Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 30 juni 2016
Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 30 juni 2016
Gegevens
- Instantie
- Hof van Justitie EU
- Datum uitspraak
- 30 juni 2016
Uitspraak
Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 30 juni 2016 – Ciup
(Zaak C‑288/14)(1)
"Prejudiciële verwijzing - Beginsel van loyale samenwerking - Gelijkwaardigheidsbeginsel en doeltreffendheidsbeginsel - Nationale regeling houdende vaststelling van de wijze van teruggaaf van ten onrechte geïnde belastingen met rente - Tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen betreffende dergelijke, aan het Unierecht ontleende rechten op teruggaaf - Teruggaaf gespreid over vijf jaar - Teruggaaf afhankelijk gesteld van de voorwaarde dat als belasting geïnd geld beschikbaar is - Geen mogelijkheid van gedwongen tenuitvoerlegging"
1. Recht van de Europese UnieRechtstreekse werkingNationale belastingen die onverenigbaar zijn met het UnierechtTeruggaafModaliteitenToepassing van het nationale rechtGrenzenEerbiediging van het beginsel van loyale samenwerkingInvoering van restrictieve procedurele modaliteiten die specifiek gelden voor de teruggaaf van een met het Unierecht strijdig verklaarde belastingToelaatbaarheidToetsing door de nationale rechterlijke instantie (Art. 4, lid 3, VEU) (cf. punten 31, 52 en dictum)
2. Recht van de Europese UnieRechtstreekse werkingNationale belastingen die onverenigbaar zijn met het UnierechtTeruggaafModaliteitenBetaling van vertragingsrenteToepassing van het nationale rechtGrenzenEerbiediging van het gelijkwaardigheidsbeginselToetsing door de nationale rechterlijke instantie (cf. punten 37, 38, 52 en dictum)
3. Recht van de Europese UnieRechtstreekse werkingNationale belastingen die onverenigbaar zijn met het UnierechtTeruggaafModaliteitenToepassing van het nationale rechtGrenzenInachtneming van het doeltreffendheidsbeginselTeruggaaf gespreid over vijf jaarTeruggaaf afhankelijk gesteld van de voorwaarde dat als belasting geïnd geld beschikbaar isGeen mogelijkheid van gedwongen tenuitvoerleggingOntoelaatbaarheid (cf. punten 49, 50, 52 en dictum)
Dictum
Het beginsel van loyale samenwerking moet aldus worden uitgelegd dat het eraan in de weg staat dat een lidstaat bepalingen vaststelt die de teruggaaf van een belasting die in een arrest van het Hof in strijd met het recht van de Unie is verklaard of waarvan de onverenigbaarheid met dat recht uit een dergelijk arrest voortvloeit, afhankelijk stelt van voorwaarden die specifiek voor die belasting gelden en die minder gunstig zijn dan de bepalingen die anders op een dergelijke teruggaaf van toepassing zouden zijn geweest. Het is aan de verwijzende rechterlijke instantie om te verifiëren of dit beginsel in het onderhavige geval is geëerbiedigd.
Het gelijkwaardigheidsbeginsel moet aldus worden uitgelegd dat het eraan in de weg staat dat een lidstaat voor beroepen die op schending van het Unierecht berusten, minder gunstige procedurebepalingen toepast dan de procedurebepalingen die gelden voor vergelijkbare, op schending van bepalingen van intern recht gebaseerde beroepen. Het is aan de verwijzende rechterlijke instantie, de noodzakelijke verificaties te verrichten om te waarborgen dat dit beginsel wordt geëerbiedigd met betrekking tot de regeling die op het bij hem aanhangige geschil van toepassing is.
Het doeltreffendheidsbeginsel moet aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een stelsel van teruggaaf van uit hoofde van het Unierecht verschuldigde bedragen waarvan de hoogte is vastgesteld in uitvoerbare rechterlijke beslissingen, zoals het stelsel in het hoofdgeding, dat bepaalt dat de teruggaaf van die belastingen wordt gespreid over een periode van vijf jaar en de uitvoering van dergelijke beslissingen afhankelijk stelt van de beschikbaarheid van uit de heffing van een andere belasting afkomstige middelen, zonder dat de justitiabele de overheidsorganen kan dwingen hun verplichtingen na te komen indien zij daaraan niet vrijwillig voldoen.