betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Østre Landsret (Denemarken) bij beslissing van 10 oktober 2012, ingekomen bij het Hof op 16 oktober 2012, in de procedure
Beantwoording van de prejudiciële vragen
Voorafgaande opmerking
17
Sommige vragen van de verwijzende rechter hebben niet uitdrukkelijk betrekking op artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29, terwijl dat in andere vragen wel wordt genoemd. Niettemin komt in de verwijzingsbeslissing duidelijk naar voren dat alle prejudiciële vragen moeten worden opgevat als vragen over deze bepaling. Het Hof zal de vragen dan ook vanuit deze invalshoek onderzoeken.
Vierde vraag
18
Met zijn vierde vraag, die als eerste moet worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 zich verzet tegen een nationale regeling die voorziet in een billijke compensatie voor multifunctionele dragers zoals geheugenkaarten voor mobiele telefoons, ongeacht of het vervaardigen van kopieën voor privégebruik de voornaamste functie van deze dragers is.
19
In dat verband moet eraan worden herinnerd dat lidstaten die de in artikel 5, lid 2, onder b), van de richtlijn neergelegde uitzondering op het reproductierecht voor het kopiëren voor privégebruik (hierna: „uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik”) in hun nationale recht invoeren, volgens die bepaling inzonderheid dienen te voorzien in de betaling van een billijke compensatie aan de rechthebbenden van het uitsluitende reproductierecht (arresten
Padawan, C‑467/08, EU:C:2010:620, punt 30
, en
Amazon.com International Sales e.a., C‑521/11, EU:C:2013:515, punt 19
).
20
De lidstaten hebben een ruime beoordelingsmarge om de verschillende aspecten van het stelsel van de billijke compensatie te omschrijven, voor zover de bepalingen van de richtlijn deze kwestie niet nader regelen. Het is aan de lidstaten te bepalen wie deze compensatie moet betalen en om de vorm, de modaliteiten en het niveau ervan vast te stellen (zie in die zin arresten
Stichting de Thuiskopie, C‑462/09, EU:C:2011:397, punt 23
, en
Amazon.com International Sales e.a., EU:C:2013:515, punt 20
).
21
De billijke compensatie en dus het stelsel waarop zij berust en het niveau ervan moeten verband houden met de schade geleden door de rechthebbenden als gevolg van het kopiëren voor privégebruik (zie in die zin arrest
Padawan, EU:C:2010:620, punten 40 en 42
).
22
Aangezien de persoon die zonder voorafgaande toestemming van de rechthebbende voor privégebruik een werk reproduceert, degene is die de rechthebbende schade berokkent, is het in beginsel aan hem de geleden schade te vergoeden door het bekostigen van de compensatie die aan die rechthebbende zal worden betaald (zie in die zin arresten
Padawan, EU:C:2010:620, punt 45
, en
Amazon.com International Sales e.a., EU:C:2013:515, punt 23
).
23
Het Hof heeft evenwel aanvaard dat het de lidstaten, gelet op de praktische moeilijkheden om particuliere gebruikers te identificeren en hen te verplichten de houders van het uitsluitende reproductierecht te compenseren voor de schade die zij hun berokkenen, vrijstaat om met het oog op de financiering van de billijke compensatie een vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik in te voeren die niet door de betrokken particulieren dient te worden betaald, maar door de personen die over installaties, apparaten en dragers voor digitale reproductie beschikken en deze daartoe juridisch of feitelijk ter beschikking stellen van particulieren of aan hen reproductiediensten verlenen. In het kader van een dergelijk stelsel dienen de personen die over die installaties, apparaten en dragers beschikken de vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik te betalen (arresten
Padawan, EU:C:2010:620, punt 46
, en
Amazon.com International Sales e.a., EU:C:2013:515, punt 24
).
24
In dat verband is het niet nodig vast te stellen dat de natuurlijke personen met behulp van deze installaties, apparaten en dragers daadwerkelijk privékopieën vervaardigen. Die personen worden immers terecht geacht volledig gebruik te maken van die terbeschikkingstelling. Zij worden met andere woorden geacht de functies van die installaties – waaronder het vervaardigen van reproducties – volledig te benutten (zie in die zin arrest
Padawan, EU:C:2010:620, punten 54 en 55
).
25
Hieruit volgt dat de loutere omstandigheid dat met die installaties, apparaten of dragers voor digitale reproductie kopieën kunnen worden gemaakt, volstaat om de toepassing van de heffing voor het kopiëren voor privégebruik te rechtvaardigen, mits die installaties, apparaten of dragers aan de natuurlijke personen in hun hoedanigheid van privégebruikers ter beschikking zijn gesteld (zie in die zin arrest
Padawan, EU:C:2010:620, punt 56
).
