Hof van Justitie EU 28-03-2000 ECLI:EU:C:2000:165
Hof van Justitie EU 28-03-2000 ECLI:EU:C:2000:165
Gegevens
- Instantie
- Hof van Justitie EU
- Datum uitspraak
- 28 maart 2000
Uitspraak
Arrest van het Hof (Eerste kamer)
28 maart 2000(*)
In zaak C-309/98,
betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag (thans artikel 234 EG) van het Finanzgericht München (Duitsland), in het aldaar aanhangig geding tussen
Holz Geenen GmbH
enOberfinanzdirektion München,
HET HOF VAN JUSTITIE (Eerste kamer),
samengesteld als volgt: L. Sevón (rapporteur), kamerpresident, P. Jann en M. Wathelet, rechters,
advocaat-generaal: F. G. Jacobs
griffier: D. Louterman-Hubeau, hoofdadministrateur
gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:
-
Holz Geenen GmbH, vertegenwoordigd door H. Glashoff, belastingadviseur, en U. Reimer, Aussenwirtschaftsberater,
-
Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door R. B. Wainwright, juridisch hoofdadviseur, en K. Schreyer, bij de juridische dienst gedetacheerd nationaal ambtenaar, als gemachtigden, bijgestaan door M. Núñez Müller, advocaat te Hamburg,
-
gezien het rapport ter terechtzitting,
gehoord de mondelinge opmerkingen van Holz Geenen GmbH en de Commissie ter terechtzitting van 10 juni 1999,
gehoord de conclusie van de advocaatgeneraal ter terechtzitting van 8 juli 1999,
het navolgende
Arrest
Bij beschikking van 24 juni 1998, ingekomen bij het Hof op 10 augustus daaraanvolgende, heeft het Finanzgericht München krachtens artikel 177 EG-Verdrag (thans artikel 234 EG) een prejudiciële vraag gesteld over de geldigheid van verordening (EG) nr. 1509/97 van de Commissie van 30 juli 1997 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur (PB L 204, blz. 8).
Deze vraag is gesteld in een geding tussen Holz Geenen GmbH (hierna: „Holz Geenen”) en de Oberfinanzdirektion München (hierna: „Oberfinanzdirektion”), betreffende de indeling van een goed in de gecombineerde nomenclatuur (hierna: „GN”), zoals opgenomen in bijlage I bij verordening (EG) nr. 1734/96 van de Commissie van 9 september 1996 tot wijziging van bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 238, blz. 1).
Hoofdstuk 44 van de GN betreft „Hout, houtskool en houtwaren”. Post 4418, „Schrijn- en timmerwerk voor bouwwerk, daaronder begrepen panelen met cellenstructuur, panelen voor parketvloeren en dakspanen (‚shingles’) en (‚shakes’), van hout”, is opgebouwd uit de volgende zescijferige onderverdelingen:
4418 10 Vensters en vensterdeuren, alsmede kozijnen daarvoor
4418 20 Deuren en kozijnen daarvoor, alsmede drempels
4418 30 Panelen voor parketvloeren
4418 40 Bekistingen voor betonwerken
4418 50 Dakspanen (‚shingles’) en (‚shakes’)
4418 90 andere.
Postonderverdeling 4418 90 GN is onderverdeeld in 4418 90 10„van gelamineerd hout” en 4418 90 90„andere”.
Post 4421 GN, de laatste post van hoofdstuk 44, betreft de restcategorie „Andere houtwaren”, en de onderverdeling 4421 90 99 betreft de laatste restgroep „Andere — andere — andere”.
Op 2 januari 1996 verzocht Holz Geenen de Oberfinanzdirektion om afgifte van een verbindende tariefinlichting ter zake van waren, aangeduid als „gelijmde raamlijsten”. Volgens de verwijzingsbeschikking zijn dit blokken hout, met enigszins afgeschaafde randen, met een doorsnede van 48 x 72 mm of 85 x 72 mm (breedte x hoogte), bestaande uit twee lagen merantihout met daartussen een laag naaldhout, met hun draad in dezelfde richting opeen gelijmd. Het product wordt meestal in lengtes van 76 tot 300 cm ingevoerd en gebruikt voor de vervaardiging van raamkozijnen.
Bij tariefinlichting van 23 januari 1996, deelde de Oberfinanzdirektion het goed als „timmerwerk (gelamineerd hout)” in onder post 4418 90 10 GN.
Het bezwaarschrift dat Holz Geenen tegen deze tariefinlichting had ingediend werd, na eerst te zijn aangehouden in afwachting van een beschikking van de Commissie, bij beschikking van 16 oktober 1997 van de Oberfinanzdirektion afgewezen, nadat de Commissie verordening nr. 159/97 had vastgesteld ter uitvoering van artikel 9 van verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256, blz. 1).
