betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Curte de Apel Alba Iulia (rechter in tweede aanleg Alba Iulia, Roemenië) bij beslissing van 9 oktober 2019, ingekomen bij het Hof op 5 november 2019, in de procedure
Hoofdgeding en prejudiciële vraag
23
Flavourstream heeft een partij goederen uit Canada ingevoerd in de Europese Unie. Daarbij ging het om drie containers met 3 300 kg waterige oplossing die wordt verkregen door thermische ontbinding van in de levensmiddelenindustrie gebruikte dextrose en wordt verhandeld onder de naam „AURIC GMO FREE”. Op 5 juni 2015 heeft die vennootschap deze goederen, met het oog op het in het vrije verkeer brengen ervan, bij het douanekantoor te Sibiu aangegeven als goederen vallende onder GN-postonderverdeling 1702 90 95, waaronder „andere” suikers vallen als bedoeld in tariefpost 1702, die niet onder andere postonderverdelingen zijn ingedeeld en waarvoor een douanerecht van 0,4 EUR per 100 kg geldt.
24
De voor dit product verschuldigde douanerechten werden berekend op basis van deze postonderverdeling.
25
Naar aanleiding van een controle waren de douaneautoriteiten, op basis van laboratoriumanalyses die zijn bevestigd door analysecertificaten van het in het hoofdgeding aan de orde zijnde product, van mening dat dit product onder GN-postonderverdeling 2912 49 00 viel, die „andere” aldehydealcoholen, aldehyde-ethers, aldehydefenolen en aldehyden met andere zuurstofhoudende groepen omvat, die niet onder andere postonderverdelingen zijn ingedeeld. Bijgevolg hebben deze autoriteiten op 22 april 2016 een herzieningsbesluit vastgesteld, waarbij zij de van Flavourstream gevorderde douanerechten en btw, vermeerderd met vertragingsrente en boetes, hebben herzien voor een totaalbedrag van 102 079 Roemeense lei (RON) (ongeveer 23 500 EUR) (hierna: „besluit van 22 april 2016”).
26
Bij besluit van 30 augustus 2016 heeft de Direcţia Generală Regională a Finanţelor Publice Braşov het door Flavourstream tegen het besluit van 22 april 2016 gemaakte bezwaar afgewezen.
27
Flavourstream heeft tegen de besluiten van 22 april en 30 augustus 2016 beroep ingesteld bij de Tribunal Sibiu (rechter in eerste aanleg Sibiu, Roemenië). Deze rechter heeft die besluiten nietig verklaard en geoordeeld dat de vennootschap het in het besluit van 22 april 2016 vermelde bedrag niet hoefde te betalen, omdat deze vennootschap het in het hoofdgeding aan de orde zijnde product terecht had aangegeven als vallend onder GN-postonderverdeling 1702 90 95 en de indeling van dit product onder GN-postonderverdeling 2912 49 00 door de bevoegde autoriteiten dus onjuist was.
28
De verwijzende rechter, bij wie hoger beroep is ingesteld tegen het vonnis van de Tribunal Sibiu, licht om te beginnen toe dat volgens Flavourstream acetaldehydehydroxide een essentieel bestanddeel vormt om een levensmiddel het aroma en de textuur van gegrilde voeding, alsook een bruine kleur te geven. Het levensmiddel waarop dit product wordt toegepast, ziet er na het braden uit alsof het vóór de bereiding ervan met suiker zou zijn behandeld. Dit product, waarin de suiker reeds is ontbonden, vermindert enkel de verwerkingstijd van levensmiddelen. Door het in het hoofdgeding aan de orde zijnde product als inferieure suiker te gebruiken in de levensmiddelenverwerkende industrie, valt het binnen de werkingssfeer van verordening nr. 1334/2008.
29
Voorts zet de verwijzende rechter uiteen dat het eindproduct, te weten acetaldehydehydroxide, volgens de bevoegde douaneautoriteiten niet kan worden ingedeeld onder GN-postonderverdeling 1702 90 95, waaronder de basisstof van dit product, te weten glucose, valt, aangezien het eindproduct volledig verschilt van deze basisstof als gevolg van de twee onomkeerbare verwerkingsfasen waaraan die basisstof werd onderworpen. Evenzo kan het in het hoofdgeding aan de orde zijnde product, aangezien het geen suiker bevat, niet worden ingedeeld onder deze postonderverdeling, waaronder producten vallen die in droge toestand 50 gewichtspercenten fructose bevatten. Dit product moet volgens die autoriteiten dan ook worden ingedeeld onder GN-postonderverdeling 2912 49 00.
