Beschikking van het Hof (Achtste kamer) van 14 april 2016
Beschikking van het Hof (Achtste kamer) van 14 april 2016
Gegevens
- Instantie
- Hof van Justitie EU
- Datum uitspraak
- 14 april 2016
Uitspraak
Beschikking van het Hof (Achtste kamer) van 14 april 2016 – Gabarel
(Zaak C‑555/15)(1)
"Prejudiciële verwijzing - Belasting over de toegevoegde waarde (btw) - Richtlijn 2006/112/EG - Vrijstellingen - Zorgverlening in het kader van medische en paramedische beroepen - Fysiotherapie - Osteopathie"
Harmonisatie van de belastingwetgevingGemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waardeVrijstellingenVrijstelling voor medische verzorging in het kader van de uitoefening van medische en paramedische beroepenBeoordelingsbevoegdheid van de lidstaten voor de afbakening van de paramedische beroepen en van de onder dergelijke beroepen vallende zorgverleningGrenzenUitsluiting van de door een fysiotherapeut toegepaste specifiek osteopathische therapieënBeoordeling door nationale rechterlijke instantiesCriteria [Richtlijn 2006/112 van de Raad, art. 132, lid 1, c)] (cf. punten 25‑47 en dictum)
Dictum
Artikel 132, lid 1, onder c), van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde moet aldus worden uitgelegd dat een fysiotherapeut die in het kader van zijn beroepsactiviteit in de gezondheidszorg zonder onderscheid of complementair zowel fysiotherapeutische als osteopathische therapieën toepast, niet alleen voor eerstgenoemde, maar ook voor laatstgenoemde therapieën van de belasting over de toegevoegde waarde moet worden vrijgesteld indien de vaststelling dat laatstgenoemde therapieën niet onder de uitoefening van paramedische beroepen vallen voor de toepassing van de vrijstelling van de belasting over de toegevoegde waarde, de grenzen van de door deze bepaling aan de lidstaten verleende beoordelingsbevoegdheid overschrijdt.