26
Uit deze rechtspraak van het Hof komt dus naar voren dat het in beginsel niet relevant is of een drager één of meerdere functies heeft, noch dat de reproductiefunctie in voorkomend geval secundair is ten opzichte van andere functies, aangezien de eindgebruikers worden geacht alle beschikbare functies van die drager te benutten.
27
De multifunctionaliteit en de secundaire aard van de reproductiefunctie kunnen echter wel van invloed zijn op het bedrag van de billijke compensatie. Inzonderheid moet dit bedrag, in het licht van de overwegingen in punt 21 van dit arrest, worden bepaald door de bevoegde autoriteiten, in beginsel aan de hand van het relatieve belang van het vermogen van de drager om daarmee reproducties van werken voor privégebruik te vervaardigen.
28
Indien dus blijkt dat een dergelijke functie in de praktijk door de gebruikers van een drager bijna niet wordt benut, is het mogelijk dat de terbeschikkingstelling van deze functie, overeenkomstig overweging 35 van richtlijn 2001/29, geen verplichting schept om de billijke compensatie te betalen, daar de schade voor de rechthebbenden als minimaal wordt beschouwd.
29
Gelet op het voorgaande moet op de vierde vraag worden geantwoord dat artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 zich niet verzet tegen een nationale regeling die voorziet in een billijke compensatie voor multifunctionele dragers zoals geheugenkaarten voor mobiele telefoons, ongeacht of het vervaardigen van kopieën voor privégebruik de voornaamste functie van deze dragers is, mits een van de functies van deze dragers, eventueel secundair, de houders ervan in staat stelt deze dragers voor dit doel te gebruiken. Niettemin kan het van invloed zijn op het bedrag van de verschuldigde billijke compensatie of het vermogen om met de drager reproducties te vervaardigen, de voornaamste of een secundaire functie ervan is en wat het relatieve belang ervan is. In situaties waarin de schade voor de rechthebbenden als minimaal wordt beschouwd, is het mogelijk dat door de terbeschikkingstelling van deze functie geen verplichting ontstaat om deze compensatie te betalen.
Vijfde vraag
30
Met zijn vijfde vraag, die als tweede moet worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 zich verzet tegen een nationale regeling die een vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik oplegt voor de levering van dragers die kunnen worden benut voor het vervaardigen van kopieën voor privégebruik, zoals geheugenkaarten voor mobiele telefoons, maar niet voor de levering van bestanddelen die hoofdzakelijk zijn bestemd om kopieën voor privégebruik op te slaan, zoals de interne geheugens van mp3-spelers.
31
In dat verband moet worden onderstreept dat het beginsel van gelijke behandeling, dat een algemeen beginsel van het recht van de Unie vormt en in artikel 20 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie is neergelegd, bij de toepassing van de uitzonderingen in artikel 5 van richtlijn 2001/29 in acht moet worden genomen (zie voor dit beginsel arrest
Glatzel, C‑356/12, EU:C:2014:350, punt 43
).
32
Volgens vaste rechtspraak van het Hof vereist het gelijkheidsbeginsel dat vergelijkbare situaties niet verschillend en verschillende situaties niet gelijk worden behandeld, tenzij een dergelijke behandeling objectief gerechtvaardigd is (zie onder meer arresten
Soukupová, C‑401/11, EU:C:2013:223, punt 29
, en
Sky Italia, C‑234/12, EU:C:2013:496, punt 15
).
33
Daaruit volgt dat de lidstaten geen uitvoeringsregeling voor de billijke compensatie kunnen vaststellen waarmee de verschillende categorieën marktdeelnemers die handelen in vergelijkbare goederen waarop de uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik ziet, of de verschillende categorieën gebruikers van beschermd materiaal, ongelijk worden behandeld.
34
In het hoofdgeding staat vast dat de nationale regeling erop neerkomt dat onderscheid wordt gemaakt tussen, enerzijds, dragers die kunnen worden afgescheiden van de apparaten met de functie van digitale reproductie en, anderzijds, bestanddelen die onlosmakelijk met deze apparaten verbonden zijn. Voor de levering van deze dragers is namelijk de vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik verschuldigd, maar voor de levering van de bestanddelen niet.
35
In dat verband moet worden opgemerkt dat multifunctionele dragers, zoals geheugenkaarten voor mobiele telefoons enerzijds, en geïntegreerde bestanddelen, zoals interne geheugens van mp3-spelers anderzijds, kunnen worden gebruikt voor de reproductie van beschermde werken voor privédoeleinden en de auteursrechthebbenden aldus schade kunnen berokkenen.
36
Deze analyse is ook van toepassing op geheugenkaarten voor mobiele telefoons en interne geheugens van deze telefoons. Zoals naar voren komt in punt 13 van dit arrest, hebben interne geheugens in eenzelfde telefoon een reproductiefunctie die identiek is aan die van geheugenkaarten, maar uit het dossier waarover het Hof beschikt, blijkt niet dat de levering ervan onderworpen is aan de vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik.
