Home

Hof van Justitie EU 07-03-2002 ECLI:EU:C:2002:150

Hof van Justitie EU 07-03-2002 ECLI:EU:C:2002:150

Gegevens

Instantie
Hof van Justitie EU
Datum uitspraak
7 maart 2002

Uitspraak

Arrest van het Hof (Vierde kamei)

7 maart 2002(*)

In zaak C-259/00,

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het Finanzgericht München (Duitsland), in het aldaar aanhangige geding tussen

Biochem Zusatzstoffe Handels- und Produktions GmbH

en

Oberfinanzdirektion Nürnberg,

HET HOF VAN JUSTITIE (Vierde kamer),

samengesteld als volgt: D. A. O. Edward (rapporteur), waarnemend voor de president van de Vierde kamer, A. La Pergola en C. W. A. Timmermans, rechters,

advocaatgeneraal: C. Stix-Hackl,

griffier: R. Grass,

  1. gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:

    • Zusatzstoffe Handels- und Produktions GmbH, vertegenwoordigd door J. Völkerding, Rechtsanwalt,

    • Oberfinanzdirektion Nürnberg, vertegenwoordigd door R. Beußel als gemachtigde,

    • de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door J. C. Schieferer als gemachtigde,

gezien het rapport van de rechterrapporteur,

gehoord de conclusie van de advocaatgeneraal ter terechtzitting van 2 oktober 2001,

het navolgende

Arrest

1 Bij beschikking van 19 april 2000, ingekomen bij het Hof op 28 juni daaraanvolgend, heeft het Finanzgericht München krachtens artikel 234 EG een prejudiciële vraag gesteld over de uitlegging van hoofdstuk 30 van de gecombineerde nomenclatuur, opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 2086/97 van de Commissie van 4 november 1997 (PB L 312, blz. 1).

2 Die vraag is gerezen in een geding tussen Biochem Zusatzstoffe Handels- und Produktions GmbH (hierna: „Biochem”) en de Oberfinanzdirektion Nürnberg, ter zake van de tariefindeling van immunoglobulineconcentraten op basis van colostrum.

Toepasselijke bepalingen

De gecombineerde nomenclatuur

3 De gecombineerde nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief (hierna: „GN”) is bij verordening nr. 2658/87 ingesteld ten behoeve van zowel het gemeenschappelijk douanetarief als de statistieken van de buitenlandse handel van de Gemeenschap. De GN is gebaseerd op het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen (hierna: „GS”); dat is opgesteld door de Internationale Douaneraad, thans de Werelddouaneorganisatie, en is ingevoerd bij het Internationaal Verdrag van Brussel van 14 juni 1983 dat namens de Gemeenschap is goedgekeurd bij besluit 87/369/EEG van de Raad van 7 april 1987 (PB L 198, biz. 1).

4 Hoofdstuk 4 GN draagt het opschrift „melk en zuivelproducten; vogeleieren; natuurhoning; eetbare producten van dierlijke oorsprong, elders genoemd noch elders onder begrepen”.

5 GN-post 0404 luidt als volgt:

„0404

Wei, ook indien ingedikt of met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen; producten bestaande uit natuurlijke bestanddelen van melk, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, elders genoemd noch elders onder begrepen:

0404 10

— wei en gewijzigde wei, ook indien ingedikt of met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen:

— — in poeder, in korrels of in andere vaste vorm:

— — — zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen en met een gehalte aan proteïne (stikstofgehalte x 6,38):

[...]

0404 10 06

— — — — — van meer dan 27 gewichtspercenten

— — — — van meer dan 15 gewichtspercenten en met een vetgehalte:

0404 10 12

— — — — — van niet meer dan 1,5 gewichtspercent

0404 10 14

— — — — — van meer dan 1,5 doch niet meer dan 27 gewichtspercenten

[...]

0404 90

— andere:

[...]”

6 Aantekening 4 op hoofdstuk 4 GN bepaalt:

„Dit hoofdstuk omvat niet:

  1. [...]

  2. [...] globulinen (post 3504).”

7 Aantekening 1 op GN-postonderverdeling 0404 10 bepaalt:

„Voor de toepassing van onderverdeling 0404 10 worden als ‚gewijzigde wei’ aangemerkt, producten die bestaan uit weibestanddelen, dat wil zeggen wei waaruit de lactose, de proteïnen of de mineralen geheel of gedeeltelijk zijn verwijderd, wei waaraan natuurlijke weibestanddelen zijn toegevoegd en producten verkregen door het mengen van natuurlijke weibestanddelen.”

8 Hoofdstuk 30 GN betreft farmaceutische producten.

9 GN-post 3001 luidt als volgt:

„Klieren en andere organen, voor opotherapeutisch gebruik, gedroogd, ook indien in poedervorm; extracten van klieren of van andere organen, of van afscheidingsproducten daarvan, voor opotherapeutisch gebruik; heparine en zouten daarvan; andere menselijke of dierlijke stoffen, bereid voor therapeutisch of profylactisch gebruik, elders genoemd noch elders onder begrepen:

[...]”

