Home

Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 29 oktober 2015

Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 29 oktober 2015

Gegevens

Instantie
Hof van Justitie EU
Datum uitspraak
29 oktober 2015

Uitspraak

Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 29 oktober 2015 –

Commissie/België

(Zaak C‑589/14)(1)

"Niet-nakoming - Vrijheid van dienstverrichting - Vrij verkeer van kapitaal - Rente over niet in effecten belichaamde schuldvorderingen - Roerende voorheffing - Beleggingsvennootschappen die dergelijke rente ontvangen en in België zijn gevestigd - Beleggingsvennootschappen die dergelijke rente ontvangen en zijn gevestigd in een andere lidstaat of in een derde staat die partij is bij de EER-overeenkomst - Verschil in behandeling - Bewijslast - Rente over in Belgische effecten belichaamde schuldvorderingen - Heffing van belasting over dergelijke rente wanneer de effecten in bewaring zijn gegeven of zijn ingeschreven op een rekening bij een financiële instelling die is gevestigd in een andere lidstaat of in een derde staat die partij is bij de EER-overeenkomst - Vrijstelling wanneer de effecten in bewaring zijn gegeven of zijn ingeschreven op een rekening bij een in België gevestigde financiële instelling"

1. Beroep wegens niet-nakomingBewijs van de niet-nakomingBewijslast rustend op de CommissieVermoedensOntoelaatbaarheidElementen die de niet-nakoming aantonen (Art. 258 VWEU) (cf. punt 28)

2. Vrij verrichten van dienstenBeperkingenBelastingwetgevingVennootschapsbelastingHeffing van belasting op rente over schuldvorderingen die in nationale effecten zij belichaamdNationale regeling die vrijstelling verleent voor dergelijke rente ontvangen over effecten die aan een ingezeten financiële instelling in bewaring zijn gegeven of op een rekening bij een dergelijke instelling zijn ingeschreven, maar niet voor rente die afkomstig is van effecten die aan niet-ingezeten financiële instellingen in bewaring zijn gegeven of op een rekening bij dergelijke instelling zijn ingeschrevenOntoelaatbaarheid (Art. 56 VWEU; EER-overeenkomst, art. 36) (cf. punten 41, 42, 45‑47, 52 en dictum)

3. Beroep wegens niet-nakomingOnderzoek van de gegrondheid door het HofSituatie die in aanmerking moet worden genomenSituatie bij het verstrijken van de in het met redenen omkleed advies gestelde termijn (Art. 258 VWEU) (cf. punt 49)

Dictum

1) Door bepalingen te handhaven volgens welke rente op in Belgische effecten belichaamde vorderingen is onderworpen aan roerende voorheffing wanneer die effecten in bewaring zijn gegeven of zijn ingeschreven op een rekening bij een financiële instelling die is gevestigd in een andere lidstaat van de Europese Unie dan het Koninkrijk België of in een derde staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992, terwijl die rente is vrijgesteld van roerende voorheffing wanneer die effecten in bewaring zijn gegeven of zijn ingeschreven op een rekening bij een in België gevestigde financiële instelling, is het Koninkrijk België de verplichtingen niet nagekomen die op hem rusten krachtens artikel 56 VWEU en artikel 36 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

2) Het beroep wordt verworpen voor het overige.

3) De Europese Commissie en het Koninkrijk België dragen hun eigen kosten.