30
Daarop heeft de Curte de Apel Alba Iulia (rechter in tweede aanleg Alba Iulia, Roemenië) de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag:
„Moet de gecombineerde nomenclatuur in bijlage I bij verordening nr. 2658/87, zoals gewijzigd bij uitvoeringsverordening (EU) 2016/1821 van de Commissie van 6 oktober 2016 (PB 2016, L 294, blz.1), aldus worden uitgelegd dat het in het [hoofdgeding] aan de orde zijnde product ,AURIC GMO FREE’ onder tariefpostonderverdeling 1702 90 95 of onder postonderverdeling 2912 49 00 valt?”
Beantwoording van de prejudiciële vraag
31
Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of de GN aldus moet worden uitgelegd dat een waterige oplossing die wordt verkregen door thermische ontbinding van dextrose en die onder meer bestaat uit aldehyden en in water oplosbare ketonen, onder GN-postonderverdeling 1702 90 95 valt, die met name betrekking heeft op invertsuiker en andere suiker en suikerstropen die in droge toestand 50 gewichtspercenten fructose bevatten en die niet zijn ingedeeld onder andere postonderverdelingen van GN-post 1702, dan wel onder GN-postonderverdeling 2912 49 00, die betrekking heeft op „andere” aldehydealcoholen, aldehyde-ethers, aldehydefenolen en aldehyden met andere zuurstofhoudende groepen.
32
Aangezien uitvoeringsverordening nr. 2016/1821, waarop de prejudiciële vraag betrekking heeft, pas op 1 januari 2017 in werking is getreden, terwijl de in het hoofdgeding aan de orde zijnde invoer heeft plaatsgevonden in 2015, is de op het hoofdgeding toepasselijke versie van de GN die welke voortvloeit uit uitvoeringsverordening nr. 1101/2014, vastgesteld op 16 oktober 2014 en in werking getreden op 1 januari 2015. Deze versie komt in wezen overeen met die welke voortvloeit uit de door de verwijzende rechter aangehaalde verordening.
33
Om te beginnen zij eraan herinnerd dat wanneer het Hof een prejudiciële vraag krijgt voorgelegd op het gebied van de tariefindeling, het veeleer tot taak heeft de nationale rechter de criteria aan te reiken aan de hand waarvan hij de betrokken producten correct in de GN kan indelen, dan zelf deze indeling te verrichten, temeer daar het Hof niet altijd over de daarvoor noodzakelijke gegevens beschikt [zie in die zin arrest van
30 april 2020, DHL Logistics (Slovakia), C‑810/18, EU:C:2020:336, punt 24
en aldaar aangehaalde rechtspraak].
34
Volgens de algemene regels voor de interpretatie van de GN zijn de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken van deze nomenclatuur bepalend voor de indeling van goederen. Het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen moet in het belang van de rechtszekerheid en van gemakkelijke controle in de regel worden gezocht in de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan, zoals deze in de bewoordingen van de GN‑post en in de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken zijn omschreven. De bestemming van het product kan een objectief indelingscriterium zijn, wanneer die bestemming inherent is aan dit product en de inherentie kan worden beoordeeld aan de hand van de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan (zie in die zin arrest van
2 mei 2019, Onlineshop, C‑268/18, EU:C:2019:353, punten 27‑29
en aldaar aangehaalde rechtspraak).
35
De betrokken GN-postonderverdelingen moeten in het licht van deze rechtspraak worden uitgelegd.
36
Wat in de eerste plaats GN-postonderverdeling 1702 90 betreft, die betrekking heeft op „andere [suikers], daaronder begrepen invertsuiker en andere suiker en suikerstropen die in droge toestand 50 gewichtspercenten fructose bevatten”, die niet zijn ingedeeld onder andere postonderverdelingen van GN-post 1702, is de indeling van een product onder deze postonderverdeling onderworpen aan de uit de tekst zelf ervan voortvloeiende voorwaarde dat dit product in droge toestand 50 gewichtspercenten fructose bevat.