10 GN-post 3004 betreft de volgende producten:

„Geneesmiddelen (andere dan producten bedoeld bij de posten 3002, 3005 en 3006), bestaande uit al dan niet vermengde producten voor therapeutisch of profylactisch gebruik, in afgemeten hoeveelheden, dan wel opgemaakt voor de verkoop in het klein:

[...]”

11 Aantekening 1 op hoofdstuk 30 GN bepaalt:

„Dit hoofdstuk omvat niet:

  1. dieetvoeding, veredelde voedingsmiddelen [...] voedingssupplementen [...]”

12 Hoofdstuk 35 GN bepaalt onder meer:

„[...]

3504 00 00

Peptonen en derivaten daarvan; andere proteinestoffen en derivaten daarvan, elders genoemd noch elders onder begrepen; poeder van huiden, ook indien behandeld met chroom.”

13 De algemene regels voor de interpretatie van de GN, die zijn neergelegd in het eerste deel daarvan, titel I, A, bepalen onder meer:

„Voor de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur gelden de volgende bepalingen.

1. De tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden; voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken en — voorzover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen — de navolgende regels.

2.

  1. [...]

  2. Onder een in een post vermelde stof wordt niet alleen verstaan die stof in zuivere staat, doch ook vermengd of verbonden met andere stoffen. [...] De vorenbedoelde mengsels en samengestelde werken worden ingedeeld met inachtneming van de onder 3 vermelde beginselen.

3. Indien goederen met toepassing van het bepaalde sub 2 b, of om enige andere reden vatbaar zijn voor indeling onder twee of meer posten, geschiedt de indeling als volgt:

  1. de post met de meest specifieke omschrijving heeft voorrang boven posten met een meer algemene strekking. Indien echter twee of meer posten elk afzonderlijk slechts betrekking hebben op een gedeelte van de stoffen of bestanddelen waaruit een mengsel of een goed is samengesteld of op een gedeelte van de artikelen, in het geval van goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, worden die posten, met betrekking tot bedoelde mengsels en goederen, aangemerkt als even specifiek, zelfs indien een van de andere posten daarvan een volledigere of nauwkeurigere omschrijving geeft;

  2. mengsels, werken die zijn samengesteld uit of met verschillende stoffen dan wel zijn vervaardigd door samenvoeging van verschillende goederen, zomede goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, waarvan de indeling niet mogelijk is aan de hand van het bepaalde sub 3 a, worden ingedeeld naar de stof of naar het goed waaraan de mengsels, de werken, de stellen of de assortimenten hun wezenlijk karakter ontlenen, indien dit kan worden bepaald;

    [...]”

GS-toelichtingen

14 Op basis van artikel 6, lid 1, van het Internationaal Verdrag van 14 juni 1983 is onder de naam „comité voor het geharmoniseerde systeem” bij de Internationale Douaneraad een comité ingesteld, dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van elk van de verdragsluitende partijen. Dit comité heeft onder meer tot taak wijzigingen van dit verdrag voor te stellen, alsmede toelichtingen, indelingsadviezen en andere adviezen voor de interpretatie van het GS op te stellen.

15 De toelichting op post 3001 bepaalt:

„Deze post omvat:

[...]

  1. extracten van bedoelde klieren en organen en van afscheidingsproducten daarvan, voor opotherapeutisch gebruik, ongeacht de wijze waarop zij zijn verkregen (extractie door middel van oplosmiddelen, door precipitatie, coagulatie, enz.). Deze extracten mogen worden aangeboden in vaste vorm, in pasta, vloeibaar, dan wel opgelost of gesuspendeerd in bepaalde producten ter voorkoming van bederf.

[...]

Van deze post zijn uitgezonderd:

[...]

  1. globulinen en globulinefracties (andere dan bloed- en Serumglobulinen) niet bereid voor therapeutisch of profylactisch gebruik (post 3504).

[...]”

16 De GS-toelichtingen op post 3504 bepalen:

„Deze post omvat:

[...]

  1. andere proteinestoffen en derivaten daarvan, die niet zijn begrepen onder een andere post van de nomenclatuur zoals bv.:

    [...]

    1. globulinen, bv. lactoglobulinen en ovoglobulinen [...]”

Het hoofdgeding en de prejudiciële vraag

17 Op 11 februari 1998 verzocht Biochem om twee bindende tariefinlichtingen voor immunoglobulineconcentraten met de benaming „Bio IG 15 %” en „Bio IG 30 %”, producten die bestaan uit een wit poeder met een gehalte aan immunoglobulineconcentraat van 15 % of 30 %, op basis van gedroogd en van vet en caseïne ontdaan colostrum dat met lactose wordt gestandaardiseerd. Zij verzocht om indeling van de producten onder GN-post 3001 als farmaceutische producten.

18 Bij bindende tariefinlichtingen van 31 juli 1998 heeft de Oberfinanzdirektion Nürnberg deze producten ingedeeld onder de GN-postonderverdelingen 0404 10 14 en 0404 10 12, als gewijzigde wei in poedervorm, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen en met een proteïnegehalte van meer dan 15 gewichtspercenten.

