onder meer dient na te gaan, onder welk douaneregime de goederen vallen, en dus dient na te gaan of zij moeten worden vervoerd overeenkomstig de vereenvoudigde regeling voor per spoor vervoerde goederen, in welk geval het kantoor van vertrek op het formulier LV 1 het teken Tl dient aan te brengen; dat dit aspect echter voor de uitspraak in de onderhavige zaak wellicht niet ter zake dienend is.

De laatste vraag kan gemakkelijk worden beantwoord zodra de litigieuze overtreding of onregelmatigheid is omschreven: zij bestaat hierin, dat niet-communautaire goederen in het vrije verkeer zijn gebracht, zonder dat de objectief opeisbare rechten waren betaald. Het is duidelijk, dat die overtreding of onregelmatigheid in Italië is begaan, en dat dit land derhalve de verschuldigde rechten dient in te vorderen.

III — Mondelinge behandeling

Ter terechtzitting van 29 mei 1984 zijn mondelinge opmerkingen gemaakt door verzoeker in het hoofdgeding, C. Fioravanti, vertegenwoordigd door G. Leone, advocaat te Milaan, de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door A. Squillante als gemachtigde, bijgestaan door O. Fiumara, avvocato dello Stato, en de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door A. Prozzillo als gemachtigde.

De advocaatgeneraal heeft ter terechtzitting van 3 juli 1984 conclusie genomen.

In rechte

1 Bij beschikking van 20 april 1983, ingekomen ten Hove op 30 mei daaropvolgend, heeft de Corte d'appello te Brescia krachtens artikel 177 EEG-Verdrag vier prejudiciële vragen gesteld betreffende de uitlegging van de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat over de toepassing van de voorschriften inzake communautair douanevervoer (PB L 249, van 1972, blz. 1) (hierna: de Overeenkomst) en van verordening nr. 542/69 van de Raad van 18 maart 1969 betreffende communautair douanevervoer (PB L 77 van 1969, blz. 1).

2 Deze vragen zijn gerezen in een geschil tussen C. Fioravanti, douane-expediteur, verzoeker in het hoofdgeding, en de Amministrazione delle Finanze dello Stato, verweerster in het hoofdgeding.

3 Blijkens de verwijzingsbeschikking was verzoeker in het hoofdgeding als douane-expediteur belast met de inklaring van drie partijen boter, van oorsprong en afkomstig uit de Gemeenschap (België). Toen hij de — formeel authentieke en regelmatige — documenten had ontvangen, ging hij over tot de aangiften van definitieve invoer. De waar werd daarop door middel van drie door de douane te Cremona afgegeven douaneformulieren ingeklaard in de Magazzini Generali Cariplo, waar zij was opgeslagen.

4 Vervolgens stelde de Italiaanse douane vast dat de waar, die afkomstig was uit Australië, tijdelijk in België was ingevoerd met het oog op verwerking, daarop vanuit België naar een Zwitserse onderneming in de vrijhaven van Genève La Praille was verzonden, vervolgens vanuit deze vrijhavan naar Gormec Sri te Cremona was doorgezonden en aldaar door bemiddeling van verzoeker in het hoofdgeding was ingeklaard.

5 De Zwitserse douane, aldus de verwijzingsbeschikking, had op de voor de doorzending afgegeven internationale vrachtbrieven CIM het teken T2 — ter aanduiding van intern communautair douanevervoer — aangebracht; dit zou berusten op een vergissing, ontstaan door het verlies van exemplaar nr. 3 van de in België afgegeven vrachtbrieven, waarop het teken had moeten worden aangebracht dat de communautaire of niet-communautaire oorsprong van de vervoerde goederen aangeeft, en doordat het bij gebreke van het teken Tl, dat aangeeft dat de goederen niet van oorsprong zijn uit de Gemeenschap, volgens de geldende verordeningen om intern communautair douanevervoer gaat.

6 Volgens de berekening van de Italiaanse douane was over de betrokken partijen, afkomstig uit een derde land, een bedrag van LIT 243 400 755 aan landbouwheffingen verschuldigd, berekend op de datum van de respectievelijke invoerformulieren. Zij vorderde betaling van dit bedrag van de vennootschap Gormec en, subsidiair, van Fioravanti, die subsidiair aansprakelijk was ex artikel 41 van de Italiaanse douanewet. Daar Gormec niet betaalde en de tot haar gerichte exploten niets uithaalden, sprak de Amministrazione delle Finanze op 17 mei 1977 Fioravanti aan tot betaling van voornoemd bedrag van LIT 243 400 755.

