Bij het Hof ingediende opmerkingen
24 SEB stelt dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde dienst bestaande in het verstrekken van een emissiegarantie in Zweden een autonoom karakter heeft en van het dienstenpakket rond de uitgifte van waardepapieren kan worden losgekoppeld. Voorts is de emissiegarantie in het onderhavige geval verleend door andere ondernemingen dan die welke de aandelenuitgifte hebben gedaan.
25 De Zweedse regering, die erkent dat deze dienst inzake het verstrekken van een emissiegarantie geen bestanddeel van een pakket aan financiële diensten vormt en voor btw-doeleinden afzonderlijk moet worden beoordeeld, is niettemin van mening dat de betrokken dienst niet overeenkomstig artikel 13, B, sub d, punt 5, van de Zesde richtlijn van btw is vrijgesteld.
26 Aangaande de kwalificatie van deze dienst betoogt SEB, die in haar zienswijze door de Europese Commissie wordt ondersteund, dat het bij hierbij gaat om een handeling inzake waardepapieren zoals gedefinieerd in de rechtspraak van het Hof, omdat hij de rechten en verplichtingen van partijen inzake waardepapieren kan doen ontstaan, wijzigen of doen tenietgaan alsmede de rechtsbetrekkingen en de economische relaties tussen hen kan wijzigen in de zin van de arresten van 5 juni 1997, SDC (C-2/95, Jurispr. blz. I-3017, punten 72 en 73), en 13 december 2001, CSC Financial Services (C-235/00, Jurispr. blz. I-10237, punt 33).
27 Ierland stelt dat in deze lidstaat een emissiegarantie slechts een bestanddeel vormt van een ondeelbaar dienstenpakket voor de uitgifte van waardepapieren, dat met name diensten ter zake van advisering en verhandeling omvat. Dit dienstenpakket is in Ierland van btw vrijgesteld, aangezien het een onder artikel 13, B, sub d, punt 5, van de Zesde richtlijn vallende handeling inzake waardepapieren is.
28 Skatteverket meent dat de verstrekking van een emissiegarantie niet kan worden opgevat als een handeling inzake waardepapieren daar de emissiegarantie op zich geen rechten of verplichtingen met betrekking tot de eigendom van de aandelen doet ontstaan, wijzigt of doet tenietgaan. Deze rechtsgevolgen treden tussen de borg en de emittent slechts in, zo niet alle uitgegeven aandelen door andere investeerders worden gekocht en de borg op de resterende aandelen moet intekenen. Enkel in dat geval is vrijstelling van btw mogelijk. Wordt daarentegen op alle uitgegeven aandelen ingetekend door investeerders op de markt, dan vindt geen wijziging van de rechten en verplichtingen inzake de eigendom van de aandelen plaats en kan dus geen vrijstelling worden verleend.
Antwoord van het Hof
29 Gelet op de door SEB en de Zweedse regering bij het Hof ingediende opmerkingen, die op dit punt overeenstemmen, zij om te beginnen vastgesteld dat de betrokken emissiegarantie in Zweden kan worden beschouwd als een dienst op zich, die afzonderlijk kan worden verricht en niet moet worden aangemerkt als een dienst die verband houdt met andere in het kader van een aandelenuitgifte verrichte diensten.
30 Met het oog op de beantwoording van de gestelde vraag zij eraan herinnerd dat het Hof aangaande de omvang van de vrijstelling overeenkomstig artikel 13, B, sub d, punt 5, van de Zesde richtlijn heeft vastgesteld dat het bij handelingen inzake aandelen en andere waardepapieren om verrichtingen op de markt van waardepapieren gaat en dat de handel in waardepapieren verrichtingen inhoudt, die de rechtsbetrekking en de financiële relaties tussen partijen wijzigen (arrest SDC, reeds aangehaald, punten 72 en 73).
31 Evenwel heeft het Hof ook geoordeeld dat handelingen inzake waardepapieren in de zin van voornoemd artikel 13, B, sub d, punt 5, handelingen zijn die de rechten en verplichtingen van partijen inzake waardepapieren kunnen doen ontstaan, wijzigen of doen tenietgaan (arrest CSC Financial Services, reeds aangehaald, punt 33).
