Eerste vraag
27
Met haar eerste vraag wenst de verwijzende rechterlijke instantie in wezen te vernemen of artikel 135, lid 1, onder d), van de btw-richtlijn in die zin moet worden uitgelegd dat de aldaar geformuleerde vrijstelling voor handelingen betreffende betalingen en overmakingen van toepassing is op een dienst zoals die welke in het hoofdgeding aan de orde is, die erin bestaat dat de belastingplichtige de betrokken financiële instellingen verzoekt om, enerzijds, een som geld van de bankrekening van een patiënt naar zijn bankrekening over te schrijven op basis van een automatische incasso-opdracht en, anderzijds, deze som geld na aftrek van de aan hem verschuldigde vergoeding van zijn bankrekening naar de respectieve bankrekeningen van de tandarts en de verzekeraar van deze patiënt over te schrijven.
28
Volgens vaste rechtspraak van het Hof vormen de vrijstellingen bedoeld in artikel 135, lid 1, van de btw-richtlijn autonome begrippen van het Unierecht, die tot doel hebben verschillen in de toepassing van het btw-stelsel tussen de lidstaten te voorkomen (arresten van
25 februari 1999, CPP, C‑349/96, EU:C:1999:93, punt 15
, en
26 mei 2016, Bookit, C‑607/14, EU:C:2016:355, punt 33
en aldaar aangehaalde rechtspraak).
29
Het is tevens vaste rechtspraak dat de bewoordingen die worden gebruikt ter omschrijving van deze vrijstellingen, strikt moeten worden uitgelegd, daar deze vrijstellingen afwijkingen zijn van het algemene beginsel dat btw wordt geheven over elke dienst die onder bezwarende titel door een belastingplichtige wordt verricht (arresten van
10 maart 2011, Skandinaviska Enskilda Banken, C‑540/09, EU:C:2011:137, punt 20
, en
26 mei 2016, Bookit, C‑607/14, EU:C:2016:355, punt 34
en aldaar aangehaalde rechtspraak).
30
In deze context zij eraan herinnerd dat artikel 135, lid 1, onder d), van de btw-richtlijn bepaalt dat de lidstaten vrijstelling verlenen voor „handelingen, bemiddeling daaronder begrepen, betreffende deposito’s, rekening-courantverkeer, betalingen, overmakingen, schuldvorderingen, cheques en andere handelspapieren met uitzondering van de inning van schuldvorderingen”.
31
De handelingen waarvoor krachtens deze bepaling vrijstelling wordt verleend, worden aldus bepaald aan de hand van de aard van de verstrekte diensten en niet aan de hand van de verrichter of de ontvanger van de dienst. Aan de vrijstelling is dus niet de voorwaarde gekoppeld dat de handelingen door een bepaald type instelling of rechtspersoon worden verricht, maar wel de voorwaarde dat de betrokken handelingen financiële handelingen zijn (zie in die zin arresten van
28 oktober 2010, AXA UK, C‑175/09, EU:C:2010:646, punt 26
en aldaar aangehaalde rechtspraak, en
26 mei 2016, Bookit, C‑607/14, EU:C:2016:355, punt 36
).
32
In het onderhavige geval is in het hoofdgeding alleen de in artikel 135, lid 1, onder d), van de btw-richtlijn bedoelde vrijstelling voor „handelingen [...] betreffende [...] betalingen [en] overmakingen” aan de orde.
33
Dienaangaande heeft het Hof al geoordeeld dat de overmaking een handeling is die bestaat in de uitvoering van een opdracht tot overschrijving van een geldsom van de ene bankrekening naar een andere. Kenmerkend voor een overmaking is met name dat zij een wijziging brengt in de rechtsbetrekking en de financiële relatie die bestaan tussen de opdrachtgever en de ontvanger enerzijds, en tussen hen en hun respectieve bank alsmede in voorkomend geval tussen de banken anderzijds. Voorts bestaat de handeling die deze wijziging meebrengt, uitsluitend in de overschrijving van geld van de ene naar de andere rekening, onafhankelijk van de oorzaak van deze overschrijving. Aangezien de overmaking slechts een middel is om geld over te dragen, zijn de functionele aspecten beslissend om uit te maken of een handeling een overmaking in de zin van artikel 135, lid 1, onder d), van de btw-richtlijn is (arresten van
5 juni 1997, SDC, C‑2/95, EU:C:1997:278, punt 53
, en
26 mei 2016, Bookit, C‑607/14, EU:C:2016:355, punt 38
en aldaar aangehaalde rechtspraak).
