Eerste vraag
22
Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 2, lid 1, onder c), van de btw-richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat handelingen zoals die aan de orde in het hoofdgeding, – die bestaan in de inwisseling van traditionele valuta’s tegen eenheden van de virtuele valuta „bitcoin” en omgekeerd, die worden verricht tegen betaling van een bedrag dat overeenkomt met de marge die ontstaat uit het verschil tussen de prijs waarvoor de betrokken marktdeelnemer de valuta’s koopt en de prijs waarvoor hij deze verkoopt aan zijn klanten –, diensten onder bezwarende titel in de zin van deze bepaling vormen.
23
Artikel 2, lid 1, van de btw-richtlijn vermeldt dat de leveringen van goederen en de diensten, die binnen het grondgebied van een lidstaat door een als zodanig handelende belastingplichtige onder bezwarende titel worden verricht, aan btw worden onderworpen.
24
In de eerste plaats moet worden vastgesteld dat de virtuele valuta met „bidirectional flow”„bitcoin”, die in het kader van valutatransacties wordt ingewisseld tegen traditionele valuta’s, niet kan worden gekwalificeerd als een „lichamelijke zaak” in de zin van artikel 14 van de btw-richtlijn, omdat, zoals de advocaat-generaal in punt 17 van haar conclusie heeft opgemerkt, deze virtuele valuta geen ander doel heeft dan als betaalmiddel te worden gebruikt.
25
Dit geldt ook voor de traditionele valuta’s, wanneer dit geldeenheden met de hoedanigheid van wettig betaalmiddel betreft (zie in die zin arrest
First National Bank of Chicago, C‑172/96, EU:C:1998:354, punt 25
).
26
Derhalve vallen de handelingen die in het hoofdgeding aan de orde zijn en bestaan in het inwisselen van verschillende betaalmiddelen, niet onder het begrip „levering van goederen” van artikel 14 van de richtlijn. In deze omstandigheden vormen deze handelingen diensten in de zin van artikel 24 van de btw-richtlijn.
27
Wat in de tweede plaats de vergoeding voor een dienst betreft, moet eraan worden herinnerd dat een dienst enkel „onder bezwarende titel” in de zin van artikel 2, lid 1, onder c), van de btw-richtlijn wordt verricht, en dus alleen aan btw is onderworpen, indien er een rechtstreeks verband bestaat tussen de verrichte dienst en de door de belastingplichtige ontvangen tegenwaarde (arresten
Loyalty Management UK en Baxi Group, C‑53/09 en C‑55/09, EU:C:2010:590, punt 51
en aldaar aangehaalde rechtspraak, en
Serebryannay vek, C‑283/12, EU:C:2013:599, punt 37
). Een dergelijk rechtstreeks verband ontstaat wanneer tussen de verrichter en de ontvanger een rechtsbetrekking bestaat waarbij over en weer prestaties worden uitgewisseld, en de door de dienstverrichter ontvangen vergoeding de werkelijke tegenwaarde vormt voor de aan de ontvanger verleende dienst (arrest
Le Rayon d’Or, C‑151/13, EU:C:2014:185, punt 29
en aldaar aangehaalde rechtspraak).
28
In de zaak in het hoofdgeding komt uit de gegevens in het aan het Hof voorgelegde dossier naar voren dat tussen de vennootschap van Hedqvist en zijn wederpartijen een wederkerige rechtsverhouding bestaat, waarin de partijen bij de handeling zich er onderling toe verplichten bedragen in een bepaalde valuta over te dragen en de tegenwaarde ervan in een virtuele valuta met een „bidirectional flow” te ontvangen, of andersom. Ook is uiteengezet dat deze vennootschap in ruil voor haar dienstverrichting een vergoeding ontvangt bestaande uit de marge die zij opneemt in de berekening van de wisselkoersen waartegen zij de betreffende valuta’s wil aan‑ en verkopen.
29
Het Hof heeft reeds geoordeeld dat om te bepalen of een dienst onder bezwarende titel is verricht, het feit dat een dergelijke vergoeding niet de vorm heeft van een betaling van een provisie of van specifieke kosten, irrelevant is (arrest
First National Bank of Chicago, C‑172/96, EU:C:1998:354, punt 33
).
