Home

Arrest van het Hof (Negende kamer) van 15 oktober 2020

Arrest van het Hof (Negende kamer) van 15 oktober 2020

Gegevens

Instantie
Hof van Justitie EU
Datum uitspraak
15 oktober 2020

Uitspraak

Arrest van het Hof (Negende kamer)

15 oktober 2020(*)

"„Prejudiciële verwijzing - Douane-unie - Uitvoeringsverordening (EU) nr. 999/2014 - Definitief antidumpingrecht op de invoer van vaste meststoffen met een ammoniumnitraatgehalte van meer dan 80 gewichtspercenten - Definitie - Verordening (EG) nr. 945/2005 - Bepaling van het ammoniumnitraatgehalte - Aanname dat een product met een stikstofgehalte van meer dan 28 gewichtspercenten een ammoniumnitraatgehalte van meer dan 80 gewichtspercenten heeft”"

In zaak C‑117/19,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Mokestinių ginčų komisija prie Lietuvos Respublikos Vyriausybės (commissie voor fiscale geschillen bij de regering van de Republiek Litouwen) bij beslissing van 8 februari 2019, ingekomen bij het Hof op 15 februari 2019, in de procedure

„Linas Agro” AB

tegen

Muitinės departamentas prie Lietuvos Respublikos finansų ministerijos,

HET HOF (Negende kamer),

samengesteld als volgt: N. Piçarra, kamerpresident, S. Rodin en K. Jürimäe (rapporteur), rechters,

advocaat-generaal: G. Pitruzzella,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

  1. gelet op de opmerkingen van:

    • „Linas Agro” AB, vertegenwoordigd door M. Juozaitis, E. Lenkauskas en V. Mitrauskas, advokatai,

    • de Litouwse regering, vertegenwoordigd door K. Dieninis, G. Taluntytė en R. Butvydytė als gemachtigden,

    • de Europese Commissie, vertegenwoordigd door S. L. Kalėda en N. Kuplewatzky als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1 Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van verordening (EG) nr. 945/2005 van de Raad van 21 juni 2005 tot wijziging van verordening (EG) nr. 658/2002 tot instelling van het definitieve antidumpingrecht op de invoer van ammoniumnitraat van oorsprong uit Rusland en tot wijziging van verordening (EG) nr. 132/2001 tot instelling van definitieve antidumpingrechten op ammoniumnitraat uit onder andere Oekraïne, naar aanleiding van een gedeeltelijk herzieningsonderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van verordening (EG) nr. 384/96 (PB 2005, L 160, blz. 1).

2 Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen „Linas Agro” AB en de Muitinės departamentas prie Lietuvos Respublikos finansų ministerijos (douanedienst van het ministerie van Financiën van de Republiek Litouwen; hierna: „centrale belastingdienst”) over de betaling van definitieve antidumpingrechten op de invoer van meststoffen op basis van ammoniumnitraat.

Toepasselijke bepalingen

Basisverordeningen

3 Omdat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde invoer plaatsvond tussen 1 januari 2016 en 31 december 2017 was deze eerst onderworpen aan verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB 2009, 343, blz. 51), en vervolgens aan verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (PB 2016, L 176, blz. 21) (hierna: „basisverordeningen”). Aangezien de relevante bepalingen van deze verordeningen niet wezenlijk zijn gewijzigd, zullen echter alleen de relevante bepalingen van verordening 2016/1036 worden weergegeven.

4 Artikel 11 van verordening 2016/1036, met als opschrift, „Duur, nieuw onderzoek en terugbetaling”, bepaalt in de leden 1 tot en met 3:

„1.

Een antidumpingmaatregel blijft slechts van toepassing zolang en voor zover dit nodig is om de schadeveroorzakende invoer met dumping tegen te gaan.

2.

Een definitieve antidumpingmaatregel vervalt vijf jaar nadat hij is ingesteld of vijf jaar na de datum van beëindiging van het meest recente nieuwe onderzoek dat zowel op de dumping als op de schade betrekking heeft gehad, tenzij bij een nieuw onderzoek wordt vastgesteld dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk tot een voortzetting of herhaling van dumping en schade zal leiden. Een nieuw onderzoek bij het vervallen van een maatregel wordt op initiatief van de Commissie dan wel op verzoek van of namens een bedrijfstak van de Unie geopend en de maatregel blijft van kracht, totdat de resultaten van dit onderzoek bekend zijn.

Een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van een maatregel wordt geopend, wanneer het verzoek daartoe voldoende bewijs bevat, dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk tot voortzetting of herhaling van dumping en schade zou leiden. Deze waarschijnlijkheid kan bijvoorbeeld worden aangetoond door het bewijs, dat nog steeds invoer met dumping plaatsvindt en dat daardoor schade ontstaat, dat het verdwijnen van de schade geheel of ten dele aan de bestaande maatregelen is toe te schrijven of dat de omstandigheden van de exporteurs dan wel de marktsituatie van zodanige aard zijn, dat de schadeveroorzakende dumping waarschijnlijk zal voortduren.

Bij een overeenkomstig dit lid uitgevoerd onderzoek worden de exporteurs, de importeurs, de vertegenwoordigers van het land van uitvoer en de producenten in de Unie in de gelegenheid gesteld de in het verzoek om een nieuw onderzoek verstrekte informatie aan te vullen, te weerleggen of daarover opmerkingen te maken en in de conclusies wordt passend rekening gehouden met al het relevante, naar behoren gestaafde bewijsmateriaal met betrekking tot de vraag of het al dan niet waarschijnlijk is dat het vervallen van de maatregelen tot voortzetting of herhaling van dumping en schade zal leiden.

Op een passend tijdstip in de loop van het laatste jaar waarin de in dit lid omschreven maatregelen van toepassing zijn, wordt in het Publicatieblad van de Europese Unie een bericht gepubliceerd waarin wordt aangekondigd dat de maatregelen op korte termijn zullen vervallen. Na de publicatie van dit bericht kunnen de producenten in de Unie, uiterlijk drie maanden vóór het einde van de termijn van vijf jaar, overeenkomstig de tweede alinea een verzoek tot een nieuw onderzoek indienen. Tevens wordt een bericht gepubliceerd waarin het feitelijke vervallen van de maatregelen uit hoofde van dit lid wordt aangekondigd.

3.

De noodzaak tot handhaving van maatregelen kan eveneens worden onderzocht, hetzij op initiatief van de Commissie, hetzij op verzoek van een lidstaat, hetzij, op voorwaarde dat sedert de instelling van de definitieve maatregel een redelijke termijn van ten minste één jaar is verstreken, op verzoek van een exporteur, een importeur of de producenten van de Unie, dat is gestaafd met voldoende bewijs van de noodzaak van een dergelijk tussentijds nieuw onderzoek.

