Eerste vraag
26
Met de eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of bij het tegen betaling verstrekken van biedpunten als in het hoofdgeding, sprake is van diensten onder bezwarende titel in de zin van artikel 2, lid 1, onder c), van de btw-richtlijn, dan wel van een aan de levering van goederen voorafgaande voorbereidende handeling in de zin van punt 24 van het arrest van
16 december 2010, MacDonald Resorts (C‑270/09, EU:C:2010:780
).
27
In dat arrest heeft het Hof geoordeeld dat de verwerving van contractuele rechten genaamd „Points Rights”, waarmee punten kunnen worden verzameld die onder meer kunnen worden ingewisseld tegen een recht op tijdelijk gebruik van een woning in de vakantieresorts van de dienstverrichter, geen aan de btw onderworpen handeling is, maar een voorbereidende handeling die wordt gesteld met het oog aanspraak te kunnen maken op een recht op tijdelijk gebruik van een residentie, op een verblijf in een hotel of op een andere dienst. Het Hof was immers van oordeel dat de aankoop van „Points Rights” voor de klant geen doel op zich is omdat deze de oorspronkelijke overeenkomst niet sluit met de bedoeling om punten te verzamelen, maar met de bedoeling om tijdelijk een residentie te gebruiken of andere later uit te kiezen diensten te verwerven (arrest van
16 december 2010, MacDonald Resorts, C‑270/09, EU:C:2010:780, punten 24 en 32
).
28
Het kwam tot de slotsom dat de daadwerkelijke dienstverrichting met het oog waarop „Points Rights” worden verworven de dienst is die bestaat in de terbeschikkingstelling aan de deelnemers aan het programma van de verschillende mogelijke tegenprestaties die via de punten die uit deze rechten voortvloeien, kunnen worden verkregen (arrest van
16 december 2010, MacDonald Resorts, C‑270/09, EU:C:2010:780, punt 27
).
29
In het hoofdgeding staat vast dat met de biedpunten uitsluitend kan worden deelgenomen aan veilingen van Madbid. Hieruit volgt noodzakelijkerwijs dat de gebruiker die biedpunten koopt, dit doet om mee te doen aan door Madbid georganiseerde veilingen.
30
Voor gebruikers heeft de hier aan de orde zijnde handeling een afzonderlijk belang ten opzichte van de aankoop van goederen in de webwinkel van Madbid (zie in die zin arrest van
2 december 2010, Everything Everywhere, C‑276/09, EU:C:2010:730, punt 27
). Zoals de advocaat-generaal in punt 39 van zijn conclusie heeft opgemerkt, krijgen gebruikers door aan veilingen van Madbid deel te nemen immers een kans om goederen voor een lagere prijs dan de marktwaarde te kopen.
31
Aangezien (i) de door Madbid verstrekte biedpunten evenwel niet kunnen worden gebruikt om goederen uit haar webwinkel te kopen, (ii) de biedpunten, zoals uit punt 30 van het onderhavige arrest blijkt, zodra zij zijn aangeschaft, worden beschouwd als de tegenprestatie voor de kans die gebruikers krijgen om goederen tegen een lagere prijs dan de marktwaarde te kopen, en (iii) de tijdens een veiling ingezette biedpunten niet worden verrekend met de uiteindelijke veilingprijs, kan de verstrekking van biedpunten niet worden aangemerkt als aan de levering van goederen voorafgaande voorbereidende handeling in de zin van punt 24 van het arrest van
16 december 2010, MacDonald Resorts (C‑270/09, EU:C:2010:780
).
32
Het aan gebruikers die biedpunten hebben aangeschaft verlenen van het recht om mee te doen aan een veiling van Madbid is op zichzelf een volwaardige dienst, die niet mag worden verward met de levering van goederen die mogelijkerwijs plaatsvindt na de veiling.
33
Dit geldt des te meer wanneer de gebruiker van biedpunten een artikel aanschaft met gebruikmaking van de „Koop Nu”‑ of de „Verdiende Korting”‑optie, aangezien hij weliswaar gebruikmaakt van een dienst die mogelijk is op basis van de aangeschafte biedpunten, maar de aankoop die wordt gerealiseerd middels het activeren van een van de opties een handeling is die losstaat van de in ruil voor het aanschaffen van biedpunten aangeboden dienst.
34
Madbid betoogt echter dat, voor het geval geoordeeld wordt dat de verstrekking van biedpunten een dienst is, deze dienst niet onder bezwarende titel wordt verricht.
35
In dit verband moet in herinnering worden geroepen dat volgens artikel 2, lid 1, van de btw-richtlijn aan de btw zijn onderworpen de diensten die binnen het grondgebied van een lidstaat door een als zodanig handelende belastingplichtige onder bezwarende titel worden verricht.