34
Bovendien sluiten de bewoordingen van deze bepaling in beginsel niet uit dat een overmaking uit verschillende diensten bestaat, die dan „handelingen betreffende” overmakingen in de zin van die bepaling vormen (arresten van
5 juni 1997, SDC, C‑2/95, EU:C:1997:278, punt 64
, en
26 mei 2016, Bookit, C‑607/14, EU:C:2016:355, punt 39
). De in deze bepaling bedoelde vrijstelling kan echter alleen gelden voor handelingen die een afzonderlijk geheel vormen dat, over het geheel genomen, de kenmerkende en essentiële functies van dergelijke overmakingen vervult doordat het leidt tot de overdracht van geld en de juridische en financiële wijzigingen meebrengt waarin deze overdracht gestalte krijgt (zie in die zin arresten van
5 juni 1997, SDC, C‑2/95, EU:C:1997:278, punten 66‑68
, en
26 mei 2016, Bookit, C‑607/14, EU:C:2016:355, punt 39
).
35
Deze uitlegging houdt geen oordeel in over de wijze waarop deze handelingen worden uitgevoerd, aangezien overmakingen via een feitelijke overdracht van geld of via overschrijving kunnen gebeuren (zie in die zin arrest van
13 maart 2014, ATP PensionService, C‑464/12, EU:C:2014:139, punten 80 en 81
).
36
Verder dienen de vrijgestelde diensten in de zin van de btw-richtlijn te worden onderscheiden van het verrichten van eenvoudige materiële, technische of administratieve handelingen. Daartoe dient in het bijzonder de omvang van de aansprakelijkheid van de betrokken dienstverrichter te worden onderzocht en met name te worden nagegaan of deze aansprakelijkheid beperkt is tot de technische aspecten dan wel zich uitstrekt tot de kenmerkende en essentiële functies van de handelingen (zie in die zin arresten van
5 juni 1997, SDC, C‑2/95, EU:C:1997:278, punt 66
, en
26 mei 2016, Bookit, C‑607/14, EU:C:2016:355, punt 40
).
37
Volgens vaste rechtspraak van het Hof worden de handelingen betreffende overmakingen en de handelingen betreffende betalingen overigens op dezelfde wijze behandeld voor de toepassing van de in artikel 135, lid 1, onder d), van de btw-richtlijn bedoelde vrijstelling (zie in die zin arresten van
5 juni 1997, SDC, C‑2/95, EU:C:1997:278, punt 50
, en
26 mei 2016, Bookit, C‑607/14, EU:C:2016:355, punt 43
en aldaar aangehaalde rechtspraak).
38
Zoals ook de advocaat-generaal in de punten 35 en 39 van zijn conclusie heeft opgemerkt, volgt hieruit dat een dienst slechts als een „handeling betreffende overmakingen” of een „handeling betreffende betalingen” in de zin van artikel 135, lid 1, onder d), van de btw-richtlijn kan worden aangemerkt, indien hij de juridische en financiële wijzigingen meebrengt die kenmerkend zijn voor de overdracht van een geldsom. Het verrichten van eenvoudige materiële, technische of administratieve handelingen die geen dergelijke wijzigingen meebrengen, valt daarentegen niet onder dit begrip (zie met name arrest van
26 mei 2016, Bookit, C‑607/14, EU:C:2016:355, punten 40 en 41
).
39
In het onderhavige geval blijkt uit de verwijzingsbeslissing dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde dienst van DPAS erin bestaat, enerzijds, de financiële instelling van de patiënt die een arrangement voor tandheelkundige zorg heeft afgesloten, te verzoeken om op grond van een machtiging tot automatische incasso een vooraf bepaalde geldsom van de bankrekening van deze patiënt naar die van DPAS over te schrijven en, anderzijds, de financiële instelling waarbij DPAS haar rekening heeft, te verzoeken om dat bedrag naar de respectieve bankrekeningen van de tandarts en de verzekeraar van de patiënt over te schrijven, na aftrek van een deel van dit bedrag dat DPAS inhoudt als vergoeding die de patiënt haar is verschuldigd voor deze handeling, die DPAS zelf aanmerkt als „beheer van de betalingen [die patiënt verschuldigd is uit hoofde van het door hem afgesloten arrangement] voor tandheelkundige zorg”.