37
Het is niettemin aan de verwijzende rechter te onderzoeken of er, in voorkomend geval, andere omstandigheden zijn op grond waarvan kan worden vastgesteld dat de betrokken geïntegreerde bestanddelen, die weliswaar dezelfde functie voor de reproductie hebben als geheugenkaarten voor mobiele telefoons, uit oogpunt van de voorwaarden die voor de billijke compensatie zijn gesteld, niet vergelijkbaar zijn.
38
In dat verband zou de verwijzende rechter met name kunnen beoordelen of het van invloed is dat deze bestanddelen niet kunnen worden losgemaakt uit de apparaten waarin zij zijn geïntegreerd, terwijl dragers die worden gebruikt voor identieke reproductiedoeleinden, zoals geheugenkaarten, van de telefoons kunnen worden afgescheiden, een kenmerk dat aanvullende reproducties van dezelfde werken op andere dragers zou kunnen vergemakkelijken.
39
Ingeval de verwijzende rechter tot de slotsom komt dat deze bestanddelen en dragers vergelijkbaar zijn vanuit het oogpunt van de voorwaarden die voor de billijke compensatie zijn gesteld, zal hij vervolgens moeten toetsen of het verschil in behandeling dat voortvloeit uit het nationale stelsel voor billijke compensatie, gerechtvaardigd is.
40
Dit verschil in behandeling kan onder meer gerechtvaardigd zijn indien de rechthebbenden voor de geïntegreerde bestanddelen die kunnen worden gebruikt voor reproducties – anders dan geldt voor de afscheidbare dragers die in het hoofdgeding aan de orde zijn – in een andere vorm een billijke compensatie ontvangen.
41
Gelet op het voorgaande moet op de vijfde vraag worden geantwoord dat artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 zich niet verzet tegen een nationale regeling die een vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik oplegt voor de levering van dragers die kunnen worden benut voor het vervaardigen van kopieën voor privégebruik, zoals geheugenkaarten voor mobiele telefoons, maar niet voor de levering van bestanddelen die hoofdzakelijk zijn bestemd om kopieën voor privégebruik op te slaan, zoals de interne geheugens van mp3-spelers, mits deze verschillende categorieën (dragers en bestanddelen) niet vergelijkbaar zijn of het verschil in behandeling gerechtvaardigd is. Het staat aan de verwijzende rechter dit na te gaan.
Zesde vraag
42
Met zijn zesde vraag, die als derde dient te worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 aldus moet worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling die producenten en importeurs die geheugenkaarten voor mobiele telefoons aan handelaren verkopen en ervan op de hoogte zijn dat deze kaarten bestemd zijn om te worden doorverkocht, maar niet weten of de eindverwervers particulieren of handelaren zijn, verplicht de vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik te betalen. Daarnaast wenst de verwijzende rechter te vernemen of het voor het antwoord op deze vraag relevant is dat deze fabrikanten en importeurs
-
zijn vrijgesteld van deze vergoeding als zij de geheugenkaarten doorverkopen aan handelaren die zijn geregistreerd bij de organisatie die de vergoedingen beheert, en
-
om terugbetaling van de vergoeding kunnen verzoeken als de geheugenkaarten voor mobiele telefoons gebruikt worden voor professionele doeleinden, met dien verstande dat in de praktijk enkel de eindverwerver van een dergelijke geheugenkaart terugbetaling van de vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik kan verkrijgen, op voorwaarde dat hij daartoe een verzoek richt tot de organisatie die de vergoedingen beheert.
43
Zoals in punt 23 van dit arrest in herinnering is geroepen, staat het de lidstaten vrij om met het oog op de financiering van de billijke compensatie een vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik in te voeren die niet door de betrokken particulieren dient te worden betaald, maar door de personen die over installaties, apparaten en dragers voor digitale reproductie beschikken en deze daartoe juridisch of feitelijk ter beschikking stellen van particulieren of aan hen reproductiediensten verlenen.
44
Uit de rechtspraak van het Hof blijkt tevens dat de lidstaten onder bepaalde voorwaarden de vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik zonder onderscheid kunnen opleggen ter zake van dragers die geschikt zijn voor reproductie, waaronder in het geval waarin deze dragers uiteindelijk worden gebruikt op een manier die niet onder de in artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 bedoelde situatie valt (zie in die zin arrest
Amazon.com International Sales e.a., EU:C:2013:515, punt 31
).
45
Een stelsel tot toepassing van een dergelijke vergoeding is enkel in overeenstemming met die bepaling als de invoering ervan wordt gerechtvaardigd door praktische moeilijkheden en de betalingsplichtigen beschikken over een recht op terugbetaling van deze vergoeding wanneer zij niet verschuldigd is (zie in die zin arrest
Amazon.com International Sales e.a., EU:C:2013:515, punt 31
).