7 De douane-expediteur tekende daartegen verzet aan bij het Tribunale te Brescia. Hij voerde meerdere verweermiddelen aan, met name onbevoegdheid van de Amministrazione delle Finanze om het betrokken bedrag in te vorderen; hij betoogde dat de overtreding of de onregelmatigheden met betrekking tot het betrokken communautair douanevervoer zich hadden voorgedaan in een andere Lid-Staat van de Gemeenschap (België) of in een land dat met het oog op de toepassing van een internationale overeenkomst daarmee gelijk wordt gesteld (Zwitserland), en dat naar luid van artikel 36 van verordening nr. 584/69, „de actie tot invordering van de eventueel opeisbare rechten en andere heffingen... door deze Lid-Staat (wordt) ingesteld”.

8 De Amministrazione delle Finanze wees erop, dat het door voormelde bepaling geregelde geval zich in casu niet voordeed. Het zou hier niet gaan om communautair douanevervoer, dat wil zeggen vervoer tussen Lid-Staten via Zwitserland, maar om vervoer vanuit een derde land, in casu Zwitserland. De verzending van de waar van Genève naar Cremona geschiedde, aldus de Amministrazione delle Finanze, op last van iemand die niet de aanvankelijke verzender vanaf Montzen in België was en die geadresseerde was van deze verzending; zij stond geheel los van de eerste verzending vanaf Montzen, zodat een wezenlijk element om van communautair douanevervoer te kunnen spreken, te weten dat de waar afkomstig is uit een Lid-Staat van de EEG, ontbrak.

9 Het Tribunale wees het verzet van Fioravanti af, waarop deze beroep instelde bij de Corte d'appello te Brescia. Deze instantie heeft het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:

„1 Dient, inzonderheid gelet op de artikelen 1 en 5 van de Overeenkomst tussen de EEG en de Zwitserse Bondsstaat over de toepassing van de voorschriften inzake communautair douanevervoer als bedoeld in verordening (EEG) nr. 2812/72 van de Raad, alsmede op de overige specifieke bepalingen van die regeling, als communautair douanevervoer te worden beschouwd het vervoer van goederen die vanuit België (douane te Montzen) naar een bepaalde geadresseerde in de vrijhaven Genève La Praille (Zwitserland) zijn verzonden, door die geadresseerde via de douane van voornoemde vrijhaven zijn doorgezonden naar een andere geadresseerde in de stad Cremona (Italië) en aldaar definitief zijn'ingevoerd?

2. Is in bovenbedoeld geval als rechtmatig te beschouwen de afgifte, door de Zwitserse douane, van internationale vrachtbrieven CIM waarin wordt verwezen naar de voor de voorafgaande fase van het vervoer afgegeven vrachtbrieven en waarop het teken T2 — ter aanduiding van intern communautair douanevervoer — is aangebracht, indien ter rechtvaardiging van dat teken wordt gesteld (ofschoon zulks niet kan worden aangetoond daar exemplaar nr. 3 van die documenten verloren zou zijn gegaan), dat op de aanvankelijke vrachtbrieven geen enkel teken en derhalve evenmin het teken Tl was aangebracht, bij gebreke waarvan het communautair douanevervoer moest worden beschouwd als intern en niet extern derhalve betrekking hebbend op goederen die niet afkomstig waren uit derde landen?

3. Indien omgekeerd de goederen uit een derde land (in casu Australië) afkomstig zijn en tijdelijk, dat wil zeggen zonder de vervulling van enige verplichting ter zake van de douanerechten, zijn ingevoerd in België, de Lid-Staat van de Gemeenschap waarin het betrokken vervoer heeft aangevangen, is dan de verantwoordelijkheid voor dat vervoer, uitgevoerd met de voor het intern communautair douanevervoer geldende documenten, gelegen bij het land (en de ondernemers) van waaruit de goederen zijn verzonden (België) of doorgezonden (Zwitserland), en niet bij het land van de — op basis van formeel regelmatige documenten tot stand gekomen — definitieve invoer (Italië) ?

