Eerste vraag
39
Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of aantekening 2, onder a), op hoofdstuk 90 van de GN, gelezen in samenhang met de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de GN, aldus moet worden uitgelegd dat de daarin voorkomende uitdrukking „delen en toebehoren die als zodanig onder een der posten van dit hoofdstuk of van hoofdstuk 84, 85 of 91 [...] kunnen worden ingedeeld”, alleen ziet op de viercijferige codes van deze hoofdstukken dan wel ook op de zes- en achtcijferige codes van deze hoofdstukken.
40
Aantekening 2, onder a), op hoofdstuk 90 van de GN bepaalt dat „delen en toebehoren die als zodanig onder een der posten van dit hoofdstuk of van hoofdstuk 84, 85 of 91 (met uitzondering van de posten 8487, 8548 en 9033) kunnen worden ingedeeld, [...] onder die posten [blijven] ingedeeld”.
41
Volgens de Deense regering zijn de in het hoofdgeding aan de orde zijnde verbindingsstukken als zodanig geen goederen die kunnen worden ingedeeld onder een viercijferige post van hoofdstuk 90 van de GN, maar zijn het goederen die alleen kunnen worden ingedeeld onder de achtcijferige GN-postonderverdeling 9021 90 10, die betrekking heeft op „delen en toebehoren van hoorapparaten voor hardhorenden”. Er is dus geen viercijferige post in hoofdstuk 90 van de GN waarvan de bewoordingen de in het hoofdgeding aan de orde zijnde verbindingsstukken dekken. Die verbindingstukken zijn daarentegen als zodanig goederen die kunnen worden ingedeeld onder een viercijferige post van hoofdstuk 85 van de GN, namelijk post 8544, met de volgende omschrijving: „Draad, kabels (coaxiale kabels daaronder begrepen) en andere geleiders van elektriciteit, geïsoleerd (ook indien gevernist of gelakt – zogenaamd emaildraad – of anodisch geoxideerd), ook indien voorzien van verbindingsstukken; optische-vezelkabel bestaande uit individueel omhulde vezels, ook indien elektrische geleiders bevattend of voorzien van verbindingsstukken”.
42
Bijgevolg dient te worden bepaald of het woord „post” in aantekening 2, onder a), op hoofdstuk 90 van de GN alleen betrekking heeft op viercijferige codes dan wel ook op zes- en achtcijferige codes.
43
In dit verband dient te worden vastgesteld dat in deze aantekening het woord „post” wordt gebruikt en niet het woord „onderverdeling”.
44
Artikel 3 van verordening nr. 2658/87 maakt een onderscheid tussen „posten” en „onderverdelingen” binnen de GN. Uit die bepaling blijkt dat de GN de zescijferige indeling van de posten en onderverdelingen van het GS overneemt, en hieraan een zevende en achtste cijfer toevoegt teneinde de voor de GN kenmerkende onderverdelingen te vormen (zie in die zin arresten van
20 november 2014, Rohm Semiconductor, C‑666/13, EU:C:2014:2388, punt 3
, en
28 april 2016, Oniors Bio, C‑233/15, EU:C:2016:305, punt 3
).
45
Dit onderscheid blijkt ook uit de GN zelf en met name uit de algemene regels voor de interpretatie ervan. Overeenkomstig algemene regel 6 voor de interpretatie van de GN zijn voor de indeling van goederen onder de onderverdelingen van een post wettelijk bepalend de bewoordingen van die postonderverdelingen, de aanvullende aantekeningen en de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken.
46
Derhalve blijkt dat de wetgever van de Unie binnen de GN een onderscheid heeft willen maken tussen de posten en de onderverdelingen en dat het gebruik van het woord „posten” in aantekening 2, onder a), op hoofdstuk 90 van de GN erop wijst dat deze aantekening niet ziet op „onderverdelingen”.