46
In dat verband kan een stelsel voor vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik met name worden gerechtvaardigd doordat het onmogelijk is de eindgebruikers te identificeren of door de praktische moeilijkheden bij de identificatie van hen of andere vergelijkbare moeilijkheden (zie in die zin arrest
Amazon.com International Sales e.a., EU:C:2013:515, punten 31 en 34
).
47
Uit de rechtspraak van het Hof volgt echter dat deze vergoeding in elk geval niet mag worden toegepast op de levering van installaties, apparaten en dragers voor reproductie aan andere dan natuurlijke personen die deze installaties, apparaten en dragers duidelijk voor andere doelen dan het kopiëren voor privégebruik aanschaffen (zie in die zin arresten
Padawan, EU:C:2010:620, punt 52
, en
Amazon.com International Sales e.a., EU:C:2013:515, punt 28
).
48
Voorts moet het recht op terugbetaling van deze vergoeding doeltreffend zijn en mag het de teruggave van de eventueel buiten de in artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 bedoelde situatie betaalde vergoeding niet uiterst moeilijk maken (zie in die zin arrest
Amazon.com International Sales e.a., EU:C:2013:515, punten 31 en 34
).
49
In het hoofdgeding is het aan de verwijzende rechter na te gaan, in de eerste plaats, of de invoering van een stelsel voor betaling van de vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik ter zake van het in het verkeer brengen van geheugenkaarten voor mobiele telefoons gerechtvaardigd wordt door praktische moeilijkheden zoals genoemd in punt 46 van het onderhavige arrest.
50
In dat verband blijkt uit de overwegingen in punt 47 van dit arrest dat het in het verkeer brengen van deze kaarten onder meer moet worden vrijgesteld van deze vergoeding indien de betrokken fabrikant of importeur vaststelt dat hij de kaarten heeft geleverd aan andere dan natuurlijke personen die deze installaties, apparaten en dragers duidelijk voor andere doelen dan het kopiëren voor privégebruik aanschaffen.
51
Daarnaast moet worden vastgesteld dat de praktische moeilijkheden die inherent zijn aan de identificatie van de eindgebruikers en het innen van de vergoeding, niet kunnen rechtvaardigen dat de toepassing van een dergelijke vrijstelling wordt beperkt tot enkel de levering van geheugenkaarten voor mobiele telefoons aan handelaren die zijn geregistreerd bij de organisatie die de vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik beheert. Een dergelijke beperking schept immers een verschil in behandeling tussen de verschillende groepen marktdeelnemers in die zin dat zij zich met betrekking tot de vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik allen in een vergelijkbare situatie bevinden, of zij nu geregistreerd zijn bij deze organisatie of niet.
52
In de tweede plaats dient de verwijzende rechter na te gaan of de reikwijdte, de doeltreffendheid, de beschikbaarheid, de openbaarheid en de eenvoud van toepassing van het recht op terugbetaling eventuele door het stelsel van vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik teweeggebrachte onevenwichtigheden kunnen compenseren om tegemoet te komen aan de geconstateerde praktische moeilijkheden (zie arrest
Amazon.com International Sales e.a., EU:C:2013:515, punt 36
).
53
In dat verband moet worden opgemerkt dat het stelsel van vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik dat in het hoofdgeding aan de orde is, de betalingsplichtigen de mogelijkheid biedt het bedrag van de vergoeding via de prijs van mobiele telefoons af te wentelen op de eindgebruiker, die aldus de lasten draagt, zodat het in beginsel in overeenstemming is met het rechtvaardige evenwicht tussen de belangen van auteursrechthebbenden en van gebruikers van beschermd materiaal, waarop overweging 31 van richtlijn 2001/29 doelt, dat enkel de eindverwerver van een telefoon terugbetaling van deze vergoeding kan krijgen en dat voorwaarde voor deze terugbetaling is dat een verzoek daartoe wordt ingediend bij de organisatie die de vergoedingen beheert.
54
Voor zover deze mogelijkheid bestaat, is het van weinig belang of fabrikanten of importeurs van de betrokken telefoons, die gehouden zijn de vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik te betalen, beschikken over de informatie of de eindverwervers van de telefoons particulieren of handelaren zijn.
