Arrest van het Hof (Tiende kamer) van 8 september 2022

1. Hogere voorzieningMiddelenOntoereikende motiveringOmvang van de motiveringsplichtVerplichting van het Gerecht om zijn redenering duidelijk en ondubbelzinnig tot uitdrukking te brengen

[Art. 256, lid 1, tweede alinea, VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 36 en 53, eerste alinea; Reglement voor de procesvoering voor het Gerecht, art. 117, m)]

(zie punten 50‑54)

2. Gemeenschappelijke handelspolitiekBescherming tegen dumpingpraktijkenAntidumpingprocedureAntidumpingrechten die zijn ingesteld krachtens antidumpingbasisverordening nr. 1225/2009Arrest waarbij de verordeningen houdende instelling van de antidumpingrechten ongeldig zijn verklaardVerordening tot uitvoering van het arrest houdende de ongeldigverklaringVaststelling van die verordening op de grondslag van antidumpingbasisverordening 2016/1036Toelaatbaarheid

(Verordening 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad, art. 9 en 14, lid 1)

(zie punten 57‑59)

3. Gemeenschappelijke handelspolitiekBescherming tegen dumpingpraktijkenAntidumpingprocedureArrest waarbij de verordeningen houdende de instelling van antidumpingrechten ongeldig zijn verklaardVaststelling van een verordening tot uitvoering van het arrest houdende de ongeldigverklaringOpnieuw instellen van antidumpingrechten ten aanzien van de invoer die heeft plaatsgevonden tijdens de periode waarin de ongeldig verklaarde verordeningen van toepassing warenSchending van het evenredigheidsbeginselGeen

(Art. 266 VWEU; verordening 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad)

(zie punten 65‑69)

4. Gemeenschappelijke handelspolitiekBescherming tegen dumpingpraktijkenBeoordelingsbevoegdheid van de instellingenWijziging van de aanpak betreffende de onderwerping van bepaalde importeurs aan opnieuw ingestelde antidumpingrechtenWijziging als gevolg van de herverdeling van bevoegdheden tussen de Raad en de CommissieToelaatbaarheidSchending van het gelijkheidsbeginsel en van het non-discriminatiebeginselGeen

(Verordening 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad, art. 9, lid 4; verordening nr. 384/96 van de Raad, art. 9, lid 4, en verordening nr. 1225/2009 van de Raad, art. 9, lid 4)

(zie punten 71‑80, 88)

5. Hogere voorzieningMiddelenRechtsoverwegingen van een arrest die het Unierecht schendenDictum gegrond wegens andere rechtsoverwegingenAfwijzing

(Art. 256, lid 1, tweede alinea, VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 58, eerste alinea)

(zie punt 81)

6. Gemeenschappelijke handelspolitiekBescherming tegen dumpingpraktijkenAntidumpingprocedureArrest waarbij de verordeningen houdende de instelling van antidumpingrechten ongeldig zijn verklaardVaststelling van een verordening tot uitvoering van het arrest houdende de ongeldigverklaringHervatting van de procedure die aan de ongeldig verklaarde verordeningen voorafging, teneinde de antidumpingrechten opnieuw in te stellenToelaatbaarheidVerstrijken van de verjaringstermijn van de douaneschuldGeen invloedSchending van het beginsel van gewettigd vertrouwenGeen

(Verordening nr. 2913/92 van de Raad, art. 217, lid 1, en 221, leden 1 en 3; verordening nr. 384/96 van de Raad, art. 9, lid 4, en verordening 2016/223 van de Commissie, art. 1, lid 2)

(zie punten 83‑87)

Dictum

1) De hogere voorziening wordt afgewezen.

2) Puma SE, Puma United Kingdom Ltd, Puma Nordic AB, Austria Puma Dassler GmbH, Puma Italia Srl, Puma France SAS, Puma Denmark A/S, Puma Iberia SL en Puma Retail AG worden verwezen in hun eigen kosten en in die van de Europese Commissie.