Home

Hof van Justitie EU 17-06-1997 ECLI:EU:C:1997:302

Hof van Justitie EU 17-06-1997 ECLI:EU:C:1997:302

Gegevens

Instantie
Hof van Justitie EU
Datum uitspraak
17 juni 1997

Uitspraak

Arrest van het Hof (Vierde kamer)

17 juni 1997(*)

In zaak C-164/95,

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag van het Supremo Tribunal Administrativo, in het aldaar aanhangig geding tussen

Fábrica de Queijo Eru Portuguesa Ld.a

en

Alfândega de Lisboa (Tribunal Técnico Aduaneiro de 2a Instância),

HET HOF VAN JUSTITIE (Vierde kamer),

samengesteld als volgt: J. L. Murray, kamerpresident, P. J. G. Kapteyn en H. Ragnemalm (rapporteur), rechters,

advocaat-generaal: G. Cosmas

griffier: H. von Holstein, adj unet-griffier

  1. gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:

    • Fábrica de Queijo Eru Portuguesa Ld.a, vertegenwoordigd door R. Vasco Lavrador, advocaat te Lissabon,

    • de Portugese regering, vertegenwoordigd door L. Fernandes, directeur van de juridische dienst van het directoraat-generaal Europese Gemeenschappen van het Ministerie van Buitenlandse zaken, en L. A. Máximo dos Santos, medewerker aan de juridische faculteit van Lissabon, als gemachtigden,

    • de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door F. de Sousa Fialho, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde,

gezien het rapport ter terechtzitting,

gehoord de mondelinge opmerkingen van Fábrica de Queijo Eru Portuguesa Ld.a, vertegenwoordigd door A. M. Pereira, A. Caneira, advocaten te Lissabon, en Th. Sandberg, advocaat te Rotterdam; de Portugese regering, vertegenwoordigd door L. A. Máximo dos Santos, en de Commissie, vertegenwoordigd door A. Caeiro, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde, ter terechtzitting van 7 november 1996,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 16 januari 1997,

het navolgende

Arrest

1 Bij arrest van 25 januari 1995, ingekomen bij het Hof op 29 mei daaraanvolgend, heeft het Supremo Tribunal Administrativo krachtens artikel 177 EG-Verdrag vier prejudiciële vragen gesteld over de uitlegging van de postonderverdelingen 0406 20 90 en 0406 90 11 van verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB 1987, L 256, blz. 1; hierna: „GN”), zoals gewijzigd bij verordening (EEG) nr. 3174/88 van de Commissie van 21 september 1988 tot wijziging van bijlage I van verordening (EEG) nr. 2658/87 (PB 1988, L 298, blz. 1) en bij verordening (EEG) nr. 316/91 van de Commissie van 7 februari 1991 houdende indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur (PB 1991, L 37, blz. 25).

2 Die vragen zijn gerezen in een geding tussen de vennootschap Fábrica de Queijo Eru Portuguesa Ld.a (hierna: „Eru Portuguesa”) en de Alfândega de Lisboa (Tribunal Técnico Aduaneiro de 2a Instância; hierna: „douaneadministratie”), over de tariefindeling van uit Nederland in Portugal ingevoerde kaas.

3 Ten tijde van de feiten, dat wil zeggen in 1989, was de bij het Verdrag inzake de toetreding van de Portugese Republiek tot de Europese Gemeenschappen vastgestelde overgangsperiode, gedurende welke onder bepaalde omstandigheden een nationaal douanetarief bleef gelden, nog niet verstreken.

4 Op 20 maart 1989 voerde Eru Portuguesa 1110 dozen met uit Nederland afkomstige kaas in, die was verpakt in plastic zakken van elk ongeveer 15 kg. De verpakte kaas zag er uit als een pasta of een compacte massa. Na te zijn uitgepakt en aan de lucht te zijn blootgesteld, viel de kaas uiteen in onregelmatige korrels. Op de factuur van de exporteur werd de kaas vermeld als geraspte kaas („grated cheese”).