Een tussentijds nieuw onderzoek wordt geopend wanneer het verzoek daartoe voldoende bewijs bevat dat handhaving van de maatregel niet langer noodzakelijk is om een einde te maken aan de dumping en/of dat het onwaarschijnlijk is dat de schade zal blijven bestaan of zich opnieuw zal voordoen indien de maatregel wordt ingetrokken of gewijzigd, dan wel dat de bestaande maatregel niet of niet langer toereikend is om de dumping en de daaruit voortvloeiende schade tegen te gaan.

Bij een overeenkomstig dit lid uitgevoerd onderzoek kan de Commissie onder meer nagaan, of de omstandigheden met betrekking tot dumping en schade ingrijpend zijn gewijzigd, dan wel of met de bestaande maatregelen het beoogde resultaat, namelijk het wegnemen van de eerder overeenkomstig artikel 3 vastgestelde schade, wordt bereikt. Dienaangaande wordt bij de definitieve vaststelling rekening gehouden met al het relevante, naar behoren gestaafde bewijsmateriaal.”

5 Artikel 13 van die verordening, „Ontwijking”, luidt in lid 1, eerste tot en met derde alinea:

„De overeenkomstig deze verordening ingestelde antidumpingrechten kunnen worden uitgebreid tot de invoer van al dan niet enigszins gewijzigde soortgelijke producten uit derde landen of van enigszins gewijzigde soortgelijke producten uit landen waarop maatregelen van toepassing zijn, of delen daarvan, wanneer er ontwijking van de geldende maatregelen plaatsvindt.

Antidumpingrechten die het op grond van artikel 9, lid 5, ingestelde residuele antidumpingrecht niet overschrijden, kunnen worden uitgebreid tot de invoer via ondernemingen waarvoor individuele rechten gelden in landen waarop maatregelen van toepassing zijn, wanneer er ontwijking van de geldende maatregelen plaatsvindt.

Ontwijking wordt omschreven als een verandering in de structuur van het handelsverkeer tussen derde landen en de Unie of tussen individuele ondernemingen in een land waarop maatregelen van toepassing zijn en de Unie als gevolg van praktijken, processen of werkzaamheden waarvoor, afgezien van de instelling van het recht, onvoldoende reden of economische rechtvaardiging bestaat en waarbij wordt bewezen dat er sprake is van schade of dat de corrigerende werking van het recht, gezien de prijzen en/of de hoeveelheden van het soortgelijke product, wordt ondermijnd, en dat dumping plaatsvindt ten aanzien van de voor de soortgelijke producten eerder vastgestelde normale waarden, eventueel overeenkomstig artikel 2.”

6 Artikel 14 van deze verordening, „Algemene bepalingen”, bepaalt in lid 1, eerste alinea, eerste volzin:

„Voorlopige of definitieve antidumpingrechten worden bij verordening ingesteld en door de lidstaten geïnd in de vorm, voor het bedrag en met inachtneming van de criteria die in die verordening zijn vermeld.”

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 999/2014

7 De overwegen 1, 2 en 44 tot en met 48 van uitvoeringsverordening (EU) nr. 999/2014 van de Commissie van 23 september 2014 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op ammoniumnitraat van oorsprong uit Rusland naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van verordening nr. 1225/2009 (PB 2014, L 280, blz. 19), luiden als volgt:

  • „(1) Bij verordening (EG) nr. 2022/95 [van de Raad van 16 augustus 1995 tot instelling van een definitief anti-dumpingrecht op de invoer van ammoniumnitraat van oorsprong uit Rusland (PB 1995, L 198, blz. 1)] heeft de Raad een definitief antidumpingrecht ingesteld op de invoer van ammoniumnitraat, ingedeeld onder de GN-codes 3102 30 90 en 3102 40 90, van oorsprong uit Rusland. Na een nieuw onderzoek, waaruit bleek dat het recht werd geabsorbeerd, zijn de maatregelen bij verordening (EG) nr. 663/98 [van de Raad van 23 maart 1998 tot wijziging van verordening nr. 2022/95 (PB 1998, L 93, blz. 1)] gewijzigd. Na een eerste nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen en een eerste tussentijds onderzoek overeenkomstig artikel 11, leden 2 en 3, van [verordening nr. 1225/2009] heeft de Raad bij verordening (EG) nr. 658/2002 [van 15 april 2002 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op ammoniumnitraat van oorsprong uit Rusland (PB 2002, L 102, blz. 1)] een definitief antidumpingrecht van 47,07 EUR per ton ingesteld op de invoer van ammoniumnitraat, ingedeeld onder de GN-codes 3102 30 90 en 3102 40 90, van oorsprong uit Rusland. Vervolgens is overeenkomstig artikel 11, lid 3, van verordening [nr. 1225/2009] een tussentijds onderzoek naar de productomschrijving uitgevoerd, en is bij verordening [nr. 945/2005] een definitief antidumpingrecht ingesteld van 41,42 tot 47,07 EUR per ton op vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten, momenteel ingedeeld onder de GN-codes 3102 30 90, 3102 40 90, 3102 29 00, ex31026000, ex31029000, ex31051000, ex31052010, ex31055100, ex31055900 en ex31059020, van oorsprong uit Rusland.

  • (2) Na een tweede nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen en een tweede tussentijds onderzoek overeenkomstig artikel 11, leden 2 en 3, van [verordening nr. 1225/2009], besloot de Raad bij verordening (EG) nr. 661/2008 [van 8 juli 2008 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op ammoniumnitraat van oorsprong uit Rusland naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, op grond van artikel 11, lid 2, en een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek, op grond van artikel 11, lid 3, van verordening (EG) nr. 384/96 (PB 2008, L 185, blz. 1)] de geldende maatregelen te handhaven. [...]

  • [...]

  • (44) Het betrokken product in dit nieuwe onderzoek is hetzelfde product als het product gedefinieerd in verordening [nr. 661/2008], d.w.z. vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten, ingedeeld onder de GN-codes 3102 30 90, 3102 40 90, ex31022900, ex31026000, ex31029000, ex31051000, ex31052010, ex31055100, ex31055900 en ex31059020, van oorsprong uit Rusland (hierna ‚AN’ of ‚het betrokken product’). [...]

  • (45) De belangrijkste grondstof bij de productie van AN is gas, dat 70 % tot 80 % van de totale productiekosten vertegenwoordigt. De uitbreiding van de productomschrijving in 2005 was bedoeld om ook ammoniumnitraat te omvatten, waaraan de voedingstoffen fosfor- en/of kalium werden toegevoegd, aangezien werd vastgesteld dat deze mengsels in wezen dezelfde fysische en chemische basiseigenschappen en dezelfde agronomische eigenschappen hadden.