30
Gelet op een en ander moet worden geoordeeld dat handelingen zoals die aan de orde in het hoofdgeding, diensten vormen die worden verricht tegen een vergoeding die rechtstreeks verband houdt met de verrichte dienst, dat wil zeggen diensten die onder bezwarende titel worden verricht in de zin van artikel 2, lid 1, onder c), van de btw-richtlijn.
31
Derhalve moet op de eerste vraag worden geantwoord dat artikel 2, lid 1, onder c), van de btw-richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat handelingen zoals die aan de orde in het hoofdgeding – die bestaan in het inwisselen van traditionele valuta’s tegen eenheden van de virtuele valuta „bitcoin” en omgekeerd, die worden verricht tegen betaling van een bedrag dat overeenkomt met de marge die ontstaat uit het verschil tussen de prijs waarvoor de betrokken marktdeelnemer de valuta’s koopt en de prijs waarvoor hij deze verkoopt aan zijn klanten –, diensten onder bezwarende titel in de zin van deze bepaling vormen.
Tweede vraag
32
Met zijn tweede vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 135, lid 1, onder d) tot en met f), van de btw-richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat diensten zoals die aan de orde in het hoofdgeding – die bestaan in het inwisselen van traditionele valuta’s tegen eenheden van de virtuele valuta „bitcoin” en omgekeerd, die worden verricht tegen betaling van een bedrag dat overeenkomt met de marge die ontstaat uit het verschil tussen de prijs waarvoor de betrokken marktdeelnemer de valuta’s koopt en de prijs waarvoor hij deze verkoopt aan zijn klanten –, van de btw zijn vrijgesteld.
33
Vooraf moet eraan herinnerd dat, volgens de rechtspraak van het Hof, de vrijstellingen van artikel 135, lid 1, van de btw-richtlijn autonome begrippen van het Unierecht vormen, die tot doel hebben verschillen in de toepassing van het btw-stelsel tussen de lidstaten te voorkomen (zie met name arresten
Skandinaviska Enskilda Banken, C‑540/09, EU:C:2011:137, punt 19
en aldaar aangehaalde rechtspraak, en
DTZ Zadelhoff, C‑259/11, EU:C:2012:423, punt 19
).
34
Het is tevens vaste rechtspraak dat de bewoordingen die worden gebruikt ter omschrijving van deze vrijstellingen strikt moeten worden uitgelegd, daar deze vrijstellingen afwijkingen zijn van het algemene beginsel dat btw wordt geheven over elke dienst die onder bezwarende titel door een belastingplichtige wordt verricht (arresten
Ludwig, C‑453/05, EU:C:2007:369, punt 21
, en
DTZ Zadelhoff, C‑259/11, EU:C:2012:423, punt 20
).
35
De uitlegging van die bewoordingen moet evenwel in overeenstemming zijn met de doeleinden die door de vrijstellingen van artikel 135, lid 1, van de btw-richtlijn worden nagestreefd en stroken met de eisen van het beginsel van fiscale neutraliteit, dat inherent is aan het gemeenschappelijke btw-stelsel. Dit beginsel van strikte uitlegging betekent dus niet dat de bewoordingen die ter omschrijving van de vrijstellingen van artikel 135, lid 1, zijn gebruikt, aldus moeten worden uitgelegd dat zij geen effect meer sorteren (zie met name arresten
Don Bosco Onroerend Goed, C‑461/08, EU:C:2009:722, punt 25
;
DTZ Zadelhoff, C‑259/11, EU:C:2012:423, punt 21
, en
J.J. Komen en Zonen Beheer Heerhugowaard, C‑326/11, EU:C:2012:461, punt 20
).
36
In dat verband blijkt uit de rechtspraak van het Hof dat de vrijstellingen in artikel 135, lid 1, onder d) tot en met f), met name tot doel hebben de moeilijkheden in verband met de vaststelling van de belastbare grondslag en het bedrag van de aftrekbare btw te verhelpen (zie met name arrest
Velvet & Steel Immobilien, C‑455/05, EU:C:2007:232, punt 24
, alsmede beschikking
Tiercé Ladbroke,
C‑231/07 en C‑232/07, EU:C:2008:275, punt 24
).
37
Overigens zijn handelingen die op grond van deze bepalingen van de btw zijn vrijgesteld, naar hun aard financiële diensten, ofschoon zij niet noodzakelijkerwijs door banken of financiële instellingen behoeven te worden verricht (zie arresten
Velvet & Steel Immobilien, C‑455/05, EU:C:2007:232, punten 21 en 22
en aldaar aangehaalde rechtspraak, en
Granton Advertising, C‑461/12, EU:C:2014:1745, punt 29
).
