Home

Hof van Justitie EU 29-04-2010 ECLI:EU:C:2010:237

Hof van Justitie EU 29-04-2010 ECLI:EU:C:2010:237

Gegevens

Instantie
Hof van Justitie EU
Datum uitspraak
29 april 2010

Uitspraak

Arrest van het Hof (Derde kamer)

29 april 2010(*)

In zaak C-123/09,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Finanzgericht München (Duitsland) bij beslissing van 12 maart 2009, ingekomen bij het Hof op 3 april 2009, in de procedure

Roeckl Sporthandschuhe GmbH & Co. KG

tegen

Hauptzollamt München,

wijst

HET HOF (Derde kamer),

samengesteld als volgt: K. Lenaerts, kamerpresident, R. Silva de Lapuerta, G. Arestis (rapporteur), J. Malenovský en D. Šváby, rechters,

advocaat-generaal: V. Trstenjak,

griffier: N. Nanchev, administrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 28 januari 2010,

  1. gelet op de opmerkingen van:

    • Roeckl Sporthandschuhe GmbH & Co. KG, vertegenwoordigd door H. Kühle en U. Reimer, Steuerberater,

    • de Europese Commissie, vertegenwoordigd door B.-R. Killmann en L. Bouyon als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van de gecombineerde nomenclatuur die is opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1789/2003 van de Commissie van 11 september 2003 (PB L 281, blz. 1; hierna: „GN”).

Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Roeckl Sporthandschuhe GmbH & Co. KG (hierna: „Roeckl”) en het Hauptzollamt München (douanehoofdkantoor) over de tariefindeling van stoffen rijhandschoenen met een kunststoflaag. De stof is aan één kant geruwd en vervolgens aan de geruwde kant volledig bedekt met kunststof, meer bepaald met polyurethaanschuim.

Rechtskader

Internationaal recht

Het op 14 juni 1983 te Brussel gesloten Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen (hierna: „GS”), alsmede het daarbij behorende protocol van wijziging van 24 juni 1986 (hierna: „GS-verdrag”), zijn namens de Europese Economische Gemeenschap goedgekeurd bij besluit 87/369/EEG van de Raad van 7 april 1987 (PB L 198, blz. 1).

Krachtens artikel 3, lid 1, van het GS-verdrag verbindt elke verdragsluitende partij zich om haar tariefnomenclatuur en haar statistieknomenclaturen in overeenstemming te doen zijn met het GS, om alle posten en onderverdelingen ervan, zonder enige toevoeging of wijziging, alsmede de daarop betrekking hebbende numerieke codes te gebruiken, en om de volgorde van nummering van het systeem in acht te nemen. Diezelfde bepaling preciseert dat iedere verdragsluitende partij zich tevens ertoe verbindt om de algemene regels voor de interpretatie van het systeem, alsmede alle aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken en de aanvullende aantekeningen op de onderverdelingen van het GS toe te passen en de draagwijdte van de afdelingen, de hoofdstukken, de posten en de postonderverdelingen niet te wijzigen.

De Internationale Douaneraad, thans de Werelddouaneorganisatie (hierna: „WDO”), die is ingesteld bij het op 15 december 1950 te Brussel ondertekende verdrag houdende oprichting van deze raad, keurt onder de in artikel 8 van het GS-verdrag vastgelegde voorwaarden de toelichtingen en de indelingsadviezen goed die worden vastgesteld door het comité voor het GS, waarvan de organisatie in artikel 6 van dat verdrag wordt geregeld. Overeenkomstig artikel 7, lid 1, van het GS-verdrag heeft dit comité onder meer tot taak, wijzigingen van dit verdrag voor te stellen alsmede toelichtingen, indelingsadviezen en andere adviezen voor de interpretatie van het GS op te stellen.

