Beschikking van het Hof (Negende kamer) van 18 december 2019
Beschikking van het Hof (Negende kamer) van 18 december 2019
Gegevens
- Instantie
- Hof van Justitie EU
- Datum uitspraak
- 18 december 2019
Uitspraak
Beschikking van het Hof (Negende kamer) van 18 december 2019 – Hochtief
(Zaak C‑362/18)(1)
"„Prejudiciële verwijzing - Overheidsopdrachten - Beroepsprocedures - Richtlijn 89/665/EEG - Richtlijn 92/13/EEG - Recht op effectieve rechterlijke bescherming - Beginselen van doeltreffendheid en gelijkwaardigheid - Verzoek tot herziening van rechterlijke beslissingen die het Unierecht schenden - Lidstaataansprakelijkheid in geval van schendingen van het Unierecht door de nationale rechters - Raming van de voor vergoeding in aanmerking komende schade”"
1. Recht van de Europese UnieRechten toegekend aan particulierenSchending door een lidstaatVerplichting om de aan de particulieren berokkende schade te vergoedenVoorwaarden in geval van schending toe te rekenen aan een hoogste rechterlijke instantieNationale regeling op grond waarvan de lidstaat aansprakelijk wordt gesteld onder minder beperkende voorwaarden op grond van het nationale rechtToelaatbaarheidGeen invloed van het beginsel van het gezag van gewijsdeVerificatie door de nationale rechterlijke instantieKosten die een partij als gevolg van de schadeveroorzakende beslissing van de nationale rechter heeft gemaakt uitgesloten van de te vergoeden schadeOntoelaatbaarheidSchending van het doeltreffendheidsbeginsel
(Art. 267, derde alinea, VWEU)
(zie punten 36‑40, 48, 49, 66, dictum 1)
2. Recht van de Europese UnieRechten toegekend aan particulierenSchending door een lidstaatVerplichting om de aan de particulieren berokkende schade te vergoedenVoorwaarden in geval van schending toe te rekenen aan een hoogste rechterlijke instantieKennelijke schendingCriteriaVerificatie door de nationale rechterlijke instantie
(Art. 267, derde alinea, VWEU)
(zie punten 41‑44)
3. Recht van de Europese UnieRechten toegekend aan particulierenSchending door een lidstaatVerplichting om de aan de particulieren berokkende schade te vergoedenVoorwaardenWijze van vergoedingToepassing van het nationale rechtGrenzenEerbiediging van het gelijkwaardigheidsbeginsel en van het doeltreffendheidsbeginsel
(zie punten 46, 47)
4. Harmonisatie van de wetgevingenBeroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werkenRichtlijnen 89/665 en 92/13Verplichting voor de lidstaten om te voorzien in een beroepsprocedureToegang tot beroepsproceduresProcesregelsNationale regeling op basis waarvan de nationale rechter een in kracht van gewijsde gegane beslissing niet opnieuw mag onderzoekenToelaatbaarheidGrenzenEerbiediging van het gelijkwaardigheidsbeginsel en van het doeltreffendheidsbeginselVerificatie door de nationale rechterlijke instantie
(Richtlijnen van de Raad 89/665, art. 1, lid 1, en 92/13, art. 1, lid 1)
(zie punten 51‑53, 61, 67, dictum 2)
5. LidstatenVerplichtingenGezag van gewijsdeVerplichting voor een nationale rechterlijke instantie om interne procedureregels buiten toepassing te laten teneinde een in kracht van gewijsde gegane beslissing opnieuw te onderzoekenGeen
(Art. 4, lid 3, VEU; art. 267 VWEU)
(zie punten 55‑57)
6. LidstatenVerplichtingenVerplichting tot samenwerkingVerplichting voor een bestuursorgaan om een definitief geworden besluit opnieuw te onderzoeken teneinde rekening te houden met uitlegging die het Hof inmiddels aan de relevante bepaling heeft gegevenVoorwaarden
(Art. 4, lid 3, VEU; art. 267, derde alinea, VWEU)
(zie punten 59, 60)
Dictum
1) Lidstaataansprakelijkheid voor schade die is toegebracht door de met een Unierechtelijke regel strijdige beslissing van een in laatste aanleg rechtsprekende nationale rechter valt onder de door het Hof met name in punt 51 van het arrest van 30 september 2003, Köbler (C‑224/01, EU:C:2003:513 ), gestelde voorwaarden, zonder evenwel uit te sluiten dat de betrokken staat onder minder beperkende voorwaarden aansprakelijk kan worden gesteld op grond van het nationale recht. Het feit dat die beslissing in kracht van gewijsde is gegaan, sluit die aansprakelijkheid niet uit. Wanneer die aansprakelijkheid wordt ingeroepen, staat het aan de nationale rechter bij wie de schadevordering aanhangig is, om, rekening houdend met alle elementen die de betrokken situatie kenmerken, te beoordelen of de in laatste aanleg rechtsprekende nationale rechter kennelijk in strijd met het toepasselijke Unierecht, met inbegrip van de relevante rechtspraak van het Hof, heeft gehandeld, en daardoor een voldoende gekwalificeerde schending van het Unierecht heeft begaan. Het Unierecht verzet zich daarentegen tegen een nationaalrechtelijke regel die in een dergelijk geval de kosten die een partij als gevolg van de schadeveroorzakende beslissing van de nationale rechter heeft gemaakt, op algemene wijze uitsluit van de te vergoeden schade.
2) Het Unierecht, met name richtlijn 89/665/EEG van de Raad van 21 december 1989 houdende de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken, zoals gewijzigd bij richtlijn 2007/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2007, richtlijn 92/13/EEG van de Raad van 25 februari 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de communautaire voorschriften inzake de procedures voor het plaatsen van opdrachten door diensten die werkzaam zijn in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie, zoals gewijzigd bij richtlijn 2007/66, en de beginselen van gelijkwaardigheid en doeltreffendheid, dient aldus te worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen de regeling van een lidstaat volgens welke niet voor herziening in aanmerking komt een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van een rechterlijke instantie van die lidstaat waarbij uitspraak is gedaan op een beroep tot nietigverklaring van een handeling van een aanbestedende dienst zonder in te gaan op een vraag die zou worden onderzocht in een eerder arrest van het Hof dat in antwoord op een in het kader van dat beroep tot nietigverklaring ingediend verzoek om een prejudiciële beslissing was gewezen of in een eerder arrest van het Hof dat in antwoord op een verzoek om een prejudiciële beslissing in een andere zaak was gewezen. Indien de toepasselijke nationale procedureregels de nationale rechter evenwel de mogelijkheid bieden om terug te komen op een in kracht van gewijsde gegaan vonnis teneinde de uit dit vonnis voortvloeiende situatie in overeenstemming te brengen met een eerdere definitief geworden nationale rechterlijke beslissing waarvan de rechter die dit vonnis heeft gewezen en de partijen in de betrokken zaak reeds op de hoogte waren, moet overeenkomstig de beginselen van gelijkwaardigheid en doeltreffendheid van die mogelijkheid in dezelfde omstandigheden gebruik kunnen worden gemaakt teneinde de situatie in overeenstemming te brengen met het Unierecht, zoals uitgelegd in een eerder arrest van het Hof.