Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 22 juni 2021
Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 22 juni 2021
Gegevens
- Instantie
- Hof van Justitie EU
- Datum uitspraak
- 22 juni 2021
Uitspraak
Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 22 juni 2021 – Mitliv Exim
(Zaak C‑81/20)(1)
"„Prejudiciële verwijzing - Artikel 53, lid 2, en artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof - Belasting over de toegevoegde waarde (btw) - Richtlijn 2006/112/EG - Grondrechten - Beginsel ne bis in idem - Cumulatie van strafrechtelijke en administratieve sancties - Niet-toepasselijkheid - Bijkomende fiscale verplichtingen - Rente over een bedrag dat de belastingplichtige in het kader van een strafprocedure heeft betaald”"
Prejudiciële vragenOntvankelijkheidNoodzaak om het Hof voldoende preciseringen over de feitelijke en juridische context te verstrekkenDraagwijdteVerzoek dat niet voldoende preciseringen over de feitelijke en juridische context verstrektOnmogelijkheid voor het Hof om de verwijzende rechterlijke instantie een nuttig antwoord te gevenKennelijke niet-ontvankelijkheid
(Art. 267 VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 23; Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 53, lid 2, en art. 94)
(zie punten 28-36)
Dictum
De artikelen 2 en 63 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, moeten aldus worden uitgelegd dat wanneer belastbare handelingen hebben plaatsgevonden en daarover belasting over de toegevoegde waarde verschuldigd is, een betaling, zelfs een voorlopige betaling, ter voldoening van de overeenkomstige belastingvordering niet kan worden aangemerkt als onverschuldigde betaling, en geen rente kan opleveren voor de belastingplichtige die haar heeft verricht.