  • (46) Opgemerkt dient te worden dat de GN-codes 3102 30 90 en 3102 40 90 (respectievelijk ‚ammoniumnitraat, ander dan in waterige oplossing’ en ‚mengsels van ammoniumnitraat en calciumcarbonaat of andere niet-vruchtbaarmakende anorganische stoffen met een stikstofgehalte van meer dan 28 gewichtspercenten’) AN kunnen omvatten dat voor industriële doeleinden wordt gebruikt (zoals de productie van explosieven) alsmede AN dat voor landbouwdoeleinden wordt gebruikt. Beide soorten hebben dezelfde technische en chemische eigenschappen, zijn makkelijk onderling verwisselbaar en worden beschouwd als het betrokken product.

  • (47) Na de mededeling van feiten en overwegingen stelden de vertegenwoordigers van de Russische autoriteiten dat de uitbreiding van de productomschrijving in 2005 niet in overeenstemming is met de antidumpingovereenkomst van de [Wereldhandelsorganisatie (WTO)] omdat er geen vaststelling van dumping, schade en oorzakelijk verband zou hebben plaatsgevonden met betrekking tot de aanvullende producten waarop de uitbreiding van 2005 betrekking heeft.

  • (48) Dit argument is ongegrond om de redenen die reeds zijn vermeld in overweging 22 en wordt daarom afgewezen.”

  • 8 Volgens artikel 1, lid 1, van die uitvoeringsverordening wordt er „een definitief antidumpingrecht ingesteld op vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten, momenteel ingedeeld onder de GN-codes [...] ex31052010 [...], van oorsprong uit Rusland”.

    9 Krachtens artikel 1, lid 2, onder c), van deze uitvoeringsverordening bedraagt het vaste bedrag van het recht (in EUR per ton) voor alle goederen die worden geproduceerd door andere dan de in artikel 1, lid 2, onder a) en b), genoemde ondernemingen (aanvullende Taric-code A999) 42,83 EUR per ton voor vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 en/of een kaliumgehalte berekend als K2O van 6 of meer doch minder dan 9 gewichtspercenten (GN-code 3105 20 10, Taric-code 50).

    Verordening nr. 945/2005

    10 De overwegingen 4, 6, 7, 16, 20 tot en met 23, 28, 35 en 37 van verordening nr. 945/2005 luiden als volgt:

  • „(4) Op 15 maart 2004 ontving de Commissie een verzoek, overeenkomstig artikel 11, lid 3, van [verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB 1996, L 56, blz. 1)], om het toepassingsgebied van de bestaande maatregelen opnieuw te bezien en nieuwe producttypen in de maatregelen op te nemen.

  • [...]

  • (6) In het verzoek werd verwezen naar nieuwe producttypen, namelijk meststoffen van ammoniumnitraat met een gehalte aan stikstof (‚N’) van meer dan 28 doch niet meer dan 33 gewichtspercenten, onder toevoeging daaraan, bijmenging daarin of verwerking daarin van ten hoogste 5 % P2O5-equivalent (nutriënt fosfor, ‚P’) en/of ten hoogste 5 % K2O-equivalent (nutriënt kalium, ‚K’). Deze producten worden hierna aangeduid als ‚in het verzoek genoemde nieuwe producttypen’.

  • (7) Er werd aangevoerd dat de in het verzoek genoemde nieuwe producttypen in wezen dezelfde fysieke en chemische basiskenmerken hebben als het betrokken product, en via dezelfde verkoopkanalen aan dezelfde eindgebruikers worden verkocht voor dezelfde doeleinden. Ook werd in het verzoek vermeld dat de nieuwe producttypen bij de invoer in de Gemeenschap worden ingedeeld onder de volgende GN-codes: 3105 10 00, 3105 20 10, 3105 20 90, 3105 51 00, 3105 59 00 en 3105 90 91.

  • [...]

    B. BETROKKEN PRODUCT VOLGENS DE OORSPRONKELIJKE VERORDENINGEN

  • (16) Het betrokken product is ammoniumnitraat, ingedeeld onder de GN-codes 3102 30 90 (ammoniumnitraat ander dan in waterige oplossing) en 3102 40 90 (mengsels van ammoniumnitraat en calciumcarbonaat of andere niet-vruchtbaarmakende anorganische stoffen met een N-gehalte van meer dan 28 gewichtsprocenten), van oorsprong uit Rusland en Oekraïne. Ammoniumnitraat is een vaste meststof op basis van stikstof die vaak in de landbouw wordt gebruikt. De meststof wordt vervaardigd van ammoniak en salpeterzuur en heeft in de vorm van prills of granules een N-gehalte van meer dan 28 gewichtsprocenten.

  • [...]

    C. RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

    [...]

    1. Chemische en fysieke eigenschappen en eindgebruiken van het betrokken product en van de in het verzoek genoemde nieuwe producttypen

  • (20) Het betrokken product wordt vervaardigd van ammoniak (NH3) en salpeterzuur (HNO3); de combinatie daarvan resulteert in ammoniumnitraat (NH4NO3, hierna ‚AN’ genoemd). Het N-gehalte van het betrokken product bedraagt meer dan 28 gewichtspercenten (het schommelt gewoonlijk tussen 33 % en 34 %). De verhouding tussen het AN-gehalte en het N-gehalte, die afhankelijk is van het atoomgewicht van de elementen, is 2,86. Aangezien het betrokken product meer dan 28 gewichtspercenten N bevat, is het AN-gehalte automatisch meer dan 80 gewichtspercenten (gewoonlijk tussen 94 en 97). Zoals vermeld in overweging 17 komen in het betrokken product ook marginale stoffen en/of nutriënten voor, waarvan het totale gehalte nooit meer kan zijn dan 20 gewichtspercenten, aangezien AN ten minste 80 % van het betrokken product uitmaakt.

  • (21) Er zijn twee belangrijke kenmerken voor de chemische samenstelling van het betrokken product: de uitdrukking van het N-gehalte en het totale N- en AN-gehalte. Het N-gehalte wordt uitgedrukt als nitraatstikstof (nitraation NO3-) en als ammoniumstikstof (ammoniumion NH4+); de verhouding tussen deze twee is 1:1. Het N-gehalte bedraagt altijd meer dan 28 gewichtspercenten en derhalve is het AN-gehalte, zoals eerder gezegd, altijd meer dan 80 gewichtspercenten.