37
In casu blijkt uit de verwijzingsbeslissing dat het in het hoofdgeding aan de orde zijnde product een waterig mengsel van chemische producten is waaronder met name aldehyden en in water oplosbare ketonen die uit monosacchariden – natuurlijke zoetstoffen – zijn verkregen door een reactie van enzymatische oxidatie of door een thermische reactie. Dit product wordt in de levensmiddelenindustrie gebruikt als kleurstof of rookaroma. Bovendien blijkt uit het dossier waarover het Hof beschikt dat dit product minder dan 1 % glucose en sacharose bevat, wat neerkomt op een suikergehalte in droge toestand van minder dan 1,6 gewichtspercenten.
38
Hieruit volgt dat het in het hoofdgeding aan de orde zijnde product, aangezien het in droge toestand niet 50 gewichtspercenten fructose bevat, niet voldoet aan de voorwaarde om onder GN-postonderverdeling 1702 90 en dus onder postonderverdeling 1702 90 95 ervan te worden ingedeeld.
39
Aan deze conclusie wordt niet afgedaan door het argument dat het in het hoofdgeding aan de orde zijnde product wordt gebruikt als „inferieure suiker” in de levensmiddelenverwerkende industrie en dat het levensmiddel waarvoor het wordt gebruikt, na het braden eruitziet alsof het vóór de bereiding ervan met suiker zou zijn behandeld.
40
Ook al wordt het in het hoofdgeding aan de orde zijnde product in de levensmiddelenverwerkende industrie als „inferieure suiker” beschouwd, deze omstandigheid volstaat op zich immers niet om te concluderen dat dit product onder GN-postonderverdeling 1702 90 95 valt, aangezien het in droge toestand niet 50 gewichtspercenten fructose bevat, hetgeen een voorwaarde is om te worden ingedeeld onder die postonderverdeling.
41
Bovendien geeft het feit dat het in het hoofdgeding aan de orde zijnde product in voorkomend geval als aroma of ander voedselingrediënt met aromatiserende eigenschappen onder verordening nr. 1334/2008 valt, geen enkele aanwijzing over de vraag of het onder GN-postonderverdeling 1702 90 95 moet worden ingedeeld, aangezien de definities van aroma’s en andere voedselingrediënten met aromatiserende eigenschappen als bedoeld in artikel 3, lid 2, onder a), i) en ii), van die verordening geen suikergehalte voorschrijven.
42
Hieraan moet worden toegevoegd dat verordening nr. 1333/2008 „karamel” (E 150a) vermeldt als levensmiddelenadditief in deel B, punt 1, met als opschrift „Kleurstoffen”, waarbij het gaat om „producten van min of meer bruine kleur, bestemd voor kleuring”, met de precisering dat „[d]eze naam [...] niet overeen[komt] met het zoete aromatische product dat wordt verkregen door verhitting van suiker en als aroma voor levensmiddelen (bv. suikerwerk, gebak, alcoholhoudende dranken) wordt gebruikt”. Het feit dat het in het hoofdgeding aan de orde zijnde product volgens de aanwijzingen in de verwijzingsbeslissing onder deze definitie valt, vormt veeleer een aanwijzing dat dit product niet onder hoofdstuk 17 van de GN valt, en dus niet kan worden ingedeeld onder „karamel” waarop postonderverdeling 1702 90 onder meer betrekking heeft.
43
Hieruit volgt dat GN-postonderverdeling 1702 90 95, die betrekking heeft op „andere” suikers dan die welke onder de andere postonderverdelingen van postonderverdeling 1702 90 ervan vallen, aldus moet worden uitgelegd dat een product dat in droge toestand niet 50 gewichtspercenten fructose bevat, niet onder deze onderverdeling valt.
44
Wat in de tweede plaats de uitlegging van GN-postonderverdeling 2912 49 00 betreft, welke onder hoofdstuk 29 („Organische chemische producten”) valt, preciseert aantekening 1, onder a) en d), op dat hoofdstuk dat de posten van dit hoofdstuk, voor zover uit de context niet het tegendeel blijkt, uitsluitend betrekking hebben op „geïsoleerde chemisch welbepaalde organische verbindingen, ook indien zij onzuiverheden bevatten”, alsmede de waterige oplossingen ervan.
