Tweede en derde vraag in zaak C-430/08 en eerste en tweede vraag in zaak C-431/08
33 Met deze vragen, die samen dienen te worden onderzocht, wensen de verwijzende rechters in wezen te vernemen of het feit dat in de aangiften van uitvoer als code van douaneregeling 10 00 tot aanduiding van uitvoer van communautaire goederen is gebruikt in plaats van code 31 51, die geldt voor de wederuitvoer van goederen die onder de regeling actieve veredeling zijn geplaatst, moet worden beschouwd als een onttrekking aan het douanetoezicht en een douaneschuld doet ontstaan op grond van artikel 203, lid 1, van het douanewetboek.
34 Overeenkomstig artikel 203, lid 1, van het douanewetboek ontstaat een douaneschuld indien aan rechten bij invoer onderworpen goederen aan het douanetoezicht worden onttrokken.
35 Volgens de rechtspraak van het Hof moet het begrip onttrekking aan het douanetoezicht worden opgevat als elke handeling of elk nalaten als gevolg waarvan de bevoegde douaneautoriteit, zij het tijdelijk, de toegang wordt belemmerd tot onder douanetoezicht staande goederen en wordt belet de in de communautaire douanereglementering bedoelde controles uit te voeren (zie arresten van 1 februari 2001, D. Wandel, C-66/99, Jurispr. blz. I-873, punt 47; 11 juli 2002, Liberexim, C-371/99, Jurispr. blz. I-6227, punt 55; 12 februari 2004, Hamann International, C-377/01, Jurispr. blz. I-1791, punt 31, en 29 april 2004, British American Tobacco, C-222/01, Jurispr. blz. I-4683, punt 47).
36 Aangezien dit begrip niet in de gemeenschapsreglementering wordt gedefinieerd, bevat artikel 865 van de uitvoeringsverordening feitelijke voorbeelden die moeten worden beschouwd als een onttrekking aan het douanetoezicht in de zin van artikel 203, lid 1, van het douanewetboek (zie arrest D. Wandel, reeds aangehaald, punt 46).
37 Overeenkomstig artikel 865, eerste alinea, van de uitvoeringsverordening moeten als onttrekking van goederen aan het douanetoezicht in de zin van artikel 203, lid 1, van het douanewetboek worden beschouwd de douaneaangifte voor deze goederen of elke andere handeling die dezelfde rechtsgevolgen heeft, wanneer deze feiten tot gevolg hebben dat aan deze goederen ten onrechte de douanestatus van communautaire goederen wordt toegekend.
38 De verwijzende rechters, Terex alsmede Wilson en Caterpillar zijn van mening dat de vermelding van code 10 00 tot aanduiding van de uitvoer van communautaire goederen, in plaats van code 31 51 voor de wederuitvoer van goederen die onder de regeling actieve veredeling zijn geplaatst, de douanestatus van de betrokken goederen niet heeft gewijzigd en dat deze goederen dus nog steeds als niet-communautaire goederen moesten worden beschouwd. Zij werden immers niet in het vrije verkeer gebracht, waardoor zij volgens artikel 79 van het douanewetboek de status van communautaire goederen zouden hebben verkregen. Opdat artikel 865 van de uitvoeringsverordening van toepassing wordt, is het echter niet voldoende dat door de vermelding van code 10 00 ten onrechte de indruk is ontstaan dat het gaat om communautaire goederen.
39 Met deze uitlegging kan niet worden ingestemd.
40 Artikel 865 van de uitvoeringsverordening ziet immers op de situatie waarin goederen door aangifte de status van communautaire goederen verkrijgen die zij niet worden geacht te hebben, zodat niet-communautaire goederen ontsnappen aan het douanetoezicht waaraan zij op grond van het douanewetboek, inzonderheid artikel 37 ervan, onderworpen zijn.
41 Hier dient de nadruk te worden gelegd op de specifieke kenmerken van de regeling actieve veredeling en op de rol die meer bepaald de vermelding van de juiste code van douaneregeling in dit verband vervult bij de beoordeling of de vermelding van een code tot aanduiding van de uitvoer van communautaire goederen al dan niet afbreuk doet aan de controlemogelijkheden van de douaneautoriteiten.