Volgens punt VIII van de GS-toelichting op punt 3, sub b, van de algemene regels voor de interpretatie van de GN „[verschilt] het kenmerk dat het karakter van een goed bepaalt [...] per soort goederen. Het karakter van een goed kan, bijvoorbeeld, blijken uit de soort en aard van de stof of van de bestanddelen, uit hun omvang, hoeveelheid, gewicht, waarde of hun belang in verband met het gebruik ervan”.

De algemene overwegingen bij hoofdstuk 39 van de GS-toelichtingen, met als opschrift „Kunststof en werken daarvan”, geven de werkingssfeer van dit hoofdstuk aan. Tot de producten die onder dit hoofdstuk vallen, behoren textielstoffen die met kunststof verbonden zijn. De algemene overwegingen daarover preciseren:

„[Wand- of plafondbekledingen die voldoen aan de voorwaarden van aantekening 9 van dit hoofdstuk, vallen onder post 39.18]. De indeling van kunststof verbonden met textiel wordt hoofdzakelijk beheerst door aantekening 1, sub h, op afdeling XI, aantekening 3 op hoofdstuk 56 en aantekening 2 op hoofdstuk 59. Dit hoofdstuk omvat derhalve de volgende producten:

  1. vilt geïmpregneerd, bekleed of bedekt met kunststof, dan wel met inlagen van deze stof, bevattende niet meer dan 50 gewichtspercenten textielstof, evenals vilt volledig in kunststof of rubber ingebed;

  2. weefsels en gebonden textielvlies, volledig in kunststof ingebed, dan wel aan beide zijden met deze stof bekleed of bedekt, voor zover deze bekleding of deklaag met het blote oog kan worden waargenomen en waarbij de door deze bewerkingen veroorzaakte kleurverandering buiten beschouwing wordt gelaten;

  3. weefsels, geïmpregneerd, bekleed of bedekt met, dan wel met inlagen van kunststof, die bij een temperatuur gelegen tussen 15°C en 30 °C niet zonder breken of barsten met de hand om een cilinder met een diameter van 7 mm kunnen worden opgerold;

  4. platen, vellen of strippen van kunststof met celstructuur, verbonden met weefsel (zoals omschreven in aantekening 1 op hoofdstuk 59), vilt of gebonden textielvlies, waarbij de textielstof slechts als drager dient.

In dit opzicht worden onbewerkte, ongebleekte, gebleekte of in één kleur geverfde textielproducten, die op één zijde van deze platen, vellen of strippen zijn aangebracht, als enkel als drager dienend aangemerkt. Bewerkte, bedrukte of verder bewerkte (bijvoorbeeld door ruwen) textielproducten en speciale producten, zoals fluweel, tule, kantwerk en de textielartikelen van post 58.11 worden daarentegen aangemerkt als producten waarvan de functie uitgaat boven die van een enkele drager.

[…]”

Gemeenschapsrecht

De GN is gebaseerd op het GS. De GN stemt overeen met het GS wat de posten en de uit zes cijfers bestaande postonderverdelingen betreft. Alleen de postonderverdelingen met een zevende en achtste cijfer zijn specifiek voor de GN.

Het eerste deel van de GN bevat een geheel van inleidende bepalingen. In dit deel, in titel I, „Algemene regels”, luidt afdeling A, „Algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur” (hierna: „algemene regels”), als volgt:

„Voor de indeling van goederen in de [GN] gelden de volgende bepalingen.

De tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden; voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken en — voor zover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen — de navolgende regels.

[...]

  1. Onder een in een post vermelde stof wordt niet alleen verstaan die stof in zuivere staat, doch ook vermengd of verbonden met andere stoffen. Evenzo worden onder werken van een genoemde stof niet alleen verstaan die werken die geheel uit die stof bestaan, doch ook werken die gedeeltelijk uit die stof bestaan. De vorenbedoelde mengsels en samengestelde werken worden ingedeeld met inachtneming van de onder 3 vermelde beginselen.

Indien goederen met toepassing van het bepaalde onder 2 b of om enige andere reden vatbaar zijn voor indeling onder twee of meer posten, geschiedt de indeling als volgt:

[...]