55
Gelet op het voorgaande moet op de zesde vraag worden geantwoord dat artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 aldus moet worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een nationale regeling die producenten en importeurs die geheugenkaarten voor mobiele telefoons aan handelaren verkopen en ervan op de hoogte zijn dat deze kaarten bestemd zijn om te worden doorverkocht, maar niet weten of de eindverwervers particulieren of handelaren zijn, verplicht de vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik te betalen, mits
-
een dergelijk stelsel gerechtvaardigd wordt door praktische moeilijkheden;
-
betalingsplichtigen zijn vrijgesteld van de betaling van deze vergoeding als zij aantonen dat zij de geheugenkaarten voor mobiele telefoons hebben geleverd aan andere dan natuurlijke personen die deze installaties, apparaten en dragers duidelijk voor andere doelen dan het kopiëren voor privégebruik aanschaffen, met dien verstande dat deze vrijstelling niet kan worden beperkt tot de levering aan handelaren die zijn geregistreerd bij de organisatie die de vergoedingen beheert;
-
dit stelsel voorziet in een recht op terugbetaling van de vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik dat doeltreffend is en de teruggave van de betaalde vergoeding niet uiterst moeilijk maakt, waarbij de vergoeding enkel kan worden terugbetaald aan de eindverwerver van een geheugenkaart die daartoe een verzoek bij de organisatie indient.
Derde vraag
56
Met zijn derde vraag, die als vierde moet worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen hoe artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 moet worden uitgelegd in het licht van de precisering in overweging 35 ervan, volgens welke het mogelijk is dat in bepaalde situaties waar de schade voor de rechthebbende „minimaal zou zijn, [...] geen betalingsverplichting ontstaat”.
57
In dat verband moet worden opgemerkt dat richtlijn 2001/29 ertoe strekt slechts bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten te harmoniseren (arrest
Padawan, EU:C:2010:620, punt 35
). De algemene opzet ervan wordt voorts afgebakend door verschillende bepalingen waaruit naar voren komt dat de wetgever van de Europese Unie de lidstaten bij de tenuitvoerlegging ervan een beoordelingsmarge heeft willen toekennen, bijvoorbeeld artikel 5, dat een reeks beperkingen en restricties bevat die de lidstaten kunnen omzetten in hun nationale recht.
58
Overigens dienen rechthebbenden overeenkomstig overweging 35 in bepaalde uitzonderlijke gevallen een billijke compensatie te ontvangen. Niettemin is het mogelijk dat de betaling van een dergelijke compensatie in bepaalde gevallen waarin de schade voor de rechthebbende minimaal is, niet wordt opgelegd.
59
Net zoals het aan de lidstaten is een of meer van de beperkingen in artikel 5, lid 2, van richtlijn 2001/29 om te zetten, hebben de lidstaten, zoals overweging 35 van die richtlijn bevestigt, de mogelijkheid betalingsplichtigen in bepaalde gevallen die binnen de werkingssfeer van de door hen eventueel omgezette beperkingen vallen, vrij te stellen van de betaling van de billijke compensatie als de schade voor de rechthebbende minimaal is.
60
Deze conclusie is volledig van toepassing op de uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik die is neergelegd in artikel 5, lid 2, onder b), van de richtlijn.
61
Om de redenen die in de bovenstaande punten zijn genoemd, moet de vaststelling van de drempelwaarde waaronder de schade kan worden gekwalificeerd als „minimaal” in de zin van overweging 35 van de richtlijn eveneens onder de beoordelingsbevoegdheid van de lidstaten vallen, mits deze drempel wordt toegepast in overeenstemming met het beginsel van gelijke behandeling, zoals genoemd in punt 31 van dit arrest.
62
Gelet op het voorgaande moet op de derde vraag worden geantwoord dat artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29, gelezen in het licht van overweging 35 ervan, aldus moet worden uitgelegd dat het de lidstaten de mogelijkheid biedt om betalingsplichtigen in bepaalde gevallen die binnen de werkingssfeer van de uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik vallen, vrij te stellen van de betaling van de billijke compensatie, op voorwaarde dat de schade voor de rechthebbenden in die gevallen minimaal is. Deze staten zijn bevoegd de drempelwaarde voor die schade vast te stellen, met dien verstande dat deze drempelwaarde met name in overeenstemming met het beginsel van gelijke behandeling moet worden toegepast.
Eerste vraag, onder a) en b)
63
Met zijn eerste vraag, onder a) en b), wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen wat de gevolgen zijn van de toestemming die de rechthebbende geeft om bestanden met beschermde werken te gebruiken voor onder meer reproducties voor privégebruik, tegen de achtergrond van de vereisten die voortvloeien uit artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29, met name wat de billijke compensatie betreft.
64
Uit de punten 24 en 25 van het onderhavige arrest blijkt dat het niet nodig is vast te stellen dat de gebruikers van deze bestanden daadwerkelijk reproducties voor privégebruik vervaardigen, aangezien deze gebruikers terecht worden geacht volledig gebruik te maken van die terbeschikkingstelling van deze bestanden. Daaruit volgt dat als een rechthebbende een natuurlijke persoon toestemming geeft om deze bestanden te gebruiken door deze aan hem ter beschikking te stellen, de toepassing van de vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik wordt gerechtvaardigd door de loutere mogelijkheid om de bestanden te gebruiken voor de reproductie van beschermde werken.