32 In het licht van het aldus door het Hof in het voormelde arrest CSC Financial Services toegepaste criterium, namelijk de — ook slechts potentiële — wijziging van de situatie rechtens en financieel tussen de betrokken partijen, moet worden vastgesteld dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde emissiegarantie, zoals de advocaat-generaal in punt 53 van zijn conclusie heeft uiteengezet, aan de in deze rechtspraak gestelde voorwaarden voldoet.
33 Ook al wordt uiteindelijk op alle uitgegeven aandelen ingetekend door investeerders op de markt, zodat de borg geen resterende aandelen meer hoeft te kopen, dan nog kan de sluiting van een contract inzake het verstrekken van een emissiegarantie als het in het hoofdgeding aan de orde zijnde, namelijk als zodanig rechten inzake de eigendom van de aandelen doen ontstaan, wijzigen of doen tenietgaan en deze mogelijkheid volstaat op zich om een dergelijke emissiegarantie als een handeling inzake waardepapieren in de zin voor voornoemde rechtspraak te kwalificeren.
34 Voorts zou in de zienswijze van Skatteverket een kredietinstelling die een garantie heeft verleend met betrekking tot een aandelenuitgifte in het kader waarvan op alle aandelen is ingetekend door investeerders op de markt, voor een dergelijke handeling geen vrijstelling van btw krijgen omdat tussen partijen geen aandelen worden overgedragen en dus hun rechten en verplichtingen inzake de eigendom van de aandelen niet daadwerkelijk wijzigt.
35 Wanneer daarentegen een andere kredietinstelling hetzelfde type emissiegarantie verstrekt met betrekking tot een aandelenuitgifte in het kader waarvan niet op alle aandelen wordt ingetekend, zodat zij zich verplicht ziet de aandelen te verwerven waarop niet is ingetekend, zou deze handeling, die anders dan Skatteverket stelt, binnen de werkingssfeer van de Zesde richtlijn valt en van de aandelenuitgifte losstaat, van btw zijn vrijgesteld, aangezien in dit geval de rechten en verplichtingen van partijen inzake de eigendom van de aandelen daadwerkelijk wijzigen.
36 In die omstandigheden moet worden vastgesteld dat een uitlegging van artikel 13, B, sub d, punt 5, van de Zesde richtlijn waarbij een dienst bestaande in het verstrekken van een emissiegarantie wel of niet van btw wordt vrijgesteld naargelang op alle aandelen dan wel op slechts een deel daarvan is ingetekend, in strijd zou zijn met het beginsel van fiscale neutraliteit, waarop het door deze richtlijn ingevoerde gemeenschappelijke btw-stelsel met name is gebaseerd en dat zich ertegen verzet dat ondernemers die dezelfde handelingen verrichten, verschillend worden behandeld ter zake van de btw-heffing (arrest van 28 juni 2007, JP Morgan Fleming Claverhouse Investment Trust en The Association of Investment Trust Companies, C-363/05, Jurispr. blz. I-5517, punt 29 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
37 Aangezien een emissiegarantie als de in het hoofdgeding aan de orde zijnde als een handeling inzake waardepapieren in de zin van artikel 13, B, sub d, punt 5, van de Zesde richtlijn van btw is vrijgesteld, dient ter beslechting van het hoofdgeding en dus met het oog op het aan de verwijzende rechter te verstrekken antwoord een dergelijke garantie niet ook nog aan artikel 13, B, sub a of d, punten 1 en 2, van deze richtlijn te worden getoetst.
38 Gelet op het voorgaande moet op de gestelde vraag worden geantwoord dat artikel 13, B, sub d, punt 5, van de Zesde richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat de daarin genoemde btw-vrijstelling ook geldt voor diensten die een kredietinstelling in de vorm van de verstrekking van een emissiegarantie en tegen vergoeding verricht voor een onderneming die voornemens is aandelen uit te geven, waarbij die instelling zich op grond van voornoemde garantie ertoe verbindt de aandelen te verwerven waarop tijdens de intekenperiode niet wordt ingetekend.