45
De GS-toelichtingen op hoofdstuk 29 ervan vermelden in hun algemene overwegingen dat „[e]en geïsoleerde chemisch welbepaalde verbinding [...] een stof [is] die bestaat uit één soort molecule (bijvoorbeeld covalent of ionisch) waarvan de samenstelling bepaald wordt door een vaste verhouding tussen de elementen en die kan worden weergegeven met één enkel structuurdiagram”. Bovendien is in deze toelichtingen vermeld dat een dergelijke verbinding in beginsel onzuiverheden mag bevatten. Zij preciseren ten eerste dat „[d]e term onzuiverheden [...] uitsluitend betrekking [heeft] op stoffen waarvan de aanwezigheid in een chemisch welbepaalde verbinding enkel en rechtstreeks voortvloeit uit het vervaardigingsproces (het zuiveren daaronder begrepen)” en ten tweede dat „deze stoffen mogen voortkomen uit ongeacht welke elementen die in de loop van het vervaardigingsproces zijn gebezigd”, waaronder de „niet-omgezette basisstoffen”, „onzuiverheden aanwezig in de basisstoffen”, „reagentia gebruikt in het vervaardigingsproces (het zuiveren daaronder begrepen)”, en bijproducten.
46
Wat meer in het bijzonder post 2912 van de GN betreft, deze ziet op „aldehyden, ook indien met andere zuurstofhoudende groepen”, „cyclische polymeren van aldehyden” en „paraformaldehyde”. Tot de onder deze post vallende producten behoren met name de onder GN-postonderverdeling 2912 49 00 vallende „andere” aldehydealcoholen, aldehyde-ethers, aldehydefenolen en aldehyden met andere zuurstofhoudende groepen.
47
In casu blijkt uit het dossier waarover het Hof beschikt op het eerste gezicht dat het in het hoofdgeding aan de orde zijnde product in droge toestand naast 73,6 gewichtspercenten acetaldehydehydroxide, ook andere aldehyden, levoglucosan, hydroxyacetone en acetylzuur bevat, die in droge toestand 26,3 gewichtspercenten uitmaken.
48
Voor zover het in het hoofdgeding aan de orde zijnde product naast water andere stoffen dan acetaldehydehydroxide bevat, hetgeen de verwijzende rechter dient na te gaan, is het geen waterige oplossing van een stof die bestaat uit één soort molecule waarvan de samenstelling wordt bepaald door een vaste verhouding tussen de elementen en die kan worden weergegeven met één enkel structuurdiagram in de zin van de in punt 45 van het onderhavige arrest vermelde toelichtingen op hoofdstuk 29 van het GS. Deze andere stoffen, die in niet onaanzienlijke hoeveelheden aanwezig zijn in het in het hoofdgeding aan de orde zijnde product, kunnen geen „onzuiverheden” in de zin van die toelichtingen vormen. Zoals de Commissie in antwoord op een vraag van het Hof heeft opgemerkt, blijkt immers uit het octrooi dat aan de orde is in het dossier waarover het Hof beschikt, dat deze andere stoffen doelbewust in aanzienlijke aantallen in dit product zijn gelaten om het als bruiningsmiddel specifiek geschikt te maken voor de kleuring en aromatisering van levensmiddelen.
49
Volgens aantekening 1 op hoofdstuk 29 van de GN mogen in de producten die onder dit hoofdstuk vallen weliswaar onzuiverheden voorkomen, doch deze hebben noodzakelijkerwijs een residueel karakter zodat zij niet afdoen aan het „geïsoleerde” voorkomen van de betrokken organische verbinding. Een product dat uit het vervaardigingsproces resulterende onzuiverheden bevat die het geschikt maken voor bijzondere toepassingen die verschillen van het algemene gebruik ervan, kan daarentegen niet meer als „geïsoleerd” in de zin van aantekening 1 a) op hoofdstuk 29 van de GN worden beschouwd, aangezien dergelijke onzuiverheden beslissend zijn voor het gebruik ervan (arrest van
20 juni 2013, Agroferm, C‑568/11, EU:C:2013:407, punten 32 en 35
).
50
Bijgevolg moet GN-postonderverdeling 2912 49 00 aldus worden uitgelegd dat een product waarin andere stoffen dan acetaldehydehydroxide in niet onaanzienlijke hoeveelheden aanwezig zijn en waarvan sommige doelbewust in dit product zijn gelaten om het geschikt te maken voor een specifiek gebruik, als waterige oplossing van een geïsoleerde chemische welbepaalde verbinding niet onder deze onderverdeling valt.
51
In de derde plaats moet, voor zover de Commissie in haar schriftelijke opmerkingen heeft betoogd dat het in het hoofdgeding aan de orde zijnde product kan worden ingedeeld onder postonderverdeling 3824 90 92 van hoofdstuk 38 („Diverse producten van de chemische industrie”) van de GN, worden opgemerkt dat dit hoofdstuk volgens zijn aantekening 1 a) niet ziet op andere dan de in de punten 1 tot en met 5 van dit punt a) genoemde geïsoleerde chemisch welbepaalde verbindingen, die in casu niet relevant zijn. Hieruit volgt dat het in het hoofdgeding aan de orde zijnde product, aangezien het geen geïsoleerde chemisch welbepaalde verbinding is, volgens deze aantekening onder hoofdstuk 38 van de GN kan vallen.