  • (22) Ten aanzien van de in het verzoek genoemde nieuwe producttypen werd vastgesteld dat deze eveneens werden vervaardigd van ammoniak en salpeterzuur en dat het N-gehalte meer dan 28 en derhalve het AN-gehalte meer dan 80 gewichtspercenten bedroeg. Naast AN konden deze nieuwe producttypen ook marginale stoffen en/of nutriënten bevatten. Ook in deze producten werd het N-gehalte uitgedrukt als nitraatstikstof en ammoniakstikstof en was de verhouding daartussen ongeveer 1:1.

  • (23) De in het verzoek genoemde nieuwe producttypen hebben echter een bijkomend proces ondergaan, dat gericht is op toevoeging van primaire nutriënten [...] andere dan N, namelijk P en/of K, door de aanwezigheid waarvan het product een samengestelde meststof [...] wordt. Deze samengestelde meststof kan chemisch of door menging worden verkregen. Ondanks deze toevoeging van andere primaire nutriënten en ongeacht het voor deze omvorming gebruikte procédé (chemisch of menging) bleek dat daardoor de voornaamste chemische eigenschappen van het erin voorkomende AN, dat wil zeggen de uitdrukking van het N-gehalte en het totale gehalte aan N en AN, niet werden beïnvloed; deze waren meer dan 28 respectievelijk meer dan 80 gewichtspercenten.

  • [...]

  • (28) Derhalve werd geconcludeerd dat de in het verzoek genoemde nieuwe producttypen, vanuit chemisch en fysiek/agronomisch oogpunt, niet kunnen worden beschouwd als het betrokken product vanwege de aanwezigheid van andere primaire nutriënten dan N, namelijk P en/of K. Het betrokken product en de in het verzoek genoemde nieuwe producttypen waren echter identiek wat betreft AN-gehalte (voorzover dat ten minste 80 gewichtspercenten bedraagt), mogelijke marginale stoffen en nutriënten en voornaamste eindgebruiken. Derhalve moeten het AN-gehalte en de marginale stoffen en nutriënten van de in het verzoek genoemde nieuwe producttypen worden beschouwd als conform met die van het betrokken product.

  • [...]

    3. Conclusies

  • (35) In het licht van bovenstaande bevindingen luidt de conclusie dat alle nieuwe producttypen uitsluitend beschouwd moeten worden als betrokken product voor wat betreft hun AN-gehalte – voorzover dit meer bedraagt dan 80 gewichtspercenten – en marginale stoffen en nutriënten, maar niet wat de primaire nutriënten P en K betreft. Derhalve is proportionele toepassing van de bestaande maatregelen wenselijk, teneinde de bestaande maatregelen uitsluitend toe te passen op het gehalte van het betrokken product dat is verwerkt in alle nieuwe producttypen.

  • [...]

  • (37) Tot slot wordt geconcludeerd dat de beschrijving van het betrokken product die is opgenomen in de bepalingen van de oorspronkelijke verordeningen, moet worden verduidelijkt. De term ‚ammoniumnitraat’ moet worden vervangen door ‚vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten’, omdat verschillende meststoffen een AN-gehalte hebben van meer dan 80 gewichtspercenten en een N-gehalte, uitgedrukt als nitraatstikstof en ammoniakstikstof, van meer dan 28 gewichtspercenten [...] en omdat verwarring moet worden voorkomen tussen het betrokken product en het voornaamste bestanddeel daarvan (AN).”

  • 11 Overweging 20 van deze verordening bevat de volgende voetnoot:

  • „Het atoomgewicht van N bedraagt 14,0067, van H (waterstof) 1,00794 en van O (zuurstof) 15,9994. Het totale gewicht van AN is derhalve 80,04, waarvan 28,01 wordt vertegenwoordigd door N. De verhouding tussen AN en N komt overeen met 2,86.”

  • 12 Artikel 1, lid 1, van voornoemde verordening bepaalt:

    „1) Artikel 1, lid 1, van verordening (EG) nr. 658/2002 wordt vervangen door de volgende tekst:

    ‚1.

    Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op de invoer van vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten, vallende onder de GN-codes [...] ex31052010, [...], van oorsprong uit Rusland’.”

    Gecombineerde nomenclatuur

    13 De gecombineerde nomenclatuur (hierna: „GN”) maakt deel uit van bijlage 1 bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB 1987, L 256, blz. 1), zoals achtereenvolgens gewijzigd, voor zover relevant voor de in het hoofdgeding aan de orde zijnde periode, bij uitvoeringsverordening (EU) 2015/1754 van de Commissie van 6 oktober 2015 (PB 2015, L 285, blz. 1) en bij uitvoeringsverordening (EU) 2016/1821 van de Commissie van 6 oktober 2016 (PB 2016, L 294, blz. 1) (hierna: „verordening nr. 2658/87”).

    14 Deel 2 van de GN, „Tabel van de rechten”, Afdeling VI, „Producten van de chemische en van de aanverwante industrieën”, hoofdstuk 31, „Meststoffen”, bevat een tabel die, wat meer in het bijzonder post 3105 en de onderverdelingen daarvan betreft, als volgt is verwoord:

    3105

    Minerale of chemische meststoffen die twee of drie van de vruchtbaarmakende elementen stikstof, fosfor en kalium bevatten; andere meststoffen; producten bedoeld bij dit hoofdstuk, in tabletten of in dergelijke vormen, dan wel in verpakkingen met een brutogewicht van niet meer dan 10 kg:

    [...]

    [...]

    3105 20

    – minerale of chemische meststoffen die de drie vruchtbaarmakende elementen stikstof, fosfor en kalium bevatten

    3105 20 10

    – – met een gehalte aan stikstof van meer dan 10 gewichtspercenten, berekend op het droge kristalwatervrije product

    3105 20 90

    – – andere

    [...]

    [...]

    Geïntegreerd tarief van de Europese Gemeenschappen

    15 Artikel 2 van verordening nr. 2658/87, zoals gewijzigd en aangehaald in punt 13 van het onderhavige arrest, luidt:

    „De Commissie stelt een geïntegreerd tarief van de [Europese Unie], hierna ‚TARIC’ genoemd, vast dat zowel aan de vereisten van het gemeenschappelijk douanetarief als aan die van de statistieken van de buitenlandse handel, het handels- en landbouwbeleid en andere beleidsmaatregelen van de [Unie] in verband met de invoer en de uitvoer van goederen voldoet.

    Het geïntegreerd tarief is gebaseerd op de [GN] en omvat:

    1. de in deze verordening vastgestelde bepalingen;

    2. de aanvullende [Unie-]onderverdelingen, ‚TARIC-onderverdelingen’ genoemd, die noodzakelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van de in bijlage II vermelde specifieke maatregelen van de [Unie];

    [...]”

    16 Taric-code 3105201050 is als volgt verwoord: „Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 en een kaliumgehalte berekend als K2O van 6 of meer doch minder dan 9 gewichtspercenten”.

    17 Taric-code 3105201090 is als volgt gedefinieerd: „andere”.

    Hoofdgeding en prejudiciële vragen

    18 In de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2017 heeft Linas Agro, een in Litouwen gevestigde onderneming, op het Litouws grondgebied de meststof op basis van ammoniumnitraat NPK 30‑4-4 ingevoerd, met een stikstofgehalte van 30 gewichtspercenten, een fosforgehalte van 4 gewichtspercenten en een kaliumgehalte van 4 gewichtspercenten, geproduceerd door de Russische onderneming PAO „Dorogobuzh”. Linas Agro heeft de ingevoerde goederen in haar invoeraangiften vermeld onder Taric-code 3105209000 („andere minerale of chemische meststoffen die de drie vruchtbaarmakende elementen stikstof, fosfor en kalium bevatten”) of Taric-code 3105201090 („andere minerale of chemische meststoffen met een gehalte aan stikstof van meer dan 10 gewichtspercenten, berekend op het droge kristalwatervrije product”).

    19 Bij een controle heeft het Kauno teritorinė muitinė (douanekantoor van Kaunas, Litouwen; hierna: „douanekantoor”) op basis van de van de producent afkomstige kwaliteitscertificaten vastgesteld dat het stikstofgehalte van de in het hoofdgeding aan de orde zijnde meststof 30 gewichtspercenten bedroeg, dat wil zeggen meer dan 28 gewichtspercenten, en dat het fosfor- en kaliumgehalte elk meer dan 4 gewichtspercenten bedroeg. Het douanekantoor heeft bovendien laboratoriumonderzoeken laten uitvoeren, die bevestigden dat het stikstofgehalte meer dan 28 gewichtspercenten bedroeg.

    20 Daaruit heeft het douanekantoor op basis van de aanname in de overwegingen 21 tot en met 23 van verordening nr. 945/2005 afgeleid dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde meststof noodzakelijkerwijs een ammoniumnitraatgehalte van meer dan 80 gewichtspercenten had en dat deze, gelet op de aanwezigheid van andere primaire nutriënten (fosfor en kalium), onder Taric-code 3105201050 en aanvullende Taric-code A 999 viel.

    21 Het douanekantoor van Kaunas heeft derhalve op die meststof het overeenkomstige invoerrecht van 6,5 % en een definitief antidumpingrecht van 42,83 EUR per ton toegepast en heeft vastgesteld dat Linas Agro een bedrag van 496 302 EUR aan definitieve antidumpingrechten verschuldigd was, alsmede bedragen uit hoofde van de belasting over de toegevoegde waarde (btw), vertragingsrente en een geldboete.

    22 Het door Linas Agro bij de centrale belastingdienst ingediende bezwaar is afgewezen bij besluit van 16 november 2018.

    23 In dat besluit heeft de centrale belastingdienst ingestemd met de zienswijze van het douanekantoor. De centrale douanedienst heeft benadrukt dat het op grond van de aanname in de overwegingen 21 tot en met 23 van verordening nr. 945/2005 niet nodig was om aan de hand van laboratoriumtests het exacte gehalte aan ammoniumnitraat te bepalen, omdat dit gehalte werd aangenomen. De door de fabrikant van de in geding zijnde meststof overgelegde documenten, waarin de primaire nutriënten van de meststof en het gehalte daarvan werden vermeld, waren toereikend voor de indeling van die meststof en voor de toepassing van het overeenkomstige antidumpingrecht.

    24 Op 12 december 2018 heeft Linas Agro tegen dat besluit beroep ingesteld bij de Mokestinių ginčų komisija prie Lietuvos Respublikos Vyriausybės (commissie voor fiscale geschillen bij de regering van de Republiek Litouwen). In het kader van haar beroep betwist Linas Agro weliswaar niet dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde meststof een gehalte van de primaire nutriënt stikstof van 30 gewichtspercenten heeft, maar voert zij aan dat het loutere feit dat het stikstofgehalte meer dan 28 gewichtspercenten bedraagt niet noodzakelijkerwijs met zich meebrengt dat de meststof een ammoniumnitraatgehalte van meer dan 80 gewichtspercenten heeft en dat deze terecht werd ingedeeld onder Taric-code 3105201050. Het aandeel ammoniumnitraat in de meststof kan immers niet uitsluitend op basis van de verhouding tussen het ammoniumnitraatgehalte en het stikstofgehalte, zoals aangeduid in de overwegingen van verordening nr. 945/2005, worden bepaald. Linas Agro benadrukt dat deze overwegingen geen bindende rechtskracht hebben, zodat de centrale belastingdienst zonder rechtsgrondslag een besluit heeft vastgesteld door zich niet te baseren op uit laboratoriumtests voortvloeiende feitelijke gegevens, maar op de in die overwegingen vermelde aannames over het ammoniumnitraatgehalte van samengestelde meststoffen zoals die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn.

    25 Linas Agro betwist ook de uitlegging die de centrale belastingdienst heeft gegeven aan de overwegingen van verordening nr. 945/2005, waarbij zij opmerkt dat de term „betrokken product” in overweging 17 niet ziet op een samengestelde meststof zoals die welke in het hoofdgeding aan de orde is, maar op ammoniumnitraat. Hieruit volgt dat niet de hoeveelheid stikstof in het totale gewicht van de samengestelde meststof moet worden gemeten, maar alleen de stikstof in het ammoniumnitraat dat die meststof bevat.

    26 Daarop heeft de Mokestinių ginčų komisija prie Lietuvos Respublikos Vyriausybės de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld:

    • Moeten de verklaringen zoals uiteengezet in de overwegingen van verordening nr. 945/2005, en met name in de overwegingen 20 tot en met 23, dat als ‚het betrokken product meer dan 28 gewichtspercenten N bevat, [...] het AN-gehalte automatisch meer dan 80 gewichtspercenten [is]’ worden begrepen als een vaste aanname op basis waarvan kan worden geconcludeerd dat wanneer het betrokken product (meststof op basis van ammoniumnitraat) een stikstofgehalte (N) van 28 gewichtspercenten of meer heeft, het ammoniumnitraatgehalte (AN) altijd meer dan 80 gewichtspercenten bedraagt?

    • Is deze aanname van toepassing op de nieuwe producttypen die zijn gespecificeerd in verordening nr. 945/2005, dat wil zeggen op NPK-meststoffen met een stikstofgehalte (N) dat gelijk is aan of hoger dan 28 gewichtspercenten, met een verhouding tussen ammoniumstikstof en nitraatstikstof van ongeveer 1:1 en met een totaal fosfor- (P) en kaliumgehalte (K) van niet meer dan 12 gewichtspercenten, zoals de in het onderhavige geschil aan de orde zijnde meststof NPK 30‑4-4?