42 Allereerst is, zoals de Commissie van de Europese Gemeenschappen heeft opgemerkt, de regeling actieve veredeling, die tot schorsing van de douanerechten leidt, een uitzonderlijke maatregel die bedoeld is om een aantal economische activiteiten vlotter te doen verlopen. Aangezien deze regeling voor de hand liggende risico’s inhoudt voor de juiste toepassing van de douanereglementering en voor de inning van de douanerechten, moeten de begunstigden van deze regeling de daaruit voortvloeiende verplichtingen strikt nakomen. De gevolgen die zij ondergaan bij niet-nakoming van hun verplichtingen, moeten dus eveneens strikt worden uitgelegd.
43 De verplichting op grond van artikel 182, lid 3, van het douanewetboek om een douaneaangifte in te dienen met vermelding van de juiste code van douaneregeling die aangeeft dat het gaat om de wederuitvoer van onder de regeling actieve veredeling geplaatste goederen, is van bijzonder groot belang voor het douanetoezicht in het kader van deze douaneregeling.
44 De vermelding van de code van douaneregeling tot aanduiding van de wederuitvoer van onder de regeling actieve veredeling geplaatste goederen strekt er immers toe, een daadwerkelijk toezicht door de douaneautoriteiten te verzekeren door hen ertoe te machtigen louter op basis van de douaneaangifte de status van de betrokken goederen te identificeren, zonder dat latere onderzoeken of vaststellingen nodig zijn. Deze doelstelling is des te belangrijker, daar goederen die het douanegebied van de Gemeenschappen worden binnengebracht, overeenkomstig artikel 37, lid 2, van het douanewetboek slechts tot wederuitvoer onder douanetoezicht blijven.
45 De vermelding van de code van douaneregeling tot aanduiding van wederuitvoer van de onder de regeling actieve veredeling geplaatste goederen moet de douaneautoriteiten dus de mogelijkheid bieden, op het laatste moment te beslissen om krachtens artikel 37, lid 1, van het douanewetboek een douanecontrole uit te voeren, of met andere woorden na te gaan of de wederuitgevoerde goederen daadwerkelijk dezelfde zijn als de goederen die onder de regeling actieve veredeling waren geplaatst.
46 Bijgevolg hebben de betrokken goederen door de vermelding van code 10 00 in de in de hoofdgedingen aan de orde zijnde aangiften ten uitvoer ten onrechte de status van communautaire goederen verkregen en is aldus rechtstreeks afbreuk gedaan aan de mogelijkheid van de douaneautoriteiten om krachtens artikel 37, lid 1, van het douanewetboek controles uit te voeren.
47 Derhalve dient het gebruik, in de aangiften ten uitvoer, van code 10 00 tot aanduiding van uitvoer van communautaire goederen, in plaats van code 31 51, die geldt voor wederuitvoer van onder de regeling actieve veredeling geplaatste goederen, te worden gekwalificeerd als „onttrekking” van deze goederen aan het douanetoezicht (zie, mutatis mutandis, arrest British American Tobacco, reeds aangehaald, punt 53).
48 Voorts kan de omstandigheid dat tijdens de betrokken periode geen controles door de douaneautoriteiten zijn uitgevoerd, niet ertoe leiden dat dit begrip onttrekking aan het douanetoezicht geen toepassing vindt. Volgens de rechtspraak kan immers reeds van onttrekking aan het douanetoezicht worden gesproken wanneer de goederen objectief onttrokken zijn aan eventuele controles, ongeacht of deze daadwerkelijk door de bevoegde autoriteit zijn verricht (zie arrest British American Tobacco, reeds aangehaald, punt 55).
49 Ten slotte kan niet worden ingestemd met de stelling dat artikel 203, lid 1, van het douanewetboek volgens deze uitlegging ten onrechte een onevenredige sanctie inhoudt.