36
Blijkens vaste rechtspraak wordt een dienst slechts onder bezwarende titel in de zin van die bepaling verricht wanneer tussen de verrichter en de ontvanger van de dienst een rechtsbetrekking bestaat waarbij over en weer prestaties worden uitgewisseld, en de door de dienstverrichter ontvangen vergoeding de werkelijke tegenwaarde vormt voor de aan de ontvanger verleende dienst (arresten van
16 december 2010, MacDonald Resorts, C‑270/09, EU:C:2010:780, punt 16
en aldaar aangehaalde rechtspraak, en
20 juni 2013, Newey, C‑653/11, EU:C:2013:409, punt 40
).
37
Het Hof heeft geoordeeld dat dit het geval is wanneer er een rechtstreeks verband bestaat tussen de verrichte dienst en de ontvangen tegenprestatie, en de betaalde bedragen dus de daadwerkelijke tegenprestatie vormen voor een individualiseerbare dienst die is verricht in het kader van een dergelijke rechtsbetrekking (arresten van
3 maart 1994, Tolsma, C‑16/93, EU:C:1994:80, punten 13 en 14
;
16 december 2010, Macdonald Resorts, C‑270/09, EU:C:2010:780, punten 16 en 26
, en
10 november 2016, Baštová, C‑432/15, EU:C:2016:855, punt 28
).
38
In het hoofdgeding volgt uit clausule 1.2 van de algemene voorwaarden van Madbid dat Madbid een online veilingsite exploiteert waarop tegen betaling kan worden meegedaan aan veilingen.
39
Gebruikers die willen meedoen aan veilingen van Madbid, dienen bij Madbid immers tegen betaling biedpunten aan te schaffen. Deze biedpunten zijn nodig om te kunnen meebieden en kunnen nergens anders voor worden gebruikt. Het aantal biedpunten dat is vereist om mee te doen varieert van veiling tot veiling. Doet een gebruiker een bod, dan wordt het vereiste aantal biedpunten afgetrokken van zijn biedpunten en gaat de prijs van het geveilde artikel met 0,01 GBP omhoog. De gebruiker die een veiling wint, heeft het recht het artikel aan te schaffen voor het bedrag van zijn winnende bod, plus verzend‑ en verwerkingskosten. De biedpunten die tijdens de veiling zijn ingezet, verliezen evenwel hun waarde. Ten slotte is het zo dat de winnaar van de veiling die het geveilde artikel aanschaft en zijn aankoop vervolgens annuleert, uitsluitend het bedrag van het bod waarmee de veiling is gewonnen terugkrijgt, en niet de waarde van de door hem ingezette biedpunten.
40
Uit het voorgaande volgt dat de door Madbid in ruil voor biedpunten ontvangen betaling de daadwerkelijke tegenprestatie is voor de door deze onderneming aan haar gebruikers verleende dienst, namelijk de toekenning van het recht om mee te doen aan veilingen van Madbid.
41
Hieraan wordt niet afgedaan door de omstandigheid dat gebruikers die de veiling niet winnen, met de „Verdiende Korting”‑optie, ter waarde van hun biedpunten een korting opbouwen die later kan worden gebruikt bij de aankoop van een artikel in de webwinkel van Madbid.
42
Dat de gebruiker door op de „Koop Nu”‑optie te klikken een aan het geveilde artikel identiek artikel kan aanschaffen tegen een prijs die wordt verminderd met de waarde van de tijdens de veiling ingezette biedpunten, is in dit verband ook niet relevant.
43
Van de prijs van goederen die worden gekocht met gebruikmaking van de „Koop Nu”‑ of de „Verdiende Korting”‑optie, kan immers slechts de waarde van biedpunten die zijn gebruikt om te bieden worden afgetrokken.
44
Voorts krijgt de gebruiker die een met gebruikmaking van de „Koop Nu”‑ of de „Verdiende Korting”‑optie verrichte aankoop annuleert, uitsluitend de na aftrek van de korting verkregen prijs, plus verzendkosten, terug, en niet de waarde van de biedpunten waarmee rekening is gehouden bij de berekening van de prijs die hij voor de goederen heeft betaald.
45
Het betoog van Madbid dat met de verstrekking van biedpunten de gebruiker het recht krijgt goederen te kopen voor de waarde van die biedpunten, is dan ook niet conform de economische en commerciële realiteit, die een fundamenteel criterium voor de toepassing van het gemeenschappelijke btw-stelsel vormt (arrest van
20 juni 2013, Newey, C‑653/11, EU:C:2013:409, punt 42
en aldaar aangehaalde rechtspraak).
46
Gelet op een en ander is de betaling die Madbid ontvangt in ruil voor de door haar verstrekte biedpunten, de daadwerkelijke tegenprestatie voor het verlenen van de dienst die bestaat in de toekenning van het recht om mee te doen aan door haar georganiseerde veilingen, welke dienst zich onderscheidt van de levering van een op haar website aangeschaft artikel.
47
In het hoofdgeding kunnen gebruikers de in de webwinkel van Madbid verkochte goederen ook kopen door hun aankopen te betalen met een credit‑ of debetkaart, dus zonder mee te doen aan veilingen van Madbid. Bovendien leidt deelname aan een veiling van Madbid niet noodzakelijkerwijs tot een levering van goederen. Dit kan zijn doordat de winnaar van de veiling het geveilde artikel uiteindelijk niet koopt, of doordat de niet-winnaar geen gebruik maakt van de „Koop Nu”‑optie en de opgebouwde korting niet onmiddellijk gebruikt.
48
Hieruit volgt, zoals de advocaat-generaal in punt 58 van zijn conclusie aangeeft, dat de verstrekking van biedpunten en de levering van goederen, aangezien er geen sprake is van één enkele ondeelbare economische prestatie, niet als één handeling zijn aan te merken. Om dezelfde redenen kunnen, mede gelet op de regel dat elke handeling als onderscheiden en zelfstandig van andere handelingen moet worden beschouwd, de verstrekking van biedpunten en de levering van goederen ook niet worden aangemerkt als aan elkaar ondergeschikte handelingen.
49
Gelet op al het voorgaande dient op de eerste vraag te worden geantwoord dat artikel 2, lid 1, onder c), van de btw-richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat bij de verstrekking van biedpunten als in het hoofdgeding, waarmee klanten van een ondernemer kunnen meedoen aan door de ondernemer georganiseerde veilingen, sprake is van een dienst onder bezwarende titel, met als tegenprestatie het in ruil voor die biedpunten betaalde bedrag.
Tweede vraag
50
Met zijn tweede vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 73 van de btw-richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat de tegenprestatie die de belastingplichtige ontvangt in ruil voor de leveringen van goederen aan gebruikers die een door hem georganiseerde veiling hebben gewonnen of die met gebruikmaking van de „Koop Nu”‑ of de „Verdiende Korting”‑optie goederen hebben gekocht, ook de waarde van de tijdens de veiling ingezette biedpunten omvat.
51
Volgens artikel 73 van de btw-richtlijn omvat de maatstaf van heffing voor goederenleveringen of diensten onder bezwarende titel „alles wat de leverancier of dienstverrichter voor deze handelingen als tegenprestatie verkrijgt of moet verkrijgen van de zijde van de afnemer of van een derde”.
52
Om te beginnen moet erop worden gewezen dat – zoals uit het antwoord op de eerste vraag blijkt – de betaling die een gebruiker verricht in ruil voor door Madbid verstrekte biedpunten, de tegenprestatie is voor de toekenning van het recht om aan veilingen van Madbid deel te nemen.
53
Zoals de advocaat-generaal in punt 79 van zijn conclusie aangeeft, kan het bedrag dat als tegenprestatie voor de ene handeling wordt betaald, niet als tegenprestatie, en ook niet als een vooruitbetaling op de tegenprestatie, voor de andere handeling worden beschouwd.
54
In antwoord op de vraag van de verwijzende rechter moet dan ook worden opgemerkt dat de door een gebruiker in ruil voor biedpunten verrichte betaling niet kan worden aangemerkt als een vooruitbetaling die wordt gedaan alvorens de goederen zijn geleverd, in de zin van artikel 65 van de btw-richtlijn.
55
Voorts kan de tegenprestatie voor de levering van een geveild artikel waarop het winnende bod is uitgebracht, niet het bedrag omvatten dat is betaald in ruil voor het verstrekken van de tijdens de veiling ingezette biedpunten, maar slechts het bedrag van dat winnende bod, plus verzend‑ en verwerkingskosten.
56
Ten slotte kan het in ruil voor de biedpunten betaalde bedrag ook geen onderdeel zijn van de tegenprestatie voor de latere levering van goederen die worden aangeschaft met gebruikmaking van de „Koop Nu”‑ of de „Verdiende Korting”‑optie.
57
Zoals de advocaat-generaal in punt 92 van zijn conclusie heeft opgemerkt, moet de waarde van de aan biedingen uitgegeven biedpunten, die in mindering wordt gebracht op de oorspronkelijke „Koop Nu”‑prijs of op de prijs in de webwinkel, worden beschouwd als een korting op de prijs van de goederen die worden aangeschaft met gebruikmaking van de „Koop Nu”‑ of de „Verdiende Korting”‑optie. In overeenstemming met artikel 79, onder b), van de btw-richtlijn is de waarde van die biedpunten dan ook geen onderdeel van de maatstaf van heffing voor de levering van die goederen.
58
Dat geldt ook wanneer bij de aankoop van goederen met gebruikmaking van de „Koop Nu”‑ of de „Verdiende Korting”‑optie de waarde van aan biedingen uitgegeven biedpunten de oorspronkelijke „Koop Nu”‑prijs of de prijs in de webwinkel overstijgt.
59
Zoals de advocaat-generaal in punt 102 van zijn conclusie heeft aangegeven, kunnen de in een dergelijk geval gekochte goederen, anders dan in de zaak die heeft geleid tot het arrest van
27 april 1999, Kuwait Petroleum (C‑48/97, EU:C:1999:203
), immers niet worden aangemerkt als goederen die om niet zijn verstrekt, aangezien zij zijn geleverd tegen betaling van een identificeerbaar bedrag, namelijk de oorspronkelijke „Koop Nu”‑prijs of de prijs in de webwinkel.
60
Gelet op het voorgaande dient op de tweede vraag te worden geantwoord dat artikel 73 van de btw-richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat in omstandigheden als in het hoofdgeding, de tegenprestatie die de belastingplichtige ontvangt in ruil voor de leveringen van goederen aan gebruikers die een door hem georganiseerde veiling hebben gewonnen of die met gebruikmaking van de „Koop Nu”‑ of de „Verdiende Korting”‑optie een aankoop hebben verricht, niet de waarde van de tijdens de veiling ingezette biedpunten omvat.
Derde vraag
61
Met de derde vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of, wanneer twee lidstaten een handeling voor de btw verschillend behandelen, de rechterlijke instanties van een van die lidstaten bij de uitlegging van de relevante Unierechtelijke en nationaalrechtelijke bepalingen ermee rekening moeten houden dat dient te worden voorkomen dat de handeling dubbel wordt belast of door geen van beide lidstaten wordt belast, met name in het licht van het beginsel van fiscale neutraliteit.
62
In herinnering moet worden geroepen dat artikel 267 VWEU een mechanisme van prejudiciële verwijzing vaststelt dat verschillen in de uitlegging van het door de nationale rechterlijke instanties toe te passen Unierecht juist beoogt te voorkomen (zie in die zin arrest van
21 juli 2011, Kelly, C‑104/10, EU:C:2011:506, punt 60
en aldaar aangehaalde rechtspraak).
63
Artikel 267 VWEU verleent de nationale rechterlijke instanties immers de bevoegdheid, en legt hun in voorkomend geval de verplichting op, afhankelijk van de vraag of hun beslissingen volgens het nationale recht al dan niet vatbaar zijn voor hoger beroep, om een prejudiciële vraag te stellen indien zij menen dat een bij hen aanhangig geding vragen opwerpt die een uitlegging van bepalingen van Unierecht verlangen en ter zake waarvan zij een beslissing moeten nemen (zie in die zin arrest van
21 juli 2011, Kelly, C‑104/10, EU:C:2011:506, punt 61
en aldaar aangehaalde rechtspraak).
64
De rechterlijke instanties van een lidstaat waaraan een geschil is voorgelegd dat vragen opwerpt die een uitlegging van bepalingen van Unierecht verlangen en ter zake waarvan zij een beslissing moeten nemen, kunnen of moeten het Hof dus om een prejudiciële beslissing verzoeken wanneer zij vaststellen dat een handeling fiscaal verschillend wordt behandeld in een andere lidstaat.
65
Voorts moet worden opgemerkt dat de omstandigheid dat in een of meer andere lidstaten een andere aanpak dan die van de betrokken lidstaat wordt gehanteerd, er geenszins toe mag leiden dat de rechterlijke instanties van die lidstaat de bepalingen van de btw-richtlijn onjuist uitleggen.
66
Gelet op het voorgaande moet op de derde vraag worden geantwoord dat de rechterlijke instanties van een lidstaat die bij de uitlegging van de relevante Unierechtelijke en nationaalrechtelijke bepalingen vaststellen dat een handeling voor de btw verschillend wordt behandeld in een andere lidstaat, afhankelijk van de vraag of hun beslissingen volgens het nationale recht al dan niet vatbaar zijn voor hoger beroep, de mogelijkheid of zelfs de verplichting hebben om het Hof om een prejudiciële beslissing te verzoeken.