Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 21 november 2017
Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 21 november 2017
Gegevens
- Instantie
- Hof van Justitie EU
- Datum uitspraak
- 21 november 2017
Uitspraak
Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 21 november 2017 – Kerr
(Zaak C‑615/16)(1)
"„Prejudiciële verwijzing - Fiscale bepalingen - Belasting over de toegevoegde waarde (btw) - Richtlijn 2006/112/EG - Artikel 15, lid 2, en artikel 135, lid 1, onder f) - Gebruiksrechten voor onroerende zaken - Vrijstellingen - Werkingssfeer - Begrip bemiddeling ”"
1. Prejudiciële vragenOntvankelijkheidNoodzaak om het Hof voldoende preciseringen over de feitelijke en juridische context te verstrekkenDraagwijdteVerzoek dat voldoende gegevens over de feitelijke en juridische context verstrektMogelijkheid voor het Hof om de verwijzende rechterlijke instantie een nuttig antwoord te gevenOntvankelijkheid
(Art. 267 VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 23; Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 94)
(zie punten 20‑23)
2. Harmonisatie van de belastingwetgevingGemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waardeVrijstellingenHandelingen inzake andere waardepapierenWerkingssfeerWerven van klanten en promoten van diensten betreffende gebruiksrechten voor onroerende zaken via een tussenpersoon die zorgt voor de verkoop van deze onroerende zaken namens de ondernemingen die deze aanbiedenDaaronder begrepenVoorwaardeHandelingen die als financiële handelingen kunnen worden aangemerktCriteriaVerwerving van een deelneming in een vennootschap of van een schuldvordering die recht geven op de eigendom of het genot van de onroerende zaak
[Richtlijn 2006/112 van de Raad, art. 135, lid 1, f)]
(zie punten 30‑32, 34, 35)
3. Harmonisatie van de belastingwetgevingGemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waardeVrijstellingenVrijstellingen ten gunste van andere activiteitenBemiddelingBegripWerven van klanten en promoten van diensten betreffende gebruiksrechten voor onroerende zaken die voor verkoop zijn bestemdDaaronder begrepenVoorwaardenActiviteit van een tussenpersoon die wordt bezoldigd voor het verstrekken van een dienst aan een van de partijen bij een overeenkomst betreffende financiële handelingen inzake waardepapierenDienst die leidt tot de ondertekening van de overeenkomst tussen de partijen zonder dat de tussenpersoon daar een eigen belang bij heeftToetsing door de nationale rechterlijke instantie
[Richtlijn 2006/112 van de Raad, art. 15, lid 2, en 135, lid 1, f)]
(zie punt 47 en dictum)
Dictum
Artikel 15, lid 2, en artikel 135, lid 1, onder f), van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde moeten aldus worden uitgelegd dat het begrip „bemiddeling” in de zin van laatstgenoemde bepaling kan zien op een activiteit als die welke verzoekster in het hoofdgeding uitoefent, op voorwaarde dat het gaat om de activiteit van een tussenpersoon die wordt bezoldigd voor een dienst ten behoeve van een van de partijen bij een overeenkomst betreffende financiële verrichtingen inzake waardepapieren, waarbij deze dienst erin bestaat, het nodige te doen opdat de verkoper en de koper deze overeenkomst sluiten, zonder dat de tussenpersoon zelf deze overeenkomst ondertekent en in elk geval zonder dat hij een eigen belang heeft bij de inhoud van die overeenkomst. Het staat aan de verwijzende rechterlijke instantie om na te gaan of in het bij hem aanhangige geding aan deze voorwaarden is voldaan.