Eerste vraag
24 Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of in het geval van een staat, zoals de Republiek Polen, die met ingang van 1 mei 2004 tot de Unie is toegetreden, artikel 7, lid 1, van richtlijn 69/335, zoals gewijzigd bij richtlijn 85/303, aldus moet worden uitgelegd dat de in deze bepaling voorziene verplichte vrijstelling alleen geldt voor verrichtingen die binnen de werkingssfeer vallen van deze richtlijn, zoals gewijzigd, en die op 1 juli 1984 in deze staat waren vrijgesteld van het kapitaalrecht of die aan dit recht waren onderworpen tegen een verlaagd tarief van ten hoogste 0,50 %.
25 Voor de beantwoording van deze vraag is van belang dat bij de uitlegging en toepassing van richtlijn 69/335 rekening wordt gehouden met de bijzondere situatie van een staat, zoals de Republiek Polen, die met ingang van 1 mei 2004 tot de Unie is toegetreden.
26 Uit deze vaststelling volgt in de eerste plaats dat vóór die datum richtlijn 69/335 niet van toepassing was in deze staat. Vóór die datum werd elke maatregel tot belasting of vrijstelling van de bijeenbrenging van kapitaal in de Poolse rechtsorde uitsluitend op basis van het nationale recht vastgesteld (zie arrest Optimus-Telecomunicações, reeds aangehaald, punt 26).
27 In de tweede plaats volgt hieruit dat voor de uitlegging en toepassing van richtlijn 69/335 met betrekking tot de Republiek Polen een „historische” interpretatie van de doelstellingen van deze richtlijn de uitlegging van die richtlijn zoals die gold na de toetreding van die staat, niet kan beïnvloeden (zie arrest Optimus-Telecomunicações, reeds aangehaald, punt 27).
28 Artikel 7, lid 1, eerste alinea, van richtlijn 69/335, zoals gewijzigd bij richtlijn 85/303, bevat een duidelijke en onvoorwaardelijke verplichting voor de lidstaten om de verrichtingen die op 1 juli 1984 waren vrijgesteld of werden belast tegen een tarief gelijk aan of lager dan 0,50 %, vrij te stellen van het kapitaalrecht. Deze ondubbelzinnige verplichting gold met ingang van 1 mei 2004 ook voor de Republiek Polen (zie arrest Optimus-Telecomunicações, reeds aangehaald, punt 30).
29 Deze uitlegging stemt niet alleen overeen met de duidelijke bewoordingen van artikel 7, lid 1, maar ook met de geest en de hoofddoelstelling van richtlijn 69/335, aangezien deze richtlijn de gevolgen van de heffing van kapitaalrechten op het vrije kapitaalverkeer zo veel mogelijk tracht te beperken (zie arrest Optimus-Telecomunicações, reeds aangehaald, punt 31).
30 Ten slotte moet worden opgemerkt dat de referentiedatum van 1 juli 1984, die is bepaald in artikel 7, lid 1, van richtlijn 69/335, zoals gewijzigd bij richtlijn 85/303, ook geldt voor de Republiek Polen. Bij gebreke van een andersluidende regeling in de toetredingsakte tot de Unie of in een andere handeling van de Unie geldt in geval van toetreding tot de Unie de verwijzing in het Unierecht naar een bepaalde datum ook voor de toetredende lidstaat, zelfs als die datum vóór de datum van toetreding ligt. Wat de Republiek Polen betreft, is er dienaangaande noch in de toetredingsakte tot de Unie, noch in een andere handeling van de Unie een andersluidende bepaling opgenomen (zie in die zin arrest Optimus-Telecomunicações, reeds aangehaald, punt 32, en arrest van 16 juni 2011, Logstor ROR Polska, C-212/10, Jurispr. blz. I-5453, punt 33).
31 Hieruit volgt dat in het geval van een staat, zoals de Republiek Polen, die met ingang van 1 mei 2004 is toegetreden tot de Unie, artikel 7, lid 1, van richtlijn 69/335, zoals gewijzigd bij richtlijn 85/303, bij gebreke van uitzonderingsbepalingen in de akte van toetreding van deze staat tot de Unie of in een andere handeling van de Unie aldus moet worden uitgelegd dat de daarin voorziene verplichte vrijstelling alleen geldt voor de verrichtingen die binnen de werkingssfeer van deze richtlijn, zoals gewijzigd, vallen en die op 1 juli 1984 in deze staat waren vrijgesteld van het kapitaalrecht of waren onderworpen aan een verlaagd tarief van ten hoogste 0,50 % (zie arrest Optimus-Telecomunicações, reeds aangehaald, punt 33).