38
Wat in de eerste plaats de vrijstellingen van artikel 135, lid 1, onder d), van de btw-richtlijn betreft, moet eraan worden herinnerd dat de lidstaten volgens deze bepaling vrijstelling verlenen voor handelingen die met name betrekking hebben op „deposito’s, rekening-courantverkeer, betalingen, overmakingen, schuldvorderingen, cheques en andere handelspapieren”.
39
De handelingen waarvoor krachtens deze bepaling vrijstelling wordt verleend, worden dus bepaald aan de hand van de aard van de geleverde diensten. Om als vrijgestelde handeling te worden aangemerkt, moeten de betrokken diensten over het geheel genomen een afzonderlijk geheel vormen, dat de kenmerkende en essentiële functies van een in deze bepaling beschreven dienst vervult (zie arrest
Axa UK, C‑175/09, EU:C:2010:646, punten 26 en 27
en aldaar aangehaalde rechtspraak).
40
Uit de tekst van artikel 135, lid 1, onder d), van de btw-richtlijn, gelezen in het licht van het arrest
Granton Advertising (C‑461/12, EU:C:2014:1745, punten 37 en 38
), blijkt dat de in deze bepaling bedoelde handelingen betrekking hebben op diensten of instrumenten waarvan een geldoverdracht onderdeel is.
41
Daarenboven is deze bepaling, zoals de advocaat-generaal in de punten 51 en 52 van haar conclusie heeft uiteengezet, niet gericht op de handelingen die de munt zelf betreffen, aangezien daarvoor een specifieke bepaling geldt, te weten artikel 135, lid 1, onder e), van de btw-richtlijn.
42
Daar de virtuele valuta „bitcoin” een contractueel betaalmiddel is, kan zij, ten eerste, niet worden beschouwd als een rekening-courant, noch als een deposito, betaling of overschrijving. Ten tweede vormt zij, anders dan de in artikel 135, lid 1, onder d), van de btw-richtlijn bedoelde schuldvorderingen, cheques en andere handelspapieren, een rechtstreeks betaalmiddel tussen de marktdeelnemers die haar accepteren.
43
Handelingen als die in het hoofdgeding vallen dus niet binnen de werkingssfeer van de in deze bepaling vastgestelde vrijstellingen.
44
Wat in de tweede plaats de vrijstellingen van artikel 135, lid 1, onder e), van de btw-richtlijn betreft, verlenen de lidstaten krachtens deze bepaling vrijstelling voor handelingen betreffende met name „deviezen, bankbiljetten en munten die wettig betaalmiddel zijn”.
45
In dat verband moet eraan worden herinnerd dat de in deze bepaling gebruikte begrippen uniform moeten worden uitgelegd en toegepast in het licht van de tekst in alle talen van de Unie (zie in die zin arresten
Velvet & Steel Immobilien, C‑455/05, EU:C:2007:232, punt 16
en aldaar aangehaalde rechtspraak, en
Commissie/Spanje, C‑189/11, EU:C:2013:587, punt 56
).
46
Zoals de advocaat-generaal in de punten 31 tot en met 34 van haar conclusie heeft uiteengezet, kan aan de hand van de verschillende taalversies van artikel 135, lid 1, onder e), van de btw-richtlijn niet ondubbelzinnig worden vastgesteld of deze bepaling slechts van toepassing is op handelingen die traditionele valuta’s betreffen of dat zij daarentegen tevens is gericht op handelingen waarbij een andere valuta betrokken is.
47
Gezien deze taalkundige verschillen, kan de strekking van die uitdrukking niet worden vastgesteld op basis van een letterlijke uitlegging alleen. Deze uitdrukking moet worden uitgelegd op basis van de context waarin zij wordt gebruikt, alsook van de doelstellingen en de opzet van de btw-richtlijn (zie arresten
Velvet & Steel Immobilien, C‑455/05, EU:C:2007:232, punt 20
en aldaar aangehaalde rechtspraak, en
Commissie/Spanje, C‑189/11, EU:C:2013:587, punt 56
).