50 Zoals in punt 42 van het onderhavige arrest is uiteengezet, moeten de begunstigden van de regeling actieve veredeling de krachtens deze regeling op hen rustende verplichtingen immers strikt nakomen. Bovendien kunnen de in de hoofdgedingen aan de orde zijnde goederen, die als communautaire goederen werden uitgevoerd, eventueel in de Gemeenschap worden wederingevoerd als terugkerende goederen in de zin van artikel 185 van het douanewetboek, zonder dat rechten bij invoer verschuldigd zijn.
51 Gelet op het voorafgaande dient op de tweede en de derde vraag in zaak C-430/08 en op de eerste en de tweede vraag in zaak C-431/08 te worden geantwoord dat de vermelding, in de in de hoofdgedingen aan de orde zijnde aangiften ten uitvoer, van code van douaneregeling 10 00 tot aanduiding van uitvoer van communautaire goederen, in plaats van code 31 51 tot aanduiding van goederen waarvoor een schorsing van rechten geldt door plaatsing onder de regeling actieve veredeling, een douaneschuld doet ontstaan overeenkomstig artikel 203, lid 1, van het douanewetboek en artikel 865, eerste alinea, van de uitvoeringsverordening.
52 Gelet op dit antwoord behoeft niet op de vierde vraag in zaak C-430/08 te worden geantwoord.
Eerste vraag in zaak C-430/08 en derde vraag in zaak C-431/08
53 Met deze vragen, die samen dienen te worden behandeld, wensen de verwijzende rechters in wezen te vernemen of artikel 78, lid 3, van het douanewetboek herziening van de aangiften ten uitvoer toestaat met het oog op correctie van de vermelde code van douaneregeling en of de douaneautoriteiten in voorkomend geval verplicht zijn om deze aangiften te wijzigen en een en ander recht te zetten.
54 De verwijzende rechters wijzen erop dat de douaneautoriteiten hebben geweigerd, artikel 78, lid 3, van het douanewetboek toe te passen op grond dat het in de hoofdgedingen niet ging om een correctie van de aangiften ten uitvoer, maar om een wijziging in de douaneprocedure, en dat bij gebreke van voorafgaande kennisgeving zoals is vereist in artikel 182, lid 3, van het douanewetboek geen rechtzetting mogelijk was.
55 Allereerst dient te worden vastgesteld, zoals de verwijzende rechters alsmede Wilson en Caterpillar doen, dat de „betrokken douaneregeling” in de zin van artikel 78, lid 3, van het douanewetboek de regeling actieve veredeling was, die verzoeksters in de hoofdgedingen hadden toegepast door ten onrechte code 10 00 te gebruiken.
56 Voorts dient te worden afgewezen de stelling dat artikel 78, lid 3, van het douanewetboek het ontbreken van de door artikel 182, lid 3, van dat wetboek vereiste voorafgaande kennisgeving niet kan rechtzetten. Een dergelijke uitlegging staat immers haaks op de logica van dat artikel, dat beoogt de douaneprocedure af te stemmen op de werkelijke situatie. Zo maakt artikel 78, lid 3, geen onderscheid tussen fouten of vergissingen die wél en andere die niet kunnen worden rechtgezet. De bewoordingen „onjuiste of onvolledige gegevens” moeten aldus worden uitgelegd dat daaronder zowel materiële fouten of vergissingen als een onjuiste uitlegging van het toepasselijke recht vallen (arrest van 20 oktober 2005, Overland Footwear, C-468/03, Jurispr. blz. I-8937, punt 63).
57 Anders dan de douaneautoriteiten en de regering van het Verenigd Koninkrijk in hun opmerkingen aanvoeren, vallen de in de hoofdgedingen aan de orde zijnde situaties dus binnen de werkingssfeer van artikel 78 van het douanewetboek en is in beginsel rechtzetting krachtens deze bepaling mogelijk.
58 Artikel 78, lid 1, van het douanewetboek bepaalt dat de douaneautoriteiten, ambtshalve of op verzoek van de aangever, tot herziening van de aangifte, dit wil zeggen tot heronderzoek ervan, „kunnen” overgaan. Wanneer de aangever om herziening verzoekt, moet zijn verzoek door de douaneautoriteiten worden onderzocht, althans met betrekking tot de vraag of al dan niet tot die herziening moet worden overgegaan (arrest Overland Footwear, reeds aangehaald, punten 45 en 46). Deze bepaling laat de uitvoering van een door de aangever gevraagde herziening, zowel wat het principe van die herziening betreft als wat het resultaat daarvan betreft, over aan de beoordeling van de douaneautoriteiten (zie arrest Overland Footwear, reeds aangehaald, punt 66).
59 In het kader van die eerste beoordeling houden de douaneautoriteiten met name rekening met de mogelijkheid om de vermeldingen in de opnieuw te onderzoeken aangifte en in het verzoek tot herziening te controleren (arrest Overland Footwear, reeds aangehaald, punt 47).
60 Wanneer een herziening in beginsel mogelijk lijkt, moeten de douaneautoriteiten aan het einde van hun beoordeling en behoudens de mogelijkheid van een beroep in rechte, hetzij het verzoek van de aangever bij met redenen omklede beschikking afwijzen, hetzij tot de gevraagde herziening overgaan (arrest Overland Footwear, reeds aangehaald, punt 50).
61 In dit laatste geval onderzoeken de douaneautoriteiten de aangifte opnieuw en beoordelen zij de gegrondheid van de argumenten van de aangever op basis van de meegedeelde gegevens (arrest Overland Footwear, reeds aangehaald, punt 51).
62 Indien uit de herziening blijkt dat de bepalingen die voor de betrokken douaneregeling gelden, op grond van onjuiste of onvolledige gegevens zijn toegepast en dat de doelstellingen van de regeling actieve veredeling geen gevaar liepen, met name omdat de onder deze douaneregeling geplaatste goederen daadwerkelijk zijn wederuitgevoerd, moeten de douaneautoriteiten overeenkomstig artikel 78, lid 3, van het douanewetboek de nodige maatregelen nemen om een en ander recht te zetten, rekening houdend met de nieuwe gegevens waarover zij beschikken (zie in de zin arrest Overland Footwear, reeds aangehaald, punt 52).
63 Wanneer ten slotte blijkt dat de invoerrechten niet wettelijk verschuldigd waren op het tijdstip van boeking, kan de nodige maatregel om een en ander recht te zetten enkel bestaan in kwijtschelding van deze rechten (zie in die zin arrest Overland Footwear, reeds aangehaald, punt 53).
64 Tot deze kwijtschelding op grond van artikel 236 van het douanewetboek wordt overgegaan indien de in deze bepaling geformuleerde voorwaarden zijn vervuld, te weten in het bijzonder wanneer geen sprake is van een frauduleuze handeling van de zijde van de aangever, en het verzoek tot kwijtschelding binnen de daartoe gestelde termijn, in beginsel drie jaar, is ingediend (zie in die zin arrest Overland Footwear, reeds aangehaald, punt 54).
65 Gelet op het voorgaande dient op de eerste vraag in zaak C-430/08 en op de derde vraag in zaak C-431/08 te worden geantwoord dat artikel 78 van het douanewetboek herziening van de aangifte ten uitvoer van goederen toestaat met het oog op correctie van de code van douaneregeling die de aangever eraan heeft gegeven, en dat de douaneautoriteiten verplicht zijn om te onderzoeken of de bepalingen betreffende de betrokken douaneregeling werden toegepast op basis van onjuiste of onvolledige gegevens en of de doelstellingen van de regeling actieve veredeling geen gevaar liepen, met name omdat de onder deze douaneregeling geplaatste goederen daadwerkelijk zijn wederuitgevoerd, en bovendien om in voorkomend geval de nodige maatregelen te nemen om een en ander recht te zetten, rekening houdend met de nieuwe gegevens waarover zij beschikken.
66 Gelet op het antwoord op deze vragen behoeven de vijfde vraag in zaak C-430/08 en de vierde vraag in zaak C-431/08 niet te worden beantwoord.