    • Indien de voorgaande vragen bevestigend worden beantwoord, is de bovengenoemde aanname in verordening nr. 945/2005 juridisch bindend, dat wil zeggen, kan hierop worden gesteund bij de indeling in de Taric-codes van NPK-meststoffen als gespecificeerd [in de tweede vraag] en, dienovereenkomstig, bij de toepassing van de geldende maatregelen (antidumpingrechten), ondanks het feit dat artikel 1, leden 1 en 3, van verordening nr. 945/2005 [en artikel 1, lid 1, en artikel 1, lid 2, onder c), van verordening nr. 999/2014, die ten tijde van de litigieuze invoer van kracht was] het opleggen van definitieve antidumpingrechten niet koppelen aan het gehalte van het chemische element stikstof (N) in een product, maar aan het gehalte van de chemische verbinding ammoniumnitraat (AN) en aan het fosfor- en kaliumgehalte in een product?

    • Kan met het oog op de indeling in Taric-codes van de in [de tweede vraag] bedoelde NPK-meststoffen en, dienovereenkomstig, met het oog op de toepassing van de geldende maatregelen (antidumpingrechten) – rekening houdend met de doelstellingen zoals uiteengezet in de overwegingen 35 en 36 van verordening nr. 945/2005 om de bestaande maatregelen toe te passen op nieuwe producttypen op basis van het evenredigheidsbeginsel en om de douaneprocedure en de toepassing van de passende rechten, die overeenkomen met het gehalte van het betrokken product dat is verwerkt in de samengestelde meststoffen, te vereenvoudigen – bij de berekening (bepaling) van het gehalte ammoniumnitraat (AN) van dergelijke meststoffen worden gesteund op de aanname als bedoeld in [de eerste vraag]? Met andere woorden, wordt, na de vaststelling van het stikstofgehalte (N) in de [in de tweede vraag bedoelde] NPK-meststoffen [...] (op basis van de door de importeur overgelegde documenten op het moment van de inklaring of tijdens laboratoriumtests), het gehalte ammoniumnitraat (AN) berekend (bepaald) gelet op de verhouding tussen het gehalte ammoniumnitraat (AN) en het stikstofgehalte (N) als gedefinieerd in overweging 20 van verordening nr. 945/2005, die afhankelijk is van het atoomgewicht van de elementen en 2,86 is, zonder dat aanvullende laboratoriumtests worden uitgevoerd om het exacte gehalte ammoniumnitraat (AN) te bepalen?”

    Beantwoording van de prejudiciële vragen

    27 Vooraf moet in de eerste plaats worden vastgesteld dat verordening nr. 945/2005, waarover de verwijzende rechter het Hof om uitlegging vraagt, verordening nr. 658/2002 (hierna: „oorspronkelijke verordening”) heeft gewijzigd en de omschrijving heeft gepreciseerd van het product waarop de bij de oorspronkelijke verordening ingestelde maatregelen betrekking hadden. Deze maatregelen zijn vervolgens achtereenvolgens gehandhaafd bij verordening nr. 661/2008 en uitvoeringsverordening nr. 999/2014, waarin de omschrijving van het betrokken product zoals gepreciseerd in verordening nr. 945/2005 telkens is overgenomen. Hieruit volgt dat uitvoeringsverordening nr. 999/2014 weliswaar de ratione temporis op het hoofdgeding toepasselijke antidumpingverordening is, maar verordening nr. 945/2005 relevant blijft voor de uitlegging daarvan.

    28 In de tweede plaats heeft het Gerecht bij arrest van 10 september 2008, JSC Kirovo-Chepetsky Khimichesky Kombinat/Raad (T‑348/05, niet gepubliceerd, EU:T:2008:327 ), zoals uitgelegd in het arrest van het Gerecht van 9 juli 2009, JSC Kirovo-Chepetsky Khimichesky Kombinat/Raad, (T‑348/05 INTP, niet gepubliceerd, EU:T:2009:261 ), verordening nr. 945/2005 nietig verklaard voor zover deze betrekking heeft op JSC Kirovo-Chepetsky Khimichesky Kombinat, wegens schending van artikel 11, lid 3, van verordening nr. 384/96. Deze verordening is definitief geworden voor de andere producenten en exporteurs van het betrokken product, zoals Dorogobuzh, omdat zij niet binnen de in artikel 230, lid 5, EG gestelde termijn om nietigverklaring ervan hebben verzocht.

    29 In het licht van deze overwegingen moeten de prejudiciële vragen worden onderzocht.

    30 Met deze vragen, die gezamenlijk dienen te worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in essentie te vernemen of artikel 1 van uitvoeringsverordening nr. 999/2014, gelezen in het licht van de overwegingen 20 tot en met 23 van verordening nr. 945/2005, aldus moet worden uitgelegd dat bij een meststof op basis van ammoniumnitraat met een stikstofgehalte van meer dan 28 gewichtspercenten, een verhouding tussen ammoniumstikstof en nitraatstikstof van ongeveer 1:1 en een totaal fosfor- en kaliumgehalte van niet meer dan 12 gewichtspercenten, de aanname geldt dat deze meststof een ammoniumnitraatgehalte van meer dan 80 gewichtspercenten heeft voor de heffing van het bij dit artikel ingestelde definitieve antidumpingrecht, zonder dat een laboratoriumtest hoeft te worden verricht om het exacte ammoniumnitraatgehalte te bepalen.

    31 Bij artikel 1 van uitvoeringsverordening nr. 999/2014 is een definitief antidumpingrecht ingesteld op de invoer van vaste meststoffen uit Rusland met een ammoniumnitraatgehalte van meer dan 80 gewichtspercenten, ingedeeld onder de in dat artikel genoemde GN-codes.

    32 Linas Agro betoogt in essentie dat deze verordening niet van toepassing is op de in het hoofdgeding aan de orde zijnde meststof, aangezien deze meststof een ammoniumnitraatgehalte van niet meer dan 80 gewichtspercenten heeft, ondanks een stikstofgehalte van meer dan 28 gewichtspercenten.

    33 In dit verband moet in de eerste plaats worden onderzocht of kan worden aangenomen dat het ammoniumnitraatgehalte van een meststof zoals aan de orde in het hoofdgeding meer dan 80 gewichtspercenten bedraagt wanneer deze een stikstofgehalte van meer dan 28 gewichtspercenten heeft.