52
Voorts blijkt uit aantekening 1 b) op dit hoofdstuk dat dit hoofdstuk niet ziet op „mengsels van chemicaliën met voedingsstoffen of andere stoffen die voedingswaarde bezitten, van de soort gebruikt bij de bereiding van producten voor menselijke consumptie”.
53
In de toelichtingen op hoofdstuk 38 van het GS staat te lezen dat de omschrijving „voedingsstoffen of andere stoffen die voedingswaarde bezitten” voornamelijk doelt op eetbare producten van afdeling I tot IV van het GS. Tevens is daarin vermeld dat „[d]e enkele aanwezigheid van voedingsstoffen of andere stoffen die voedingswaarde bezitten in een mengsel [...] niet voldoende [is] om dit mengsel door toepassing van aantekening 1 b) op hoofdstuk 38 hiervan uit te sluiten”, en dat „[s]toffen waarvan de voedingswaarde ten aanzien van hun functie als chemisch product, bijvoorbeeld als levensmiddelenadditief of technische hulpstof, enkel bijzaak is [...] geen voedingsstoffen [zijn] of stoffen die voedingswaarde bezitten in de zin van deze aantekening”. Deze toelichtingen vermelden voorts dat „mengsels die door aantekening 1 b) uitgesloten zijn van hoofdstuk 38 behoren tot die soort van producten die bij de vervaardiging van levensmiddelen gebruikt worden en waarvan de waarde op hun voedingseigenschappen berust”.
54
Onder hoofdstuk 38 van de GN valt met name post 3824, die betrekking heeft op „bereide bindmiddelen voor gietvormen of gietkernen; chemische producten en preparaten van de chemische of van aanverwante industrieën (mengsels van natuurlijke producten daaronder begrepen), elders genoemd noch elders onder begrepen”, en meer in het bijzonder postonderverdeling 3824 90 92, die betrekking heeft op „chemische producten of preparaten, voornamelijk samengesteld uit organische verbindingen, elders genoemd noch elders onder begrepen”, „in vloeibare vorm bij 20 °C”, en een restcategorie binnen die post vormt.
55
In casu wordt het product dat in het hoofdgeding aan de orde is, zoals blijkt uit de punten 37 en 39 van het onderhavige arrest, in de voedingsindustrie onder de benaming „karamel” (E 150a) gebruikt als kleurstof of rookaroma als bedoeld in verordening nr. 1333/2008, deel B, punt 1. Een dergelijk gebruik kan erop wijzen dat dit product als voornaamste functie heeft te worden gebruikt als levensmiddelenadditief, ook al heeft het daarnaast voedingswaarde. Onder voorbehoud van deze verificatie door de verwijzende rechter kan het in het hoofdgeding aan de orde zijnde product onder GN-postonderverdeling 3824 90 92 vallen.
56
Gelet op een en ander moet op de gestelde vraag worden geantwoord dat de GN aldus moet worden uitgelegd dat een waterige oplossing die wordt verkregen door thermische ontbinding van dextrose en die onder meer bestaat uit aldehyden en in water oplosbare ketonen, niet onder GN-postonderverdeling 1702 90 95 valt, die met name betrekking heeft op invertsuiker en andere suiker en suikerstropen die in droge toestand 50 gewichtspercenten fructose bevatten en die niet zijn ingedeeld onder andere postonderverdelingen van GN-post 1702, en evenmin onder postonderverdeling 2912 49 00 ervan, die betrekking heeft op „andere” aldehydealcoholen, aldehyde-ethers, aldehydefenolen en aldehyden met andere zuurstofhoudende groepen, maar wel onder GN-postonderverdeling 3824 90 92, die betrekking heeft op „chemische producten of preparaten, voornamelijk samengesteld uit organische verbindingen, elders genoemd noch elders onder begrepen”„in vloeibare vorm bij 20°C”, mits de eventuele voedingsvoorwaarde van deze oplossing bijkomstig is ten opzichte van de functie ervan als chemisch product en levensmiddelenadditief.
Het Hof (Negende kamer) verklaart voor recht: