Eerste vraag
16
Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of het begrip „school- of universitair onderwijs” in de zin van artikel 132, lid 1, onder i) en j), van richtlijn 2006/112 aldus moet worden uitgelegd dat het ook betrekking heeft op rijonderricht dat door een autorijschool, zoals die in het hoofdgeding, wordt gegeven om het rijbewijs van de categorieën B en C1 te verkrijgen, zoals bedoeld in artikel 4, lid 4, van richtlijn 2006/126.
17
Artikel 132 van richtlijn 2006/112 voorziet in vrijstellingen die, zoals blijkt uit het opschrift van het hoofdstuk waar dit artikel onder valt, tot doel hebben bepaalde activiteiten van algemeen belang te bevorderen. Deze vrijstellingen betreffen evenwel niet alle activiteiten van algemeen belang, maar enkel die welke vallen onder de opsomming en nauwkeurige omschrijving uit de richtlijn (arrest van
4 mei 2017, Brockenhurst College, C‑699/15, EU:C:2017:344, punt 22
en aldaar aangehaalde rechtspraak).
18
Volgens de rechtspraak van het Hof vormen die vrijstellingen autonome begrippen van het Unierecht die tot doel hebben verschillen in de toepassing van het btw-stelsel tussen de lidstaten te voorkomen (zie in die zin arrest van
26 oktober 2017, The English Bridge Union, C‑90/16, EU:C:2017:814, punt 17
en aldaar aangehaalde rechtspraak).
19
De bewoordingen waarin de in artikel 132 van richtlijn 2006/112 bedoelde vrijstellingen zijn omschreven, moeten strikt worden uitgelegd, daar die vrijstellingen afwijkingen zijn van het uit artikel 2 van die richtlijn voortvloeiende algemene beginsel dat btw wordt geheven over elke dienst die door een belastingplichtige onder bezwarende titel wordt verricht. Dit beginsel van strikte uitlegging betekent echter niet dat de bewoordingen die ter omschrijving van de vrijstellingen van artikel 132 zijn gebruikt, moeten worden uitgelegd op een wijze waardoor zij geen effect meer sorteren (arrest van
4 mei 2017, Brockenhurst College, C‑699/15, EU:C:2017:344, punt 23
en aldaar aangehaalde rechtspraak).
20
Er zij aan herinnerd dat artikel 132, lid 1, onder i) en j), van die richtlijn geen enkele definitie van het begrip „school- of universitair onderwijs” bevat.
21
Het Hof heeft echter overwogen dat de overdracht van kennis en vaardigheden tussen docent en studenten een bijzonder belangrijk element van de onderwijsactiviteit is (arrest van
14 juni 2007, Horizon College, C‑434/05, EU:C:2007:343, punt 18
).
22
Voorts heeft het gepreciseerd dat het begrip „school- en universitair onderwijs” in de zin van richtlijn 2006/112 zich niet alleen beperkt tot onderwijs dat leidt tot een examen ter verkrijging van een kwalificatie of waardoor een opleiding kan worden verkregen met het oog op de uitoefening van een beroepsactiviteit, maar ook andere activiteiten omvat waarin aan scholen of universiteiten wordt lesgegeven teneinde de kennis en de vaardigheden van leerlingen of studenten te ontwikkelen, op voorwaarde dat deze activiteiten niet een louter recreatief karakter hebben (arrest van
28 januari 2010, Eulitz, C‑473/08, EU:C:2010:47, punt 29
en aldaar aangehaalde rechtspraak).
23
Zoals de advocaat-generaal in punt 35 van zijn conclusie heeft opgemerkt, kunnen activiteiten die niet een louter recreatief karakter hebben, op grond van deze vaste rechtspraak onder het begrip „school- of universitair onderwijs” vallen voor zover zij in scholen of aan universiteiten worden onderwezen.
24
Het begrip „school- of universitair onderwijs” in de zin van artikel 132, lid 1, onder 1) en j), van richtlijn 2006/112, omvat dus activiteiten die zich onderscheiden wegens zowel hun aard als het kader waarin de uitoefening ervan plaatsvindt (zie in die zin arrest van
14 juni 2007, Horizon College, C‑434/05, EU:C:2007:343, punt 20
).
25
Hieruit volgt dat, zoals de advocaat-generaal in de punten 13 tot en met 17 van zijn conclusie heeft opgemerkt, de wetgever van de Unie met dit begrip een bepaald soort onderwijssysteem heeft willen aanduiden dat alle lidstaten gemeen hebben, ongeacht de eigen kenmerken van elk nationaal stelsel.
26
Het begrip „school- of universitair onderwijs” verwijst voor de btw-regeling dus algemeen naar een geïntegreerd stelsel van overdracht van kennis en vaardigheden op het gebied van een brede en diverse reeks van onderwerpen, alsmede naar de verdieping en de ontwikkeling van die kennis en vaardigheden door de leerlingen en studenten naarmate zij vorderen en zich specialiseren binnen de verschillende niveaus van dit stelsel.
27
In het licht van deze overwegingen moet worden onderzocht of rijonderricht dat door een autorijschool zoals die van verzoekster in het hoofdgeding wordt gegeven met het oog op de verkrijging van het rijbewijs van de categorieën B en C1, zoals bedoeld in artikel 4, lid 4, van richtlijn 2006/126, kan vallen onder het begrip „school- en universitair onderwijs” in de zin van artikel 132, lid 1, onder i) en j), van richtlijn 2006/112.
28
In casu betoogt verzoekster in het hoofdgeding dat het door haar gegeven rijonderricht de overdracht omvat van zowel praktische als theoretische kennis die nodig is om het rijbewijs van de categorieën B en C1 te verkrijgen, en dat het doel van dit onderwijs niet louter recreatief is, aangezien het bezit van dat rijbewijs met name kan beantwoorden aan professionele behoeften. Het daartoe gegeven onderwijs valt derhalve onder het begrip „school of universitair onderwijs” als bedoeld in artikel 132, lid 1, onder i) en j), van richtlijn 2006/112.
29
Opgemerkt zij echter dat rijonderricht door een autorijschool zoals die waarvan in het hoofdgeding sprake is, als het al betrekking heeft op verschillende praktische en theoretische kennis, niettemin gespecialiseerd onderwijs vormt dat op zich niet gelijkstaat aan de overdracht van kennis en vaardigheden op het gebied van een brede en diverse reeks van onderwerpen, noch aan de verdieping en de ontwikkeling van die kennis en vaardigheden, hetgeen kenmerkend is voor school- of universitair onderwijs.
30
Gelet op het voorgaande moet op de eerste vraag worden geantwoord dat het begrip „school- of universitair onderwijs” in de zin van artikel 132, lid 1, onder i) en j), van richtlijn 2006/112, aldus moet worden uitgelegd dat het geen betrekking heeft op rijonderricht dat door een autorijschool, zoals die in het hoofdgeding, wordt gegeven om het rijbewijs van de categorieën B en C1 te verkrijgen, zoals bedoeld in artikel 4, lid 4, van richtlijn 2006/126.