65
In die context heeft het Hof over de impact op de billijke compensatie van de toestemming van de rechthebbende om de bestanden met de beschermde werken te gebruiken, geoordeeld dat, indien een lidstaat krachtens artikel 5, lid 2, van richtlijn 2001/29 heeft besloten om binnen de materiële werkingssfeer van deze bepaling elk recht van de rechthebbenden om reproducties van hun werken voor privégebruik toe te staan, uit te sluiten, een eventuele handeling van die rechthebbenden waarbij toestemming wordt verleend, in het recht van die staat zonder rechtsgevolgen blijft. Een dergelijke handeling is bijgevolg niet van invloed op schade die aan de rechthebbenden wordt toegebracht vanwege de invoering van de betrokken maatregel waarbij een recht wordt ontnomen en kan bijgevolg geen invloed hebben op de billijke compensatie, ongeacht of die compensatie krachtens de toepasselijke bepaling van deze richtlijn verplicht dan wel facultatief is (zie arrest
VG Wort e.a., C‑457/11–C‑460/11, EU:C:2013:426, punt 37
).
66
Aangezien die toestemming onder de omstandigheden die in het voorafgaande punt van dit arrest zijn beschreven, geen rechtsgevolgen heeft, kan zij op zichzelf geen verplichting voor de gebruiker van de betrokken bestanden scheppen om een vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik te betalen aan de rechthebbende die toestemming heeft gegeven voor het gebruik.
67
Gelet op het voorgaande moet op de eerste vraag, onder a) en b), worden geantwoord dat richtlijn 2001/29 aldus moet worden uitgelegd dat, indien een lidstaat krachtens artikel 5, lid 2, van deze richtlijn heeft besloten om binnen de materiële werkingssfeer van deze bepaling elk recht van de rechthebbenden om reproducties van hun werken voor privégebruik toe te staan, uit te sluiten, de toestemming van een rechthebbende voor het gebruik van de bestanden met zijn werken geen impact kan hebben op de verplichting van een billijke compensatie voor de reproducties die overeenkomstig artikel 5, lid 2, onder b), van deze richtlijn met behulp van deze bestanden zijn vervaardigd en op zichzelf geen verplichting voor de gebruiker van de betrokken bestanden kan scheppen om de rechthebbende een vergoeding te betalen.
Eerste vraag, onder c) en d), en tweede vraag
68
Met zijn eerste vraag, onder c) en d), en met zijn tweede vraag, die als zesde moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of de tenuitvoerlegging van technische voorzieningen als bedoeld in artikel 6 van richtlijn 2001/29 voor inrichtingen gebruikt om beschermde werken te reproduceren, zoals dvd’s, cd’s, mp3-spelers of computers, van invloed kan zijn op de billijke compensatie die is verschuldigd uit hoofde van het kopiëren voor privégebruik met behulp van die inrichtingen.
69
In dit verband heeft het Hof reeds geoordeeld dat de technische voorzieningen waarnaar artikel 5, lid 2, onder b), van de richtlijn verwijst, tot doel hebben de door de rechthebbenden niet toegestane handelingen te beperken, dat wil zeggen een correcte toepassing van deze bepaling te verzekeren en aldus de handelingen te beletten die niet de strikte voorwaarden van die bepaling in acht nemen (zie arresten
VG Wort e.a., EU:C:2013:426, punt 51
, en
ACI Adam e.a., C‑435/12, EU:C:2014:254, punt 43
).
70
Aangezien het de lidstaten zijn – en niet de rechthebbenden – die de uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik instellen en die toestaan dat voor het maken van deze kopieën gebruik wordt gemaakt van beschermde werken of ander beschermd materiaal, staat het bovendien aan de lidstaat die door de instelling van deze uitzondering het kopiëren voor privégebruik heeft toegestaan, te verzekeren dat die uitzondering correct wordt toegepast en aldus handelingen te beperken waarvoor de rechthebbenden geen toestemming hebben gegeven (zie arresten
VG Wort e.a., EU:C:2013:426, punten 52 en 53
, en
ACI Adam e.a., EU:C:2014:254, punt 44
).
71
Gelet op het feit dat de toepassing van de in artikel 6 van richtlijn 2001/29 bedoelde technische voorzieningen vrijwillig geschiedt, kan de omstandigheid dat die voorzieningen niet worden toegepast, ook al bestaat de mogelijkheid daartoe, er naar het oordeel van het Hof niet toe leiden dat de billijke compensatie komt te vervallen (arrest
VG Wort e.a., EU:C:2013:426, punt 57
).
72
Niettemin staat het de betrokken lidstaat vrij om de concrete omvang van de aan de rechthebbenden verschuldigde compensatie ervan afhankelijk te stellen of dergelijke technische voorzieningen al dan niet zijn toegepast, zodat laatstgenoemden worden aangemoedigd deze te treffen en aldus vrijwillig bijdragen tot de correcte toepassing van de uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik (arrest
VG Wort e.a., EU:C:2013:426, punt 58
).