    34 Zoals blijkt uit overweging 1 van uitvoeringsverordening nr. 999/2014 is de omschrijving van de producten waarop deze verordening van toepassing is, met name het resultaat van de preciseringen dienaangaande in verordening nr. 945/2005. Zo volgt uit overweging 16 van laatstgenoemde verordening dat het betrokken product volgens de oorspronkelijke verordening ammoniumnitraat was, een vaste meststof op basis van stikstof die vaak in de landbouw wordt gebruikt, die wordt vervaardigd van ammoniak en salpeterzuur en die een stikstofgehalte van meer dan 28 gewichtspercenten heeft. Ook wordt in de overwegingen 4 en 6 van die verordening uiteengezet dat de Commissie een verzoek overeenkomstig artikel 11, lid 3, van verordening nr. 384/96 had ontvangen om het toepassingsgebied van de bestaande maatregelen opnieuw te bezien en nieuwe producttypen in de maatregelen op te nemen. Deze nieuwe producttypen werden omschreven als meststoffen van ammoniumnitraat met een stikstofgehalte van meer dan 28 doch niet meer dan 33 gewichtspercenten, onder toevoeging daaraan, bijmenging daarin of verwerking daarin van ten hoogste 5 % P2O5-equivalent en/of ten hoogste 5 % K2O-equivalent.

    35 Aldus bevatten de overwegingen 20 tot en met 23 van verordening nr. 945/2005 bepaalde preciseringen over de chemische en fysieke eigenschappen en de eindgebruiken van zowel het betrokken product in de zin van de oorspronkelijke verordening als de nieuwe producttypen waarop de antidumpingmaatregelen van toepassing zijn.

    36 In deze overwegingen wordt uiteengezet dat het betrokken product, in de zin van de oorspronkelijke verordening, wordt vervaardigd van ammoniak en salpeterzuur, waarvan de combinatie resulteert in ammoniumnitraat. Er zijn twee belangrijke kenmerken voor de chemische samenstelling ervan: de uitdrukking van het stikstofgehalte alsmede het totale stikstof- en ammoniumnitraatgehalte. Het stikstofgehalte wordt uitgedrukt als nitraatstikstof (nitraation NO3-) en als ammoniumstikstof (ammoniumion NH4+), en de verhouding tussen deze twee is ongeveer 1:1. Verder bedraagt het stikstofgehalte altijd meer dan 28 gewichtspercenten. De verhouding tussen ammoniumnitraat en stikstof is 2,86 en kan worden verklaard door het atoomgewicht van de elementen. Het atoomgewicht van stikstof bedraagt 14,0067, dat van waterstof 1,00794 en dat van zuurstof 15,9994. Het totale gewicht van ammoniumnitraat is derhalve 80,04, waarvan 28,01 wordt vertegenwoordigd door stikstof. Aangezien het stikstofgehalte van het betrokken product altijd meer dan 28 gewichtspercenten bedraagt, is het ammoniumnitraatgehalte derhalve altijd meer dan 80 gewichtspercenten. Het betrokken product, in de zin van de oorspronkelijke verordening, bevat ook marginale stoffen en/of nutriënten, waarvan het totale gehalte nooit meer kan zijn dan 20 gewichtspercenten aangezien ammoniumnitraat ten minste 80 % van het betrokken product uitmaakt.

    37 Met andere woorden, de oorspronkelijke verordening was gebaseerd op de premisse dat wanneer het betrokken product in de zin van die verordening een stikstofgehalte van meer dan 28 gewichtspercenten heeft, kan worden aangenomen dat het ammoniumnitraatgehalte meer dan 80 gewichtspercenten bedraagt, aangezien de stikstof in een dergelijk product afkomstig is van het ammoniumnitraat.

    38 Uit overweging 6 van verordening nr. 945/2005 blijkt dat in het verzoek om een nieuw onderzoek werd verwezen naar nieuwe producttypen, namelijk meststoffen van ammoniumnitraat met een gehalte aan stikstof van meer dan 28 doch niet meer dan 33 gewichtspercenten, onder toevoeging daaraan, bijmenging daarin of verwerking daarin van ten hoogste 5 % P2O5-equivalent (nutriënt fosfor, P) en/of ten hoogste 5 % K2O-equivalent (nutriënt kalium, K).

    39 De in punt 37 van het onderhavige arrest vermelde aanname geldt evenwel ook voor deze nieuwe producttypen. Vastgesteld werd immers dat het stikstofgehalte van deze nieuwe producttypen hoger was dan 28 gewichtspercenten en dat derhalve het ammoniumnitraatgehalte ervan meer dan 80 gewichtspercenten bedroeg. Ook in deze producten werd het stikstofgehalte uitgedrukt als nitraatstikstof en ammoniakstikstof, en was de verhouding daartussen ongeveer 1:1.

    40 Ondanks de toevoeging van andere primaire nutriënten en ongeacht het voor deze omvorming gebruikte procédé (chemisch of menging) bleek dat het proces dat deze nieuwe producttypen hebben ondergaan, de voornaamste chemische eigenschappen van het erin voorkomende ammoniumnitraat – dat wil zeggen de uitdrukking van het stikstofgehalte en het totale gehalte aan stikstof en ammoniumnitraat – niet heeft beïnvloed; deze waren meer dan 28 respectievelijk meer dan 80 gewichtspercenten.

    41 Derhalve werd in overweging 35 van verordening nr. 945/2005 geconcludeerd dat alle nieuwe producttypen moeten worden beschouwd als betrokken product in de zin van de oorspronkelijke verordening uitsluitend voor wat betreft hun ammoniumnitraatgehalte, voor zover dit meer bedraagt dan 80 gewichtspercenten. In overweging 37 werd geconcludeerd dat de beschrijving van het product die is opgenomen in de bepalingen van de oorspronkelijke verordening moest worden verduidelijkt, omdat verschillende meststoffen een ammoniumnitraatgehalte hebben van meer dan 80 gewichtspercenten en een stikstofgehalte, uitgedrukt als nitraatstikstof en ammoniakstikstof, van meer dan 28 gewichtspercenten, en omdat verwarring moet worden voorkomen tussen het betrokken product en het voornaamste bestanddeel daarvan, ammoniumnitraat. Om die reden is krachtens artikel 1 van verordening nr. 945/2005 de term „ammoniumnitraat” in artikel 1, lid 1, van de oorspronkelijke verordening vervangen door de uitdrukking „vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten”. Deze omschrijving van het betrokken product is woordelijk overgenomen in de latere verordeningen tot instelling van een antidumpingrecht, in het bijzonder in uitvoeringsverordening nr. 999/2014.