32 Deze uitlegging komt niet op losse schroeven te staan door punt 21 van het reeds aangehaalde arrest Commissie/Spanje, waarin het Hof alleen de draagwijdte van de door de Europese Commissie in deze zaak opgeworpen grieven heeft afgebakend en heeft gepreciseerd welke verrichtingen met ingang van 1 januari 1986, zijnde de datum van toetreding van het Koninkrijk Spanje tot de Europese Gemeenschappen, verplicht waren vrijgesteld van het kapitaalrecht.
33 Derhalve dient op de eerste vraag te worden geantwoord dat in het geval van een staat, zoals de Republiek Polen, die met ingang van 1 mei 2004 is toegetreden tot de Unie, artikel 7, lid 1, van richtlijn 69/335, zoals gewijzigd bij richtlijn 85/303, bij gebreke van uitzonderingsbepalingen in de akte van toetreding van deze staat tot de Unie of in een andere handeling van de Unie aldus moet worden uitgelegd dat de daarin voorziene verplichte vrijstelling alleen geldt voor de verrichtingen die binnen de werkingssfeer van de richtlijn, zoals gewijzigd, vallen en die op 1 juli 1984 in deze staat waren vrijgesteld van het kapitaalrecht of aan dit recht waren onderworpen tegen een verlaagd tarief van ten hoogste 0,50 %.
Tweede vraag
34 Met zijn tweede vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 5, lid 3, eerste streepje, van richtlijn 69/335, volgens hetwelk „het bedrag van de aan de kapitaalvennootschap toebehorende vermogensbestanddelen die worden aangewend voor de vermeerdering van het vennootschappelijk kapitaal en reeds met het kapitaalrecht werden belast” niet in de heffingsgrondslag is begrepen, aldus moet worden uitgelegd dat alleen de eigen vermogensbestanddelen van de kapitaalvennootschap waarvan het vennootschappelijk kapitaal is verhoogd, dan wel ook de aan een andere vennootschap toebehorende vermogensbestanddelen waarmee dit kapitaal is verhoogd, niet in de heffingsgrondslag zijn begrepen.
35 Overeenkomstig artikel 5, lid 3, eerste streepje, van richtlijn 69/335 gelden twee voorwaarden voor uitsluiting van de heffingsgrondslag: de betrokken vermogensbestanddelen zijn aangewend voor de vermeerdering van het vennootschappelijk kapitaal van een kapitaalvennootschap en zij zijn reeds met het kapitaalrecht belast geweest.
36 Uit de bewoordingen van deze bepaling volgt dus dat zij niet uitsluitend ziet op de vermogensbestanddelen van de kapitaalvennootschap waarvan het vennootschappelijk kapitaal is verhoogd. Wanneer een andere voorwaarde wordt toegevoegd, namelijk dat deze vermogensbestanddelen bovendien moeten toebehoren aan de vennootschap waarvan het vennootschappelijk kapitaal is verhoogd, zou dit in strijd zijn met een letterlijke uitlegging van de bewoordingen van deze bepaling.
37 Toevoeging van deze voorwaarde zou bovendien haaks staan op de doelstelling die wordt nagestreefd met deze bepaling, volgens welke de reeds aan het kapitaalrecht onderworpen bedragen niet in de heffingsgrondslag zijn begrepen teneinde een dubbele belasting te vermijden om het vrije verkeer van kapitaal te bevorderen (zie naar analogie arresten van 18 maart 1993, Viessmann, C-280/91, Jurispr. blz. I-971, punt 21, en 12 november 2009, Elektrownia Pątnów II, C-441/08, Jurispr. blz. I-10799, punt 40). Wanneer aan de in artikel 5, lid 3, eerste streepje, van richtlijn 69/335 gestelde voorwaarden een bijkomende voorwaarde wordt toegevoegd, namelijk dat de betrokken vermogensbestanddelen bovendien moeten toebehoren aan de vennootschap waarvan het kapitaal is verhoogd, zou dit immers een dubbele belasting over eenzelfde bedrag mogelijk maken aangezien de betrokken verrichting op onderscheiden vennootschappen betrekking heeft.
38 Derhalve dient op de tweede vraag te worden geantwoord dat artikel 5, lid 3, eerste streepje, van richtlijn 69/335, volgens hetwelk „het bedrag van de aan de kapitaalvennootschap toebehorende vermogensbestanddelen die worden aangewend voor de vermeerdering van het vennootschappelijk kapitaal en reeds met het kapitaalrecht werden belast” niet in de heffingsgrondslag is begrepen, aldus moet worden uitgelegd dat het geldt ongeacht of het gaat om vermogensbestanddelen van de vennootschap waarvan het vennootschappelijk kapitaal is vermeerderd, dan wel om aan een andere vennootschap toebehorende vermogensbestanddelen waarmee dit kapitaal is vermeerderd.