73
Dientengevolge moet op de eerste vraag, onder c) en d), en op de tweede vraag worden geantwoord dat de tenuitvoerlegging van technische voorzieningen als bedoeld in artikel 6 van richtlijn 2001/29 voor inrichtingen gebruikt om beschermde werken te reproduceren, zoals dvd’s, cd’s, mp3-spelers of computers, niet van invloed is op de billijke compensatie die is verschuldigd uit hoofde van het kopiëren voor privégebruik met behulp van die inrichtingen. Niettemin kan de tenuitvoerlegging van invloed zijn op het concrete niveau van de compensatie.
Eerste vraag, onder f)
74
Met zijn eerste vraag, onder f), die als zevende moet worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of richtlijn 2001/29 zich verzet tegen een nationale regeling die voorziet in een billijke compensatie voor het vervaardigen van kopieën vanaf onrechtmatige bronnen, namelijk van beschermde werken die zonder toestemming van de rechthebbenden ter beschikking van het publiek zijn gesteld.
75
Het Hof heeft al voor recht verklaard dat deze richtlijn zich verzet tegen nationale wetgeving die geen onderscheid maakt tussen de situatie waarin de bron van een voor privégebruik vervaardigde reproductie geoorloofd is en de situatie waarin deze bron ongeoorloofd is (zie in die zin arrest
ACI Adam e.a., EU:C:2014:254, punt 58
).
76
In dat verband heeft het Hof vastgesteld dat het vereiste van een strikte uitlegging van artikel 5, lid 2, onder b), van de richtlijn zich ertegen verzet dat deze bepaling in die zin wordt opgevat dat zij, boven op deze uitdrukkelijk vastgelegde beperking, aan de houders van het auteursrecht de verplichting oplegt om de rechtsschendingen te gedogen waarmee de vervaardiging van privékopieën gepaard kan gaan (zie in die zin arrest
ACI Adam e.a., EU:C:2014:254, punt 31
).
77
Daarnaast heeft het Hof opgemerkt dat een stelsel van vergoedingen voor het kopiëren voor privégebruik met de kenmerken van het stelsel dat in het hoofdgeding aan de orde is, waarin bij de berekening van de billijke compensatie die aan de ontvangers ervan is verschuldigd geen onderscheid wordt gemaakt tussen de situatie waarin de bron van een voor privégebruik vervaardigde reproductie geoorloofd is, en de situatie waarin deze bron ongeoorloofd is, niet het in het vorige punt genoemde rechtvaardige evenwicht eerbiedigt tussen de belangen van de auteursrechthebbenden en van de gebruikers van beschermd materiaal, want in een dergelijk stelsel worden alle gebruikers die aan de vergoeding onderworpen installaties, apparaten en dragers verwerven, indirect bestraft (zie in die zin arrest
ACI Adam e.a., EU:C:2014:254, punten 54‑56
).
78
Doordat deze gebruikers de lasten dragen van de vergoeding die wordt vastgesteld zonder dat er rekening mee is gehouden of de bron waaruit dergelijke reproducties zijn vervaardigd, al dan niet geoorloofd is, betalen zij noodzakelijkerwijze mee aan de compensatie van de schade die wordt veroorzaakt door uit een ongeoorloofde bron vervaardigde reproducties voor privégebruik die niet zijn toegestaan door richtlijn 2001/29, en worden zij aldus gedwongen om aanzienlijke extra kosten voor hun rekening te nemen teneinde privékopieën te kunnen vervaardigen die vallen onder de in artikel 5, lid 2, onder b), van deze richtlijn voorziene uitzondering (zie arrest
ACI Adam e.a., EU:C:2014:254, punt 56
).
79
Gelet op het voorgaande moet op de eerste vraag, onder f), worden geantwoord dat richtlijn 2001/29 zich verzet tegen een nationale regeling die voorziet in een billijke compensatie voor het vervaardigen van kopieën vanaf onrechtmatige bronnen, namelijk van beschermde werken die zonder toestemming van de rechthebbenden ter beschikking van het publiek zijn gesteld.
Eerste vraag, onder e)
80
Met zijn eerste vraag, onder e), die als achtste moet worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of richtlijn 2001/29 zich verzet tegen een nationale regeling die voorziet in een billijke compensatie voor het vervaardigen van reproducties van beschermde werken door een natuurlijke persoon vanaf of met behulp van een inrichting die aan een derde toebehoort.
81
In dat verband moet worden opgemerkt dat artikel 5, lid 2, onder b), van de richtlijn ziet op drie aspecten die tezamen de werkingssfeer ervan afbakenen: het te reproduceren materiaal, de persoon die de reproductie vervaardigt en tot slot de reproductie zelf.