Onder punt 2 van de bijlage van genoemde verordening nr. 1509/97 heeft de Commissie „blokken hout, met de afmetingen (breedte x hoogte) 48 x 72 mm, respectievelijk 85 x 72 mm, voor de vervaardiging van raamkozijnen, bestaande uit lagen hout, met hun draad in dezelfde richting opeen gelijmd, met enigszins afgeschuinde randen”, ingedeeld in postonderverdeling 4418 90 10 GN, hetgeen overeenstemde met de indeling door de Oberfinanzdirektion in de tariefinlichting van 23 januari 1996. Als motivering staat in de bijlage: „De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, alsmede de tekst van de GN codes 4418, 4418 90 en 4418 90 10. Het betreft timmerwerk (gelamineerd hout).”
Daarop stelde Holz Geenen beroep in bij het Finanzgericht München, met het betoog dat het betrokken product geen timmerwerk is, maar te rekenen is tot de „andere houtwaren” in de zin van post 4421 GN. Zij acht verordening nr. 1509/97 onwettig omdat daarin een indeling voorkomt die afwijkt van het Internationale Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen (hierna: „GS”), gedaan te Brussel op 14 juni 1983 en namens de Gemeenschap goedgekeurd bij besluit 87/369/EEG van de Raad van 7 april 1987 (PB L 198, blz. 1, hierna: „het verdrag”).
De verwijzende rechter verklaart, dat volgens de Oberfinanzdirektion de benaming „gelamineerd hout” neutraal is en niet verbonden met een bepaalde gebruiksbestemming van het product. Omdat het voor allerlei bouwdoeleinden kan worden gebruikt, valt gelamineerd hout onder het begrip „timmerwerk”. De omschrijving van het product in verordening nr. 1509/97 laat duidelijk zien, dat de Commissie gelamineerd hout indeelt onder post 4418 GN, ongeacht of het product in de bouw voor een dragende functie of voor een andere bestemming wordt gebruikt.
Het Finanzgericht München deelt de twijfel van Holz Geenen over de geldigheid van verordening nr. 1509/97 en heeft besloten, de behandeling van de zaak te schorsen en het Hof de volgende prejudiciële vraag te stellen:
„Is verordening (EG) nr. 1509/97 van de Commissie van 30 juli 1997 (PB L 204, blz. 8) tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur, in dit geval blokken hout met de afmetingen (breedte x hoogte) 48 x 72 mm, respectievelijk 85 x 72 mm, voor de vervaardiging van raamkozijnen, bestaande uit lagen hout, met hun draad in dezelfde richting opeen gelijmd, met enigszins afgeschaafde randen, ongeldig?”
Om te beginnen zij eraan herinnerd, dat de Raad de Commissie, handelend in samenwerking met de douanedeskundigen van de lidstaten, een ruime beoordelingsbevoegdheid heeft gelaten bij de verduidelijking van de inhoud van de posten die voor de indeling van een bepaald goed in aanmerking komen. De bevoegdheid van de Commissie om de in artikel 9, lid 1, sub a, b, d en e, van verordening nr. 2658/87 bedoelde maatregelen vast te stellen, machtigt haar evenwel niet om de inhoud van de tariefposten te wijzigen die zijn vastgesteld op basis van het bij het Internationale Verdrag ingevoerde geharmoniseerde systeem, ten aanzien waarvan de Gemeenschap zich bij artikel 3 van dit verdrag heeft verbonden om de draagwijdte van de posten niet te wijzigen (zie arrest van 14 december 1995, Frankrijk/Commissie, C-267/94, Jurispr. blz. I-4845, punten 19 en 20).
Het is vaste rechtspraak, dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in de regel moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de GN-posten zijn omschreven. De toelichtingen van de Commissie op de GN en van de Internationale Douaneraad op het geharmoniseerd systeem (hierna: de „GS-toelichtingen”) zijn, hoewel rechtens niet bindend, belangrijke hulpmiddelen bij de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende tariefposten (zie arrest van 28 april 1999, Mövenpick Deutschland, C-405/97, Jurispr. blz. I-2397, punt 18).
Voorts kan de bestemming van het product een objectief indelingscriterium zijn, wanneer die bestemming inherent is aan het product; de inherentie moet kunnen worden beoordeeld aan de hand van de objectieve kenmerken en eigenschappen van het product (zie arrest van 1 juni 1995, Thyssen Haniel Logistic, C-459/93, Jurispr. blz. I-1381, punt 13).
In casu heeft post 4418 GN betrekking op „Schrijn- en timmerwerk voor bouwwerken, daaronder begrepen panelen met cellenstructuur, panelen voor parketvloeren en dakspanen (‚shingles’) en (‚shakes’), van hout”.