  1. mengsels, werken die zijn samengesteld uit of met verschillende stoffen dan wel zijn vervaardigd door samenvoeging van verschillende goederen, zomede goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, waarvan de indeling niet mogelijk is aan de hand van het bepaalde onder 3 a, worden ingedeeld naar de stof of naar het goed waaraan de mengsels, de werken, de stellen of de assortimenten hun wezenlijk karakter ontlenen, indien dit kan worden bepaald;

  2. in de gevallen waarin de indeling aan de hand van het bepaalde onder 3 a en 3 b, niet mogelijk is, wordt van de verschillende in aanmerking komende posten, de post toegepast die in volgorde van nummering het laatst is geplaatst.

[…]”

Het tweede deel van de GN bevat een afdeling VII, „Kunststof en werken daarvan, rubber en werken daarvan”. Tot deze afdeling behoort hoofdstuk 39, „Kunststof en werken daarvan”.

De aanvullende aantekening bij hoofdstuk 39 preciseert:

„Tot hoofdstuk 39 behoren handschoenen (met of zonder vingers) en wanten, geïmpregneerd, bekleed of bedekt met kunststof met celstructuur, ongeacht of zij:

  • zijn geconfectioneerd uit brei- of haakwerk of weefsel (ander dan bedoeld bij post 5903), vilt of gebonden textielvlies, dat geïmpregneerd, bekleed of bedekt is met kunststof met celstructuur, dan wel

  • zijn geconfectioneerd uit niet-geïmpregneerd, niet-bekleed of niet-bedekt brei- of haakwerk, weefsel, vilt of gebonden textielvlies, dat vervolgens met kunststof met celstructuur geïmpregneerd, bekleed of bedekt werd,

voor zover het brei- of haakwerk, weefsel, vilt of gebonden textielvlies slechts als drager dient (aantekening 3, sub c, op hoofdstuk 56 en aantekening 2, sub a, punt 5, op hoofdstuk 59).”

Post 3926 van de GN bevat onderverdeling 3926 20 00 en luidt als volgt:

GN-code

Omschrijving

Conventioneel douanerecht (%)

Bijzondere maatstaf

1

2

3

4

3926

Andere artikelen van kunststof en artikelen van andere stoffen bedoeld bij de posten 3901 tot en met 3914:

3926 20 00

kleding en kledingtoebehoren (handschoenen (met of zonder vingers) en wanten daaronder begrepen): …

6,5

Afdeling XI van de GN, „Textielstoffen en textielwaren”, bevat een hoofdstuk 56, „Watten, vilt en gebonden textielvlies, speciale garens; bindgaren, touw en kabel, alsmede werken daarvan”, een hoofdstuk 59, „Weefsels, geïmpregneerd, bekleed, bedekt of met inlagen; technische artikelen van textielstoffen”, en een hoofdstuk 61, „Kleding en kledingtoebehoren, van brei- of haakwerk”.

De aantekeningen op deze afdeling XI preciseren:

Deze afdeling omvat niet:

[…]

  1. weefsels, brei- en haakwerk, vilt en gebonden textielvlies, geïmpregneerd met kunststof, voorzien van een deklaag van kunststof of met inlagen van kunststof, alsmede werken daarvan, bedoeld bij hoofdstuk 39;

[…]”

Punt 3 van de aantekeningen op hoofdstuk 56 van afdeling XI van de GN luidt als volgt:

„Onder de posten 5602 en 5603 vallen respectievelijk vilt en gebonden textielvlies, geïmpregneerd, bekleed of bedekt met kunststof of rubber, dan wel met inlagen van deze stoffen, ongeacht de aard van deze stoffen (compact of met celstructuur).

Post 5603 omvat eveneens gebonden textielvlies waarvan het bindmiddel uit kunststof of rubber bestaat.

De posten 5602 en 5603 omvatten echter niet:

[…]

  1. vellen, platen of strippen van kunststof of van rubber, met celstructuur, verbonden met vilt of met gebonden textielvlies waarbij de textielstof slechts als drager dient (hoofdstuk 39 of 40).

[…]”

In punt 2, sub a, van de aantekeningen op hoofdstuk 59 van afdeling XI van de GN staat te lezen:

„Post 5903 omvat:

  1. weefsels, geïmpregneerd, bekleed of bedekt met, dan wel met inlagen van kunststof, ongeacht het gewicht per vierkante meter en ongeacht de aard van de kunststof (compact of met celstructuur), andere dan:

    […]

    1. vellen, platen of strippen van kunststof met celstructuur, verbonden met weefsel, waarbij de textielstof slechts als drager dient (hoofdstuk 39);

[…]”

De aanvullende aantekeningen op hoofdstuk 61 van voornoemde afdeling XI preciseren:

„[…]

Post 6111 en de onderverdelingen 6116 10 20 en 6116 10 80 omvatten handschoenen (met of zonder vingers) en wanten, geïmpregneerd, bekleed of bedekt met kunststof of met rubber, ongeacht of zij zijn geconfectioneerd:

  • uit met kunststof of rubber geïmpregneerd, bekleed of bedekt brei- of haakwerk als bedoeld bij post 5903 of 5906, of

  • uit niet geïmpregneerd noch bekleed noch bedekt brei- of haakwerk en vervolgens zijn geïmpregneerd, bekleed of bedekt met kunststof of met rubber.

Indien het brei- of haakwerk enkel als drager dient, vallen handschoenen (met of zonder vingers) en wanten, geïmpregneerd, bekleed of bedekt met kunststof met celstructuur of rubber met celstructuur, onder hoofdstuk 39 of 40, zelfs indien zij zijn geconfectioneerd uit niet geïmpregneerd noch bekleed noch bedekt brei- of haakwerk en vervolgens zijn geïmpregneerd, bekleed of bedekt met kunststof met celstructuur of rubber met celstructuur (aantekening 2, sub a, punt 5, en aantekening 4, laatste alinea, op hoofdstuk 59).”

Post 6116 van de GN bevat onderverdeling 6116 10 80 en luidt als volgt:

GN-code

Omschrijving

Conventioneel douanerecht (%)

Bijzondere maatstaf

1

2

3

4

6116

Handschoenen (met of zonder vingers) en wanten, van brei- of haakwerk:

6116 10

geïmpregneerd, bekleed of bedekt met kunststof of met rubber:

6116 10 20

vingerhandschoenen, geïmpregneerd, bekleed of bedekt met rubber …

8

pa

6116 10 80

andere …

8,9

pa

Hoofdgeding en prejudiciële vraag

Roeckl is een onderneming die handschoenen verkoopt, onder meer de twee in het hoofdgeding aan de orde zijnde modellen rijhandschoenen met de artikelnummers 3301-208 en 3301-233. Deze modellen zijn vervaardigd uit een materiaal bestaande uit stof en een kunststoflaag. Voor de vervaardiging ervan wordt de dragerlaag van textiel aan één kant geruwd en wordt de geruwde kant vervolgens volledig bedekt met een laag polyurethaanschuim. De op de huid van de drager van de handschoen gerichte kant van de stof wordt niet geruwd.

Op 3 augustus 2000 heeft de Oberfinanzdirektion Koblenz — Zolltechnische Prüfungs- und Lehranstalt (algemene belastingdirectie te Koblenz — douanetechnische onderzoeks- en opleidingsinstelling) verzoekster in het hoofdgeding voor het model handschoen met artikelnummer 3301-208 bindende tariefinlichting DE F/2113/00-1 afgegeven en deze handschoen ingedeeld onder postonderverdeling 6116 10 80 van de GN.

Roeckl heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld, dat op 14 augustus 2003 door het Finanzgericht Rheinland-Pfalz is verworpen op grond dat de voor de vervaardiging van de betrokken handschoen gebruikte stof door het ruwen ervan een bijkomende bewerking had ondergaan en daardoor niet enkel als drager van de kunststoflaag diende.

Op 10 januari 2005 heeft Roeckl voor de aangifteperiode december 2004 bij de douane een aanvullende aangifte ingediend om verschillende handschoenen in het vrije verkeer te brengen, waaronder de in het hoofdgeding aan de orde zijnde rijhandschoenen, waarbij zij deze laatste onder postonderverdeling 6116 10 80 van de GN heeft ingedeeld. Op basis van deze aangifte heeft het Hauptzollamt München bij beschikking van 10 januari 2005 invoerrechten ter hoogte van 58 753,24 EUR vastgesteld. Roeckl heeft bij het Hauptzollamt München tegen deze beschikking een bezwaarschrift ingediend, dat bij beschikking van 11 januari 2006 is afgewezen.

Daarop heeft Roeckl tegen laatstgenoemde beschikking beroep bij de verwijzende rechterlijk instantie ingesteld. Zij betoogt dat de rijhandschoenen die in het hoofdgeding aan de orde zijn onder postonderverdeling 3926 20 00 van de GN moeten worden ingedeeld, aangezien het ruwen van het textielweefsel uitsluitend ter verbetering van de hechting tussen de kunststoflaag en de bovenkant van het textielweefsel dient en dan ook moet worden beschouwd als een verrichting waardoor het textielweefsel als drager van de kunststoflaag kan dienen.

In die context vraagt de verwijzende rechterlijke instantie zich af of het textielweefsel door het ruwen ervan automatisch een boven die van alleen drager uitgaande functie verleent. Zulks lijkt volgens haar twijfelachtig, aangezien het ruwen uitsluitend geschiedt om een betere hechting tussen de kunststof en het textielweefsel tot stand te brengen.

In die omstandigheden heeft het Finanzgericht München de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vraag gesteld:

„Moet postonderverdeling 3926 20 00 van de [GN] aldus worden uitgelegd dat hiertoe eveneens weefsels behoren die aan één kant zijn geruwd en bedekt met een kunststoflaag, maar geen verdere functie hebben dan die van drager, en waarbij het ruwen uitsluitend dient om de hechting van de kunststoflaag te verbeteren en voor de gebruiker na de voltooiing van de waar niet meer is waar te nemen (zie eveneens toelichting 56.6 op het [GS] betreffende hoofdstuk 39 van de [GN]?”

Beantwoording van de prejudiciële vraag

Met zijn vraag wenst de verwijzende rechterlijke instantie in wezen te vernemen of rijhandschoenen zoals die in het hoofdgeding onder postonderverdeling 3926 20 00 van de GN moeten worden ingedeeld, als product in kunststof, dan wel onder postonderverdeling 6116 10 80 van de GN, als product in textielweefsel.

Om te beginnen is het vaste rechtspraak dat, in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in de regel moet worden gezocht in de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan, zoals deze in de tekst van de posten van de GN en in de aantekeningen bij de afdeling of het hoofdstuk zijn omschreven (zie onder meer arresten van 18 juli 2007, Olicom, C-142/06, Jurispr. blz. I-6675, punt 16, en 11 december 2008, Kip Europe e.a., C-362/07 en C-363/07, Jurispr. blz. I-9489, punt 26).

Voorts kan de bestemming van het product een objectief indelingscriterium zijn, wanneer die bestemming inherent is aan het product. De inherentie moet kunnen worden beoordeeld aan de hand van de objectieve kenmerken en eigenschappen van het product (zie arrest van 15 februari 2007, RUMA, C-183/06, Jurispr. blz. I-1559, punt 36, en arrest Olicom, reeds aangehaald, punt 18).

Ten slotte moet eraan worden herinnerd dat zowel de aantekeningen bij de hoofdstukken van het gemeenschappelijk douanetarief als de toelichtingen bij het GS met name belangrijke middelen vormen ter verzekering van een uniforme toepassing van dit tarief en derhalve als waardevolle hulpmiddelen bij de uitlegging ervan kunnen worden beschouwd (zie arresten van 19 mei 1994, Siemens Nixdorf, C-11/93, Jurispr. blz. I-1945, punt 12; 18 december 1997, Techex, C-382/95, Jurispr. blz. I-7363, punt 12; 19 oktober 2000, Peacock, C-339/98, Jurispr. blz. I-8947, punt 10, en arrest Olicom, reeds aangehaald, punt 17).

In het hoofdgeding moet worden vastgesteld dat de betrokken stoffen rijhandschoenen met een kunststoflaag, noch in de tariefposten van de GN noch in de aantekeningen bij de afdelingen of de hoofdstukken daarvan uitdrukkelijk worden genoemd.

Zo omvat post 3926 van de GN, waartoe volgens Roeckl de in het hoofdgeding aan de orde zijnde rijhandschoenen behoren, volgens de bewoordingen ervan met name „andere artikelen van kunststof en artikelen van andere stoffen bedoeld bij de posten 3901 tot en met 3914”, terwijl post 6116 van de GN volgens de bewoordingen ervan met name ziet op „handschoenen (met of zonder vingers) en wanten, van brei- of haakwerk”. Tot onderverdeling 3926 20 00 van de GN behoren inzonderheid „kleding en kledingtoebehoren (handschoenen (met of zonder vingers) en wanten daaronder begrepen)”, terwijl onderverdeling 6116 10 80 van de GN, die tot de categorie van de handschoenen (met of zonder vingers) en wanten, van brei- of haakwerk, geïmpregneerd, bekleed of bedekt met kunststof of met rubber behoort, negatief is gedefinieerd — aan de hand van de algemene term „andere” — ten opzichte van onderverdeling 6116 10 20 van de GN, die „vingerhandschoenen, geïmpregneerd, bekleed of bedekt met rubber” omvat.

Daar de in het hoofdgeding aan de orde zijnde rijhandschoenen uit verschillende materialen bestaan en er geen specifieke tariefpost bestaat waaronder zij kunnen worden ingedeeld, kan voor de indeling van deze handschoenen derhalve enkel een beroep worden gedaan op punt 3, sub b, van de algemene regels (zie in die zin arresten van 21 juni 1988, Sportex, 253/87, Jurispr. blz. 3351, punt 7, en 26 oktober 2006, Turbon International, C-250/05, Jurispr. blz. I-10531, punt 20).

Er zij immers aan herinnerd dat punt 3, sub b, van de algemene regels, dat juist geldt voor gevallen waarin goederen voor indeling onder twee of meer posten vatbaar zijn, voorschrijft dat mengsels, waarvan de indeling niet mogelijk is aan de hand van het bepaalde in punt 3, sub a, van deze regels, worden ingedeeld naar de stof of naar het goed waaraan deze mengsels hun wezenlijk karakter ontlenen, indien dit kan worden bepaald. In het tegenovergestelde geval wordt overeenkomstig punt 3, sub c, van de algemene regels op deze mengsels, van de verschillende in aanmerking komende posten, de post toegepast die in volgorde van nummering het laatst is geplaatst (zie arrest Kip Europe e.a., reeds aangehaald, punt 49).

Gelet op de vraag welke criteria van toepassing zijn om de in het hoofdgeding aan de orde zijnde rijhandschoenen in de GN in te delen, vraagt de verwijzende rechterlijke instantie zich af of in de aan haar voorgelegde zaak het ruwen van het textielweefsel kan worden beschouwd als afdoend criterium om het textielweefsel automatisch een boven die van loutere drager uitgaande functie te verlenen, hetgeen zou meebrengen dat deze handschoenen als textielproduct onder post 6116 van de GN moeten worden ingedeeld.

In dit verband moet erop worden gewezen dat aanvullende aantekening 3, laatste alinea, op hoofdstuk 61 van de GN, alsook die op hoofdstuk 39 van de GN, de werkingssfeer van dit hoofdstuk 39 afbakenen. Onder bedoeld hoofdstuk vallen handschoenen (met of zonder vingers) en wanten, geïmpregneerd, bekleed of bedekt met kunststof met celstructuur, ook indien deze zijn vervaardigd uit niet geïmpregneerd noch bekleed noch bedekt brei- of haakwerk en vervolgens zijn geïmpregneerd, bekleed of bedekt met kunststof met celstructuur, mits dit brei- of haakwerk enkel als drager dient. Tot dit hoofdstuk 39 behoren eveneens platen, vellen of strippen van kunststof met celstructuur, verbonden met weefsel (zoals omschreven in aantekening 1 op voornoemd hoofdstuk 59), vilt of gebonden textielvlies, waarbij het textielweefsel louter als drager dient.

Volgens de toelichting van het GS op hoofdstuk 39 van de GN worden onbewerkte, ongebleekte, gebleekte of in één kleur geverfde textielproducten die op één zijde van deze platen, vellen of strippen zijn aangebracht, als enkel als drager dienend aangemerkt. Bewerkte, bedrukte of verder bewerkte (bijvoorbeeld door ruwen) textielproducten en speciale producten, zoals fluweel, tule, kantwerk en de textielartikelen van post 58.11 worden daarentegen aangemerkt als producten waarvan de functie uitgaat boven die van een enkele drager.

Er zij aan herinnerd dat de toelichtingen van het GS aanwijzingen vormen die een belangrijk hulpmiddel zijn voor de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende posten van de GN (zie arrest van 27 april 2006, Kawasaki Motors Europe, C-15/05, Jurispr. blz. I-3657, punt 36), zonder evenwel rechtens bindend te zijn (zie arrest van 11 januari 2007, B.A.S. Trucks, C-400/05, Jurispr. blz. I-311, punt 28).

Volgens de Europese Commissie gelden gelet op de uitdrukkelijke verwijzing van de toelichtingen van het GS op hoofdstuk 39 van de GN de criteria aan de hand waarvan moet worden uitgemaakt of een textielweefsel drager is, uitsluitend voor uit kunststof vervaardigde producten waarop een textiellaag is aangebracht. Dit zou niet het geval zijn in de zaak in het hoofdgeding, waar niet het textielweefsel op de kunststof, maar de kunststof op het textielweefsel is aangebracht, waardoor dit laatste niet louter als drager van de kunststof kan worden aangemerkt. Verder kan noch het textielweefsel noch de kunststof worden beschouwd als het voornaamste materiaal waaruit de in het hoofdgeding aan de orde zijnde rijhandschoenen zijn vervaardigd. Bovendien is het textielweefsel van de handschoenen niet volledig met de kunststof bedekt. In die omstandigheden zouden de in de aantekeningen van de GN en de toelichtingen van het GS voorziene criteria, gelet op de bijzondere structuur van deze handschoenen, volkomen irrelevant zijn.

Deze stelling kan niet worden aanvaard. Een dergelijke uitlegging zou er met betrekking tot producten zoals die in het hoofdgeding immers toe leiden dat de voor de indeling van deze producten nuttige criteria waarin zowel de GN als het GS voorzien, buiten beschouwing worden gelaten, en bijgevolg de draagwijdte van de aantekeningen van de GN en de toelichtingen van het GS wordt beperkt. Er moet immers aan worden herinnerd dat zowel hoofdstuk 39 van de GN als de toelichting van het GS op dit hoofdstuk uit kunststof én textielweefsel vervaardigde producten in hun werkingssfeer opnemen en expliciteren dat dergelijke producten als kunststof moeten worden ingedeeld wanneer het textielweefsel louter als drager van de kunststof dient. In die omstandigheden staat niets eraan in de weg dat deze criteria op producten zoals die in het hoofdgeding worden toegepast.

Niettemin dienen de in de GS-toelichting op voornoemd hoofdstuk 39 opgesomde kenmerken van het weefsel — teneinde dit als drager van de kunststof te kunnen aanmerken — niet aldus te worden opgevat dat het enkele feit dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde rijhandschoenen alle genoemde kenmerken bezitten, op zich beslissend is voor de indeling daarvan. Veeleer dienen, zoals er in punt 33 van het onderhavige arrest aan is herinnerd, de algemene verschijningsvorm van deze rijhandschoenen en alle kenmerken waaraan deze hun wezenlijk karakter ontlenen, te worden beoordeeld, met name rekening houdend met het relatieve gewicht van de voor hun indeling gebruikte criteria. Het ruwen van het textielweefsel dat op deze handschoenen is toegepast, vormt voor hun indeling dan ook geen beslissend criterium.

Volgens punt 3, sub b, van de algemene regels moet voor de tariefindeling van een product worden vastgesteld, aan welke van de stoffen waaruit het is samengesteld, het zijn wezenlijke karakter ontleent, hetgeen kan geschieden door na te gaan of het product ook zonder het ene of het andere bestanddeel zijn kenmerkende eigenschappen behoudt (zie arrest van 10 mei 2001, VauDe Sport, C-288/99, Jurispr. blz. I-3683, punt 25; arrest Turbon International, reeds aangehaald, punt 21, en arrest van 7 mei 2009, Siebrand, C-150/08, Jurispr. blz. I-3941, punt 31).

Evenzo kan, zoals punt VIII van de GS-toelichting op punt 3, sub b, van de algemene regels aangeeft, het kenmerk dat het karakter van een product bepaalt, naargelang het type product blijken uit bijvoorbeeld de soort en de aard van de stof of van de bestanddelen ervan, uit de omvang, de hoeveelheid, het gewicht, de waarde of het belang van een van deze bestanddelen voor het gebruik van deze producten.

In het hoofdgeding zijn de betrokken handschoenen ontworpen om de ruitersport te beoefenen. Deze handschoenen dienen er immers voornamelijk toe om op soepele wijze en met goede grip de teugels vast te houden en het paard te mennen. Het bestanddeel waardoor deze handschoenen die functie kunnen vervullen en dat speciaal daartoe is ontworpen, is juist het polyurethaanschuim dat de volledige buitenkant van deze handschoenen bedekt en dat in contact met de teugels is. Het textielweefsel aan de binnenkant van handschoen wijzigt de eigenschappen van dit polyurethaan niet fundamenteel, maar zorgt enkel voor een grotere doeltreffendheid ervan, door de grip en het comfort voor de gebruiker te verhogen. Vastgesteld moet dan ook worden dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde rijhandschoenen hun wezenlijk karakter niet aan het textielweefsel, maar de polyurethaanlaag ontlenen.

Gelet op een en ander dient op de gestelde vraag te worden geantwoord dat de GN aldus moet worden uitgelegd dat rijhandschoenen zoals die in het hoofdgeding, bestaande uit slechts aan één kant geruwd textielweefsel en bedekt met een kunststoflaag, waarbij de textieldrager aan één kant is geruwd en de geruwde kant vervolgens volledig is bekleed met polyurethaanschuim dat een wezenlijke functie voor het gebruik van de handschoenen als rijhandschoenen vervult, onder onderverdeling 3926 20 00 van de GN moeten worden ingedeeld.

Kosten

Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Derde kamer) verklaart voor recht:

De gecombineerde nomenclatuur die is opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1789/2003 van de Commissie van 11 september 2003, moet aldus worden uitgelegd dat rijhandschoenen zoals die in het hoofdgeding, bestaande uit slechts aan één kant geruwd textielweefsel en bedekt met een kunststoflaag, waarbij de textieldrager aan één kant is geruwd en de geruwde kant vervolgens volledig is bekleed met polyurethaanschuim dat een wezenlijke functie voor het gebruik van de handschoenen als rijhandschoenen vervult, onder onderverdeling 3926 20 00 van de GN moeten worden ingedeeld.

ondertekeningen