5 Eru Portuguesa gaf de kaas aan onder postonderverdeling 0406 20 90 van de GN, maar de douaneadministratie deelde de waar in onder postonderverdeling 0406 90 11.

6 De postonderverdelingen 0406 20 90 en 0406 90 11 luiden als volgt:

  • postonderverdeling 0406 20 90:

    0406 20

    — Kaas van alle soorten, geraspt of in poeder:

    0406 20 10

    — — Glaris kruidkaas (zogenaamde Schabziger), vervaardigd van afgeroomde melk waaraan fijngemalen kruiden zijn toegevoegd

    0406 20 90

    — — andere;

  • postonderverdeling 0406 90 11 :

    0406 90

    — andere kaas:

    0406 90 11

    — — bestemd voor verwerking.

7 Bij de invoer van het betrokken product luidde de door de Commissie bekendgemaakte toelichting op de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Gemeenschappen met betrekking tot postonderverdeling 0406 20 90 als volgt:

„Geraspte kaas, gewoonlijk gebruikt bij de bereiding van spijzen. Zij wordt verkregen uit harde kaas (bijvoorbeeld Grana, Parmigiano-Reggiano, Emmenthal, Reggianito, Sbrinz, Asiago, Pecorino, enzovoort), waaraan, na het raspen, het water gedeeltelijk is onttrokken teneinde een zo lang mogelijke houdbaarheid te verzekeren.”

8 In de versie van 1990 (PB 1990, C 263, blz. 10) was de toelichting op dezelfde postonderverdeling geformuleerd als volgt:

„Geraspte kaas, gewoonlijk gebruikt als smaakstof of voor andere doeleinden in de levensmiddelenindustrie. Hij wordt meestal verkregen uit harde kaas (bijvoorbeeld Grana, Parmigiano-Reggiano, Emmenthal, Reggianito, Sbrinz, Asiago, Pecorino, enzovoort). Aan deze kaas is het water gedeeltelijk onttrokken teneinde een zo lang mogelijke houdbaarheid te verzekeren.

Kaas die na het raspen geheel of gedeeltelijk klonterig is geworden, valt eveneens onder deze onderverdelingen.”

9 Volgens punt 1 van de bijlage bij verordening nr. 316/91 wordt „geraspte kaas die als gevolg van het hoge vochtgehalte en de omstandigheden waaronder hij werd vervoerd of verpakt (verpakking onder gedeeltelijk vacuüm) geheel of gedeeltelijk klonterig is geworden”, onder post 0406 20 90 ingedeeld.

10 Eru Portuguesa ging van de beslissing van de douaneadministratie in beroep bij het Tribunal Tributário de 2a Instância, dat kennis neemt van beroepen tegen beslissingen in laatste instantie in douanegeschillen. Het Tribunal bevestigde de beschikkingen van de douaneadministratie.

11 In hoger beroep besloot het Supremo Tribunal Administrativo de behandeling van de zaak te schorsen en het Hof de vier volgende vragen te stellen:

„Gelet op het feit dat de Portugese douane op 20 maart 1989 met het oog op de inklaring of voor andere douanedoeleinden in het bezit was van uit een andere Lid-Staat afkomstige kaas, die door de exporteur werd aangeduid als geraspte kaas (‚grated cheese’), die was vermalen en een industriële behandeling had ondergaan waarbij de zuurstof met het oog op een grotere houdbaarheid van de kaas was vervangen door een ingespoten oplossing van nitrogeen/002, die vervolgens in plastic zakken was verpakt en geperst, elk met een gewicht van ongeveer 15 kg, die een hoog vochtigheidsgehalte had en er uitzag als een pasta of een compacte massa en die na te zijn uitgepakt en aan de lucht te zijn blootgesteld, in onregelmatige korrels uiteenviel,

  1. Moet, gelet op verordening (EEG) nr. 316/91 van de Commissie van 7 februari 1991, bedoelde kaas worden ingedeeld onder post 0406 20 90 als ‚kaas van alle soorten, geraspt of in poeder’, of onder post 0406 90 11 als ‚kaas bestemd voor verwerking’?