    42 Hieruit volgt dat, anders dan Linas Agro aanvoert, de aanname in de overwegingen 20 tot en met 23 van verordening nr. 945/2005 niet alleen geldt voor het betrokken product in de zin van de oorspronkelijke verordening, maar ook voor de nieuwe producttypen, zodat artikel 1 van uitvoeringsverordening nr. 999/2014, gelezen in het licht van die overwegingen 20 tot en met 23, niet aldus kan worden uitgelegd dat het zich ertegen verzet dat ingeval het stikstofgehalte van een meststof van ammoniumnitraat meer dan 28 gewichtspercenten bedraagt, de aanname geldt dat die meststof een ammoniumnitraatgehalte van meer dan 80 gewichtspercenten heeft voor de tariefindeling ervan en voor de heffing van een antidumpingrecht krachtens die uitvoeringsverordening.

    43 In de tweede plaats moet desalniettemin worden gepreciseerd dat een dergelijke aanname weerlegbaar is.

    44 In dit verband moet in herinnering worden gebracht dat volgens artikel 14, lid 1, van de basisverordeningen antidumpingrechten bij verordening worden ingesteld en door de lidstaten worden geïnd in de vorm, voor het bedrag en met inachtneming van de criteria die in die verordening zijn vermeld. Op een product kan slechts een recht worden geheven wanneer het is ingedeeld onder de in een antidumpingverordening neergelegde GN-code en daarnaast alle kenmerken van het betrokken product bezit (zie in die zin arrest van 18 april 2013, Steinel Vertrieb, C‑595/11, EU:C:2013:251, punten 30 en 31 ).

    45 Uit de duidelijke bewoordingen van artikel 1 van uitvoeringsverordening nr. 999/2014 en de daarin opgenomen Taric-codes volgt dat het doorslaggevende criterium voor de tariefindeling en voor de heffing van het antidumpingrecht het daadwerkelijke ammoniumnitraatgehalte van de ingevoerde meststof is, en niet het op basis van het stikstofgehalte aangenomen ammoniumnitraatgehalte. De in de overwegingen 20 tot en met 23 van verordening nr. 945/2005 geformuleerde aanname kan derhalve niet worden gehandhaafd indien het bewijs wordt geleverd dat de betrokken meststof, ondanks een stikstofgehalte van meer dan 28 gewichtspercenten, in werkelijkheid een ammoniumnitraatgehalte van niet meer dan 80 gewichtspercenten heeft.

    46 Elke andere uitlegging van uitvoeringsverordening nr. 999/2014, in het licht van verordening nr. 945/2005, zou tot gevolg hebben dat de toepassing van antidumpingmaatregelen wordt uitgebreid tot meststoffen die niet vallen onder de omschrijving van de producten waarop eerstgenoemde verordening betrekking heeft. In dit verband dient in herinnering te worden gebracht dat uitbreiding van de toepassing van antidumpingrechten tot andere producten dan die waarop een antidumpingverordening betrekking heeft, onverenigbaar is met het doel en de systematiek van de basisverordeningen (zie naar analogie arrest van 18 april 2013, Steinel Vertrieb, C‑595/11, EU:C:2013:251, punt 43 ).

    47 In de derde plaats dient ter beantwoording van de vragen van de verwijzende rechter over de bewijsmiddelen ter weerlegging van deze aanname, zoals een laboratoriumtest, in herinnering te worden gebracht dat volgens vaste rechtspraak bij ontbreken van een Unieregeling ter zake het een aangelegenheid van de interne rechtsorde van elke lidstaat is om de procedureregels vast te stellen voor beroepen die worden ingesteld ter bescherming van de rechten die de justitiabelen aan het Unierecht ontlenen, mits het gelijkwaardigheids- en het doeltreffendheidsbeginsel worden geëerbiedigd (zie in die zin arrest van 13 maart 2007, Unibet, C‑432/05, EU:C:2007:163, punten 39 en 82 ).

    48 Het staat dus aan de verwijzende rechter om op grond van de nationale procedureregels te beoordelen of de door Linas Agro overgelegde bewijzen de aanname in de overwegingen 20 tot en met 23 van verordening nr. 945/2005 kunnen weerleggen en, in voorkomend geval, of een laboratoriumtest moet worden uitgevoerd om het daadwerkelijke ammoniumnitraatgehalte van de in het hoofdgeding aan de orde zijnde meststof vast te stellen.

    49 Uit het voorgaande volgt dat artikel 1 van uitvoeringsverordening nr. 999/2014, gelezen in het licht van de overwegingen 20 tot en met 23 van verordening nr. 945/2005, aldus moet worden uitgelegd dat bij een meststof op basis van ammoniumnitraat met een stikstofgehalte van meer dan 28 gewichtspercenten, een verhouding tussen ammoniumstikstof en nitraatstikstof van ongeveer 1:1 en een totaal fosfor- en kaliumgehalte van niet meer dan 12 gewichtspercenten, behoudens bewijs van het tegendeel de aanname geldt dat deze meststof een ammoniumnitraatgehalte van meer dan 80 gewichtspercenten heeft voor de heffing van het bij dit artikel ingestelde definitieve antidumpingrecht, zonder dat een laboratoriumtest hoeft te worden verricht om het exacte ammoniumnitraatgehalte te bepalen.

    Kosten

    50 Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

    Het Hof (Negende kamer) verklaart voor recht:

    Artikel 1 van uitvoeringsverordening (EU) nr. 999/2014 van de Commissie van 23 september 2014 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op ammoniumnitraat van oorsprong uit Rusland naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van verordening (EG) nr. 1225/2009, gelezen in het licht van de overwegingen 20 tot en met 23 van verordening (EG) nr. 945/2005 van de Raad van 21 juni 2005 tot wijziging van verordening (EG) nr. 658/2002 tot instelling van het definitieve antidumpingrecht op de invoer van ammoniumnitraat van oorsprong uit Rusland en tot wijziging van verordening (EG) nr. 132/2001 tot instelling van definitieve antidumpingrechten op ammoniumnitraat uit onder andere Oekraïne, naar aanleiding van een gedeeltelijk herzieningsonderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van verordening (EG) nr. 384/96, moet aldus worden uitgelegd dat bij een meststof op basis van ammoniumnitraat (AN) met een stikstofgehalte (N) van meer dan 28 gewichtspercenten, een verhouding tussen ammoniumstikstof en nitraatstikstof van ongeveer 1:1 en een totaal fosfor- en kaliumgehalte van niet meer dan 12 gewichtspercenten, behoudens bewijs van het tegendeel de aanname geldt dat deze meststof een ammoniumnitraatgehalte (AN) van meer dan 80 gewichtspercenten heeft voor de heffing van het bij dit artikel ingestelde definitieve antidumpingrecht, zonder dat een laboratoriumtest hoeft te worden verricht om het exacte ammoniumnitraatgehalte te bepalen.

    ondertekeningen