82
Wat om te beginnen het te reproduceren materiaal betreft, moet eraan worden herinnerd dat deze bepaling een uitzondering behelst op het uitsluitende recht van een rechthebbende om reproductie van het betrokken werk toe te staan of te verbieden. Dat veronderstelt dat het voorwerp van de in die bepaling bedoelde reproductie een beschermd werk is en niet een nagemaakt of vervalst werk (zie in die zin arrest
ACI Adam e.a., EU:C:2014:254, punt 58
).
83
Voorts preciseert artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 dat de persoon die toestemming heeft voor de reproductie, een natuurlijke persoon is die de kopieën van het betrokken werk vervaardigt voor privégebruik en zonder enig direct of indirect commercieel oogmerk.
84
Wat de reproductie zelf betreft, vermeldt artikel 5, lid 2, onder b), van de richtlijn enkel de dragers waarop het beschermde werk kan worden gereproduceerd.
85
Daartoe volstaat een vergelijking van de redactie van de uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik met die van de uitzondering op het reproductierecht in artikel 5, lid 2, onder a), van de richtlijn. Deze laatste is van toepassing op een „reproductie op papier of een soortgelijke drager”, terwijl de uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik van toepassing is op een „reproductie, op welke drager dan ook”.
86
De bewoordingen van artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 bieden daarentegen geen uitsluitsel over de kenmerken van de inrichtingen vanaf of met behulp waarvan de kopieën voor privégebruik worden vervaardigd. Inzonderheid ontbreken bepalingen over het rechtskarakter van de mogelijke band, zoals het eigendomsrecht, tussen de natuurlijke persoon die de maker is van de kopie voor privégebruik en de daarvoor gebruikte inrichting.
87
Opgemerkt zij dat de uitzondering waarin deze bepaling voorziet, strikt moet worden uitgelegd, dat wil zeggen dat zij zich enkel mag uitstrekken tot de uitdrukkelijk bedoelde gevallen (zie naar analogie arresten
ACI Adam e.a., EU:C:2014:254, punt 23
, en
Melzer, C‑228/11, EU:C:2013:305, punt 24
).
88
Voorts strekt de richtlijn ertoe slechts bepaalde aspecten van het auteursrecht te harmoniseren (arrest
Padawan, EU:C:2010:620, punt 35
). Door in die richtlijn geen melding te maken van de in punt 86 van dit arrest genoemde kenmerken en bijzonderheden, heeft de wetgever van de Unie te kennen gegeven dat deze niet van belang zijn voor het doel waarnaar hij met de gedeeltelijke harmonisatie streeft.
89
Hieruit volgt dat de vraag of de inrichting die een particulier gebruikt voor het vervaardigen van kopieën voor privégebruik aan hem moet toebehoren of ook aan een derde kan toebehoren, niet binnen de werkingssfeer van artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 valt.
90
Anders dan de Europese Commissie stelt, moet artikel 5, lid 2, onder b), van deze richtlijn derhalve niet worden gelezen in het licht van artikel 5, lid 5, ervan. Deze laatste bepaling is namelijk niet bedoeld om effect te hebben op de materiële inhoud van de onder artikel 5, lid 2, van deze richtlijn vallende bepalingen, en met name niet om de reikwijdte van de daarin voorziene beperkingen en restricties uit te breiden (zie arrest
ACI Adam e.a., EU:C:2014:254, punt 26
).
91
Gelet op het voorgaande moet op de eerste vraag, onder e), worden geantwoord dat richtlijn 2001/29 zich niet verzet tegen een nationale regeling die voorziet in een billijke compensatie voor het vervaardigen van reproducties van beschermde werken vervaardigd door een natuurlijke persoon vanaf of met behulp van een inrichting die aan een derde toebehoort.
Eerste vraag, onder g)
92
Met zijn eerste vraag, onder g), die als negende moet worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter te vernemen of richtlijn 2001/29 zich verzet tegen een nationale regeling die voorziet in een billijke compensatie voor het vervaardigen van reproducties vanaf rechtmatige bronnen „op een andere wijze”, bijvoorbeeld via internet.
93
Volgens vaste rechtspraak van het Hof moet een vraag niet-ontvankelijk worden verklaard wanneer een nationale rechter het Hof niet de gegevens, feitelijk en rechtens, verstrekt die noodzakelijk zijn om een zinvol antwoord te geven op de prejudiciële vraag (zie in die zin arrest
Belvedere Costruzioni, C‑500/10, EU:C:2012:186, punt 16
, en
beschikking Stefan, C‑329/13, EU:C:2014:815, punt 24
).
94
In casu verstrekt de verwijzende rechter niet voldoende gegevens over de aard van de reproducties die het voorwerp van de vraag zijn.
95
Onder die omstandigheden is het Hof niet in staat om een zinvol antwoord op de eerste vraag, onder g), te geven. Deze vraag moet derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.