Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 27 april 2012
Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 27 april 2012
Gegevens
- Instantie
- Hof van Justitie EU
- Datum uitspraak
- 27 april 2012
Uitspraak
Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 27 april 2012 — Notermans/Boddenberg
(Zaak C‑114/11)
„Artikelen 18 EG en 39 EG — Personenauto’s — Gebruik in lidstaat van personenauto die in andere lidstaat is geregistreerd — Heffing van belasting op dit voertuig in eerstgenoemde lidstaat bij aanvang van gebruik op nationaal wegennet — Voertuig meegebracht bij verhuizing naar eerstgenoemde lidstaat en zowel gebruikt voor privédoeleinden als voor vervoer naar werkplek in tweede lidstaat”
Vrij verkeer van personen — Werknemers — Gelijke behandeling — Werknemer die in ene lidstaat is tewerkgesteld en zijn woonplaats naar andere lidstaat heeft overgebracht (Art. 39 EG) (cf. punt 33 en dictum)
Voorwerp
Verzoek om een prejudiciële beslissing — Hoge Raad der Nederlanden — Uitlegging van de artikelen 18 EG en 39 EG (thans artikelen 21 VWEU en 45 VWEU) — Nationale regeling op grond waarvan bij de aanvang van het gebruik van de auto op het nationale wegennet registratiebelasting wordt geheven — Belastingplichtigheid van een uit een andere lidstaat verhuisde persoon met de nationaliteit van die lidstaat die een aldaar geregistreerde auto die deel uitmaakt van de verhuisboedel, duurzaam gebruikt voor privé- en beroepsdoeleinden, waaronder reizen naar de plaats van werkzaamheden in die andere lidstaat |
Dictum
Artikel 39 EG moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een regeling van een lidstaat volgens welke inwoners die vanuit een andere lidstaat zijn verhuisd en daarbij een voertuig hebben meegebracht dat in die andere lidstaat is geregistreerd, ter zake van de aanvang van het gebruik van dit voertuig op het nationale wegennet gehouden zijn een belasting te betalen die normaliter verschuldigd is ter zake van de registratie van een voertuig in eerstgenoemde lidstaat, wanneer dit voertuig hoofdzakelijk op het grondgebied van eerstgenoemde lidstaat duurzaam wordt gebruikt, zelfs indien deze inwoners het voertuig onder meer gebruiken om naar hun werkplek in de tweede lidstaat te reizen.