47
Uit de rechtspraak van het Hof volgt ook dat het woord „post” verwijst naar viercijferige codes, terwijl de zes- en achtcijferige codes worden aangeduid met het woord „onderverdeling”. Voorts omvat een viercijferige post van de GN zes- en achtcijferige onderverdelingen (zie in die zin arresten van
9 juni 2016, MIS, C‑288/15, EU:C:2016:424, punt 30
;
19 oktober 2017, Lutz, C‑556/16, EU:C:2017:777, punt 39
;
22 februari 2018, SAKSA, C‑185/17, EU:C:2018:108, punt 32
;
12 april 2018, Medtronic, C‑227/17, EU:C:2018:247, punten 39 en 44
, en
6 september 2018, Kreyenhop & Kluge, C‑471/17, EU:C:2018:681, punten 8 en 45
).
48
Gelet op een en ander dient op de eerste vraag te worden geantwoord dat aantekening 2, onder a), op hoofdstuk 90 van de GN, gelezen in samenhang met de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de GN, aldus moet worden uitgelegd dat de daarin voorkomende uitdrukking „delen en toebehoren die als zodanig onder een der posten van dit hoofdstuk of van hoofdstuk 84, 85 of 91 [...] kunnen worden ingedeeld”, alleen ziet op de viercijferige posten van deze hoofdstukken.
Tweede vraag
49
Met zijn tweede vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen of verbindingsstukken voor hoorapparaten moeten worden ingedeeld onder postonderverdeling 8544 42 90, postonderverdeling 9021 40 00 of postonderverdeling 9021 90 10 van de GN.
50
In dit verband zij erop gewezen dat, zoals met name blijkt uit punt 45 van dit arrest, volgens de algemene regels voor de interpretatie van de GN voor de indeling van de goederen in de onderverdelingen van eenzelfde post de bewoordingen van deze onderverdelingen en de aantekeningen bij de onderverdelingen, afdelingen of hoofdstukken wettelijk bepalend zijn, terwijl de tekst van de opschriften van de afdelingen, de hoofdstukken of onderdelen van hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden (zie in die zin arrest van
12 juli 2018, Profit Europe, C‑397/17 en C‑398/17, EU:C:2018:564, punt 25
).
51
Voorts is het vaste rechtspraak dat het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen – ter wille van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle – in de regel moet worden gezocht in de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan, zoals deze in de tekst van de GN-post en van de aantekeningen op de afdelingen of hoofdstukken zijn omschreven (arresten van
12 juni 2014, Lukoyl Neftohim Burgas, C‑330/13, EU:C:2014:1757, punt 34
, en
25 februari 2016, G. E. Security, C‑143/15, EU:C:2016:115, punt 44
).
52
Bovendien kan volgens de rechtspraak van het Hof de bestemming van het product een objectief indelingscriterium zijn wanneer die bestemming inherent is aan het product, waarbij de inherentie moet kunnen worden beoordeeld aan de hand van de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan (arrest van
17 maart 2016, Sonos Europe, C‑84/15, EU:C:2016:184, punt 43
en aldaar aangehaalde rechtspraak).
53
Blijkens de verwijzingsbeslissing staat vast dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde verbindingsstukken een deel van een hoorapparaat zijn.
54
In dat verband blijkt uit de rechtspraak van het Hof dat het begrip „delen” als bedoeld in de GN de aanwezigheid impliceert van een geheel, voor de werking waarvan deze delen noodzakelijk zijn (zie in die zin arresten van
15 februari 2007, RUMA, C‑183/06, EU:C:2007:110, punt 31
;
12 december 2013, HARK, C‑450/12, EU:C:2013:824, punten 36 en 37
, en
20 november 2014, Rohm Semiconductor, C‑666/13, EU:C:2014:2388, punten 44 en 45
).
55
Wat postonderverdeling 9021 40 00 van de GN betreft, lijken verbindingsstukken als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, daar in elk geval niet onder te kunnen vallen, aangezien deze postonderverdeling hoorapparaten voor hardhorenden betreft, „met uitzondering van delen en toebehoren daarvan”.