  2. Is bovengenoemde verordening een uitleggingsverordening en daarom met terugwerkende kracht van toepassing op de invoer van bedoelde kaas?

  3. In geval van een ontkennend antwoord op een van beide vragen, moeten dan in casu de Toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Gemeenschappen, zoals bekendgemaakt in Publikatieblad 1990, C 263, blz. 10, in aanmerking worden genomen of de daaraan voorafgaande toelichtingen?

  4. In het ene of in het andere geval, onder welke van beide genoemde posten moet bedoelde kaas worden ingedeeld?”

12 Met zijn vragen, die gezamenlijk moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen, of postonderverdeling 0406 20 90, zoals geformuleerd ten tijde van de feiten in het hoofdgeding, aldus moet worden uitgelegd, dat geraspte kaas die door de toegepaste verpakkings- en conserveringsmethode op het moment van invoer klonterig is geworden en na te zijn uitgepakt en aan de lucht te zijn blootgesteld in onregelmatige korrels uiteenvalt, onder die postonderverdeling valt. Bij een ontkennend antwoord op deze vraag wenst hij te vernemen, in hoeverre latere bepalingen, met name die van verordening nr. 316/91, invloed kunnen hebben op de indeling van dergelijke goederen.

13 Het is vaste rechtspraak, dat omwille van de rechtszekerheid en ter vergemakkelijking van de controles het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in beginsel moet worden gezocht in de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan, zoals deze in de tekst van de posten van het gemeenschappelijk douanetarief en in de aantekeningen op de afdelingen of de hoofdstukken zijn vastgelegd (arrest van 17 april 1997, gevoegde zaken C-274/95, C-275/95 en C-276/95, Wünsche, Jurispr. 1997, blz. I-2091, r. o. 15). Ook de aantekeningen boven de hoofdstukken van het gemeenschappelijk douanetarief en de toelichtingen bij de nomenclatuur van de Internationale Douaneraad vormen belangrijke middelen ter verzekering van een uniforme toepassing van dit douanetarief en kunnen worden beschouwd als waardevolle hulpmiddelen bij de uitlegging van de draagwijdte van de diverse posten, zonder evenwel rechtens bindend te zijn (zie arresten van 14 december 1995, gevoegde zaken C-106/94 en C-139/94, Colin en Dupré, Jurispr. 1995, blz. I-4759, r. o. 21, en 20 juni 1996, zaak C-121/95, VOBIS Microcomputer, Jurispr. 1996, blz. I-3047, r. o. 13).

14 De ten tijde van de feiten in het hoofdgeding toepasselijke algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, neergelegd in bijlage I bij verordening nr. 3174/88, bepalen, dat indien goederen vatbaar zijn voor indeling onder twee of meer posten, de post met de meest specifieke omschrijving voorrang heeft boven posten met een meer algemene strekking (regel 3, sub a), en dat voor de indeling van goederen onder de onderverdelingen van een post, de bewoordingen van die onderverdelingen en de aanvullende aantekeningen wettelijk bepalend zijn, met dien verstande dat uitsluitend onderverdelingen van gelijke rangorde met elkaar kunnen worden vergeleken (regel 6).

15 In casu moet worden vastgesteld, dat post 0406 „kaas en wrongel” omvat, zodat een goed als het thans in geding zijnde onder deze post valt. Er dient dus enkel nog te worden onderzocht, of een product met de kenmerken van het product dat in het hoofdgeding aan de orde is, onder postonderverdeling 0406 20 90 dan wel postonderverdeling 0406 90 11 valt.

