Home

Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 4 februari 2016

Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 4 februari 2016

Gegevens

Instantie
Hof van Justitie EU
Datum uitspraak
4 februari 2016

Uitspraak

Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 4 februari 2016 – Baudinet e.a.

(Zaak C‑194/15)(1)

"Prejudiciële verwijzing - Artikelen 63 VWEU en 65 VWEU - Vrij verkeer van kapitaal - Artikel 49 VWEU - Vrijheid van vestiging - Directe belastingen - Belasting over dividenden - Bilateraal verdrag ter voorkoming van dubbele belasting - Juridische dubbele belasting"

1. Vrijheid van vestigingVrij verkeer van kapitaalVerdragsbepalingenWerkingssfeerBelastingkredietNationale wettelijke regeling die de toerekening van dit belastingkrediet beperkt voor dividenden die aan de ingezeten belastingplichtige worden uitgekeerd door een in een andere lidstaat gevestigde vennootschapNationale wettelijke regeling die van toepassing is ongeacht het bedrag van de deelneming in die vennootschapToepasselijkheid van zowel de verdragsbepalingen inzake de vrijheid van vestiging als die inzake het vrije verkeer van kapitaal (Art. 49 VWEU en 63 VWEU) (cf. punten 25‑28)

2. Vrijheid van vestigingVrij verkeer van kapitaalBeperkingenBelastingwetgevingDividendbelastingDividenden die aan de ingezeten belastingplichtige worden uitgekeerd door een in een andere lidstaat gevestigde vennootschapJuridische dubbele belastingBelastingkredietNationale wettelijke regeling die de toerekening van dit belastingkrediet beperkt voor dergelijke dividendenGeen onderscheid tussen dividenden die door een ingezeten vennootschap zijn uitgekeerd, en dividenden door een in een andere lidstaat gevestigde vennootschap zijn uitgekeerdBelastingnadeel voortvloeiend uit het feit dat de bronlidstaat van deze dividenden en de woonlidstaat hun belastingbevoegdheid naast elkaar uitoefenenToelaatbaarheid (Art. 49 VWEU, 63 VWEU en 65 VWEU) (cf. punten 35, 37 en dictum)

Dictum

De artikelen 49 VWEU, 63 VWEU en 65 VWEU moeten aldus worden uitgelegd dat zij niet in de weg staan aan een regeling van een lidstaat, als die waarvan sprake is in het hoofdgeding, krachtens welke, wanneer een ingezetene van die lidstaat, die aandeelhouder is van een vennootschap die in een andere lidstaat is gevestigd, van deze vennootschap dividenden ontvangt die in beide lidstaten worden belast, de dubbele belasting in de lidstaat waar de aandeelhouder is gevestigd, niet wordt tegengegaan door toekenning van een belastingkrediet dat ten minste gelijk is aan het bedrag aan belasting dat is voldaan in de bronlidstaat van deze dividenden.