56
Postonderverdeling 9021 90 10 van de GN verwijst daarentegen uitdrukkelijk naar delen en toebehoren van hoorapparaten voor hardhorenden.
57
Er zij aan herinnerd dat zowel de toelichtingen op het GS als die op de GN nuttige aanwijzingen bevatten om de tariefindeling van de in het hoofdgeding aan de orde zijnde verbindingsstukken vast te stellen, ook al zijn dergelijke toelichtingen slechts uitleggingen en rechtens niet bindend (zie in die zin arrest van
26 april 2017, Stryker EMEA Supply Chain Services, C‑51/16, EU:C:2017:298, punt 45
).
58
Verder dient te worden opgemerkt dat, zoals in punt 40 van het onderhavige arrest in herinnering is gebracht, aantekening 2, onder a), op hoofdstuk 90 van de GN bepaalt dat „delen en toebehoren die als zodanig onder een der posten van dit hoofdstuk of van hoofdstuk 84, 85 of 91 (met uitzondering van de posten 8487, 8548 en 9033) kunnen worden ingedeeld, [...] onder die posten [blijven] ingedeeld”.
59
Gelet op het antwoord op de eerste vraag moet worden onderzocht of de in het hoofdgeding aan de orde zijnde verbindingsstukken moeten worden geacht te vallen onder GN-post 8544, die ziet op „[d]raad, kabels (coaxiale kabels daaronder begrepen) en andere geleiders van elektriciteit, geïsoleerd (ook indien gevernist of gelakt – zogenaamd emaildraad – of anodisch geoxideerd), ook indien voorzien van verbindingsstukken; optische-vezelkabel bestaande uit individueel omhulde vezels, ook indien elektrische geleiders bevattend of voorzien van verbindingsstukken”, dan wel onder GN-post 9021, die ziet op „[o]rthopedische artikelen en toestellen, daaronder begrepen medisch-chirurgische gordels en banden, alsmede krukken; breukspalken en andere artikelen en apparaten voor de behandeling van breuken in het beendergestel; prothesen; hoorapparaten voor hardhorenden en andere voor het verhelpen of verlichten van gebreken of van kwalen dienende apparatuur, die door de patiënt in de hand wordt gehouden of op andere wijze wordt gedragen, dan wel wordt ingeplant”.
60
In dat verband moet in de eerste plaats worden vastgesteld dat het juist is dat in GN-post 9021 slechts uitdrukkelijk wordt verwezen naar „hoorapparaten voor hardhorenden” en niet naar de delen daarvan. Blijkens de punten 56 en 57 van het onderhavige arrest verwijst postonderverdeling 9021 90 10 van de GN evenwel uitdrukkelijk naar „delen en toebehoren van hoorapparaten voor hardhorenden”, die daarenboven uitdrukkelijk worden uitgesloten van postonderverdeling 9021 40 00 van de GN. De bewoordingen van die twee onderverdelingen blijken dus te zijn gebaseerd op de gedachte dat GN-post 9021 ook betrekking heeft op delen en toebehoren van hoorapparaten voor hardhorenden. De bewoordingen van afdeling XVIII en van hoofdstuk 90 van de GN verwijzen overigens uitdrukkelijk naar „delen en toebehoren” van de instrumenten, apparaten en toestellen waarop die afdeling respectievelijk dat hoofdstuk betrekking hebben.
61
In de tweede plaats moet worden opgemerkt dat de GS-toelichting op post 9021 verwijst naar hoorapparaten voor hardhorenden. Volgens die toelichting zijn dit over het algemeen elektrische apparaten „met een circuit” dat één of meer microfoons (met of zonder versterker), een ontvanger en een batterij bevat.
