Beschikking van het Hof (Vijfde kamer) van 6 februari 2014
Beschikking van het Hof (Vijfde kamer) van 6 februari 2014
Gegevens
- Instantie
- Hof van Justitie EU
- Datum uitspraak
- 6 februari 2014
Uitspraak
Beschikking van het Hof (Vijfde kamer) van 6 februari 2014 – Jagiello
(Zaak C‑33/13)
"Prejudiciële verwijzing - Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof - Belastingwetgeving - Btw - Zesde richtlijn - Recht op aftrek - Weigering - Factuur uitgereikt door een vennootschap die als stroman optreedt"
Harmonisatie van de belastingwetgevingGemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waardeAftrek van de voorbelastingWeigering op grond dat de goederen niet daadwerkelijk zijn geleverd wegens fraude en onregelmatighedenOntoelaatbaarheidGrenzenVoorwaardenVraag of de geadresseerde van de factuur de fraude kende of had moeten kennenVerificatie door de nationale rechterlijke instantie (Richtlijn 77/388 van de Raad, art. 17, lid 2, sub a, en 22, lid 3, sub b) (cf. punten 27, 32, 33, 36‑43 en dictum)
Voorwerp
Verzoek om een prejudiciële beslissing – Wojewódzki Sąd Administracyjny w Łodzi – Uitlegging van artikel 4, leden 1 en 2, gelezen in samenhang met artikel 5, lid 1, en artikel 17, lid 2, sub a, van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145, blz. 1) – Recht op aftrek van de voorbelasting – Weigering van het recht op aftrek van de voorbelasting voor de ontvanger van goederen indien de verkoper de benaming van een andere persoon gebruikt – Veinzing van eigen activiteit van de verkoper – Factuur uitgereikt door een andere persoon dan de verkoper – Geen noodzaak om te bewijzen dat de koper kennis had van het feit dat de betrokken transactie verband hield met een strafbaar feit of een andere onregelmatigheid gepleegd door de verkoper of door een andere entiteit die met hem samenwerkt
Dictum
De Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag, zoals gewijzigd bij richtlijn 2001/115/EG van de Raad van 20 december 2001, moet aldus worden uitgelegd dat zij zich ertegen verzet dat een belastingplichtige het recht op aftrek van de belasting over de toegevoegde waarde die verschuldigd is of is voldaan voor aan hem geleverde goederen, wordt geweigerd op grond dat, gelet op fraude of onregelmatigheden die is of zijn gepleegd door de uitreiker van de factuur voor deze levering, deze levering wordt geacht niet daadwerkelijk door de uitreiker van deze factuur te zijn verricht, tenzij aan de hand van objectieve gegevens is bewezen, zonder dat van de belastingplichtige wordt verlangd dat hij controles verricht die niet aan hem staan, dat deze belastingplichtige wist of behoorde te weten dat deze levering deel uitmaakte van fraude in de belasting over de toegevoegde waarde, hetgeen de verwijzende rechterlijke instantie dient na te gaan.