16 Postonderverdeling 0406 20 heeft betrekking op „kaas van alle soorten, geraspt of in poeder”, terwijl postonderverdeling 0406 90„andere kaas” omvat.

17 Hieruit volgt dus, dat postonderverdeling 0406 20, die van meer specifieke aard is, in beginsel voorrang moet hebben boven postonderverdeling 0406 90.

18 Wat de reikwijdte van postonderverdeling 0406 20 betreft, moet worden opgemerkt, dat de woorden „van alle soorten” niet uitsluitend doelen op bepaalde geraspte kaas. Zij moeten daarentegen worden toegepast in alle gevallen waarin het product wegens zijn objectieve eigenschappen en kenmerken kan worden aangemerkt als „geraspte kaas”, zonder dat het noodzakelijkerwijze aan andere voorwaarden moet voldoen.

19 Deze vaststelling wordt zowel door de toelichtingen van 1989 als door die van 1990 bevestigd.

20 Volgens de toelichting van 1989 omvat postonderverdeling 0406 20 90 geraspte kaas die gewoonlijk bij de bereiding van spijzen wordt gebruikt, wat gebruik voor andere doeleinden niet uitsluit. Waar in de toelichting van 1989 nog staat, dat geraspte kaas „wordt verkregen uit harde kaas”, blijkt uit de toelichting van 1990, waarin is toegevoegd dat geraspte kaas „meestal” uit harde kaas wordt verkregen, dat het daarbij niet om een exclusief kenmerk gaat. Bovendien wordt in de toelichting van 1990 gepreciseerd, dat „kaas die na het raspen geheel of gedeeltelijk klonterig is geworden, eveneens onder deze onderverdelingen valt”.

21 Hieruit volgt, dat voor de toepassing van de GN en voor zover het gaat om kaas die vóór verpakking is geraspt en die, na te zijn uitgepakt en aan de lucht te zijn blootgesteld, in onregelmatige korrels uiteenvalt, het objectieve karakter van geraspte kaas niet verloren gaat, noch door het feit dat het gaat om een product verkregen uit een kaassoort met een hoger vochtigheidsgehalte dan kaas die gewoonlijk voor de productie van geraspte kaas wordt gebruikt, noch door de wijze van verpakking of conservering van het product.

22 Zonder dat het noodzakelijk is de toepasselijkheid van verordening nr. 316/91 te onderzoeken, moet bijgevolg op de gestelde vragen worden geantwoord, dat postonderverdeling 0406 20 90 van verordening nr. 2658/87, zoals gewijzigd bij verordening nr. 3174/88, aldus moet worden uitgelegd, dat geraspte kaas die door de wijze van verpakking en conservering op het moment van invoer klonterig is geworden en na te zijn uitgepakt en aan de lucht te zijn blootgesteld, in onregelmatige korrels uiteenvalt, onder die postonderverdeling valt.

Kosten

23 De kosten door de Portugese regering en de Commissie van de Europese Gemeenschappen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.

HET HOF VAN JUSTITIE (Vierde kamer),

uitspraak doende op de door het Supremo Tribunal Administrativo bij arrest van 25 januari 1995 gestelde vragen, verklaart voor recht:

Postonderverdeling 0406 20 90 van verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, zoals gewijzigd bij verordening (EEG) nr. 3174/88 van de Commissie van 21 september 1988 tot wijziging van bijlage I van verordening (EEG) nr. 2658/87, moet aldus worden uitgelegd, dat geraspte kaas die door de wijze van verpakking en conservering op het moment van invoer klonterig is geworden en na te zijn uitgepakt en aan de lucht te zijn blootgesteld, in onregelmatige korrels uiteenvalt, onder die postonderverdeling valt.

Murray

Kapteyn

Ragnemalm

Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 17 juni 1997.

De griffier

R. Grass

De president van de Vierde kamer

J. L. Murray