62
In de derde plaats heeft het Hof, wat GN-post 9021 betreft, reeds geoordeeld – met name op grond van de GS-toelichting op hoofdstuk 90 – dat de producten die onder die post vallen vooral worden gekenmerkt door hun zorgvuldige vervaardiging en hun grote precisie, hetgeen hen onderscheidt van gewone producten (zie in die zin arrest van
26 april 2017, Stryker EMEA Supply Chain Services, C‑51/16, EU:C:2017:298, punt 47
).
63
Uit de in de punten 22 tot en met 25 van het onderhavige arrest in herinnering gebrachte feitelijke vaststellingen van de verwijzende rechter blijkt dat verbindingsstukken als in het hoofdgeding aan de orde, wat hun objectieve kenmerken en eigenschappen betreft, zich onderscheiden van gewone producten, en met name van de in GN-post 8544 bedoelde draad, kabels en andere geïsoleerde geleiders van elektriciteit, door hun zorgvuldige vervaardiging en hun grote precisie, daarbij rekening houdend met de wijze waarop zij worden vervaardigd en hun specifieke functie.
64
In de vierde plaats dient rekening te worden gehouden met de bestemming van verbindingsstukken als in het hoofdgeding aan de orde, aangezien deze bestemming, zoals in punt 52 van dit arrest is uiteengezet, een objectief indelingscriterium kan zijn wanneer zij inherent is aan het product, hetgeen moet kunnen worden beoordeeld aan de hand van de objectieve kenmerken en eigenschappen van dit laatste.
65
In casu lijkt uit de feitelijke vaststellingen van de verwijzende rechter ook naar voren te komen dat verbindingsstukken als in het hoofdgeding aan de orde specifiek aan de hoorapparaten zijn aangepast. Bovendien wordt niet betwist dat die verbindingsstukken speciaal zijn ontworpen om deel te gaan uitmaken van een hoorapparaat.
66
Uit aantekening 2, onder a), op hoofdstuk 90 van de GN volgt derhalve dat verbindingsstukken als in het hoofdgeding aan de orde onder GN-post 9021 kunnen vallen. Bovendien kunnen dergelijke verbindingsstukken onder GN-postonderverdeling 9021 90 10 worden ingedeeld, aangezien die uitdrukkelijk verwijst naar delen en toebehoren van hoorapparaten voor hardhorenden.
67
Opgemerkt zij evenwel dat wanneer het Hof wordt verzocht om een prejudiciële beslissing op het gebied van de tariefindeling, het veeleer tot taak heeft de nationale rechter de criteria aan te reiken aan de hand waarvan hij de betrokken producten correct in de GN kan indelen, dan zelf deze indeling te verrichten, temeer daar het Hof niet altijd over de daarvoor noodzakelijke gegevens beschikt. Aldus lijkt de nationale rechter hiertoe in elk geval beter toegerust (arresten van
12 juni 2014, Lukoyl Neftohim Burgas, C‑330/13, EU:C:2014:1757, punt 27
, en
25 februari 2016, G. E. Security, C‑143/15, EU:C:2016:115, punt 41
).
68
De tariefindeling van verbindingsstukken als in het hoofdgeding aan de orde impliceert immers de toepassing van het recht van de Unie op een concreet geval. Het Hof is, wanneer het is aangezocht krachtens artikel 267 VWEU, echter enkel bevoegd om uitspraak te doen over de uitlegging van de Verdragen, en over de geldigheid en de uitlegging van handelingen van de instellingen van de Unie.
69
Het staat dus aan de verwijzende rechter om over te gaan tot de tariefindeling van de in het hoofdgeding aan de orde zijnde verbindingsstukken aan de hand van de gegevens die het Hof hem in antwoord op zijn vragen heeft verstrekt.
70
Gelet op een en ander moet op de tweede vraag worden geantwoord dat het aan de verwijzende rechter staat om over te gaan tot de tariefindeling van de in het hoofdgeding aan de orde zijnde verbindingsstukken voor hoorapparaten aan de hand van de gegevens die het Hof hem in antwoord op zijn vragen heeft verstrekt.