In haar opmerkingen stelt de Commissie, dat nu in post 4418 GN geen gebruik of bestemming wordt aangegeven, moet worden uitgemaakt hoe de daarin gebezigde begrippen objectief moeten worden verstaan.
Dienaangaande moet worden vastgesteld, dat waar de tekstformulering van post 4418 GN spreekt van goederen gebruikt „voor bouwwerken”, hierin reeds een bestemmingscriterium gelegen is. Dit wordt trouwens bevestigd door post 44.18, eerste alinea, van de GS-toelichtingen, die „allerlei werken van hout (...) voor bouwwerken van alle soorten” omvat.
Volgens post 44.18, tweede alinea, van de GS-toelichtingen worden „met schrijnwerk (...) meer bepaald werken van hout bedoeld, die bestemd zijn voor de uitrusting van gebouwen, zoals deuren, ramen, luiken, trappen, kozijnen voor deuren, voor ramen, enz., terwijl als timmerwerk worden aangemerkt, werken van hout, zoals balken, liggers, kepers, enz., waaruit het geraamte van bouwwerken is samengesteld of waarmede stellingen worden opgetrokken, bekistingen uitgevoerd, enz.”.
Afgezien van een aantal uitzonderingen, die voor de zaak in het hoofdgeding niet relevant zijn, omvat post 4418 GN dus alle houten materialen die zijn bestemd voor de uitrusting of voor het geraamte van een bouwwerk of die bij de bouw worden gebruikt (bouwstellingen, bekistingen enz.).
Vaststaat, dat blokken hout zoals in het hoofdgeding aan de orde, nog geen ramen of raamlijsten „in niet-complete of in niet-afgewerkte staat” zijn als bedoeld in het eerste deel, titel I, „Algemene regels”, A, bevattende „Algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur”, punt 2, sub a, van bijlage I bij verordening nr. 1734/96. Bijgevolg kunnen de bewuste blokken niet worden aangemerkt als schrijnwerk.
Onderzocht moet daarom worden, of het om timmerwerk gaat.
Zowel uit de verwijzingsbeschikking als uit verordening nr. 1509/97 blijkt, dat blokken hout als thans in geding, bestemd zijn voor de vervaardiging van raamkozijnen. De nationale rechter heeft bovendien vermeld, dat de blokken niet beantwoorden aan de vereisten van draagkracht waaraan als timmerwerk omschreven producten moeten voldoen; Holz Geenen stelt, hierin door de Commissie niet weersproken, dat het gaat om niet-dragende bouwelementen van hout.
Voor het Hof is niets aangevoerd dat erop wijst, dat de litigieuze blokken hout bestemd zouden zijn voor het geraamte van een bouwwerk of voor gebruik bij de bouw, of dat zij in enigerlei opzicht de objectieve kenmerken en eigenschappen hebben van de onder de omschrijving „timmerwerk” vallende goederen bedoeld in post 4418 GN. Bijgevolg kunnen zij daaronder niet worden ingedeeld.
Aan deze conclusie doet niet af, dat onder post 44.18 van de GS-toelichtingen in de derde alinea wordt vermeld: „Als product van deze post kan men gelamineerd hout vermelden. Deze soort timmerhout bekomt men door een zeker aantal houtlagen met hun draad in dezelfde richting opeen te lijmen.”
In dit verband moet worden vastgesteld, dat de betekenis van de term „gelamineerd hout” [in het Frans: „bois lamellé”, in het Engels: „glue-laminated timber (glulam)”], welke term overigens ook wordt gebruikt in de vermelding onder post 44.12, tweede alinea, van de GS-toelichtingen, dat „producten zoals balken en bogen, samengesteld uit gelaagd, massief hout [in het Frans:‚en bois lamellé’], niet onder deze post worden ingedeeld (in het algemeen post 44.18)”, in het kader van post 4418 GN, wordt beperkt door de omschrijving van die post. Bovendien blijkt uit post 44.18, derde alinea, van de GS-toelichtingen, dat het aldaar bedoelde gelamineerde hout timmerhout is (in het Frans: „bois de charpente”, in het Engels: „structural timber product”). De term „gelamineerd hout” doelt dus op een product dat wordt verkregen door een aantal lagen hout op elkaar te lijmen met hun draad in dezelfde richting, en dat bestemd is te worden gebruikt voor het geraamte van een bouwwerk of bij de bouw daarvan.
Uit post 44.18, derde alinea, van de GS-toelichtingen valt weliswaar op te maken, dat sommige producten van gelamineerd hout onder de omschrijving „timmerwerk” van post 4418 GN vallen, maar uit die omschrijving kan niet worden afgeleid dat alle producten van gelamineerd hout als timmerwerk onder post 4418 GN moeten worden ingedeeld. Deze producten kunnen alleen onder deze post worden ingedeeld, wanneer zij beantwoorden aan de objectieve kenmerken en eigenschappen zoals die in post 4418 GN zijn omschreven.