48
Zoals hierboven in de punten 36 en 37 van dit arrest in herinnering is geroepen, hebben de vrijstellingen in artikel 135, lid 1, onder e), van de btw-richtlijn met name tot doel de moeilijkheden te verhelpen in verband met de vaststelling van de belastbare grondslag en het bedrag van de aftrekbare btw, die ontstaan bij de belasting van financiële handelingen.
49
De handelingen betreffende niet-traditionele valuta’s, dat wil zeggen andere dan de munten die in een of meerdere landen het wettelijke betaalmiddel vormen, voor zover deze valuta’s door de partijen bij een transactie zijn aanvaard als alternatief betaalmiddel op de wettelijke betaalmiddelen en geen andere doel hebben dan te worden gebruikt als betaalmiddel, vormen financiële handelingen.
50
Daarenboven kunnen, zoals Hedqvist ter terechtzitting in wezen heeft betoogd, in het bijzondere geval van handelingen als wisselhandelingen, de moeilijkheden in verband met de vaststelling van de belastbare grondslag en het bedrag van de aftrekbare btw, dezelfde zijn, of het nu gaat om het wisselen van traditionele valuta’s, die normaliter zijn vrijgesteld krachtens artikel 135, lid 1, onder e), van de btw-richtlijn, of het inwisselen van dergelijke valuta’s tegen virtuele valuta’s met „bidirectional flow”, die, zonder een wettig betaalmiddel te zijn, een betaalmiddel vormen dat door de partijen bij een transactie wordt geaccepteerd, en omgekeerd.
51
Uit de context en de doelstelling van dit artikel 135, lid 1, onder e), volgt dus dat deze bepaling gedeeltelijk zou worden uitgehold indien zij aldus wordt opgevat dat zij enkel is gericht op handelingen die betrekking hebben op de traditionele valuta’s.
52
In het hoofdgeding staat vast dat de virtuele valuta „bitcoin” enkel tot doel heeft als betaalmiddel te worden gebruikt en met dat doel door sommige marktdeelnemers wordt geaccepteerd.
53
Dientengevolge moet worden vastgesteld dat artikel 135, lid 1, onder e), van de btw-richtlijn tevens is gericht op diensten, zoals die aan de orde in het hoofdgeding, die bestaan in het inwisselen van traditionele valuta’s tegen eenheden van de virtuele valuta „bitcoin” en omgekeerd, en worden verricht tegen betaling van een bedrag dat overeenkomt met de marge die ontstaat uit het verschil tussen de prijs waarvoor de betrokken marktdeelnemer de valuta koopt en de prijs waarvoor hij deze verkoopt aan zijn klanten.
54
Wat in de laatste plaats de vrijstellingen van artikel 135, lid 1, onder f), van de btw-richtlijn betreft, hoeft er enkel aan te worden herinnerd dat deze bepaling met name ziet op handelingen inzake „aandelen, deelnemingen in vennootschappen of verenigingen [en] obligaties”, dus titels die een eigendomsrecht op een rechtspersoon verlenen, alsook op „andere waardepapieren” die als naar hun aard vergelijkbaar zijnde moeten worden beschouwd met de titels die specifiek in deze bepaling worden genoemd (arrest
Granton Advertising, C‑461/12, EU:C:2014:1745, punt 27
).
55
Het staat echter vast dat de virtuele valuta „bitcoin” noch een titel vormt die een eigendomsrecht op rechtspersonen verleent, noch een titel van een vergelijkbare aard.
56
De handelingen die in het hoofdgeding aan de orde zijn vallen dan ook niet binnen de werkingssfeer van de vrijstellingen in artikel 135, lid 1, onder f), van de btw-richtlijn.
57
Gelet op het voorgaande moet op de tweede vraag worden geantwoord dat:
-
artikel 135, lid 1, onder e), van de btw-richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat diensten zoals die aan de orde in het hoofdgeding – die bestaan in het inwisselen van traditionele valuta’s tegen eenheden van de virtuele valuta „bitcoin” en omgekeerd, die worden verricht tegen betaling van een bedrag dat overeenkomt met de marge die ontstaat uit het verschil tussen de prijs waarvoor de betrokken marktdeelnemer de valuta koopt en de prijs waarvoor hij deze verkoopt aan zijn klanten –, van de btw vrijgestelde handelingen vormen in de zin van deze bepaling;
-
artikel 135, lid 1, onder d) en f), van de btw-richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat dergelijke diensten niet binnen de werkingssfeer van deze bepalingen vallen.