4. Moet in casu, ook al heeft de vaststelling van de onregelmatigheid in Italië plaatsgevonden, gelet op het bepaalde in artikel 36 van verordening (EEG) nr. 542/69 (‚wanneer wordt vastgesteld dat bij een communautair douanevervoer in een bepaalde Lid-Staat een overtreding of onregelmatigheid is begaan, wordt de actie tot invordering van de eventueel opeisbare rechten en andere heffingen... door deze Lid-Staat ingesteld’), de invordering van de landbouwheffingen geschieden door het land waarin het als intern communautair gekwalificeerde vervoer heeft aangevangen, of door het land waar de goederen werden doorgezonden, jegens de daarbij betrokken ondernemers?”

10 De nationale rechter gaat ervan uit, dat exemplaar nr. 3 van de vrachtbrieven verloren is gegaan. Tijdens de procedure voor het Hof heeft Fioravanti evenwel fotocopieën overgelegd van een aantal documenten, naar zijn zeggen de exemplaren nr. 3 van de betrokken vrachtbrieven, waarop het teken T2 was aangebracht. Mocht komen vast te staan, dat deze documenten de in België afgegeven vrachtbrieven waren, dan zou daaruit kunnen worden afgeleid dat op de vrachtbrieven niet het teken Tl was aangebracht, zodat het vervoer van de waar door de regeling voor intern communautair douanevervoer werd beheerst. Het staat aan de nationale rechter om na te gaan, of zulks voor de betrokken waar dan wel voor een deel ervan het geval was.

11 Luidens de bepalingen van verordening nr. 542/69 geldt voor het vervoer van goederen die niet voldoen aan de voorwaarden van de artikelen 9 en 10 EEG-Verdrag, de regeling voor extern communautair douanevervoer. Voor goederen die wel aan de in de artikelen 9 en 10 EEG-Verdrag gestelde voorwaarden voldoen, geldt de regeling voor intern communautair douanevervoer. Deze bepalingen zijn bij latere verordeningen gewijzigd, met name, voor wat het vervoer per spoor betreft, bij verordening nr. 304/71 van de Commissie van 11 februari 1971 (PB L 35 van 1971, blz. 31).

12 Voor goederenvervoer volgens de regeling voor extern communautair douanevervoer is een aangifte Tl vereist. Een aangifte T2 wordt opgemaakt wanneer het gaat om goederenvervoer volgens de regeling voor intern communautair douanevervoer. De aangifteformulieren bestaan uit kopiesets, die minstens de volgende exemplaren bevatten:

  1. exemplaar nr. 1 voor het kantoor van vertrek;

  2. exemplaar nr. 2 voor het kantoor van bestemming;

  3. exemplaar nr. 3, het terugzendingsexemplaar;

  4. exemplaar nr. 4, het statistiekexemplaar.

Elk exemplaar dient te zijn voorzien van het teken Tl in geval van extern communautair douanevervoer en van het teken T2 in geval van intern communautair douanevervoer. De geleidedocumenten voor per spoor vervoerde goederen heten „vrachtbrieven (CIM)”.

De eerste vraag, met betrekking tot de Overeenkomst en het begrip communautair douanevervoer

13 Fioravanti, de regering van de Italiaanse Republiek en de Commissie, die opmerkingen hebben ingediend bij het Hof, zijn het erover eens dat de eerste vraag bevestigend moet worden beantwoord.

14 Ingevolge artikel 7, lid 1, van verordening nr. 542/69 is de regeling voor communautair douanevervoer niet van toepassing op goederenvervoer dat plaatsvindt met toepassing van de regeling voor grensoverschrijdend vervoer per spoor (TIF-Overeenkomst), mits het vervoer buiten de Gemeenschap is begonnen of zal eindigen. Voor de toepassing van de Overeenkomst wordt onder „Gemeenschap” als bedoeld in voormeld artikel, uitsluitend verstaan de Europese Economische Gemeenschap (artikel 2, lid 1, tweede alinea, van de Overeenkomst). Ingevolge artikel 1 van de Overeenkomst evenwel is de regeling inzake communautair douanevervoer van toepassing op goederen die over Zwitsers grondgebied tussen twee in de Gemeenschap gelegen plaatsen worden vervoerd, ongeacht of zij rechtstreeks, met of zonder overlading in Zwitserland, worden verzonden, dan wel vanuit Zwitserland, eventueel na opslag in douane-entrepôt, worden doorgezonden. Artikel 5 van de Overeenkomst regelt de voorwaarden voor afgifte van documenten T2 of T2 L voor goederen die vanuit Zwitserland, na opslag in douane-entrepôt, worden doorgezonden.