40
Deze dienst brengt als zodanig niet de juridische en financiële wijzigingen mee die kenmerkend zijn voor de overdracht van een geldsom in de zin van de in de punten 33 tot en met 38 van het onderhavige arrest in herinnering gebrachte rechtspraak, maar is een dienst van administratieve aard.
41
DPAS verricht de overdracht – of de overschrijving van en naar de betrokken bankrekeningen – van de bedragen die in het kader van de in het hoofdgeding aan de orde zijnde arrangementen voor tandheelkundige zorg zijn overeengekomen, immers niet zelf, maar verzoekt de betrokken financiële instellingen dat te doen. Een dienst als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, is daartegen, zoals de belastingdienst betoogt, vergelijkbaar met de verwerking van een kaartbetaling als die welke aan de orde was in de zaak die aanleiding heeft gegeven tot het arrest van
26 mei 2016, Bookit (C‑607/14, EU:C:2016:355
). In die zaak ging het in wezen om een dienst die erin bestond dat de belastingplichtige bij de betrokken financiële instellingen de verzoeken tot de betaling indiende die de klanten vooraf voor de aankoop van een zaak hadden aanvaard, en die een stap vormde die voorafging aan de verrichting van de handelingen betreffende betalingen en overmakingen door deze instellingen (zie in die zin arrest van
26 mei 2016, Bookit, C‑607/14, EU:C:2016:355, punten 44‑51
en 53).
42
Zoals ook de advocaat-generaal in punt 51 van zijn conclusie heeft opgemerkt, vormt een dienst als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, slechts een stap die voorafgaat aan de in artikel 135, lid 1, onder d), van de btw-richtlijn bedoelde handelingen betreffende betalingen en overmakingen.
43
In dit verband kan nog worden opgemerkt dat in het kader van de arrangementen voor tandheelkundige zorg de in het hoofdgeding aan de orde zijnde dienst weliswaar onontbeerlijk is voor het verrichten van de door de patiënten aan hun tandartsen en verzekeraars verschuldigde betalingen, aangezien de wil van de patiënten om de betrokken betalingen te verrichten door de tussenkomst van DPAS tot uitdrukking komt. Aangezien artikel 135, lid 1, onder d), van de btw-richtlijn strikt moet worden uitgelegd, kan op grond van het enkele feit dat een dienst onontbeerlijk is om een vrijgestelde handeling te verrichten, echter niet tot de slotsom worden gekomen dat die dienst van btw is vrijgesteld (arresten van
13 december 2001, CSC Financial Services, C‑235/00, EU:C:2001:696, punt 32
, en
26 mei 2016, Bookit, C‑607/14, EU:C:2016:355, punt 45
en aldaar aangehaalde rechtspraak).
44
Verder blijkt uit de in de verwijzingsbeslissing weergegeven nieuwe algemene voorwaarden, die sinds 1 januari 2012 gelden en als bijlage bij de brief aan de tandartsen van 8 september 2011 waren gevoegd, dat DPAS niet aansprakelijk is voor geweigerde automatische incasso of ingetrokken machtigingen tot automatische incasso op grond waarvan DPAS verzoekt dat van de bankrekening van de betrokken patiënt de bedragen worden afgeschreven die zij vervolgens naar de rekeningen van de tandarts en de verzekeraar moet doen overschrijven.
45
Wat bovendien de opzet en de doelstellingen van de btw-richtlijn betreft, dient enerzijds erop te worden gewezen dat de krachtens artikel 135, lid 1, onder d) tot en met f), van deze richtlijn vrijgestelde handelingen, ofschoon zij niet noodzakelijkerwijs door banken of financiële instellingen moeten worden verricht, naar de aard ervan financiële handelingen zijn (zie met name arrest van
22 oktober 2015, Hedqvist, C‑264/14, EU:C:2015:718, punt 37
en aldaar aangehaalde rechtspraak, en in die zin arrest van
26 mei 2016, Bookit, C‑607/14, EU:C:2016:355, punten 36 en 54
). Zoals in de punten 40 en 41 van het onderhavige arrest is vastgesteld, is een dienst als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, echter een dienst van administratieve aard.
46
Anderzijds beogen de in artikel 135, lid 1, onder d) tot en met f), van de btw-richtlijn bedoelde vrijstellingen met name de moeilijkheden in verband met de vaststelling van de maatstaf van heffing en het bedrag van de aftrekbare btw te verhelpen (zie met name arresten van
19 april 2007, Velvet & Steel Immobilien, C‑455/05, EU:C:2007:232, punt 24
, en
22 oktober 2015, Hedqvist, C‑264/14, EU:C:2015:718, punt 36
). Uit de verwijzingsbeslissing blijkt echter dat het bedrag van de vergoeding die de patiënt voor de in het hoofdgeding aan de orde zijnde dienst aan DPAS is verschuldigd, overeenkomt met het verschil tussen het bedrag dat van de rekening van deze patiënt wordt afgeschreven, en de bedragen die DPAS vervolgens aan de tandarts en de verzekeraar van deze patiënt betaalt. In deze omstandigheden levert de vaststelling van de maatstaf van heffing geen bijzondere moeilijkheden op.
47
Gelet op een en ander staat derhalve vast dat een dienst als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, niet onder de in artikel 135, lid 1, onder d), van de btw-richtlijn bedoelde vrijstelling voor handelingen betreffende betalingen en overmakingen kan vallen.
48
Verder wenst de verwijzende rechterlijke instantie te vernemen of het arrest van
28 oktober 2010, AXA UK (C‑175/09, EU:C:2010:646
), relevant is voor de onderhavige zaak. In dit verband dient erop te worden gewezen, zoals de advocaat-generaal in de punten 59 tot en met 63 van zijn conclusie heeft gedaan, dat het Hof in dat arrest niet heeft onderzocht of de dienst die aan de orde was in de zaak die tot dat arrest heeft geleid, voldeed aan het criterium dat in de eerdere rechtspraak van het Hof was geformuleerd om uit te maken of er sprake is van een handeling betreffende betalingen en overmakingen, uit welke rechtspraak al volgde dat het daartoe relevante criterium bestond in het antwoord op de vraag of de betrokken dienst de juridische en financiële wijzigingen tot stand brengt die kenmerkend zijn voor de overdracht van een geldsom (arresten van
5 juni 1997, SDC, C‑2/95, EU:C:1997:278, punten 53 en 66
, en
13 december 2001, CSC Financial Services, C‑235/00, EU:C:2001:696, punten 26‑28
), maar zijn analyse heeft toegespitst op de vraag, of deze dienst onder het begrip „inning van schuldvorderingen” in de zin van artikel 13, B, onder d), punt 3, van de Zesde richtlijn, thans artikel 135, lid 1, onder d), van de btw-richtlijn, viel.
49
Uit dit arrest blijkt evenmin dat het Hof daarin het begrip „handelingen [...] betreffende [...] betalingen [en] overmakingen” in de zin van die bepalingen, zoals dat in de eerdere rechtspraak van het Hof was afgebakend, heeft willen verruimen door daaronder ook handelingen te laten vallen die als zodanig niet de juridische en financiële wijzigingen tot stand brengen die kenmerkend zijn voor de overdracht van een geldsom, of door het formuleren van nieuwe criteria een nieuwe definitie van dit begrip heeft willen geven.
50
Gelet op deze elementen kan uit dit arrest geen slotsom worden getrokken die ervoor pleit, te oordelen dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde dienst van btw is vrijgesteld op grond dat het gaat om een handeling betreffende betalingen of overmakingen in de zin van de rechtspraak van het Hof.
51
Gelet op een en ander dient op de eerste vraag te worden geantwoord dat artikel 135, lid 1, onder d), van de btw-richtlijn in die zin moet worden uitgelegd dat de aldaar geformuleerde vrijstelling voor handelingen betreffende betalingen en overmakingen niet van toepassing is op een dienst zoals die welke in het hoofdgeding aan de orde is, die erin bestaat dat de belastingplichtige de betrokken financiële instellingen verzoekt om, enerzijds, een som geld van de bankrekening van een patiënt naar zijn bankrekening over te schrijven op basis van een automatische incasso-opdracht en, anderzijds, deze som geld na aftrek van de aan hem verschuldigde vergoeding van zijn bankrekening naar de respectieve bankrekeningen van de tandarts en de verzekeraar van deze patiënt over te schrijven.