Tweede vraag in zaak C‑144/13, eerste vraag in zaak C‑154/13 en vraag in zaak C‑160/13
41 Met haar tweede vraag in zaak C‑144/13, haar eerste vraag in zaak C‑154/13 en haar vraag in zaak C‑160/13 wenst de verwijzende rechterlijke instantie in hoofdzaak te vernemen of de in artikel 140, onder a) en b), en artikel 143, onder a), van de btw-richtlijn opgenomen btw-vrijstelling geldt voor de intracommunautaire verwerving en de invoer van tandprothesen en of, in voorkomend geval, aan de toepassing van deze vrijstellingen de voorwaarde verbonden is dat de tandprothesen vanuit een andere lidstaat of een derde land zijn geleverd door een tandarts of tandtechnicus of zijn geleverd aan een tandarts of tandtechnicus, dan wel of deze twee voorwaarden cumulatief gelden.
42 Vastgesteld moet worden dat de artikelen 132, 140 en 143 van de btw-richtlijn deel uitmaken van de vrijstellingsregeling die is opgenomen in titel IX van de btw-richtlijn, met het opschrift „Vrijstellingen”. Deze bepalingen voorzien in een mechanisme voor de vrijstelling van handelingen met betrekking tot bepaalde zaken wanneer aan een aantal voorwaarden is voldaan.
43 De vrijstellingen van artikel 132, lid 1, van de btw-richtlijn beogen de toegang tot bepaalde diensten en de levering van bepaalde goederen te vergemakkelijken doordat de hogere kosten die in geval van btw-heffing zouden ontstaan, worden vermeden (zie in die zin arresten Commissie/Duitsland, C‑287/00,
EU:C:2002:388
, punt 47, en MDDP,
EU:C:2013:778
, punt 26).
44 Volgens vaste rechtspraak zijn voormelde vrijstellingen autonome begrippen van Unierecht, die tot doel hebben verschillen in de toepassing van het btw-stelsel tussen de lidstaten te voorkomen (zie onder meer arresten CPP, C‑349/96,
EU:C:1999:93
, punt 15, en Skandia, C‑240/99,
EU:C:2001:140
, punt 23).
45 Voorts zij eraan herinnerd dat artikel 132 van de btw-richtlijn in btw-vrijstelling voorziet voor bepaalde activiteiten van algemeen belang. Deze bepaling sluit evenwel niet alle activiteiten van algemeen belang uit van de heffing van btw, maar stelt enkel de activiteiten vrij die erin worden opgesomd en zeer gedetailleerd worden omschreven (arrest Institute of the Motor Industry, C‑149/97,
EU:C:1998:536
, punt 18).
46 De vrijstelling van de levering van tandprothesen door tandartsen en tandtechnici dient te waarborgen dat de verstrekking van producten die samenhangen met de gezondheid niet ontoegankelijk wordt wegens de hogere kosten doordat de verstrekking ervan aan btw wordt onderworpen (zie voor artikel 13, A, lid 1, onder b), van de Zesde richtlijn, thans artikel 132, lid 1, onder b), van de btw-richtlijn, arrest Commissie/Frankrijk, C‑76/99,
EU:C:2001:12
, punt 23).
47 Ingevolge artikel 140, onder a), van de btw-richtlijn dienen de lidstaten vrijstelling te verlenen voor de intracommunautaire verwerving van goederen waarvan de levering door belastingplichtigen in ieder geval op hun respectieve grondgebied is vrijgesteld.
48 Allereerst zij opgemerkt dat, zoals de advocaat-generaal in punt 45 van haar conclusie beklemtoont, de formulering „op hun respectieve grondgebied” betrekking heeft op de lidstaat van invoer. Dit blijkt bij vergelijking met bepalingen als de artikelen 88, 207 of 214, lid 1, onder a), van de btw-richtlijn, waar dezelfde formulering is gebruikt.
49 Om uit te maken of een intracommunautaire verwerving van goederen is vrijgesteld van btw moet dan ook worden nagegaan of de levering van die goederen op het grondgebied van de lidstaat van bestemming is vrijgesteld.
50 In de hoofdgedingen zouden de intracommunautaire verwervingen van tandprothesen onder het toepassingsgebied van artikel 140, onder a), van de btw-richtlijn kunnen vallen en aldus in aanmerking komen voor vrijstelling, indien zij zijn vrijgesteld op het grondgebied van de lidstaat van bestemming. Aangezien de lidstaten op grond van artikel 132, lid 1, onder e), van deze richtlijn de levering van tandprothesen door tandartsen en tandtechnici moeten vrijstellen, zal de levering op het grondgebied van een lidstaat van dit product noodzakelijkerwijs zijn vrijgesteld wanneer de lidstaat geen gebruik heeft gemaakt van de overgangsregeling van artikel 370 van de btw-richtlijn.
51 Intracommunautaire verwervingen van tandprothesen door tandartsen en tandtechnici vallen dus onder het toepassingsgebied van artikel 140, onder a), van de btw-richtlijn.
52 Ook moet worden vastgesteld dat de in artikel 143, lid 1, onder a), van de btw-richtlijn opgenomen vrijstelling van de definitieve invoer van goederen duidelijk is ontleend aan artikel 140, onder a), van deze richtlijn, met het verschil dat de vrijstelling zich uitstrekt tot de definitieve invoer van goederen.