15 Mitsdien moet de eerste vraag aldus worden beantwoord, dat douanevervoer van goederen die vanuit België worden verzonden naar een bepaalde geadresseerde in de vrijhaven van Genève La Praille (Zwitserland) en die door deze persoon via de douane van die vrijhaven worden doorgezonden naar een andere geadresseerde in Italië, als communautair douanevervoer is te beschouwen.

De tweede vraag, betreffende de afgifte van vrachtbrieven T2

16 De tweede vraag strekt ertoe te vernemen of, en zo ja onder welke voorwaarden, de Zwitserse douane internationale vrachtbrieven CIM mag afgeven waarop het teken T2, ter aanduiding van intern communautair douanevervoer, is aangebracht. Te dezen zij eraan herinnerd dat ingevolge artikel 6 van de Overeenkomst, de bevoegde Zwitserse douanekantoren gerechtigd zijn om onder meer de functies van kantoor van vertrek, van doorgang, van bestemming en van zekerheidstelling te vervullen. Behoudens het bepaalde in sommige artikelen van de Overeenkomst, is de afgifte door een Zwitsers kantoor van vertrek van documenten T2, afhankelijk gesteld van de overlegging van in een Lid-Staat opgemaakte documenten T2. De bevoegde douanekantoren van de Lid-Staten zijn gerechtigd om documenten Tl of T2 af te geven die geldig zijn tot aan een Zwitsers kantoor van bestemming.

17 Hieruit volgt dat wanneer de goederen, vergezeld van in een Lid-Staat opgemaakte documenten T2, worden doorgezonden onder de in artikel 5 van de Overeenkomst bedoelde voorwaarden, het Zwitserse kantoor van vertrek gerechtigd is documenten T2 met als bestemming een Lid-Staat af te geven. Gelijk de Commissie in haar schriftelijke opmerkingen uiteenzet, blijkt uit de context van artikel 7 van verordening nr. 304/71, dat een in een Lid-Staat afgegeven internationale vrachtbrief als een document voor intern communautair douanevervoer geldt, behoudens wanneer het kantoor van vertrek in vakje 25 het teken Tl aanbrengt. Op de grondslag derhalve van een in een Lid-Staat afgegeven internationale vrachtbrief, waarop het teken Tl niet is aangebracht en die dus een geldig document voor intern communautair douanevervoer is, geven de Zwitserse autoriteiten, wanneer de goederen worden doorgezonden conform de vereenvoudigde regeling voor per spoor vervoerde goederen een nieuwe internationale vrachtbrief af die als document voor intern communautair douanevervoer geldt. Daartoe moeten zij in vakje 25 van die vrachtbrief het teken T2 aanbrengen. Wanneer echter exemplaar nr. 3 van deze vrachtbrief ontbreekt, of wanneer op dit exemplaar het teken Tl is aangebracht, zijn de Zwitserse autoriteiten niet gerechtigd een vrachtbrief met het teken T2 af te geven.

18 Mitsdien moet de tweede vraag aldus worden beantwoord, dat wanneer uit een Lid-Staat afkomstige goederen vergezeld gaan van een vrachtbrief waarop door het kantoor in de Lid-Staat van verzending het teken T2 is aangebracht, of waarop in vakje 25 niet het teken Tl is aangebracht, het Zwitserse kantoor van vertrek gemachtigd is om, in geval van doorzending naar een bestemming in een andere Lid-Staat, een nieuwe vrachtbrief af te geven, waarop in vakje 25 het teken T2 is aangebracht. Ontbreekt exemplaar nr. 3 van de vrachtbrief, of is op dit exemplaar het teken Tl aangebracht, dan is het Zwitserse kantoor van vertrek niet gemachtigd, een vrachtbrief met het teken T2 af te geven.

De derde en de vierde vraag, betreffende de invordering van de rechten

19 Artikel 36, lid 1, van verordening nr. 542/69, dat gold ten tijde van de onderhavige feiten, luidt als volgt:

„1. Wanneer wordt vastgesteld dat bij een communautair douanevervoer in een bepaalde Lid-Staat een overtreding of onregelmatigheid is begaan, wordt de actie tot invordering van de eventueel opeisbare rechten en andere heffingen — onverminderd eventuele strafvervolging — door deze Lid-Staat ingesteld volgens zijn wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen.”

Krachtens de Overeenkomst geldt deze bepaling eveneens voor de Zwitserse Bondsstaat.