Uit het voorgaande volgt dat de Commissie, door in punt 2 van de bijlage van verordening 1509/97 „blokken hout, met de afmetingen (breedte x hoogte) 48 x 72 mm, respectievelijk 85 x 72 mm, voor de vervaardiging van raamkozijnen, bestaande uit lagen hout, met hun draad in dezelfde richting opeen gelijmd, met enigszins afgeschuinde randen” in te delen in postonderverdeling 4418 90 10 GN, de inhoud van post 4418 GN heeft gewijzigd.
Hoewel de verwijzende rechter niet heeft gevraagd, hoe de in het hoofdgeding aan de orde zijnde goederen moeten worden ingedeeld bij een bevestigend antwoord op zijn prejudiciële vraag, moeten hem de gegevens voor de uitlegging van het gemeenschapsrecht worden aangereikt die voor de beslissing in de voor hem aanhangige zaak van nut kunnen zijn.
In dit verband moet erop worden gewezen, dat in de GN ook de term „gelaagd hout” (in het Engels: „laminated wood”, in het Frans: „bois stratifiés”) wordt gebruikt ter aanduiding van een product dat door opeenlijming van een aantal lagen hout wordt verkregen.
Deze term komt onder meer voor in post 4412 GN, die handelt over „triplex- en multiplexhout en op dergelijke wijze gelaagd hout”. Blijkens aantekening 4 van hoofdstuk 44 GN, alsmede post 44.12, derde alinea, van de GS-toelichtingen, blijven de onder deze post vallende producten aldaar ingedeeld, ook wanneer zij op dezelfde wijze zijn geprofileerd als het bij post 4409 bedoelde hout, zijn gebogen, gegolfd, van gaten voorzien, gesneden of op andere wijze in een andere dan vierkante of rechthoekige vorm gebracht, dan wel een andere bewerking hebben ondergaan, voor zover zij daardoor niet het karakter hebben verkregen van artikelen bedoeld bij andere posten. Niettemin blijkt uit de tekst van post 4412 GN, alsmede uit post 44.12, eerste alinea, van de GS-toelichtingen, dat het onder die post vallende product ten minste moet zijn voorzien van een deklaag bestaande uit een fineerblad, dat wil zeggen een dunne laag hout.
De term „gelaagd hout” komt eveneens voor in aantekening 3 van hoofdstuk 44 GN, waarin wordt vermeld: „Voor de toepassing van de posten 4414 tot en met 4421 worden artikelen van (...) gelaagd hout (...) gelijkgesteld met de daarmee overeenkomende artikelen van hout”. Zoals de advocaatgeneraal in punt 49 van zijn conclusie opmerkt, kan het, ingeval de in geding zijnde blokken hout moeten worden ingedeeld onder een van de posten die ingevolge deze aantekening producten van gelaagd hout omvatten, slechts gaan om post 4421 GN, omdat post 4418 GN, zoals uit punt 20 van dit arrest volgt, niet van toepassing is, en de andere posten kennelijk ongeschikt zijn. In dit geval komt alleen postonderverdeling 4421 90 99 GN voor de indeling van de blokken hout in aanmerking.
Het is aan de verwijzende rechter om aan de hand van bovenstaande aanwijzingen over de indeling van de betrokken goederen te beslissen.
Op de gestelde vraag moet derhalve worden geantwoord, dat verordening nr. 1509/97 ongeldig is voor zover daarbij in punt 2 van de bijlage „blokken hout, met de afmetingen (breedte x hoogte) 48 x 72 mm, respectievelijk 85 x 72 mm, voor de vervaardiging van raamkozijnen, bestaande uit lagen hout, met hun draad in dezelfde richting opeen gelijmd, met enigszins afgeschuinde randen”, in postonderverdeling 4418 90 10 GN zijn ingedeeld.
Kosten
De kosten door de Commissie wegens indiening van haar opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.
HET HOF VAN JUSTITIE (Eerste kamer),
uitspraak doende over de door het Finanzgericht München bij beschikking van 24 juni 1998 gestelde vraag, verklaart voor recht:
Verordening (EG) nr. 1509/97 van de Commissie van 30 juli 1997 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur is ongeldig, voor zover daarbij in punt 2 van de bijlage „Blokken hout, met de afmetingen (breedte x hoogte) 48 x 72 mm, respectievelijk 85 x 72 mm, voor de vervaardiging van raamkozijnen, bestaande uit lagen hout, met hun draad in dezelfde richting opeen gelijmd, met enigszins afgeschuinde randen”, in postonderverdeling 4418 90 10 GN zijn ingedeeld.
Sevón
Jann
Wathelet
Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 28 maart 2000.
De griffier
R. Grass
De president van de Eerste kamer
L. Sevón