19 Toen Biochems bezwaarschrift tegen deze bindende inlichtingen bij besluit van 26 januari 1999 was verworpen, heeft Biochem bij de verwijzende rechter beroep ingesteld. Zij vordert naast de nietigverklaring van deze inlichtingen tevens de indeling van de betrokken producten onder post 3001.

20 Van oordeel dat het bij hem aanhangige geding vragen van uitlegging van het gemeenschapsrecht doet rijzen, heeft het Finanzgericht München besloten de behandeling van de zaak te schorsen en het Hof te verzoeken om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag:

„Moet de gecombineerde nomenclatuur in de versie van bijlage I bij verordening (EG) nr. 2086/97 van 4 november 1997 [...] tot wijziging van bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief aldus worden uitgelegd, dat immunoglobulineconcentraten op basis van gedroogd en van vet en caseïne ontdaan colostrum dat met lactose is gestandaardiseerd, als farmaceutische producten moeten worden ingedeeld onder hoofdstuk 30?”

De prejudiciële vraag

21 Volgens algemene regel 3 b voor de interpretatie van de GN worden goederen ingedeeld naar de stof waaraan zij hun wezenlijk karakter ontlenen. Dienaangaande zij eraan herinnerd dat volgens vaste rechtspraak, in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in beginsel moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de GN-posten zijn omschreven (zie met name arrest van 12 maart 1998, Laboratoires Sarget, C-270/96, Jurispr. blz. I-1121, punt 16).

22 De GN-toelichtingen van de Commissie en de GS-toelichtingen van de Internationale Douaneraad vormen belangrijke hulpmiddelen bij de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende tariefposten, maar zijn rechtens niet bindend (arrest Laboratoires Sarget, reeds aangehaald, punt 16).

23 Volgens de Oberfinanzdirektion Nürnberg vallen de in het hoofdgeding bedoelde producten onder GN-post 0404, aangezien het gaat om gewijzigde wei in poedervorm.

24 Biochem en de Commissie stellen daarentegen dat deze producten onder GN-post 3001 vallen, omdat het gaat om afscheidingsproducten van klieren van dieren voor opotherapeutisch gebruik.

25 Er zij op gewezen dat, wat de kenmerken en eigenschappen van de in het hoofdgeding bedoelde producten betreft, Biochem daarvan een niet betwiste beschrijving heeft gegeven volgens welke de Immunoglobulinen antilichamen zijn, die nodig zijn voor het passief immuniseren van pasgeboren kalveren. De benodigde dosis Immunoglobulinen is bij de geboorte van het kalf in het colostrum van het moederdier aanwezig. Als pasgeboren kalveren dit colostrum met een daarbij horend percentage Immunoglobulinen niet krijgen, zouden zij onvermijdelijk sterven, omdat de Immunoglobulinen in het colostrum een lokale immunitaire bescherming in het spijsverteringskanaal aanbrengen en aldus problemen bij de spijsvertering voorkomen. De betrokken producten, op basis van colostrum met toegevoegde Immunoglobulinen, dienen om het colostrum van het moederdier te vervangen, bijvoorbeeld ingeval het moederdier afwezig is of om infectieketens door de moedermelk te onderbreken. De producten worden enkel op de eerste levensdag van de dieren toegediend en worden zowel voor therapeutische als voor profylactische doeleinden gebruikt.

26 Producten op basis van colostrum, een afscheidingsproduct van klieren voor opotherapeutisch gebruik, met toegevoegde Immunoglobulinen, zijn bijgevolg producten voor therapeutisch gebruik in de zin van GN-post 3001.

27 Het antwoord op de vraag dient derhalve te luiden, dat bijlage I bij verordening nr. 2658/87, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2086/97, aldus moet worden uitgelegd, dat producten bestaande uit immunoglobulineconcentraten op basis van gedroogd en van vet en caseïne ontdaan colostrum dat met lactose wordt gestandaardiseerd, als farmaceutische producten moeten worden ingedeeld onder hoofdstuk 30 GN.

Kosten

28 De kosten door de Commissie wegens indiening van haar opmerkingen bij het Hof gemaakt, komen niet voor vergoeding in aanmerking. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.

HET HOF VAN JUSTITIE (Vierde kamer),

uitspraak doende op de door het Finanzgericht München bij beschikking van 19 april 2000 gestelde vraag, verklaart voor recht:

Bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur e

n het gemeenschappelijk douanetarief, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 2086/97 van de Commissie van 4 november 1997, moet aldus worden uitgelegd, dat producten bestaande uit immunoglobulineconcentraten op basis van gedroogd en van vet en caseïne ontdaan colostrum dat met lactose wordt gestandaardiseerd, als farmaceutische producten moeten worden ingedeeld onder hoofdstuk 30 van de gecombineerde nomenclatuur.

Edward

La Pergola

Timmermans

Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 7 maart 2002.

De griffier

R. Grass

De president van de Vierde kamer

S. von Bahr