20 Fioravanti betoogt dat de waar bij aankomst in Italië vergezeld ging van vrachtbrieven met het teken T2. De Italiaanse douane zou de goederen derhalve terecht hebben toegelaten zonder douanerechten en landbouwheffingen in te vorderen, daar in Italië geen overtreding of onregelmatigheid in de zin van de verordening was begaan.

21 De Commissie is van oordeel, dat artikel 36 van verordening nr. 542/69 in casu niet van toepassing is. Zij betoogt dat wanneer niet-communautaire goederen, die niet in de Gemeenschap in het vrije verkeer zijn, in een Lid-Sţaat worden ingeklaard, de douanerechten en andere bij inklaring verschuldigde heffingen opeisbaar worden. Bedoelde gebeurtenis zou zich hebben voorgedaan in Italië, alwaar de rechten en heffingen moeten worden ingevorderd. Het loutere feit dat op vrachtbrieven die niet-communautaire goederen vergezellen, het teken T2 wordt aangebracht, geeft geen aanleiding tot inning van enigerlei recht of heffing. Mitsdien zou artikel 36 van de verordening niet van toepassing zijn.

22 Deze opvatting van de Commissie kan niet worden aanvaard. De economie van de regeling voor intern communautair douanevervoer vraagt om een voorziening voor het geval, waarin ten gevolge van een onregelmatigheid bij de toepassing van de regeling de opeisbare rechten en andere heffingen niet zijn geïnd. De Commissie heeft het Hof niet kunnen aangeven, welke door de onderhavige bepalingen beoogde rechten en heffingen in geval van overtredingen of onregelmatigheden opeisbaar zouden zijn, indien dit niet de rechten en heffingen bij inklaring of bij uitvoer zijn. Mitsdien moet worden vastgesteld, dat artikel 36 van de verordening betrekking heeft op een bij een communautair douanevervoer begane overtreding of onregelmatigheid, ten gevolge waarvan de rechten of andere heffingen die hadden moeten worden ingevorderd, niet zijn geïnd.

23 Mitsdien moeten de derde en de vierde vraag aldus worden beantwoord dat, wanneer ten gevolge van een bij een communautair douanevervoer begane overtreding of onregelmatigheid de opeisbare rechten en andere heffingen niet zijn geïnd, de Lid-Staat waar die overtreding of onregelmatigheid heeft plaatsgevonden, die rechten of heffingen overeenkomstig zijn wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen dient in te vorderen.

Kosten

24 De kosten door de regering van de Italiaanse Republiek en de Commissie van de Europese Gemeenschappen wegens indiening hunner opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.

HET HOF VAN JUSTITIE, (Vierde kamer),

uitspraak doende op de door de Corte d'appello te Brescia bij beschikking van 20 april 1983 gestelde vragen, verklaart voor recht:

  1. Douanevervoer van goederen die vanuit België worden verzonden naar een bepaalde geadresseerde in de vrijhaven van Genève La Praille (Zwitserland) en die door deze persoon via de douane van die vrijhaven worden doorgezonden naar een andere geadresseerde in Italië, is te beschouwen als communautair douanevervoer.

  2. Wanneer uit een Lid-Staat afkomstige goederen vergezeld gaan van een vrachtbrief waarop door het kantoor in de Lid-Staat van verzending het teken T2 is aangebracht, of waarop in vakje 25 niet het teken Tl is aangebracht, is het Zwitserse kantoor van vertrek gemachtigd om, in geval van doorzending naar een bestemming in een andere Lid-Staat, een nieuwe vrachtbrief af te geven waarop in vakje 25 het teken T2 is aangebracht. Ontbreekt exemplaar nr. 3 van de vrachtbrief, of is op dit exemplaar het teken Tl aangebracht, dan is het Zwitserse kantoor van vertrek niet gemachtigd een vrachtbrief met het teken T2 af te geven.

  3. Wanneer ten gevolge van een bij een communautair douanevervoer begane overtreding of onregelmatigheid de opeisbare rechten en andere heffingen niet zijn geïnd dient de Lid-Staat waar die overtreding of onregelmatigheid heeft plaatsgevonden, die rechten of heffingen overeenkomstig zijn wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in te vorderen.

Bosco

Pescatore

O'Keeffe

Koopmans

Bahlmann

Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 27 november 1984.

De griffier voor deze

D. Louterman

Administrateur

De president van de Vierde kamer

G. Bosco