53 Zo moet, om uit te maken of invoer van goederen is vrijgesteld van btw, worden nagegaan of de levering van dezelfde goederen op het grondgebied van de lidstaat van bestemming is vrijgesteld. Blijkens de bewoordingen van de betrokken bepalingen heeft de wetgever van de Unie immers een identiek mechanisme voor de artikelen 140, onder a), en 143, lid 1, onder a), van de btw-richtlijn vastgesteld.
54 Hieruit volgt dat aan die bepalingen een identieke uitlegging moet worden gegeven.
55 Aangezien voor tandprothesen bepalend is of de levering van de goederen in de lidstaat van bestemming is vrijgesteld, moeten voor de in artikel 132, lid 1, onder e), van de btw-richtlijn opgenomen vrijstelling dezelfde voorwaarden gelden als voor artikel 140, onder a), van die richtlijn. De definitieve invoer van tandprothesen door tandartsen en tandtechnici valt dus onder artikel 143, lid 1, onder a), van die richtlijn.
56 Met betrekking tot artikel 140, onder b), van de btw-richtlijn zal, om te bepalen of een intracommunautaire verwerving van goederen in een lidstaat vrijstelling kan genieten, kunnen worden volstaan met na te gaan of de definitieve invoer van diezelfde goederen op het grondgebied van genoemde lidstaat is vrijgesteld op grond van artikel 143, lid 1, onder a), van die richtlijn.
57 Wat de vraag betreft welke voorwaarden aan vrijstelling gekoppeld zijn, blijkt uit de bewoordingen zelf van artikel 132, lid 1, onder e), van de btw-richtlijn dat voor vrijstelling als voorwaarde geldt dat de tandprothesen worden geleverd door tandartsen of tandtechnici.
58 Op de tweede vraag in zaak C‑144/13, de eerste vraag in zaak C‑154/13 en de vraag in zaak C‑160/13 moet dus worden geantwoord dat de artikelen 140, onder a) en b), en 143, lid 1, onder a), van de btw-richtlijn aldus moeten worden uitgelegd dat de btw-vrijstelling die erin is opgenomen geldt voor de intracommunautaire verwerving en de definitieve invoer van door tandartsen en tandtechnici geleverde tandprothesen, wanneer de lidstaat van levering of invoer geen gebruik heeft gemaakt van de overgangsregeling van artikel 370 van die richtlijn.
Tweede vraag in zaak C‑154/13
59 Met haar tweede vraag in zaak C‑154/13 wenst de verwijzende rechterlijke instantie in hoofdzaak te vernemen of artikel 140, onder a) en b), van de btw-richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat de in die bepaling opgenomen btw-vrijstelling ook geldt ingeval de intracommunautaire verwerving van tandprothesen afkomstig is uit een lidstaat die gebruik heeft gemaakt van de afwijkings- en overgangsregeling van artikel 370 van btw-richtlijn.
60 Het communautaire btw-stelsel is het resultaat van een geleidelijke harmonisatie van de nationale wetgevingen in het kader van de artikelen 113 VWEU en 115 VWEU. Zoals het Hof herhaaldelijk heeft vastgesteld, is deze harmonisatie, zoals zij tot stand is gebracht door de achtereenvolgende richtlijnen en met name door de Zesde richtlijn, nog slechts een gedeeltelijke harmonisatie (arresten ORO Amsterdam Beheer en Concerto, C‑165/88,
EU:C:1989:608
, punt 21, en Eurodental, C‑240/05,
EU:C:2006:763
, punt 50).
61 Krachtens artikel 370 van de btw-richtlijn mogen de lidstaten immers bepaalde voorschriften van hun nationale wetgeving van vóór deze richtlijn handhaven, terwijl die voorschriften zonder dat recht onverenigbaar met de richtlijn zouden zijn geweest (zie in die zin arresten Idéal tourisme, C‑36/99,
EU:C:2000:405
, punt 38, en Eurodental,
EU:C:2006:763
, punt 51).
62 Uit het antwoord op de tweede vraag in zaak C‑144/13, de eerste vraag in zaak C‑154/13 en de vraag in zaak C‑160/13 volgt dus dat, om uit te maken of een intracommunautaire verwerving van tandprothesen in aanmerking komt voor vrijstelling, moet worden nagegaan of de levering of invoer van diezelfde goederen is vrijgesteld op het grondgebied van de lidstaat van bestemming. Bepalend is derhalve de in de lidstaat van bestemming toepasselijke regeling.
63 Wanneer een lidstaat geen gebruik heeft gemaakt van de afwijkings- en overgangsregeling van artikel 370 van de btw-richtlijn en dus de in artikel 132, lid 1, onder e), van die richtlijn opgenomen vrijstelling toepast, zullen de vrijstellingen van artikel 140, onder a) en b), van die richtlijn eveneens gelden. Daarbij is irrelevant of de lidstaat van oorsprong gebruik heeft gemaakt van voormelde afwijkings- en overgangsregeling van artikel 370 van de btw-richtlijn.
64 Bijgevolg moet op de tweede vraag in zaak C‑154/13 worden geantwoord dat artikel 140, onder a) en b), van de btw-richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat de in die bepaling opgenomen btw-vrijstelling ook geldt ingeval de intracommunautaire verwerving van tandprothesen afkomstig is uit een lidstaat die gebruik heeft gemaakt van de afwijkings- en overgangsregeling van artikel 370 van de btw-richtlijn.